6

 

 

 

 

 

Vier dagen lang leefde ik in een geheime wereld van pure gelukzaligheid. Ik sliep helemaal niet meer, want voor het eerst in lange tijd was het veel leuker om wakker te zijn. Ik was uren zoet met recepten opzoeken, omdat ik een taart probeerde te vinden die net iets boven beginnersniveau lag, maar niet te moeilijk zou zijn om in de keuken van een studentenhuis te maken.

Terwijl ik in mezelf neuriede, voelde ik de blikken van mijn zusters zwaar op me rusten. Ze vroegen niet waarom ik ineens zo opgewekt was; waarschijnlijk wisten ze dat ik er toch niets over zou loslaten. Toen mijn opwinding na een paar dagen niet was gezakt, begon ik me af te vragen hoe het kon dat één enkele jongen zo’n effect op me kon hebben.

Ik zei tegen mezelf dat het volkomen normaal was om zulke heerlijke gedachten te hebben over iemand wiens achternaam ik niet eens wist. Mensen werden smoorverliefd op acteurs, muzikanten en beroemdheden die ze in het echte leven nooit zouden ontmoeten. Ik richtte mijn gevoelens op iemand die me in elk geval kende.

Ik dacht voortdurend aan het volgende ogenblik dat we weer samen zouden zijn en probeerde alles speels en luchtig te houden.

Ik sms’te: Zorg jij voor de oven en het keukengereedschap, dan neem ik de ingrediënten mee. Oké?

Hij antwoordde: Ik zal ook mijn maag meenemen. Want taart > echt eten. Deal!

Wat vind je van roomkaasglazuur? vroeg ik.

Als je het mij vraagt, verdient dat meer aanzien, antwoordde hij.

De dagen voor onze bakafspraak waren gevuld met dat soort berichtjes. Van één enkele zin van hem kreeg ik een kick die een uur lang aanhield. Wat nog fijner was, was dat ik niet altijd een gesprek hoefde te beginnen. Tegen woensdag gingen Akinli’s vragen iets dieper en stuurde hij ze me spontaan toe.

Hoe lang kook je al?

Mijn hele leven al, voor mijn gevoel.

Heeft je moeder het je geleerd?

Nee, eigenlijk heb ik het mezelf geleerd.

Smileys. Hij stuurde me er verschillende. Als ze van iemand anders waren gekomen, zou ik ze belachelijk hebben gevonden, maar ik was er vrijwel zeker van dat hij echt glimlachte wanneer hij er een typte.

Donderdag praatten we het grootste deel van de dag niet, en dat vond ik echt niet erg. Ik zei tegen mezelf dat ik er te veel achter zocht. De kans was groot dat het bij deze ene date zou blijven, dat hij het zo moeilijk zou vinden om met me te communiceren dat hij daarna niet meer met me zou willen omgaan. En dat zou maar beter zijn ook. Wat voor toekomst zouden we per slot van rekening samen kunnen hebben?

Terwijl ik mezelf dat voorhield, stuurde hij me rond tien uur die avond een foto van zijn gezicht met een heel verwarde gezichtsuitdrukking en de woorden waarom wiskunde. waarom? eronder. Ik lag op mijn bed en klapte dubbel van de lach. Ten eerste was hij gewoon ontzettend leuk. En ten tweede stuurde hij me een foto! Ik had een foto van een jongen die hij speciaal voor mij had gemaakt, en dat voelde belangrijker dan al het andere wat ik de afgelopen eeuw had meegemaakt.

Er werd kort op mijn deur geklopt. Nog voordat ik kon reageren, deden Elizabeth en Miaka hem open.

‘Alles goed hier?’ vroeg Elizabeth met een hand in haar zij.

Ik haalde diep adem en hield op met giechelen. ‘Ja, hoor. Prima.’

Miaka keek de kamer rond. Mijn tv stond uit, en ik had geen boek in mijn hand. ‘Wat is er zo grappig?’

Ik pakte mijn telefoon. ‘O, iets wat ik zag.’

‘Mogen wij het ook zien?’ vroeg Elizabeth, die haar hand uitstak.

Ik wist dat ze waarschijnlijk blij zouden zijn dat ik een leuke jongen had ontmoet, maar ik kon er niets aan doen: ik wilde hem nog even voor mezelf houden.

‘Ik weet niet of jullie het wel zouden snappen,’ loog ik.

Ze wisselden een blik en keken me wantrouwig aan.

‘Oké... dan gaan we weer.’ Miaka’s blik bleef even op me rusten, voordat ze de deur achter zich dichtdeed.

Ik perste mijn lippen op elkaar om mezelf ervan te weerhouden uit pure blijdschap in lachen uit te barsten. Ik had een geheim! Toen haalde ik Akinli’s foto weer op het scherm tevoorschijn en glimlachte om zijn komisch afhangende wenkbrauwen.

Ik zocht in mijn telefoon naar iets wat ik terug kon sturen, wellicht een foto van mezelf in een van de jurken waar ik zo van hield. Tijdens die zoektocht ontdekte ik dat ik nog nooit een foto van mezelf had gemaakt. Ik had foto’s van de lucht, een vogel, mijn zusters, maar niet van mezelf.

Ik plofte met mijn hoofd op mijn kussen neer en veegde het meeste van mijn haar boven mijn hoofd. Hoewel ik mijn gezicht deels in het dekbed gedrukt hield, vond ik de foto die ik maakte een eerlijke weergave van mezelf. Ik staarde een poos naar het meisje op het scherm; ze had een gloed van opwinding in haar ogen en een zweem van een glimlach rond haar mond. Ja, zo voelde ik me op dit moment.

Ik stuurde hem de foto toe en typte: Tijd om te stoppen en naar bed te gaan. Over zes jaar kan het niemand iets schelen wat je voor wiskunde had. Dat garandeer ik.

Ik wilde uitleggen hoeveel rampen ik had zien gebeuren in wat minuten leken in verhouding tot de tijd als geheel.

Is het raar als ik zeg dat je knap bent? antwoordde hij. Je bent knap.

Ik dacht aan hoe het water eruitzag als ik bellen blies met mijn mond. Zo zag het er nu in mijn lichaam uit, vermoedde ik. Licht en luchtig en barstensvol blijdschap.

Is het ook raar als ik tegen je zeg dat ik het leuk vind om met je te praten, ook al kun je niet praten? Ik vind het leuk om met je te praten.

 

‘Waar ga je naartoe?’ vroeg Miaka zodra mijn hand de volgende avond op de deurknop lag.

Ik had echt gedacht dat ik naar buiten zou kunnen glippen zonder dat ze het merkten. Uit Elizabeths kamer schalde muziek, en de afgelopen twintig minuten waren ze in een serieus gesprek over jurken verwikkeld geweest.

‘Ik ga een ommetje maken. Misschien ga ik wel even bij de winkel langs. Kan ik iets voor je meenemen?’

Ze bekeek me van top tot teen en keek vooral naar mijn outfit. In huis droeg ik graag een comfortabel huispak of een trui, en als ik spontaan een wandeling zou maken, zou ik die kleding waarschijnlijk nog aanhebben. Mijn rok – waarvan ik wel wist dat hij wellicht een beetje overdreven was voor de gelegenheid, maar waardoor ik me vanbuiten net zo goed voelde als vanbinnen – verried me.

‘Nee. De laatste tijd klinkt niets meer alsof het de moeite van het eten waard is.’

Ik knikte. ‘Misschien moeten we binnenkort eens naar een andere staat verhuizen. Of naar een ander land. Soms krijg ik door de geur van een andere omgeving eetlust, weet je?’

‘Ja! We moeten gaan plannen waar we hierna naartoe gaan. Soms verlopen onze verhuizingen naar mijn smaak iets te spontaan.’

‘Inderdaad,’ zei ik, en ik verschoof mijn zware handtas. ‘Het zou goed zijn een strategie te hebben.’

Miaka glimlachte en keek weer naar mijn kleren. ‘Nou, misschien kunnen we een heleboel bespreken wanneer je terug bent.’

Ik zei niets, maar ik wist zeker dat mijn glimlach me net zo verried als mijn rok. Tja. Daar ging mijn geheim.

Ik deed de boodschappen en sleepte ze helemaal naar Akinli’s studentenhuis. Omdat ik niet zelf het gebouw binnen kon komen, was ik wat later dan afgesproken. De universiteit had geregeld dat je een identiteitskaart moest hebben om na zes uur de studentenhuizen binnen te komen, en aangezien ik geen echte student was, moest ik wachten totdat iemand zijn kaart scande, zodat ik achter hem aan naar binnen kon lopen.

‘Heb je hulp nodig?’ vroeg de jongen. Zijn blik bleef op mijn mond rusten.

Ik schudde mijn hoofd.

‘Kom maar op met die tassen. Ze zijn veel te zwaar voor je.’

Hij kwam dichterbij. Opnieuw vervloekte ik onze natuurlijke aantrekkingskracht. Al wist ik wel dat ik niet echt gevaar liep, het maakte dit soort ontmoetingen niet minder ongemakkelijk. Weer schudde ik mijn hoofd.

‘Nee, geef maar. Op welke verdieping moet je zijn? Ik kan...’

‘Hé, Kahlen!’ Ik keek op en zag Akinli door de gang lopen. Hoewel zijn overhemd open hing en hij er een grijs T-shirt onder droeg, was ik ontzettend blij dat hij er in elk geval een had aangetrokken. ‘Ik begon me al zorgen te maken. Hoi, Sam.’

‘Hoi.’ De jongen wierp Akinli een blik toe en liep naar het trappenhuis, duidelijk uit zijn hum door Akinli’s komst. Ondertussen voelde ik mezelf een stuk opgewekter worden. Ik was nu officieel aan mijn eerste date begonnen.

‘Geef mij maar een van die tassen.’ Akinli nam er een van me over en leidde me naar de lift. ‘De keuken is boven. Vanochtend heb ik een beetje geoefend,’ zei hij trots.

Ik trok mijn wenkbrauwen op.

‘Jazeker. Ik heb eieren gebakken. Ze smaakten afschuwelijk.’

Ik hield een lach binnen. De lift pingde en bleef even staan, waarna de deur naar de eerste verdieping openging.

‘Het probleem was volgens mij dat ik niemand had die toezicht hield. Nu zal het vast veel beter gaan.’

We liepen de bocht om naar het keukentje, en ik zag dat hij wat voorbereidingen had getroffen. Een garde en een kom stonden al klaar, net als twee ronde bakblikken van verschillende grootte. Hij zette zijn tas neer en pakte nog iets.

‘Dit heb ik van onze deur geplukt, al deed mijn kamergenoot er wat moeilijk over. Als je iets nodig hebt, kun je het hierop neerschrijven.’ Hij overhandigde me een klein whiteboard dat in die eerste studiemaanden al flink wat butsen had opgelopen. Het was zo’n attent gebaar dat ik er ontroerd door raakte.

Ik keek toe, terwijl hij voorzichtig de eieren, suiker en bloem uit de tas haalde en alles achter op het aanrecht zette, zodat we ruimte hadden om te werken.

‘Is dit amandelextract? Luxe, hoor. Zoals ik zei heb ik vandaag al eten verpest, dus je zult me echt stapsgewijs door het proces moeten leiden.’

Woordeloos haalde ik het uitgeprinte recept tevoorschijn en legde het blad naast de kom.

‘Daar gaan we dan,’ zei hij, terwijl hij het recept oppakte om door te lezen. Hij bestudeerde de vele stappen, en hoe verder hij kwam, hoe bezorgder hij keek. Uiteindelijk vermande hij zich en keek me over de rand van het vel papier schaapachtig aan.

‘Goed, Kahlen. Leer me hoe ik een taart bak!’