3
‘Wat wil je vanavond doen?’ vroeg Elizabeth, die op de bank neerplofte. Door het raam achter haar was te zien hoe de hemel van blauw via roze naar oranje verkleurde, en in mijn hoofd streepte ik weer een dag af van de duizenden die ik nog voor de boeg had. ‘Ik heb eigenlijk niet zo’n zin om naar een club te gaan.’
‘Wat krijgen we nou?’ Ik gooide mijn armen in de lucht. ‘Ben je ziek?’ vroeg ik plagend.
‘Grappig hoor,’ antwoordde ze. ‘Ik heb gewoon zin om iets anders te doen.’
Miaka keek op van de laptop die we deelden. ‘Waar is het nu overdag? We zouden naar een museum kunnen gaan.’
Elizabeth schudde haar hoofd. ‘Ik zal nooit begrijpen waarom je zo van stille gebouwen houdt. Alsof wij al niet stil genoeg zijn.’
‘Pff!’ Ik wierp haar een scherpe blik toe. ‘Jij, stil?’
Elizabeth stak haar tong naar me uit en ging naast Miaka zitten. ‘Waar kijk je naar?’
‘Skydiven.’
‘O, wauw! Dat lijkt er meer op!’
‘Haal je niets in je hoofd. Voorlopig doe ik alleen onderzoek. Ik vraag me al een tijdje af wat er met ons adrenalinepeil zou gebeuren als we zoiets zouden doen,’ zei Miaka, terwijl ze aantekeningen maakte op een blocnote naast de computer. ‘Of we boven het gemiddelde zouden pieken.’
Ik grinnikte. ‘Miaka, is dit een avontuur of een wetenschappelijk experiment?’
‘Van allebei een beetje. Ik heb gelezen dat een adrenalinekick je visie kan veranderen, dat dingen er dan wazig uitzien of dat de tijd een ogenblik stil lijkt te staan. Het lijkt me interessant om zoiets te doen, te zien wat ik dan zie en vervolgens te proberen het in kunst te vangen.’
Ik glimlachte. ‘Het is creatief, dat moet ik toegeven. Maar er moet toch een betere manier zijn om een kick te krijgen dan door uit een vliegtuig te springen.’
‘Zelfs als het mis zou gaan, zouden we het toch overleven?’ vroeg Miaka. Ze draaiden zich allebei naar me om, alsof ik een autoriteit was op dat gebied.
‘Volgens mij wel. Hoe dan ook, aan dat skydive-avontuur doe ik niet mee.’
‘Ben je soms bang?’ Elizabeth wiebelde met haar vingers mijn kant op alsof ze een spook was.
‘Nee, hoor,’ sputterde ik tegen. ‘Het interesseert me gewoon niet.’
‘Ze is bang dat ze in de problemen komt,’ giste Miaka. ‘Dat de Oceaan het niet leuk zal vinden.’
‘Alsof ze ooit boos op jou zou worden,’ zei Elizabeth met iets van verbittering in haar stem. ‘Ze is dol op je.’
‘Ze geeft om ons allemaal.’ Ik vouwde mijn handen op mijn schoot ineen.
‘Dan zou ze het niet erg vinden als je ging skydiven.’
‘Wat nou als je doodsbang bent en gaat gillen?’ vroeg ik. ‘Wat zou er dan gebeuren?’
Elizabeth, die op het punt had gestaan mijn bezorgdheid van tafel te vegen, krabbelde terug. ‘Daar heb je een punt.’
‘Ik heb nog twintig jaar te gaan,’ zei ik zacht. ‘Als ik het nu verknal, zouden de afgelopen tachtig jaar voor niets zijn geweest. Jullie kennen de verhalen over sirenen die een misstap begingen net zo goed als ik. Je hebt zelf gezien wat er met Ifama is gebeurd, Miaka.’
Miaka rilde. De Oceaan had Ifama gered toen ze in de jaren vijftig van de vorige eeuw voor de kust van Zuid-Afrika dreigde te verdrinken. Ze stemde ermee in de Oceaan te dienen, en in ruil daarvoor mocht ze blijven leven. In de korte tijd dat ze bij ons was hield ze afstand. Ze zat in haar eentje op haar kamer en leek het grootste deel van de tijd te bidden. Later vroegen we ons af of ze zo kil was geweest om te voorkomen dat ze een band met ons kreeg. De eerste keer dat ze moest zingen, stond ze op het water met haar kin in de lucht en weigerde het te doen. De Oceaan trok haar zo snel onder water dat het leek alsof ze er nooit was geweest.
Het was een waarschuwing voor ons allemaal. We moesten zingen, en we moesten het geheim bewaren – de lijst met geboden was niet lang.
‘En wat dacht je van Catarina?’ ging ik verder. ‘Beth? Molly? De massa’s meisjes die zich in onze positie bevonden en faalden?’
De verhalen van die meisjes waren waarschuwende verhalen die van de ene sirene aan de andere werden doorgegeven. Beth had haar stem gebruikt om ervoor te zorgen dat drie meisjes die haar hadden gepest in een put sprongen. Dat gebeurde eind zeventiende eeuw, toen het idee dat heksen bestonden niet als vreselijk vergezocht werd beschouwd. Ze had een heel dorp op zijn kop gezet, en de Oceaan had haar het zwijgen opgelegd om ons geheim te bewaren. Catarina was ook een sirene die had geweigerd te zingen en was weggenomen. Het vreemde aan haar was dat ze tegen die tijd al dertig jaar sirene was. Ik had me suf gepiekerd over de vraag waarom ze na zo veel jaar de belofte van vrijheid had opgegeven.
Molly’s verhaal was anders – en verontrustender. Haar leven als sirene had geleid tot een of andere geestelijke inzinking. Na vier jaar had ze ’s nachts een heel gezin vermoord, onder wie een baby, een uitbarsting waarvan ze niet besefte dat ze hem had totdat ze over een bejaarde vrouw stond gebogen die met het gezicht omlaag in een badkuip lag. Naar verluidt had de Oceaan geprobeerd haar te kalmeren, maar toen ze een paar maanden later weer zo’n uitbarsting had, ontnam ze Molly haar leven. Molly was het bewijs dat wanneer de Oceaan je bedoelingen kende ze je genade kon schenken, al bleek uit haar verhaal ook dat die genade zijn grenzen had.
Dat waren de verhalen die we met ons meedroegen, de vangrails die ons op het rechte pad hielden. De regels overtreden hield in dat je zou sterven.
Het blootleggen van onze geheime wereld zou betekenen dat je werd afgevoerd en er misschien wel op je zou worden geëxperimenteerd. Als ze ons niet konden vernietigen en we niet konden ontsnappen, kon het wel eens letterlijk een eeuwigheid van zwijgende gevangenschap betekenen. En als iemand het vermoeden kreeg dat de Oceaan opzettelijk sommige van de mensen verorberde die ze ook hielp en steunde, zou het vast niet lang duren totdat mensen hadden uitgevogeld hoe ze aan hun water konden komen zonder haar ook maar aan te raken. Als niemand meer het water in ging, hoe moesten wij dan leven?
Gehoorzaamheid was van essentieel belang.
‘Ik maak me zorgen om jullie twee,’ bekende ik, en ik liep naar ze toe om ze een knuffel te geven. ‘Ik moet eerlijk toegeven dat ik er soms jaloers op ben hoe goed jullie je hebben aangepast. Maar ik vraag me af hoe lang jullie dat nog kunnen doen zonder de fout in te gaan.’
‘Je hoeft je geen zorgen te maken,’ verzekerde Miaka me. ‘Sirenen doen dit al eeuwenlang, en wij zijn er toevallig het beste in van allemaal. Zelfs Aisling woont aan de rand van een kleine stad. Contact met mensen is goed voor onze geestelijke gezondheid. Je hoeft jezelf echt niet af te zonderen om dit leven door te komen.’
Ik knikte. ‘Dat weet ik. Maar ik wil mijn grenzen niet oprekken, en die van de Oceaan ook niet.’
Elizabeth hoefde niets te zeggen. Ik kon haar horen oordelen zonder dat ze een woord zei.
‘Waarom gaan we niet bij Aisling langs?’ stelde Miaka voor. ‘We hebben haar nooit echt gevraagd of ze zich wel redt.’
‘Omdat ze hier nooit is,’ zei Elizabeth. In haar stem klonk ergernis door.
We hadden onze vierde zuster sinds de laatste keer dat we zongen niet meer gezien, en het was al meer dan twee jaar geleden dat ze bij ons had gewoond.
‘Dat lijkt me een goed idee,’ zei ik. ‘Gewoon een kort bezoekje.’ Dat laatste was vooral bestemd voor Elizabeth, die nooit echt was warmgelopen voor Aisling. Ze leefde te teruggetrokken naar Elizabeths zin.
Elizabeth knikte. ‘Goed, hoor. Er gebeurt verder toch niets.’
We gingen de achterdeur uit, waar een houten trapje naar een drijvende steiger voerde. Bij een handvol van de andere huizen lagen jetski’s of eigen raderboten aangelegd; bij ons lag niets. De zon stond zo laag dat niemand ons kon zien toen we het water in glipten.
Haar stromingen bewogen om ons te begroeten, en zodra we ons in het water lieten zakken, begon mijn huid te tintelen. Ik ontspande in de warmte van haar omhelzing en voelde me meteen kalmer.
Kunt u Aisling vertellen dat we eraan komen? vroeg ik.
Natuurlijk.
Joehoe! zong Elizabeth, toen we dieper het water in doken en op weg gingen. Door de snelheid die ze maakte, werd haar dunne kleding van haar lijf getrokken, en haar haar danste achter haar aan. Ze spreidde haar armen terwijl ze wachtte op haar sirenenjurk.
Wanneer we zo bewogen, viel al het aardse dat we droegen weg. De Oceaan opende haar aderen en liet duizenden zoutkorreltjes los, die zich aan ons lichaam hechtten en een lange, elegante, vloeiende jurk vormden. De jurken waren prachtig, in alle kleurschakeringen die de Oceaan rijk was – het paars van een stuk koraal dat nog nooit door mensenogen was gezien, het groen van kelp dat naar het licht toe groeide, het goud van brandend zand bij dageraad – en ze waren elke keer net iets anders dan de vorige. Het was bijna pijnlijk om ze uiteen te zien vallen, korreltje voor korreltje. Na een bezoek aan haar gingen ze zelden langer dan een paar dagen mee.
Je lijkt treurig. Alleen ik kon haar woorden horen.
Ik heb nog meer nachtmerries gehad, bekende ik.
Je hoeft niet te slapen. Zonder slaap red je het ook. Dat weet je.
Ik glimlachte. Dat weet ik inderdaad, maar ik hou van slapen. Het is rustgevend. Ik zou alleen graag slapen zonder dromen.
Al kon ze mijn dromen niet wegnemen, ze troostte me altijd zo goed als ze kon. Soms nam ze me mee naar eilanden of liet me de mooiste plekjes van zichzelf zien, zo makkelijk voor mensenogen verborgen. Ze wist dat voor me zorgen betekende dat ze me soms tijd zonder haar moest laten doorbrengen, al wilde ik nooit te lang bij haar vandaan zijn. Ze was de enige moeder die ik nu had.
Deels moeder, deels gevangenisbewaarder, deels werkgever... Het was een relatie die lastig uit te leggen viel.
Aisling zwom ons tegemoet om ons te begroeten. Haar eigen jurk was deels gevormd en zweefde in slierten om haar heen.
Wat een verrassing! zei ze als groet, en ze gaf een kneepje in Miaka’s hand. Kom maar mee.
We zwommen achter haar aan om de landplaten heen die boven het water uit rezen en continenten vormden. We hadden een nogal specialistisch geografisch gevoel: we wisten dat sommige plekken omringd waren door rotsen, andere door zand en weer andere door steile klippen. Ook andere dingen kenden we uit ons hoofd, zoals de plekken waar we elkaar hadden gevonden, de locatie van de schepen die door ons toedoen waren gezonken en de spooksteden op de zeebodem die op geen enkele kaart te vinden waren.
We zwommen achter Aisling aan naar een nogal rotsachtige kust. Zodra het water ondiep genoeg was, ging ze staan.
‘Maak je geen zorgen,’ zei ze, toen ze zag hoe nerveus het ons maakte dat ze onbevreesd het land op liep.
‘Ik dacht dat je dicht bij een stad woonde,’ zei Elizabeth, die over de ronde stenen sprong terwijl we van de waterkant weg liepen.
Aisling haalde haar schouders op. ‘Afstand is een relatief begrip.’ Ze leidde ons naar een oud huisje net achter de boomgrens. Het was pittoresk en stond onder een boom met zware takken. Ik kon me indenken dat die takken het huis ’s zomers koel hielden en het ’s winters beschermden tegen de sneeuw.
Voor het huis lag een kleine tuin barstensvol bloemen en bessen. Alles groeide en bloeide zo welig dat ik het gevoel kreeg dat Aisling kracht had geput uit alle elementen, terwijl wij alleen met het water verbonden waren.
‘Wat is het klein!’ merkte Miaka op, die naar binnen liep. Het huis bestond uit één kamer, nauwelijks zo groot als de woonkamer in ons strandhuis. Er stond niet veel meubilair, alleen een smal bed en een tafel met een bankje ervoor.
‘Ik vind het hier gezellig,’ merkte Aisling op, en ze zette een ketel op een stokoud fornuis. ‘Wat leuk dat jullie zijn gekomen. Ik heb vandaag wat verse bessen geplukt en was net bezig een taart te bakken. Geef me drie kwartier, dan kunnen we smullen!’
‘Verwachtte je visite?’ vroeg Elizabeth. ‘Of verveelde je je?’
We hadden niet veel reden om te koken. We hadden geen voedsel nodig, en met name Elizabeth kon maanden leven zonder te eten, tot ze trek kreeg in een bepaalde smaak.
Glimlachend legde Aisling het laatste beetje deeg op de bodem van haar bakblik. ‘Ja, de koning kan elk moment langskomen.’
‘Aha, dus de koning houdt van taart?’ grapte Miaka terug.
‘Iedereen houdt van taart!’ zei ze plagend. Toen slaakte ze een zucht. ‘Eerlijk gezegd verveelde ik me vandaag een beetje. Dus ik ben heel blij met jullie bezoek.’
Ik ging naast Aisling staan terwijl ze de vulling in de vorm goot. ‘Weet je, je kunt altijd bij ons komen logeren.’
‘O, ik hou van de stilte.’
‘Je zei net dat je je verveelde,’ ze Miaka, die haar kunstenaarsoog door de kamer liet gaan.
‘Eén dag op de honderd,’ zei Aisling om dat van tafel te vegen. ‘Maar ik weet dat ik tegenwoordig eigenlijk meer tijd met jullie zou moeten doorbrengen. Ik zal het proberen.’
‘Alles goed met je?’ vroeg ik. ‘Je lijkt gespannen.’
Aisling dwong zichzelf te glimlachen. ‘Alles is prima. Ik ben blij om jullie te zien. Wat is de aanleiding?’
‘Kun je alsjeblieft tegen Kahlen zeggen dat ze moet dimmen?’ vroeg Elizabeth, die op het eenpersoonsbed zat alsof het huis van haar was. ‘Ze loopt de hele tijd te kniezen. Altijd bezig met haar plakboeken, bang dat haar wereld instort zodra de schaduw van een mens haar pad kruist.’
Aisling en ik keken elkaar aan. Ze grijnsde. ‘Wat is er werkelijk aan de hand?’
‘Niets,’ bezwoer ik. ‘We zijn alleen onze overlevingstactieken aan het vergelijken. Ik voel me veiliger wanneer we anoniemer zijn. Met hoe minder mensen we in contact komen, hoe beter.’
‘En toch wil je per se in een grote stad wonen,’ mopperde Elizabeth.
Ik sloeg mijn ogen ten hemel. ‘Dan vallen we niet zo op.’
Miaka liep naar ons toe en legde haar kleine hand op Aislings schouder. ‘Volgens mij wil Elizabeth eigenlijk vragen of je misschien een woord van wijsheid voor ons hebt, aangezien je de oudste bent.’
Aisling deed haar schort af, en we gingen met zijn vieren op het bankje en het bed zitten. ‘Goed, laten we eerlijk zijn: de Oceaan heeft maar één van ons tegelijk nodig. Hoewel ze haar werk met een enkele sirene zou kunnen doen, zorgt ze er altijd voor dat er twee zijn, zodat we niet alleen zijn.’
‘En we hebben de Oceaan,’ voegde ik eraan toe.
‘Wat ook weer raar is. Ze is moeilijk te vatten.’ Elizabeth speelde met de glinsterende zoutkristallen van haar jurk.
‘Ze is geen persoon,’ bracht ik naar voren. ‘Natuurlijk is ze dan moeilijk te vatten.’
‘Goed, terug naar waar we het over hadden. Aisling, denk je niet dat je contact met mensen kunt hebben zonder dat dat gevolgen heeft?’ vroeg Elizabeth met enige drang.
Aisling glimlachte in zichzelf, met haar ogen op de lucht gericht. ‘Dat kan zeker. Volgens mij heeft het mijn eigen leven verrijkt om levens te zien die zichtbaar veranderen, die seizoenen kennen, ook al verander ik zelf niet. Het gaat erom dat je je grenzen kent, denk ik.’ Ze richtte haar blik weer op Elizabeth. ‘Kahlen lijkt die van haar te kennen, dus misschien moeten we die gewoon respecteren.’
‘Nou, volgens mij voelt ze zich ellendig en zou ze veel gelukkiger zijn als ze zo nu en dan de echte wereld in zou gaan.’ Elizabeth wierp ons een bits glimlachje toe, niet zozeer om ruzie te zoeken als wel om ons allemaal te laten weten dat ze nog steeds vond dat zij het bij het rechte eind had.
‘Om daarop voort te borduren,’ zei Miaka, die haar rug rechtte, ‘zeg ik skydiven. Zou jij het doen, Aisling?’
Aisling lachte nerveus. ‘Ik hou niet van hoogtes, dus waarschijnlijk niet.’
Miaka knikte. ‘Ik moet toegeven dat vallen een raar gevoel zal zijn. Maar ik wil de wereld van bovenaf zien.’
‘Je hebt oorlogen meegemaakt, landen uit elkaar zien vallen en zich weer zien vormen. Je hebt meer modeseizoenen meegemaakt dan de meeste mensen zich kunnen herinneren. We hebben over de Chinese Muur gewandeld, je hebt op een olifant gereden... Elizabeth heeft ons zelfs meegenomen naar een concert van de Beatles!’ bracht ik haar in herinnering. ‘Heb je echt nog meer nodig?’
Miaka straalde. ‘Ik wil alles zien.’
De rest van ons bezoek praatten we over schilderijen die Miaka had gemaakt, boeken die ik had gelezen en films die Elizabeth had gezien. Aisling meende het echt wanneer ze zei dat ze ervan genoot naar het leven om zich heen te kijken. Ze vertelde dat de beste bakkerij in de stad definitief haar deuren sloot en dat de laatste tijd steeds meer mensen als hondenuitlater werden ingehuurd. Al betekende het voor mij persoonlijk niets, voor de vreemden die zo leefden betekende het alles.
‘Ik wou dat ik een talent had zoals jij, Miaka,’ klaagde Aisling, nadat ze haar theorieën over adrenaline en kunst had aangehoord. ‘Ik heb het gevoel dat ik niets te melden heb. Op dit ogenblik is het heel stil in mijn leven.’
‘Je bent echt welkom in ons huis,’ zei ik nogmaals.
Ze leunde tegen me aan, en onze hoofden raakten elkaar. ‘Dat weet ik. Tegenwoordig lijkt het leven gewoon zo snel te gaan. Ik zal deze stilte niet veel langer meer om me heen hebben. En ik denk dat ik het zal missen.’
‘Snel?’ vroeg ik. ‘Wat doe je dan waardoor de jaren voorbijvliegen in plaats van voorbijkruipen?’
‘Ik ben het met Aisling eens. Alles gaat snel,’ merkte Elizabeth op. ‘Ik heb niet genoeg tijd om alles te doen wat ik wil, maar ik vind het geweldig!’
Na een paar uur werd Elizabeth ongedurig, dus zei ik beleefd dat het tijd was om naar huis te gaan. Terwijl Miaka en Elizabeth in de richting van het water liepen, hield Aisling me tegen.
‘Al kan ik je niet vertellen wat je moet doen, ik weet hoe erg ons werk je kwelt. Als de manier waarop je nu al tachtig jaar leeft je zo’n slecht gevoel geeft, is het misschien tijd om iets anders te proberen.’
‘Wat nou als ik het verknal?’
Ze gaf een kneepje in mijn hand. ‘Je bent te goed om het te verknallen. En mocht dat gebeuren, dan zou jij de meest waarschijnlijke kandidaat zijn om gratie te krijgen. Ze houdt van je. Dat weet je.’
Ik knikte. ‘Dank je wel.’
‘Graag gedaan. Ik kom gauw langs.’
Op een drafje liep ze het huis weer in. Terwijl ik nadacht over haar advies zag ik haar door het raam binnen voorbereidingen treffen voor nog een taart.
Ik glimlachte in mezelf. Aisling had niets te winnen of te verliezen met haar advies dat ik mijn gewoonten moest veranderen, en daarom vertrouwde ik haar. Ik sloot mijn gevoelens, zorgen en vragen in mijn hart op en overdacht of er misschien toch een manier was om het laatste stuk van dit leven wat makkelijker te maken.