11

 

 

 

 

 

Op kerstavond bracht de Oceaan ons samen met Aisling terug naar Zweden, zoals ze graag wilde. Voordat ze terug veranderd zou worden, wilde ze nog één nacht doorbrengen in het huisje waarvan ze zo had gehouden. Dan zouden de anderen en ik zorgen voor een zo goed mogelijke start van haar nieuwe leven. Zodra ze eenmaal weer mens was, konden we niet veel meer doen.

‘Goed, jij mag vanavond het bed hebben,’ zei Miaka. ‘Zijn dat de kleren die je hebt uitgekozen?’

Aisling keek naar de kleine leren rugzak die ze in een hoek had neergezet en de schone jurk en maillot die ze erboven had gehangen. ‘Ja.’

Ze klonk berustend, vermoeid.

‘Waarom ben je zo treurig?’ vroeg Elizabeth, die om haar as draaide om haar glinsterende zeezoutjurk te bewonderen. ‘Eigenlijk zou je dit juist moeten vieren! Het is Kerstmis, en je krijgt het beste cadeau dat er is. Ben je niet opgewonden?’

Aisling knikte. ‘Natuurlijk wel. Het is alleen vreemd.’

‘Ik ga aan het eten beginnen,’ zei Miaka. ‘Volgens mij zal een laatste maaltijd samen ons goeddoen.’

‘Kan ik helpen?’ vroeg Padma. Ze zocht duidelijk naar een manier om in de groep te passen. Ik kon me voorstellen dat het moeilijk voor haar was het vertrek mee te maken van een zuster die ze maar een paar weken had gekend.

‘Natuurlijk,’ antwoordde Miaka. ‘Ik zet iedereen aan het werk!’

‘Kahlen niet,’ zei Aisling. ‘Ik heb haar even nodig.’

‘Prima. Wat je wilt.’

Aisling en ik deden onze zeezoutjurk uit en trokken iets traditionelers aan voordat we naar buiten gingen. Ik zag dat ze elke beweging zorgvuldig maakte, alsof ze zichzelf bestudeerde.

Ze trok hoge laarzen en handschoenen aan en deed zelfs een muts op. Vervolgens moedigde ze mij aan dat ook te doen. Op dat moment wist ik dat ze wel eens meer van haar geheimen aan me zou kunnen openbaren. De sneeuw was niet meer dan bevroren water, natuurlijk water, dat zou terugvloeien naar en dus in verbinding stond met de Oceaan. We hoefden maar per ongeluk een teen in een modderpoel te steken om met haar te communiceren, of we het nu wilden of niet. Vandaag zou ze geen contact met ons hebben, totdat Aisling anders besloot.

Onze adem bleef in de lucht hangen toen we onder het baldakijn van takken stonden die het kleine huis beschermde. Aisling was stil, en haar gezicht werd met de minuut gespannener.

‘Wat kan ik voor je betekenen?’ vroeg ik.

Ze slikte en deed haar best om te blijven glimlachen. ‘Iemand moet weten waar ik naartoe gebracht wil worden. Kom, onderweg moet ik nog het een en ander doen.’

Aangezien Aisling kennelijk niet wilde praten, liep ik zwijgend achter haar aan. Het enige geluid was het geknerp van de sneeuw onder onze schoenen. We liepen een tijdje door, tot ik de eerste tekenen van een stadje zag, een plattelandsgebied vlak aan de kust. Eerst passeerden we kleine huizen die bij grote boerderijen hoorden, daarna een paar winkels en flatgebouwen, en uiteindelijk kwamen we uit op een prachtig plein.

Na alle grote steden waarin we hadden gewoond was het bijna niet te geloven dat een plaats zo schilderachtig en landelijk als deze echt bestond. Fonkelende lichtjes hingen in de bomen, en de winkeltjes hadden hun etalages mooi versierd. Kinderen in wollen jassen renden door de straten, terwijl ze kerstliedjes zongen alsof het strijdkreten waren. Er hing een geur van kaneel en citrusvruchten in de lucht. Ik was blij dat dat de indruk zou zijn die ik van Aislings laatste thuis zou meenemen.

Ik trok haar aandacht en zei in gebarentaal: ‘Ik snap wel waarom je het hier fijn vindt.’

Ze keek nog steeds een beetje treurig. ‘Ergens ben ik bang dat ik het hierna niet meer fijn zal vinden.’

‘Onzin. Dit hoort bij jou.’

Bij de rand van de stad aangekomen gaf Aisling me wat geld en vroeg me in de winkel op de hoek bloemen te kopen. Hoewel haar verzoek me verwarde, deed ik het toch en kwam terug met donkerrode bloemen waarvan ik de naam niet wist. Ze bedankte me, nam ze van me aan en zette er de pas in. Algauw lieten we de drukte van de stad achter ons.

Aisling liep met vastberaden tred; ze kende de weg duidelijk goed. Ik volgde haar op een afstand, want ik voelde dat dit heilige grond was. Bij de begraafplaats aangekomen, bleef ze met een hand op de poort staan om moed te verzamelen voordat ze verder liep. Er stonden nog andere voetafdrukken in de sneeuw, het bewijs dat mensen op deze speciale feestdag hun familie hadden bezocht. Toen ze de licht verweerde grafsteen had gevonden, bleef ze staan, raapte de uitgedroogde bloemen op die ze – nam ik aan – bij haar vorige bezoek had meegebracht en legde de verse ervoor in de plaats.

Ik bekeek de data en besefte dat Aislings dochter nu zesentwintig jaar dood was. Ik probeerde me te herinneren wat we destijds precies deden. Had Aisling ooit laten merken dat ze net het verschrikkelijkste had meegemaakt wat een moeder ooit kan meemaken? Hoe was het haar gelukt door te gaan met haar leven, toen Tova er niet meer was?

Na een paar ogenblikken stilte begonnen Aislings schouders te schokken. Nerveus keek ze om zich heen, en ik deed hetzelfde. Er was verder niemand op de begraafplaats. Zodra ze daar eenmaal zeker van was, slaakte ze een verdrietige kreet. Ik liep snel naar haar toe om mijn armen om haar heen te slaan.

‘Het is goed, Aisling. Ze heeft een goed leven kunnen leiden. Dankzij jou.’

‘Ik ben niet verdrietig omdat ze er niet meer is,’ zei ze huilend, terwijl ze haar tranen met de rug van haar hand wegveegde. ‘Ik ben verdrietig omdat ik na morgen niet eens meer zal weten dat ze heeft geleefd.’

Een gepijnigd gekreun steeg op uit haar keel. Ze klapte dubbel en greep zich vast aan haar dochters grafsteen. Op dat moment realiseerde ik me dat ze de afgelopen honderd jaar haar kind alleen op deze manier had kunnen omhelzen. Meer had er voor haar niet in gezeten.

En dit was de laatste keer dat ze het deed.

Ik had altijd gedacht dat het een zegen zou zijn alles te vergeten, maar nu zou ik in Aislings belang willen dat sommige herinneringen konden blijven.

Mijn oog viel op een vertrouwd woord, en ik draaide me om naar de steen naast die van Tova. Hij markeerde het korte leven van Aisling Evensen. Ik vroeg me af wat haar ouders er hadden begraven als symbool van het meisje dat ze hadden verloren.

Aisling veegde de tranen van haar gezicht en streek haar haar glad. ‘Ik wilde haar een laatste keer vertellen dat ik van haar hield.’

‘Aangezien je achterkleindochter naar jou is vernoemd, weet ik wel zeker dat ze dat altijd heeft geweten.’

Aisling glimlachte even. ‘Dank je.’

Ze boog haar hoofd en liet het tegen dat van mij rusten. Zo bleven we een poosje staan. Ik kon me niet voorstellen wat er allemaal door haar hoofd moest gaan en hoopte alleen maar dat ik de rest van haar bestaan als sirene ongecompliceerd en pijnloos kon doen verlopen.

‘Ik ben er klaar voor,’ fluisterde ze.

Naast elkaar liepen we de begraafplaats af. Aisling keek niet nog eens om.

‘Er is een kostschool in de stad. Daar wil ik worden achtergelaten.’

‘Bij een kostschool? Weet je het zeker?’

‘Ja.’ Ze hield haar blik recht naar voren gericht en zei: ‘Je moet een brief voor me schrijven om uit te leggen waarom jullie je zuster moesten achterlaten. Ik heb genoeg geld gespaard voor twee jaar school, wat meer is dan ik nodig heb. Ik hoop dat de stad tegen de tijd dat ik eindexamen doe me gewoon zal accepteren als een van hen. Dan kan ik hier een baan zoeken.’

Ik dacht na over haar plan. Het leek zo... gewoontjes.

‘Heb je geen andere passies of hobby’s? Is er echt niets anders wat je wilt doen?’

Ze schudde haar hoofd. ‘Mijn achterkleindochter geeft les op die school. Het enige wat ik wil, is een kans krijgen een van haar leerlingen te zijn en te leven en te sterven waar mijn familie dat heeft gedaan. Wat er verder ook mag gebeuren, dat is meer dan genoeg.’

‘Heb je jezelf al die tijd echt zo goed verscholen gehouden dat het niemand zal opvallen?’

Eindelijk begon ze te lachen. ‘Ik heb meer dan genoeg tijd met jullie doorgebracht, weg vanhier, en heb ook op andere plekken gewoond. Ik ging maar een of twee keer per jaar terug naar dit gebied. Ook heb ik mezelf vaker opnieuw uitgevonden dan je je kunt voorstellen. Bovendien is deze plaats niet zo klein dat iedereen elkaar kent. Als je mensen uit de weg blijft, is het makkelijk om op te gaan in de achtergrond.’

‘Wat een kerstcadeau zul je zijn, zeg,’ mijmerde ik.

Ze glimlachte. ‘Als ik naar de meisjes hier kijk, zie ik dat sommigen treurig zijn omdat ze het hele jaar op dezelfde plek blijven. Ze kunnen nergens naartoe met de feestdagen. Ik denk dat zij het wel leuk zullen vinden dat er met Kerstmis ineens een nieuw iemand verschijnt. En wanneer ze allemaal mijn verhaal hebben gehoord, zullen ze misschien tevredener zijn met wat ze hebben.’

‘Hoe bedoel je?’

Ze haalde haar schouders op. ‘Ik zal het meisje zonder familie zijn. Wat zij ook doormaken, het zal niet zo erg zijn als dat.’

Er klonk iets in haar stem door wat op trots leek, alsof ze blij was dat ze dit anderen kon geven, ondanks de wetenschap dat mensen over haar zouden kletsen.

‘Ik ben echt onder de indruk, Aisling. Van je plannen, van hoe je je leven hebt geleid. Het is moeilijk te geloven dat dit kan.’

‘Nu weet je dus dat het inderdaad kan,’ antwoordde ze met een glimlach. ‘En nu we het er toch over hebben: heb je al besloten of je zelfs zoiets wilt proberen?’

‘Nee, nog niet. Ik heb het idee dat ik, als ik het zou proberen, wel net zo slim zou kunnen zijn als jij, maar of ik net zo sterk zou zijn, dat weet ik nog niet zo zeker.’

Ze sloeg een arm om me heen. ‘Je bent sterker dan je denkt. Echt waar.’

Toen we dichter bij de stad kwamen, hielden we op met praten. Aisling wees naar de kostschool en gaf aan naar welke deur we haar moesten brengen. Met zijn witte muren en hoge ramen zag de school er eigenlijk best mooi uit. Op de trap voor de deur zaten een paar meisjes in schooluniform met bekers dampende cider de kou te trotseren. Ik stelde me Aisling op die plek voor, lachend met vriendinnen, en hoopte dat ze er nooit verdrietig om zou zijn dat ze zonder haar herinneringen wakker werd.

 

In Aislings belang probeerde ik de avond zo gezellig te maken als ik kon. We gaven haar geen cadeautjes, omdat we wisten dat ze niet veel kon meenemen, maar propten haar vol met eten voordat we samen de Oceaan in liepen.

Vaarwel, Aisling. Je hebt me prima gediend.

Ik ben blij dat u dat vindt, zei Aisling, haar stem vol dankbaarheid. En dank u wel voor dit verbazingwekkende leven. Het was meer dan ik me had kunnen wensen.

Graag gedaan. Ben je er klaar voor?

Ze slikte een keer. Ja.

Sluit je ogen.

Dat deed ze. Een ogenblik later, toen de vloeistof uit haar werd geperst, vlogen ze weer open. Kronkelend greep Aisling naar haar hals, alsof ze vocht tegen handen die haar probeerden te wurgen. Ze zwaaide wild met haar armen en benen, totdat ze uiteindelijk slap werd. De meiden en ik zwommen naar haar toe om haar bewusteloze lichaam zo snel mogelijk uit het water te krijgen.

 

Geachte directeur Strout,

 

Zorg alstublieft voor onze geliefde zuster Aisling. Om redenen die we hier niet kunnen verwoorden zijn we gedwongen ieder ons weegs te gaan. In haar tas zult u schoolgeld aantreffen, en wanneer ze eenmaal is ingeschreven, zult u vast en zeker merken dat ze een pientere, ijverige, uitstekende leerling is. We beseffen dat dit een beetje een onalledaags verzoek is, maar we smeken u dit tot het einde door te zetten. Iets beters kunnen we niet voor haar doen.

Aisling, onze gids en kracht, ga alsjeblieft voort in het leven met de wetenschap dat onze liefde voor je groter is dan de meeste zielen ooit zullen ervaren. We wensen je alle geluk in het leven en hopen dat elke stap die je zet vervuld zal zijn van pure, onbedorven vreugde.

 

Voor altijd in ons hart,

veel liefs,

Je Zusters