9
Het grootste deel van de tijd bleef ik op mijn kamer. Ik wachtte tot er iets zou gebeuren, maar zo werkt het in het leven niet. In een gesloten omgeving herhaalt alles zich alleen.
Elizabeth was uiteraard de eerste die besloot eropuit te gaan. Na bijna een maand binnen te hebben gezeten, klopte ze op mijn deur. ‘Miaka heeft net weer een werk verkocht. We gaan shoppen om het te vieren. Kunnen we iets voor je meebrengen?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Een paar maillots misschien. En een trui of twee. Daarmee kan ik doen alsof ik een wintergarderobe heb, mocht ik naar buiten moeten.’
‘Ben je dat binnenkort van plan? Naar buiten gaan, bedoel ik?’ Ze vroeg het achteloos, maar haar ogen stonden scherp.
Ik richtte mijn aandacht weer op mijn boek. ‘Dat weet ik nog niet. Vandaag in elk geval niet.’
‘Weet je het zeker? Je kunt meekomen en je eigen maillots uitkiezen. Ik besef dat dat vragen om problemen is, maar toch,’ zei ze plagerig.
Ik schonk haar een mager glimlachje. ‘Ik zit hier goed.’
Elizabeth bleef in de deuropening staan en haalde een paar keer diep adem, alsof ze me wilde tegenspreken. Uiteindelijk liet ze het rusten.
‘Goed dan. We zijn snel weer terug.’
Ze liet de deur op een kier staan, en ik hoorde haar bezorgd tegen Miaka fluisteren: ‘Ik probeerde het achteloos te vragen, maar ze zegt dat ze hier wil blijven.’
‘Ze heeft gewoon tijd nodig,’ fluisterde Miaka terug. ‘Of er is iets gebeurd wat ze ons nog niet wil vertellen, omdat ze er niet klaar voor is, of ze kan het echt niet meer verdragen een sirene te zijn. Ze is depressief.’
‘Nou, hoe krijgen we haar uit die depressie? Zo kan ik niet leven,’ siste Elizabeth.
‘Zij zou dit wel voor ons doen. En in zekere zin heeft ze dat al gedaan.’
Ze praatten al zacht, maar Elizabeth dempte haar stem nog meer. ‘Heb je met haar gepraat? Heb je haar over de situatie verteld?’
‘De Oceaan weet het. Ze is het ermee eens dat geduld hebben de beste manier is.’
Ik sloot mijn ogen. Ook al wist ik dat mijn gemoedstoestand op dat ogenblik niet al te best was, het verbaasde me dat ze vonden dat ze een actieplan nodig hadden om met me om te gaan. Ik kon niet geloven dat ze naar de Oceaan waren gegaan.
Het scheelde niet veel of ik was de woonkamer in gestampt om hun te vertellen dat ze zich voor de verandering eens met hun eigen zaken moesten bemoeien, toen ik haar hoorde roepen.
Snel! zei ze dringend. Jullie nieuwe zuster wacht op jullie. En ze is heel bang.
Ik vloog mijn kamer en het huis uit, en zag Miaka en Elizabeth hetzelfde doen. Toen ik een blik wierp op het lege strand achter ons was ik blij dat de winter eraan kwam en niemand in de buurt van het water wilde zijn.
We renden de branding in en tilden onze benen hoog op, totdat we er diep genoeg in stonden om meegetrokken te worden.
Waar gaan we naartoe? vroeg ik.
Naar India. Wees voorzichtig met dit meisje.
Uiteraard.
Op de een of andere manier kreeg ik hetzelfde gevoel als op het moment dat Miaka zich bij ons had aangesloten, en dat baarde me zorgen. Miaka had in een vissersdorp gewoond aan de noordkust van Japan. Te oordelen naar hoe hartverscheurend ze snikte toen we naar haar toe waren gekomen, had ze om te beginnen helemaal niet aan boord van die boot moeten zitten. Ze had verteld dat ze keer op keer tegen haar ouders had gezegd dat ze bang was voor de zee. Ze had hun beloofd dat ze, zodra alles aan land was gebracht, twee keer zo hard zou werken, als ze maar niet mee hoefde met de boot.
Ze hadden haar genegeerd. Ze hadden haar gedwongen met de vissersboot de zee op te gaan.
En toen waren ze haar kwijtgeraakt.
Ik had de afgelopen tachtig jaar weinig onthouden: ik had een vage herinnering aan mijn moeders gezicht, wist dat mijn vader een snor had en dat ik twee broers had, al kon ik me hun namen niet meer herinneren. Miaka kende de naam van haar dorp en de details van haar verhaal alleen omdat wij ze haar hadden verteld.
Elizabeth had een heleboel onthouden, al leek dat vooral uit wrok te zijn. ‘Kijk eens, Jacob, ik heb door Europa gereisd. Kijk eens, moeder, ik heb de heerlijkste gerechten gegeten. Kijk eens, iedereen. Ik heb meer gedaan dan jullie ooit zouden kunnen.’
Ik weet niet wat Aisling zich herinnerde. Dat had ze nooit gezegd.
Het was de gedachte aan Miaka, zo klein en overstuur nadat ze overboord was geslagen, die me vaart deed maken om deze vreemdeling te redden. Hoe hard we ook zwommen, ik wou dat we sneller gingen.
Kahlen! Ik draaide me om en zag Aisling naast ons opdoemen.
Hoi, zei ik. Dit klinkt als een ernstig geval. Deze keer zullen we heel voorzichtig moeten zijn.
Ik vind eigenlijk dat jij deze keer het verhaal moet doen.
Ik draaide me om naar Aisling. Dat heb ik nog nooit gedaan. Jij bent de oudste. Jij hoort het te doen!
Binnenkort ben ik weg, Kahlen. Over een paar weken al. Het is beter dat ze het te horen krijgt van iemand met wie ze de tijd heeft om een echte band te krijgen.
Ik kon niet verhullen hoe zenuwachtig ik was. Het was een enorme verantwoordelijkheid aan onze nieuwe zuster uit te leggen waar ze voor zou tekenen.
Onder het zwemmen verstrengelde Aisling haar vingers met die van mij. Ik steun je als je me nodig hebt. Oké?
Wat ze zei, was eigenlijk logisch, al was ik nog steeds bang dat ik het fout zou doen. Maar ik mocht Aisling niet teleurstellen. Het was zoals de Oceaan had gezegd: ik legde mijn hele kunnen in de taken die ik moest uitvoeren.
Oké.
We focusten ons op wat voor ons lag en zochten het oppervlak af naar de omtrek van een lichaam dat wonderbaarlijk genoeg op het water lag alsof het een bed was. In de Arabische Zee vertraagden we uiteindelijk ons tempo.
Daar, boven ons! zei Miaka. We zwommen naar het meisje toe, niet wetend hoe ze op ons zou reageren, en klommen op het wateroppervlak. Daar werden we geconfronteerd met het misselijkmakendste wat ik in de vele jaren van mijn leven ooit had gezien.
Het meisje droeg een eenvoudige, onversierde sari. Het kledingstuk was op verschillende plaatsen gescheurd, en die flarden waren duidelijk niet veroorzaakt door een valpartij of ander klein incident. Het kledingstuk was met geweld verscheurd. Haar armen en benen waren bezaaid met verse blauwe plekken, maar het meest afschuwelijk waren wel de blokken beton die aan haar gehavende ledematen waren vastgebonden om haar onder water te houden.
‘Maak de touwen los. Snel,’ beval ik, en ik ging zitten om een touw om haar arm los te knopen.
Het arme, verzwakte kind liet haar hoofd mijn kant op rollen, hijgend, nog uitgeput van haar strijd.
‘Dood me alsjeblieft niet.’ Haar stem trilde.
Mijn hart deed pijn. ‘Nee, we doen je niets. Eerst maken we deze los, en dan kunnen we praten.’
Ze knikte.
‘Klaar,’ verkondigde Elizabeth.
‘Hier ook.’ Aisling pakte het kind bij een arm en hielp haar rechtop te gaan zitten.
Het meisje met haar kaneelkleurige huid en slaperige ogen keek naar haar vlekkerige armen en raakte verschillende blauwe plekken aan, alsof ze ze telde. ‘Waarom?’ riep ze. ‘Het was niet mijn schuld.’
‘Wat niet?’ vroeg ik, terwijl ik over haar haar streek.
‘Dat ik een meisje ben.’
Miaka en Elizabeth kwamen dichterbij in de hoop haar te kunnen troosten, maar Aisling bleef waar ze was en concentreerde zich op mij. ‘Hoe heet je?’ vroeg ik.
‘Padma.’ Ze veegde langs haar loopneus.
‘Hoe oud ben je?’ Ik probeerde mijn stem kalm en zacht te houden.
Ze was zo in de war dat nadenken haar moeite kostte. ‘Zestien.’
‘Wat kun je je nog herinneren, Padma?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Ik wil me niets herinneren.’
Weer streek ik over haar haar. Ik voelde angst in haar opwellen. ‘Dat is oké. Kun je ons vertellen hoe je in het water bent terechtgekomen?’
Met een mengeling van nieuwsgierigheid en schaamte op haar gezicht keek ze ons aan.
‘Door mijn vader.’
‘Ik ben misselijk,’ fluisterde Elizabeth.
‘Wees sterk. Voor Padma,’ zei Aisling dringend. Ook ik was zo geroerd dat ik alles wilde doen om dit makkelijker voor haar te maken.
Het ging nu niet om ons. Het ging alleen om haar. Nu wist ik hoe Marilyn zich gevoeld moest hebben toen ze Miaka en mij aansprak, hoe Aisling zich gevoeld moest hebben bij Elizabeth. Na alles wat er was gebeurd en ondanks wat er zou komen, wilde ik alleen maar dat dit meisje bleef leven.
‘Hij heeft me in het water gegooid,’ bekende ze, terwijl ze naar haar handen staarde. ‘Geen bruidsschat. Meisjes zijn te duur. Hij sloeg mijn moeder en daarna mij. Al weet ik niet meer hoe ik van ons huis naar het water ben gekomen, ik kan de steiger nog voelen onder mijn rug. Net voordat hij me het water in duwde, kwam ik bij. Hij keek helemaal niet verdrietig.’
Ik slikte om mezelf te vermannen.
Ik wist dat Miaka’s ouders haar angsten hadden genegeerd. Ik wist dat Elizabeths ouders het niet leuk vonden dat ze rebelse trekjes had. Maar niemand van ons had iets doorstaan als dit.
‘Padma,’ begon ik voorzichtig, ‘Ik ben Kahlen. Dit zijn Aisling, Elizabeth en Miaka.’ Ik hoop zo dat ik het goed uitleg. Ik hoop zo dat ze door mijn woorden zal willen blijven. ‘We zijn heel speciale jonge vrouwen en willen je graag vragen om je bij ons aan te sluiten.’
‘Waar dan?’ Behoedzaam keek Padma me aan.
Ik glimlachte. ‘Overal eigenlijk. We zijn zangeressen, sirenen. Je hebt misschien wel verhalen over ons gelezen in boeken of van ons gehoord in sprookjes. We behoren de Oceaan toe. We zingen voor haar, zodat ze kan leven en de aarde kan steunen. Begrijp je dat?’
‘Nee.’
Aisling begon te lachen. ‘Ik begreep het eerst ook niet.’
‘Ik ook niet,’ zei Elizabeth, en Miaka knikte instemmend.
Padma schonk ons een voorzichtig glimlachje. ‘Wat heb je een bleke huid!’ fluisterde ze vol verwondering naar Elizabeth.
‘Klopt.’ Elizabeth stak haar hand uit, en Padma streek met haar vingers over haar handpalm, totdat Elizabeth achteruitschoot. ‘Sorry! Dat kietelt.’
Padma lachte even en keek omlaag. Ze begon bij haar positieven te komen, want de adem stokte in haar keel. ‘Zitten we boven op het water?’
Ik knikte. ‘We behoren de Oceaan toe. Als je ervoor kiest je bij ons aan te sluiten, word jij ook van haar. Dan word je niet ouder en nooit ziek. Honderd jaar lang blijf je precies zoals je nu bent.’
Ik was even stil, zodat Padma die informatie kon verwerken. Ik zou willen dat ik meer aandacht aan dat detail had besteed toen Marilyn mij had veranderd.
‘In die periode ben je een soort wapen. Je stem zal dodelijk zijn, en dat zul je geheim moeten houden om ons allemaal te beschermen. Na die honderd jaar krijg je je stem en je leven terug. Tot die tijd dien je de Oceaan. Je zult nooit alleen zijn. Wij zullen voor je zorgen, en de Oceaan ook.’
‘En mijn ouders?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Het spijt me. Die zul je nooit meer zien.’
Haar gezicht vertrok, en ze begon te huilen.
‘Het komt goed,’ beloofde Miaka. ‘Ik miste mijn ouders en familie ooit ook. Je krijgt nu een onvoorstelbaar leven.’
‘Ik wil niet naar ze terug,’ gooide Padma eruit. ‘Ik wil ook niet sterven, maar als in leven blijven betekent dat ik naar hen terug moet, neem ik jullie aanbod graag aan. Ik ben zo blij dat ik bij hen weg kan!’
Aisling en ik glimlachten naar elkaar.
‘Je blijft dus bij ons?’ vroeg ik.
Met wijd opengesperde ogen keek ze op. ‘Jazeker! O, ja! Neem me alsjeblieft mee hiervandaan!’
Kunnen we bij haar blijven? vroeg ik de Oceaan. Voor deze ene keer?
Ja, dat is wel verstandig, denk ik.
‘Wat was dat?’ vroeg Padma.
‘We hebben je nog veel uit te leggen. Nu moet je eerst onderwater komen. Er zit een beetje van de Oceaan in je, zodat je haar kunt horen, maar ze moet het proces afmaken om je te kunnen houden.’
Al was Padma zenuwachtig, ze knikte toch.
‘Kijk hoe Elizabeth het doet.’
Mijn wilde zuster stond op, zette een paar passen en sprong elegant de Oceaan in, alsof ze simpelweg van de stoeprand de straat op sprong.
‘Zie je wel? Helemaal niet moeilijk. Kom, dan gaan we.’ Ik stond op, en Miaka, Aisling en ik begeleidden Padma het water in.
Ze hield haar adem in, wat ik aandoenlijk vond.
We zwommen om haar heen, zodat ze zich geen enkel moment alleen voelde. De Oceaan opende Padma’s mond en spoot een vreemde, donkere vloeistof in haar keel. Ik had geen idee wat het precies was of waar het vandaan kwam, maar ik wist dat precies hetzelfde vocht door mijn aderen stroomde, zich met mijn bloed vermengde en me in leven hield. En ik wist dat er iets magisch in mijn longen en keel hing, waardoor mijn stem zo dodelijk was.
Padma’s blauwe plekken genazen, haar huid ging stralen, en zonder een dag ouder te worden zag ze er ineens uit als iemand die jarenlang had nagedacht over wie ze was en nu lekker in haar vel zat.
Toen de Oceaan klaar was, hing Padma een beetje zenuwachtig in het water, terwijl ze opnieuw leerde ademhalen.
‘Kom, we gaan.’ Miaka pakte haar bij de hand en trok haar mee naar huis.
We keken toe toen haar rafelige sari van haar af viel. Ik nam aan dat ze dat niet voelde, want ze deed geen poging zichzelf te bedekken. Maar ze merkte het wel toen er zout aan haar bleef kleven en haar allereerste sirenejurk werd gevormd.
We liepen het water uit om terug te gaan naar ons huis. Padma stak haar armen uit om zichzelf te bekijken.
‘Ik ben herboren! Ik ben een godin!’
Ze straalde helemaal. Lachend liet ze zich door Miaka en Elizabeth ons huis binnen leiden, en Aisling ging met ze mee.
Ik hield mijn voeten in het water en dacht: U hebt een goede keus gemaakt.
Eerlijk gezegd was het een moeilijke beslissing. Ze wist niet of ze wel wilde blijven leven.
‘Omdat ze dacht dat ze terug zou moeten naar haar ouders als ze bleef leven?’
Ik neem aan van wel, ja. De beelden in haar hoofd waren op zijn best gruwelijk. Je weet al hoe haar vader was, maar haar moeder hield altijd afstand. Het was alsof Padma een misdaad was waaraan ze schuldig was. Ze wilde zich zoveel mogelijk van haar dochter distantiëren.
‘Ik kan me niet voorstellen dat een moeder zo zou doen. Ik hoop dat die herinneringen nu al uit haar hoofd trekken.’
Daar lijkt het inderdaad op. Jullie zijn allemaal anders, maar ik denk dat ze al die herinneringen zal laten verdwijnen, als ze dat kan.
Ik liep langs de kustlijn en bleef met mijn voeten in het water voor ons strandhuis staan, waar ik de schaduwen van mijn zusters door de woonkamer zag bewegen. Ik was dankbaar dat Padma ervoor had gekozen met ons mee te gaan. Mijn nieuwe zuster interesseerde me, en ik had sinds ons vertrek uit Miami nergens meer interesse voor gehad.
‘Ik heb een vraag: hebt u dit alleen voor haar gedaan?’
Hoe bedoel je?
‘Vermoedde u dat ze mij wakker zou schudden?’
Daar hoopte ik op.
‘Ik hoop het ook.’
‘Kahlen!’ riep Elizabeth, en ik probeerde niet in paniek te raken vanwege het feit dat haar stem zo vrijelijk door de lucht schalde. Al was er niemand te zien, dat betekende nog niet dat er niemand binnen gehoorsafstand was. Stemmen reikten ver. ‘Padma probeert nu al een paar schoenen van je te gappen!’ Ze lachte van verrukking, en ik slaakte een zucht, heel blij dat Padma zo met ons in de pas liep dat het was alsof ze hier altijd al was geweest.
‘Zeg maar tegen haar dat ze alles mag hebben wat ze wil.’