22

In het ziekenhuis wisselden rustige momenten zich af met een enorme drukte, wanneer lange rijen voertuigen overlevenden aanvoerden, van wie de meesten – zo had een verpleegkundig Will verteld – werden behandeld voor ondervoeding of onderkoeling. Hij hoorde hoe ze dag en nacht door de gang werden gereden en ving een glimp op van de soldaten die kennelijk de leiding hadden.

In de dagen na de operatie moest Will het bed houden. Tijdens een van de rustige periodes had er een diepe stilte in het pand gehangen en had hij afwezig naar het plafond liggen staren, totdat hij opeens uit zijn apathie werd gewekt. De deur van zijn kamer ging een paar centimeter open alsof er een bries door de gang was gewaaid. Hij bleef kijken voor het geval er elk moment iemand bij hem op bezoek kon komen. ‘Jiggs – ben jij dat?’ zei hij, omdat hij zich afvroeg of het de man was met de gave zichzelf vrijwel onzichtbaar te kunnen maken.

Er was echter niemand en Will mompelde beschaamd: ‘Ik word zeker gek.’

Toen gebeurde er iets heel raars.

Er klonk een krassend geluid op het linoleum en boven Wills voeten aan het uiteinde van het bed dook een kattenkop op. ‘Bartleby!’ riep Will uit en hij dacht echt dat hij een geest zag. De Jager besnuffelde hem nieuwsgierig, liet zijn snuit toen tot vlak boven de grond zakken en draafde door de hele kamer. Het dier vond blijkbaar allerlei nieuwe, interessante Bovengronderse geuren die het nog niet eerder was tegengekomen. ‘Niet helemaal,’ zei mevrouw Burrows, die nu met de eerste officier de kamer binnen kwam. ‘Het is een van zijn kittens.’ ‘Kittens? Hij is anders reusachtig!’ zei Will met een stralende blik tegen zijn moeder. Hij was dolblij om haar na wat als een eeuwigheid aanvoelde weer terug te zien.

‘En hoe gaat het met mijn zoon?’ Mevrouw Burrows kwam naar Will toe en omhelsde hem stevig. ‘Jiggs heeft me verteld dat je goed herstelt van je operatie.’

‘Ja, we hebben gehoord dat jullie hierboven het gevecht van jullie leven hebben gevoerd,’ zei de eerste officier, die Wills hand vastklemde in zijn eigen kolenschop van een knuist en hem hartelijk schudde.

Kitten Bartleby, of gewoon Bartleby, zoals de eerste officier hem noemde, omdat dat gemakkelijker was, was meteen dol op Will en klom op zijn bed. De Jager wilde duidelijk spelen, want hij liet zich op zijn rug rollen en gaf Will tikjes met zijn buitensporig grote poten.

‘God, het zou echt zo Bartleby kunnen zijn,’ zei Will. ‘Hij ziet er precies zo uit.’ De kat had de doorzichtige slangetjes ontdekt die onder Wills deken vandaan kwamen en begon op een ervan te kauwen. ‘Nee, dat mag niet!’ zei Will haastig tegen de kat en hij probeerde hem weg te duwen.

Mevrouw Burrows haalde de kat van het bed en vertelde Will dat de eerste officier en zij al hun tijd in Highfield doorbrachten, waar heel veel Kolonisten hielpen met de grote schoonmaakoperatie en waar heel veel van hen wilden gaan wonen. ‘Het ironische is dat de voorspellingen uit het Boek der Catastrofen in zekere zin zijn uitgekomen,’ zei mevrouw Burrows tegen Will. ‘De Kolonisten hebben de wereld boven weer voor zichzelf. Er staat een complete lege stad klaar voor degenen die terug willen naar Bovengronds. Er is in Highfield namelijk niemand meer in leven.’

‘Helemaal niemand? Is iedereen dood?’ vroeg Will zacht.

Er werd op de deur geklopt en Parry kwam naar binnen.

‘Je ziet er al een stuk beter uit, knul,’ zei hij. Daarna vroeg hij mevrouw Burrows en de eerste officier of ze het erg zouden vinden om hem even alleen te laten met Will.

‘Er is op de begane grond een tijdelijke kantine ingericht,’ vertelde Parry hun. ‘Als je het even vraagt bij de receptie, kunnen ze je wel vertellen waar die is.’

‘Maak je geen zorgen, volgens mij kan ik die zelf wel vinden,’ antwoordde mevrouw Burrows. Ze tikte tegen haar neus en knipoogde naar Will. De eerste officier en zij wandelden naar buiten, maar lieten Bartleby slapend met al zijn poten in de lucht achter op Wills bed.

‘Jiggs heeft me verteld dat je nu premier bent,’ zei Will met een glimlach tegen Parry. ‘Betekent dit dat ik nu meneer tegen je moet zeggen?’

Parry trok zijn wenkbrauwen op. ‘Dat dacht ik niet – trouwens, alsof jij me ooit respectvol hebt behandeld.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Bovendien ben ik alleen maar premier tot ze iemand van het oude kabinet hebben gevonden om het werk van me over te nemen.’

Parry keek door het raam toen de volgende helikopter de landing inzette. ‘Nu het risico is afgenomen, begint de noodhulp van de internationale gemeenschap op gang te komen,’ zei hij.

‘Is dat echt zo?’ vroeg Will. ‘Is het waar dat er niet één Styx Bovengronds is gebleven of iemand met Styxbloed in zich, zoals Elliott?’

Parry’s gezicht stond bedroefd en hij wendde even zijn blik af. ‘Ja, dat is waar. Er is helemaal niemand van hen meer over, dus zou je kunnen zeggen dat we uiteindelijk hebben gewonnen, ook al zijn we gaandeweg wel een paar goede mensen kwijtgeraakt,’ zei hij. ‘Elliott natuurlijk, maar ook Eddie en zijn team.’ Parry zuchtte. ‘En dan is er nog Chester en wat hem is overkomen…’

‘En Drake… ik vind het zo ontzettend erg van Drake,’ zei Will zacht, omdat hij besefte dat hij iets tegen Parry moest zeggen over zijn zoon. En omdat hij zich nog niet sterk genoeg voelde om al over het verlies van zijn vriend na te denken.

‘Dank je.’ Parry knikte kort en staarde hem indringend aan. ‘Will, ik ben hier helaas niet alleen om te kijken hoe het met je gaat. Ik moet je ook debriefen. Er zitten nog steeds een paar gaten in onze kennis en ik wil jouw versie van de gebeurtenissen graag horen.’

‘Dat klinkt wel erg officieel,’ zei Will.

‘Dat is het ook, vrees ik, en ik zal mettertijd een volledige verklaring van je moeten hebben. Zie je, er is een internationaal onderzoek aan de gang, niet in de laatste plaats omdat diverse landen ons ervan beschuldigen dat we ongeautoriseerde onderaardse atoomproeven uitvoeren. Ze beweren dat die de reden zijn dat er overal ter wereld een trilling voelbaar was en dat als gevolg van die proeven de Armagi, kennelijk een gemuteerde soort die door hoge straling is ontstaan, zich hebben gevormd. Nou ja, volgens de Fransen dan.’ Parry grinnikte en trok een wenkbrauw op. ‘De Amerikanen kunnen het er maar niet over eens worden of ze ons nu een Congressional Medal of Honour moeten geven of ons allemaal moeten veroordelen voor een internationaal misdrijf tegen de menselijkheid. Jij staat trouwens ook op die lijst, Will, om beide redenen.’

Will lachte onbehaaglijk.

Parry keek weer ernstig. ‘Jij hebt meer tijd met Elliott doorgebracht dan wie ook,’ zei hij. ‘Je moet me vertellen wat jij je nog van haar herinnert en hoe het aan het eind precies is gegaan.’

‘Oké, maar mijn geheugen is wel een beetje vaag vanaf het moment dat de Armagi me te pakken kregen en ik naar St. Paul’s werd gebracht,’ antwoordde Will. ‘Waarom is Elliott trouwens zo belangrijk in dit alles?’

‘Omdat een flink aantal mensen doodsbang is voor wat er kan gebeuren als een of andere buitenaardse macht zeggenschap heeft gekregen over ons lot,’ zei Parry.

Terwijl Bartleby aan zijn voeten lag te snurken, beschreef Will wat er met Elliott was gebeurd tijdens hun tijd samen in de inwendige wereld, de ontdekking van de piramide en de onverwachte verschijning van de toren. Parry onderbrak Will niet één keer toen hij vertelde hoe Elliott en hij naar de wereld buiten waren teruggekeerd en daarna de scepter hadden gevonden in een Egyptische sarcofaag.

‘Je kunt dus niet verklaren wat het was dat Elliott stuurde in dit hele proces?’ vroeg Parry. ‘Het lijkt er namelijk op dat ze bij elke volgende stap precies wist wat ze moest doen.’

Will schudde zijn hoofd. ‘Dat wist ze zelf niet eens. Mijn vader zou het misschien het “genetisch geheugen” hebben genoemd.’ Will wreef over zijn voorhoofd. ‘Iets heel diep hierbinnen vanwege haar Styxbloed – iets wat was ontwaakt door de energie van de piramide, denk ik. Ik weet niet hoe ik het anders moet uitleggen.’

Parry en Will kletsten nog een tijdje door tot mevrouw Burrows en de eerste officier terugkwamen. Toen Parry opstond om te vertrekken, werd Bartleby wakker. Hij sprong meteen naar het raam en tuurde met zijn poten op de vensterbank naar de horizon.

‘Malle kitten,’ zei mevrouw Burrows liefkozend. ‘Wat ziet hij nu toch weer?’

Will probeerde zichzelf kreunend overeind te hijsen, zodat hij netjes afscheid kon nemen van Parry, toen ook zijn aandacht werd getrokken door iets buiten het raam.

‘Wat is er?’ vroeg de eerste officier.

‘Ik weet het niet,’ mompelde Will peinzend. ‘Ligt het… ligt het aan mij of ziet de zon er kleiner uit dan anders?’

Parry grinnikte bij het horen van Wills opmerking en had zijn hand al op de deurkruk om te vertrekken toen zijn satelliettelefoon overging. Hij bleef staan om hem tevoorschijn te halen en er een blik op te werpen. ‘Amerika aan de lijn,’ zei hij.

‘Hij ziet er echt kleiner uit, hoor,’ prevelde Will, die nog steeds gebiologeerd naar de bleke schijf aan de hemel staarde. Bartleby was niet van zijn plek bij het raam geweken, alsof zijn diereninstinct hem iets vertelde.

‘Ja, Bob, wat kan ik voor je doen?’ vroeg Parry.

‘Dat is het!’ riep Will plotseling. ‘Dat is wat ze me heeft verteld! Het laatste wat Elliott tegen me zei was dat we allemaal naar huis gingen… dat ze zoiets als een recall moest instellen.’ ‘Wat bedoel je daarmee: dat we allemaal naar huis gaan? Welk huis?’ vroeg mevrouw Burrows.

‘Wát zegt NASA?’ brulde Parry in zijn telefoon.

‘Elliott zei dat er een recall nodig was om de Styx en Armagi tegen te houden,’ zei Will. ‘Ze wist niet waar we naartoe gingen, maar ze zei wel dat zoiets als dit zou kunnen gebeuren. Dat de hele planeet of het ruimteschip of hoe je het ook wilt noemen in beweging zou komen.’

‘Dat klinkt allemaal wel erg bizar, Will,’ zei mevrouw Burrows. ‘Hoe kun je nu geloven in die theorie van een planeet als ruimteschip?’

‘Als jij had gezien wat ik binnen in de aarde heb gezien, zou je dat niet zeggen. En nee, het is helemaal niet bizar, als je er eens goed over nadenkt,’ antwoordde Will. ‘Waarom denk je dat de mens altijd meteen onder de grond kruipt bij het eerste teken van moeilijkheden? Omdat we ons daar veilig voelen. Waarom denk je dat sir Gabriel Martineau en al die Kolonisten samen met de Styx een stad onder de grond hebben gebouwd?’ vroeg Will aan zijn moeder en de eerste officier. ‘Omdat het een aangeboren instinct is. Omdat het hart van de aarde de plek is waar we allemaal vandaan zijn gekomen en misschien proberen we wel al duizenden jaren lang om terug naar huis te gaan.’

Parry praatte nog steeds met Bob en liep nu met zijn hand om het mondstuk gevouwen snel naar het raam. Bartleby stond nog steeds met zijn poten op de vensterbank en keek Parry nieuwsgierig aan.

Toen draaide Parry zich met een asgrauw gezicht om naar Will. ‘De laatste positionele informatie van NASA is dat de aarde zijn baan aan het verlaten is. Volgens NASA is dit ongekend. Ze denken dat de planeet zich van de zon verwijdert.’

‘Zei ik toch,’ zei Will. Hij ging moeizaam rechtop zitten. ‘Mam, kun jij uitzoeken wat ze met mijn kleren hebben gedaan? En kun je ook een dokter halen om iets aan die slangetjes te doen, want ik kom niet ver met die dingen in mijn lijf.’

‘Hoezo? Waar ga je dan naartoe?’ vroeg mevrouw Burrows. Will keek weer door het raam naar buiten. ‘Jullie moeten al die Kolonisten weer onder de grond zien te krijgen en ik ga met jullie mee terug. Het lijkt me namelijk niet verstandig dat iemand van ons langer dan strikt noodzakelijk hierboven op aarde blijft.’

‘Bob – sorry dat ik je heb laten wachten,’ zei Parry. ‘Ja, je hebt helemaal gelijk. Kennelijk hebben we weer een nieuw probleem. Een heel ernstig probleem.’