25

 

 

 

 

 

Wachtend in de auto wreef ik over mijn borst, die nog steeds pijn deed. Hun vliegtuig was bijna een uur geleden geland, en het leek me het beste om naar ons huurhuis in de staat Washington te rijden zodra ze door de douane waren en hun bagage hadden opgehaald. Het was verstandig om terug te zijn voordat de Oceaan doorkreeg dat we op reis waren geweest.

Ik wist niet of ik wilde weten of hun reis een succes was geweest. Hoe dan ook voelde het voor mij als een kleine overwinning. Ik had iets gedaan, uit mezelf, waar niemand iets van afwist. Dat besef van privacy gaf me het gevoel dat ik een individu was, minder dienares en meer meisje.

Toch begon ik in de beslotenheid van de auto te gillen zodra ik Padma, Elizabeth en Miaka de terminal uit zag komen. Zo blij was ik om ze weer bij me te hebben.

Toen Padma me zag, liet ze haar tas vallen en rende zo hard als ze kon over de parkeerplaats naar me toe. Haar paarszwarte haar wapperde achter haar aan. We vielen elkaar in de armen en deden ons best om ons lachen binnen te houden.

‘Dank je wel,’ fluisterde ze in mijn oor. ‘Dank je wel voor alles.’

‘Kom, dan gaan we naar de auto.’

Ik trok haar mee en wierp over mijn schouder een blik naar een heel tevreden kijkende Miaka en Elizabeth. Ik gooide de sleutels naar Elizabeth, want ik was het autorijden beu. Eigenlijk was ik helemaal een beetje moe. Het waren een paar lange dagen geweest.

Toen we eenmaal veilig konden praten, stelde ik de enige vraag die er voor mij toe deed: ‘De Oceaan heeft niets door?’

‘Nee,’ bezwoer Miaka. ‘Ik heb naar haar geluisterd, en ze lijkt tevreden. Ze is zich nergens van bewust. Ik wilde alleen wel graag op tijd thuiskomen. Heb je haar vanochtend gehoord?’

Ik knikte. ‘Ze heeft honger.’

‘Moeten we weer zingen?’ vroeg Padma, en ze beet op haar onderlip. Ik wist dat ze terugdacht aan de ramp die ons laatste zingen was geweest.

‘Maak je geen zorgen,’ zei ik, en ik draaide me om in mijn stoel om haar gerust te stellen. ‘Het wordt niet zoals de laatste keer. Dat zal nooit meer gebeuren.’

Elizabeth knikte instemmend, en Miaka reikte opzij om Padma’s hand vast te pakken. ‘De situatie is nu anders,’ zei ze. ‘We zullen doen wat we moeten doen.’

Ik leunde achterover en sloot mijn ogen. Ik zag ernaar uit weer thuis te zijn. Het had niet veel gescheeld of ik had Akinli gezien; door bij mijn zusters te zijn, zou ik gesterkt worden in mijn voornemen bij hem weg te blijven.

Een heldere herinnering aan zijn stoppelige wang was het laatste wat door mijn hoofd ging voordat ik in slaap viel.

 

‘Wakker worden, schone slaapster!’ Miaka’s stem haalde me uit mijn slaap.

Ik knipperde met mijn ogen en kneep ze tot spleetjes tegen het licht. ‘Wat?’

‘We zijn thuis!’ Ik keek op en zag ons chique huis aan het water. Elizabeth sloeg haar portier dicht.

‘Heb ik de hele weg geslapen?’

Miaka grijnsde naar me. ‘Indrukwekkend, hoor, voor iemand die niet eens slaap nodig heeft.’

‘Hoe lang? Twee dagen?’

Ze knikte. ‘Zoals ik al zei: indrukwekkend.’ Ondanks haar glimlach zag ik een zorgrimpeltje tussen haar wenkbrauwen. Zelfs voor mij was het merkwaardig om zo lang te slapen.

Miaka sprong het mistige grijs van de ochtend in. De zon was als een enorme parelachtige massa die zich achter de wolken verschool. Toch was het licht fel genoeg om pijn te doen aan mijn ogen.

Ik haalde mijn koffer uit de kofferbak en sleepte hem naar binnen. De anderen pakten hun dagelijkse routine meteen weer op, alsof we alleen even pauze hadden genomen om met elkaar te praten. Miaka pakte haar verftubes en zocht naar geel- en oranjetinten. Ik vroeg me af wat ze tijdens haar afwezigheid had gezien en hoe het haar vandaag zou inspireren.

‘Goed,’ zei Elizabeth, die Padma naast zich op de bank trok. ‘Eens kijken of we die Bollywood-films kunnen vinden waarover je het had.’ Ze richtte de afstandsbediening op de tv en typte een zoekopdracht in.

Ik nam aan dat hun reis een succes was geweest. Padma was niet meer in tranen, en de anderen leken kalm. Ik glimlachte naar Padma. Zoals altijd met de jonge vrouwen die sirenen werden leek te gebeuren, had ik het gevoel dat ze altijd al een zuster was geweest. In een poging mijn aanhoudende slaperigheid kwijt te raken, wreef ik in mijn ogen.

Ik had over Akinli gedroomd, en dat had me opgepept. Zo kon ik hem bij me houden, en zolang als me was toegestaan zou ik terugkeren naar mijn gedachten aan hem, zowel de echte als de gefantaseerde.

 

‘Wordt het weer een cruiseschip?’ vroeg Padma nerveus, terwijl ze haar handen wrong.

‘Dat weten we niet,’ zei ik tegen haar. ‘Het enige advies dat ik je kan geven is: kijk niet naar de gezichten van de mensen. Je zult dingen horen, of je het nu wilt of niet, maar kijk ergens anders naar. Naar de maan, het water, je jurk. Dat helpt.’

‘En meteen daarna gaan we naar huis en doen we wat jij leuk vindt.’ Sussend streek Elizabeth over Padma’s haar.

‘Deze keer gaan we niet verhuizen, hè?’ vroeg Miaka.

Ik schudde mijn hoofd. ‘Ik denk het niet. Dit huis is zo afgelegen dat niemand ons nog heeft lastiggevallen. Het is waarschijnlijk de meest relaxte plek waar we ooit hebben gewoond.’ Wat er ook in India was gebeurd, Padma was nu kalmer en leek zich in ons huis thuis te voelen. Misschien was eindelijk tot haar doorgedrongen dat ze sterk was, onsterfelijk. Ze had nog zo veel tijd voor de boeg.

‘Dat ben ik met je eens.’

‘Goed, dat is dan dat,’ zei ik tegen de groep. ‘We doen ons werk en komen dan hier terug. Misschien kunnen we het vie... Nou ja, niet vieren, maar iets speciaals doen. Je weet wel.’

‘We hebben wijn,’ bracht Elizabeth ons in herinnering.

‘En heel veel films,’ voegde Padma eraan toe.

Ik reikte naar haar hand. ‘Prima. Dan wordt het dus een filmavond.’

Kom. Het schip nadert.

Padma wierp over haar schouder een blik op het water en slikte. ‘We kunnen beter gaan.’

Ik was trots op haar moedige houding en hoopte dat die moed vanavond zou aanhouden. Padma bleef Elizabeths hand vasthouden toen ze de Oceaan in liep.

‘Ik heb het gevoel dat je beste vriendin je is afgenomen,’ zei ik tegen Miaka.

‘Nee, joh. Ze houdt nog steeds van me. Zoals ik weet dat jij ook van mij houdt, zelfs als je bent afgeleid.’

‘Ben ik dan afgeleid?’

Ze tuitte haar lippen en wierp me een veelbetekenende blik toe. ‘De meeste dagen zit je met je hoofd ergens anders. Dat kan ik je niet kwalijk nemen. En ik kan het Elizabeth niet kwalijk nemen dat ze Padma onder haar vleugels neemt. Zij zullen het langst samen zijn.’

Ik zuchtte. ‘Maar net.’

Ze trok aan mijn arm. ‘Kom op. Het is tijd.’

We doken het water in en lieten ons meevoeren door de stroming die ons rechtstreeks naar het schip zou brengen. Het zout dat aan me bleef plakken om mijn jurk te vormen, kriebelde. Het was zo’n oude routine dat ik het bijna zonder na te denken kon doen. Totdat ik ergens langs de kust van Zuid-Amerika het gevoel kreeg dat ik stikte.

Help! smeekte ik, terwijl de stroming me bleef meevoeren.

Wat?

Ik klauwde door het water in een poging mezelf in de richting van de lucht te duwen. Ik krijg geen adem! Help!

Volgens mij nam ze me niet serieus. Hoe kon dit immers gebeuren? Mijn gezichtsvermogen nam steeds verder af, totdat ik niets meer zag. Ik voelde mezelf wegglippen, met longen gebald tot boze vuisten.

Door de stroming van richting te laten veranderen, bracht ze me naar boven. Naar lucht happend brak ik door het wateroppervlak. Terwijl ik op haar rug lag, braakte ik water uit en zoog lucht in mijn longen.

Waarom deed je dat? vroeg ze dringend. Hoe?

‘Ik weet niet hoe. Ik weet niet wat er gebeurde.’

Wat is er aan de hand?

‘Ik had zuurstof nodig.’ Ik duwde mezelf omhoog, met mijn benen nog steeds op het wateroppervlak, en liet mijn hoofd vermoeid hangen. ‘Ik had het gevoel dat mijn longen inklapten.’

Dat kan niet.

‘En toch gebeurde het! Zoiets heb ik nog nooit gevoeld.’

‘Zal ik de anderen terugroepen?’

‘Nee,’ zei ik. ‘Laat me even op adem komen, dan haal ik ze zo wel in.’

Ik kon haar geduld voelen afnemen terwijl ik probeerde mijn ademhaling kalm te krijgen. Het moest gebeuren. Zelfs toen ik me weer normaal begon te voelen, begon mijn hart te bonzen bij het idee opnieuw onder water te gaan. Maar ik wist wat mijn werk was – en alles wat ervan afhing – dus dook ik de Oceaan weer in. Ik hoopte dat ik snel weer bij de anderen zou zijn, zodat ze zich geen zorgen zouden maken.

Waar zat je? vroeg Elizabeth.

Moeilijk uit te leggen. Ik voelde me duizelig en misselijk. Ik wilde niet dat ze wisten wat er was gebeurd.

Ik was bang dat je haar niet wilde gehoorzamen. Miaka sloeg haar armen om me heen.

Nee, hoor. Zoals al eens is opgemerkt, is ongehoorzaamheid niet mijn sterkste kant.

Wat is er dan gebeurd?

Hoe kon ik aan haar, aan de anderen uitleggen dat ik ineens iets niet meer kon waartoe we allemaal in staat werden geacht?

Later. Laten we ons nu gaan voorbereiden.

Op weg naar deze plek had ik scherpe rotspunten moeten ontwijken, dus ik wist wat er vlak onder ons wachtte. Ik betwijfelde of dat ook gold voor het schip in de verte.

Ik lag op het water en voelde me verzwakt door zuurstofgebrek.

Miaka knielde achter me neer, en Elizabeth hield Padma vast, die in zichzelf mompelde: ‘Niet de gezichten, niet de gezichten, niet de gezichten.’

Het lied vulde de lege lucht, onze stemmen stegen samen op in de nacht. Ik keek naar de fraaie lichtjes van de sterren toen het schip aan bakboordzijde tegen de rotsen sloeg en door zijn snelheid zijwaarts werd geduwd.

‘Mooi meisje,’ riep een man met blije stem die naar ons toe zwom. Al keek ik niet, zijn stem werd steeds moeilijker verstaanbaar door het gorgelende water in zijn keel. ‘Schit-te-rend!’ zong hij telkens weer, totdat er uiteindelijk niets meer uit zijn keel kwam.

Ik wachtte op de stilte, de wetenschap dat we alle zielen hadden gepakt, maar voordat hun stemmen verstilden, verstilde die van mij.

Ik kuchte een paar keer in een poging mijn keel een duwtje in de goede richting te geven; het had geen zin. Al bewoog ik mijn lippen mee met het lied, want ik kende elke toon zo goed als mijn eigen hartslag, er kwam geen geluid uit mijn keel. Miaka greep me bij een arm, en Elizabeth en Padma wierpen me bezorgde blikken toe, maar ze bleven zingen.

Het einde van het moment naderde. Tot mijn schaamte moest ik toegeven dat ik de mensen die om me heen waren verdronken heel makkelijk kon vergeten. Ik had me te veel zorgen om mezelf gemaakt om aan iemand anders te denken. Ik keek achterom naar Padma, die met haar hoofd tegen Elizabeths schouder huilde.

‘Het is nu voorbij. Elke keer wordt het makkelijker.’

‘Het gekrijs is afschuwelijk,’ zei ze huilend.

Elizabeths blik kruiste die van mij voordat ze zich naar Padma’s oor boog. ‘Dit is niet erger dan wat je je vader hebt aangedaan.’

‘Hij had het verdiend!’ gilde ze.

De Oceaan rommelde onder ons en trok ons met een ruk onder water.

wat? bulderde ze.

Padma klampte zich aan Elizabeth vast. Ik sidderde. Al dat werk voor niets.

Ik had nee tegen je gezegd. Hoe heb je het dan toch kunnen doen? Al haar dodelijke kracht en woede lagen in haar stem.

Omdat u het mis had! Elizabeths beschuldiging dreunde door ons hoofd. Ik ben Padma’s huis binnen gelopen. Ik zag hoe wreed haar vader was. Nu is die herinnering weg. Vernietigd. Door ons. Geen van ons kon het over haar hart verkrijgen Padma te laten leven in dezelfde wereld als degenen die haar hadden mishandeld. Nu zijn ze verdwenen, er kraait geen haan naar, en u wordt nog steeds door ons op uw wenken bediend.

Wist jij het, Kahlen? Ze klonk gekwetst bij het idee dat ik haar had verraden.

Ik keek om me heen naar ieder van mijn zusters en vroeg me af wat er nu met me zou gebeuren. Ja. Ik ben niet meegegaan, maar ik heb het mogelijk gemaakt.

Het was juist de bedoeling dat je hen ervan zou weerhouden!

Ik kon niet leven met Padma’s verdriet. Sinds haar terugkomst gaat het zoveel beter met haar. Nu is haar tweede leven echt begonnen. Ze heeft haar demonen verslagen en is helemaal van u.

Ik voelde de hitte van haar woede om ons heen. Haar golven sloegen tegen onze lijven.

Wat zal ik nu met jullie doen?

Ons vonnis verlengen? zei Elizabeth spottend. Dat zou nog eens verstandig zijn. Dan zit u met vier opstandige meiden opgescheept. Of, nog beter, dood ons allemaal! Wie moet u dan dienen?

Nee, ik kan jullie niet allemaal nemen, zei de Oceaan met iets kils en dodelijks in haar stem. Ze trok Padma uit Elizabeths armen en hield haar vast in een greep als een bankschroef, maar dan een die alleen uit water bestond. Padma schreeuwde het uit en probeerde haar armen te bewegen, maar was volledig verlamd.

Nee! riep ik smekend.

Hou op! zei Elizabeth.

Miaka stond perplex. Haar gedachten kwamen naar buiten als een waas van klanken in plaats van woorden.

Knoop deze waarschuwing goed in je oren. Al kan ik jullie niet allemaal tegelijk nemen, ik kan voelen hoe toegewijd jullie Padma zijn. Als jullie mijn regels weer overtreden, zal zij ervoor boeten.

Met een van woede vertrokken gezicht wachtte Elizabeth tot de Oceaan Padma losliet.

Heeft iemand anders nog iets wat ze graag wil opbiechten?

Ik wilde Akinli afdekken met andere gedachten, bezorgd om wat ik misschien zou verklappen. Ik drukte mijn herinnering aan mijn laatste reis naar Port Clyde ver weg en begroef haar onder andere, oudere herinneringen aan hem.

Ik mis hem, dacht ik, en ik hoopte maar dat dit mijn andere zonden zou verhullen.

Dat weet ik. Hoewel ze nog steeds boos was, werd ze al kalmer.

Ik liet mijn hoofd hangen en wenste dat ik een beter karakter had. Ik werd gezien als ‘de goede’; dan zou ik dat toch ook moeten zijn?

Goed dan. Ze gooide Padma in de richting van Elizabeth, die haar in haar armen opving. Miaka haastte zich naar ze toe. Ga nu terug. Zonder omwegen.

De anderen zwommen weg; ik bleef achter.

Hoe kón je? Nu ben je weer ongehoorzaam geweest.

Ik kon haar teleurstelling voelen.

Ik voelde haar pijn. Dat was geen manier van leven. U hebt altijd gezegd dat u ons ons leven teruggaf. Zolang Padma wist dat die mensen gezond en wel waren en nooit zouden hoeven boeten voor wat ze hadden gedaan, zou ze geen leven hebben.

Mensen zijn altijd wreed. Niet iedereen krijgt zijn verdiende loon.

Maar wij hadden de kans om iemand die er anders waarschijnlijk mee weg zou zijn gekomen zijn verdiende loon te geven. Blijf alstublieft niet boos. Het laatste wat ze nodig heeft, is nog een boze moeder.

Ik voelde de Oceaan zuchten van ergernis.

Waarom heb je vanavond niet gezongen?

Dat heb ik wel gedaan! Totdat het niet meer ging. Ik heb geen idee wat er gebeurde.

Dat is niet normaal. Ze klonk eerder geïrriteerd dan bezorgd. Je hoort te kunnen zwemmen en zingen. Daar ben je voor gemaakt.

Ben ik misschien te oud? Ik weet dat ik er nog geen eeuw op heb zitten, maar zou het kunnen dat wat er in me zit uitgewerkt begint te raken?

Nee. Haar stem verhardde. Veel aannemelijker is dat je gewoon ongehoorzaam bent.

Waarom zou ik dat zijn?

Om dezelfde reden waarom je ervoor hebt gezorgd dat Padma naar haar ouders kon gaan. Je bent boos op me.

Ik sloeg mijn ogen ten hemel. Ik mis Akinli. Echt. Elke dag, zelfs als ik probeer hem niet te missen. Maar u hebt beloofd dat u hem zal beschermen, en ik heb mijn lot geaccepteerd. U zou zo langzamerhand toch moeten weten dat ik nooit uit eigenbelang uw regels negeer.

Daar dacht ze even over na. De keer dat ik niet zong, dat ik Akinli uit het water trok, dat ik regelde dat Padma terugging naar haar ouders. Geen van die dingen had ik uit eigenbelang gedaan.

Dat is waar.

Kan ik nu naar mijn zusters toe gaan? Padma voelt zich vast als een pion in een schaakspel. Ik wil dat ze weet dat we van haar houden.

Ja, zei ze, en haar stem klonk nu rustiger. Herinner haar eraan dat we van haar houden. Niet alleen jullie, ik ook.

Ik schudde mijn hoofd. Dat kan ik tegen haar zeggen tot ik een ons weeg. U kunt het haar beter zelf bewijzen, zo snel mogelijk.

Ik volgde mijn zusters. De avond had me uitgeput. Gelukkig trok ze me het grootste deel van de tocht mee.

Thuis zaten mijn zusters op de bank, Elizabeth en Miaka aan weerszijden van Padma. Ze streken zacht over haar haar en susten haar kreten.

‘Ze zal je niet doden,’ bezwoer Elizabeth.

‘Waarom zei ze dat dan? Er moet toch iets van waarheid in zitten.’ Padma rilde van angst.

‘Ik moest van haar tegen je zeggen dat ze van je houdt,’ zei ik zacht. Ik voelde me eerder een toeschouwer van dan een deelnemer aan het tafereel.

Padma schudde haar hoofd. Van haar gezicht was af te lezen hoe erg ze gekrenkt was.

‘Ik weet dat het niet zo voelt. Soms voelt haar liefde als een marteling. Maar ik weet dat ze het meent. Soms ben ik me haarscherp bewust van haar aandacht. Ze heeft er geen flauw benul van dat ze haar liefde op een totaal verkeerde manier toont.’

Ik wreef over mijn slaap. Het was zo’n rare dag geweest dat het me nog steeds duizelde.

‘Kahlen heeft gelijk,’ zei Miaka hoofdschuddend. ‘Je ontkomt er niet aan. Maar ze toont het op zo’n verkeerde manier dat het soms aanvoelt als haat.’

‘Probeer je wat ze vandaag heeft gedaan soms goed te praten?’ vroeg Elizabeth.

Miaka stond op. ‘Nee. Ik probeer het gewoon zelf allemaal te begrijpen. Het enige wat ze doet, is nemen, en dan is ze ervan overtuigd dat het overkomt als genegenheid.’

‘Het is niet alsof ze het kan uitproberen op een gelijke.’ Ik plukte aan het zout van mijn jurk en voelde bijna medelijden met haar.

‘Ik wil niet naar haar terug,’ zei Padma bang. ‘Ik wil niet dat ze me iets aandoet.’

Elizabeth bleef haar vasthouden. ‘Dat zal ze niet doen. Want vanaf nu gaan we ons zo perfect gedragen dat ze daar nooit reden toe zal hebben.’