29

 

 

 

 

 

Met kille afschuw voelde ik dat Akinli dood zou gaan, dat zijn einde nabij was. Door dezelfde merkwaardige verbinding waardoor ik wist dat hij in Port Clyde was en niet in Miami, de verbinding die me soms een vreemd gevoel van rust gaf, wist ik het zeker.

Ik kneep mijn ogen stijf dicht, maar had geen tranen meer. Mijn lijf schokte van de droge snikken. Als ik Akinli wilde redden, moest ik snel zijn. Het draadje dat onze levens hooghield en onze zielen met elkaar verbond, stond op knappen. Al wist ik niet of mijn leven ook zou eindigen als hij stierf, als mijn onaantastbare lijf zo kon instorten, was ik er zeker van dat de dood er uiteindelijk op zou volgen.

‘Ik begrijp het nog steeds niet,’ zei ik schor. ‘Als mensen zichzelf door onze stemmen verdrinken, waarom zou mijn zwijgen dan Akinli doden?’

Miaka wreef in haar ogen en dacht diep na. ‘Ik weet het niet. Hoe werkt het allemaal?’

‘Misschien kunnen we dat als uitgangspunt nemen. Navraag bij de Oceaan doen over onze stem en het lied.’ Elizabeth haalde haar schouders op. Ze leek al net zo gefrustreerd als Miaka.

‘Kom je met me mee?’ vroeg Miaka smekend aan Elizabeth. ‘Jij was degene die dacht dat we misschien wel iets zouden vinden als we dit spoor volgden. Misschien stel jij wel een vraag die nooit bij mij zou zijn opgekomen.’

Elizabeth knikte. ‘Natuurlijk.’ Ze wendde zich tot mij. ‘Heb je nog iets nodig?’

‘Nee. En zo ja, dan heb ik Padma.’

Padma leunde opzij en drukte zich even tegen me aan. ‘Ik ben er voor je.’

‘We redden ons wel.’

Ik keek Elizabeth en Miaka na, die wegliepen. Ze hielden elkaars hand stevig vast.

Dit was allemaal mijn schuld. Het enige wat ik ooit van plan was geweest, was me aan de regels houden, en nu ik ze had overtreden, gebeurde er dit. Mijn zusters maakten zich vreselijk zorgen, ik kon niet meer samen zijn met de Oceaan, en Akinli lag op sterven. Allemaal door mij.

‘Sorry dat ik je hierbij heb betrokken, Padma. Gewoonlijk gebeurt er echt niet zoveel in ons leven, dat zweer ik je.’ Ik grinnikte zwakjes en veegde langs mijn ogen op de plek waar mijn tranen hadden moeten zitten.

‘Ik vind het niet erg. Het is fijn om het gevoel te hebben dat wat ik doe een doel heeft. Ik weet dat ik iets kan betekenen voor de Oceaan en voor mijn zusters. Dat geeft me voldoening. De vraag is wat ik de hele dag moet doen wanneer je weer beter bent.’

‘Ik waardeer je optimisme.’

Ze perste haar lippen op elkaar. ‘Ik doe mijn best. Toen jullie me vonden, was ik lastig. Ik moet veel loslaten. Een heleboel is al verdwenen, en jullie hebben me geholpen rust te vinden, maar ik moet nog veel dingen over mezelf opnieuw leren.’

‘Zoals?’ Ik trok een stuk van mijn deken over haar heen, en ze kroop eronder tegen me aan.

‘Dat ik echt werk kan doen. Dat ik niemand tot last ben. Dat ik net als alle anderen een kans verdien om een bestaan op te bouwen. Dat het mogelijk is om van me te houden.’

Ik pakte haar hand. ‘O, Padma, het is niet alleen mogelijk, het is onvermijdelijk. Je bent ons heel dierbaar, en de Oceaan ook.’

‘Dat weet ik. Hoe beangstigend ik haar ook vind, ik voel de liefde die achter haar agressie schuilgaat.’

Ondanks mijn woede tegenover de Oceaan vanwege de rol die ik voor haar moest spelen, wist ik dat ze Padma zou koesteren zoals ze ons allemaal koesterde. ‘Geef haar wat tijd, dan zal ze de moeder zijn die je eigenlijk had moeten hebben.’

 

‘Onze stemmen zijn vergif,’ zei Miaka.

‘Vergif?’

‘Ja. Onze uitwerking op mensen is tweeledig. Ten eerste lokt het lied hen de dood in. En ten tweede zijn onze stemmen giftig. Volgens mij is dat wat hier aan de hand is. De restanten van je stem breken Akinli’s lijf af, en omdat geluid anders is dan een pil of vloeistof, weten de artsen volgens mij niet waarnaar ze moeten zoeken.’

Ik knikte. ‘Oké. Vergif. Hoe zit het met het lied?’

Elizabeth sloeg haar armen om haar bovenlichaam heen. ‘Ik snap nu dat het opgebouwd is uit geluiden die we ergens wel herkennen maar niet volledig begrijpen. Het lied heeft een beetje van alle talen in zich. De Oceaan heeft me verteld wat de woorden betekenen. Eigenlijk is het best hartverscheurend.’

Miaka zei de tekst op, op een zangerige toon waarin de vertrouwde melodie weerklonk, al pasten de lettergrepen niet helemaal in de melodie.

 

Gooi je hart nu in de golven

Je ziel is verloren, doch niet vergeefs

Drink me in en geef je over

Talloze levens in ruil voor één

 

Laat nu los en drink mijn water

Drink, zink, laat het leven los

Drink, zink, laat het leven los

 

Je bent niet minder, ook niet meer

Ieder moet sterven, iedereen rusten

Geef je lichaam aan me over

De zee zal je laatste rustplaats zijn

 

Laat nu los en drink mijn water

Drink, zink, laat het leven los

Drink, zink, laat het leven los.

 

Daarna waren we stil. We lieten de betekenis van de klanken die we altijd hadden gemaakt tot ons doordringen. Ik had al verschillende keren gedacht dat het een fraaie mengeling van talen was, en nu was ik ervan overtuigd dat het lied zo was opgebouwd dat iedereen, ongeacht zijn of haar afkomst, de roep om te sterven zou verstaan.

Ik rilde. ‘Het is een wiegeliedje voor een dodenmars.’

‘Er klinkt een belofte in door, en het is prachtig verleidelijk. “Talloze levens in ruil voor één.” Het betekent dat je met jouw dood het leven van massa’s andere mensen redt. Griezelig poëtisch.’ Ik merkte dat Miaka een innerlijke strijd leverde, dat ze walgde van het lied maar er ook bewondering voor had.

‘Wat betekent dit nu? Geeft het ons hoop dat we Akinli kunnen redden?’

Miaka beet op haar lip. ‘Ik weet het niet. Volgens mij zien we iets over het hoofd. Onze stemmen zijn giftig, en het lied dat we zingen lokt mensen de dood in. Je hebt het lied niet voor Akinli gezongen – misschien is hij daarom nog in leven – maar niets van wat we hebben gevonden verklaart waarom jij ook ziek bent.’

Padma fronste haar wenkbrauwen. ‘Wat zei de Oceaan nog meer?’

‘Toen ze uitlegde hoe onze stemmen werken, leek ze te accepteren dat Akinli ziek is,’ zei Elizabeth. ‘Op onze vraag waarom Kahlen ziek is, antwoordde ze alleen dat het onmogelijk was.’

Ik knipperde met mijn ogen. ‘Dat zei ze ook tegen mij,’ zei ik, terwijl ik aan het ogenblik terugdacht. Er had toch iets vreemds in haar stem doorgeklonken? Iets zwaarmoedigs, een aarzeling, een toon waaruit bleek dat het niet echt onmogelijk was, maar dat het eerder iets was wat ze weigerde te geloven.

Mijn hele lijf voelde rauw en pijnlijk aan. Toen ik probeerde op te staan, begon de kamer op een misselijkmakende manier om me heen te draaien en liet ik me hijgend weer in de kussens zakken.

‘Niet doen,’ zei Elizabeth op scherpe toon. ‘Wat ben je van plan?’

Ik strekte mijn armen uit naar mijn zusters. ‘Breng me naar de Oceaan,’ zei ik smekend. ‘Alsjeblieft.’