8
De meiden waren er niet toen ik thuiskwam, en dat vond ik wel best. Ik hoopte dat ze genoten van hun laatste avond in deze opwindende studentenstad aan de kust. Ik ging naar mijn kamer. Terwijl ik rondkeek, besefte ik dat ik niet veel bezittingen had. Die had ik eigenlijk nooit gehad.
Ik legde de plakboeken in mijn hutkoffer en herinnerde me dat ik nog één iemand moest zoeken van de passagierslijst van de Arcatia. Het was me nog nooit overkomen dat ik midden in een zoektocht iemand vergat. Soms gaf ik het zoeken op, wanneer duidelijk werd dat ik niets zou vinden, maar het was de eerste keer dat dit gebeurde. Akinli had me even doen vergeten wat ik was, had mijn huid aangeraakt alsof het een mensenhuid was en tegen me gepraat alsof ik normaal was.
Wat was het toch magisch om een normaal meisje te zijn.
Ik had een paar kledingstukken die ik leuk vond, en een heel fraaie houten borstel die ik ooit op een vlooienmarkt had gekocht. En ook een roestig haarspeldje, dat in mijn haar had gezeten toen ik was veranderd en dat ik had bewaard, omdat ik aannam dat mijn moeder hetzelfde soort speldjes had gebruikt. Het was het enige wat ik nog had dat me met haar verbond. Verder had ik een handvol ditjes en datjes, meer niet.
De hutkoffer die ik naar de voordeur sleepte, woog niet veel. De meiden zouden hem zien staan wanneer ze thuiskwamen. Ze zouden weten hoe laat het was.
Ik liep door de achterdeur naar buiten en ging op de drijvende steiger zitten. Ik staarde naar de Oceaan en zweeg, al hoorde ik haar wel. Ze kabbelde het strand op en boog zich om de houten palen heen. Ik hield zoveel van haar. Ze was mijn thuis, de plek waar we ons konden verbergen wanneer er oorlogen woedden of mensen ons wantrouwig aankeken. Zij was leven, onze steun, de steun van iedereen. Maar nu was ik boos. Ik kon er niets aan doen. Ze was ook de bron van al mijn schuldgevoel, al mijn onvervulde dromen.
Ik wilde haar veel vragen. Vanavond alleen niet.
Ik hoorde het vertrouwde gekraak van de voordeur en liep weer naar binnen. Zwijgend stonden Elizabeth en Miaka naar mijn hutkoffer te staren. Miaka leek op het punt te staan in tranen uit te barsten, en Elizabeth zwaaide chagrijnig de hooggehakte sandalen die aan haar vingers bungelden heen en weer.
‘Waarom?’ vroeg Miaka, terwijl ik de schuifdeur dicht duwde.
‘Ik moet gaan,’ zei ik bijna gegeneerd. Ik schaamde me voor mijn zwakheid.
Elizabeth liet haar schoenen vallen. ‘Nou, ik niet. En Miaka ook niet. We willen hier niet weg.’
Ik ontweek haar boze blik. ‘Dat snap ik, maar ik kan hier niet langer blijven.’
‘Jij wilt altijd in een grote stad wonen, waar we anoniem kunnen zijn! En vervolgens doe je niet eens een poging te integreren. Wij zijn hier gelukkig!’ Toen ik een vluchtige blik op Elizabeth wierp, bevestigden haar opeengeklemde kaken wat ik al had vermoed.
Ik haalde trillend adem en dwong mezelf rustig te spreken. ‘Ik vind het geen probleem om in mijn eentje te gaan. Misschien zijn jullie twee wel beter af zonder mij. Aisling doet het prima in volledige afzondering, en ik misschien ook wel. Of misschien zal ik me zonder jullie heel ellendig voelen. Ik breng mijn hutkoffer naar de auto, wacht een halfuur, en als jullie dan in de auto zitten, neem ik jullie graag mee. Zo niet, dan zie ik jullie wanneer we weer moeten zingen.’
Ik pakte mijn spullen, haalde mijn sleutels uit mijn tas en liep langs ze heen. Zittend achter het stuur haalde ik mijn telefoon tevoorschijn om te zien hoe laat het was, zodat ik ze het halfuur kon geven dat ik had beloofd. Ik zag dat ik twee sms-berichten had gemist.
Hé, waar was je ineens gebleven? Alles goed?
En daarna:
Ik zit met een probleem. Van de zeven kilo die ik in mijn eerste jaar zou moeten aankomen, zit er nog maar één aan. Ik hoop eigenlijk dat je me kunt helpen. Zullen we de volgende keer brownies proberen?
Niet één keer iets over de bons gekregen hebben. Hij had er op de koop toe zelfs een smiley bij gezet. Zou het kunnen dat ik de leukste mens op aarde was tegengekomen? Een jongen zoals hij was al net zo’n mythisch wezen als ikzelf.
‘Schaefer,’ fluisterde ik de nacht in. ‘Akinli Schaefer.’
Het was net zo fijn om zijn naam uit te spreken als ik had gehoopt.
Met mijn vingers boven de toetsen keek ik weer naar mijn telefoon. Ik wilde antwoorden, misschien sorry zeggen of uitleggen dat ik plotseling moest verhuizen. Maar ik wist dat als ik één keer iets zou sturen, ik het vaker zou doen.
Ik zette mijn telefoon uit en stak de sleutel in het contactslot, zodat het klokje op het dashboard oplichtte. Ik hield mijn blik op de klok gericht, en na negenentwintig minuten zakte de moed me in de schoenen. Ik had geen idee waar ik naartoe zou gaan. Een plek aan zee was bijna verplicht, aangezien we nooit wisten wanneer een noodgeval zich zou voordoen, en het maakte het in elk geval voor mij makkelijker om zo nu en dan met haar te praten. Nu was het tijd om een keus te maken.
Ik slikte en draaide het contactsleuteltje om.
De motor was nauwelijks tot leven gekomen of Miaka stak haar gezicht met een grote glimlach door het zijraampje. ‘Doe je de kofferbak even voor me open? Ik had meer teken- en schilderspullen dan ik dacht.’
Ik deed wat ze me had gevraagd en voelde me dubbel zo schuldig. Eerder had ik immers tegen haar gezegd dat we onze volgende verhuizing konden bespreken, en nu had ik haar gedwongen alles in een halfuur in te pakken.
Ze stapte voorin, kwam naast me zitten en stak haar haar op in een rommelige knot.
‘Ik weet niet waarom, maar ik dacht dat er iets bijzonders met je was gebeurd. Ik dacht dat je je hier op je gemak begon te voelen. Nu heb ik het gevoel dat ik er volledig naast zat.’
‘Je bent al zeventig jaar sirene,’ zei ik zacht. ‘Je weet dat dit leven zijn tol eist. Het lukt me niet me ergens op mijn gemak te voelen. En ik probeer het echt. Dat zweer ik je.’
‘Dat weet ik.’ Ze legde een hand op mijn knie. ‘Je bent tientallen jaren bij ons gebleven, terwijl wij vrij rondstruinden. Als je een periode rust wilt hebben, kunnen wij er ook voor jou zijn, hoor.’
Ik sloeg mijn ogen ten hemel. ‘Op het ogenblik ziet het ernaar uit dat alleen jij met me meegaat.’
Een fractie van een seconde later werd de kofferbak dichtgeklapt en stapte Elizabeth achter in de auto.
‘Ik heb de huisbaas een e-mail gestuurd, en we hebben geld achtergelaten voor het geval hij het huis wil laten schoonmaken. Kom, we gaan.’ Ze sloeg haar armen over elkaar en zette haar zonnebril op, ook al was het donker.
Ik zei niets, maar glimlachte in mezelf. Mijn zusters hielden van me.
Ik zat de hele rit achter het stuur. Na drie uur nam Elizabeth de zorg voor de muziek op zich. Na zes uur zagen we de zon opkomen. En na tien uur reden we Pawleys Island binnen en vonden we een kantoor waar ze strandhuizen verhuurden.
Aangezien het naseizoen was en we ‘wel heel erg knap’ waren, zette de verhuurmakelaar geen vraagtekens bij drie stomme meisjes en onze stapels contant geld.
Tegen de middag hadden we een onderkomen gevonden in een smal grijs huis, het laatste in de rij. Het was een rustige buurt, met links een rij leegstaande zomerhuizen en rechts niets dan zand en helmgras, zover we konden kijken. Het was een perfecte plek om de Oceaan in te kunnen komen, ver genoeg van de stad vandaan om niemand te hoeven zien als ik dat niet wilde.
‘Wat schilderachtig,’ zei Miaka bewonderend. ‘Mag ik een van de kamers aan de strandkant hebben?’
‘Ik vind het prima.’ Elizabeth liet haar tassen midden in de kamer vallen. ‘Goed, dit is nu dus ons thuis,’ zei ze met een blik vol afschuw op de bloemetjesgordijnen en de handgeweven vloerkleden.
‘Voorlopig,’ beloofde ik. ‘We blijven hier echt niet voor eeuwig.’
Ze liep naar me toe en sloeg haar armen om me heen. ‘Ik zal er het beste van maken, voor jou. Misschien ga ik wel leren breien.’
Ik zette een pas achteruit en staarde haar aan.
‘Wat? Ik zei toch “misschien”?’
‘Bedankt dat je bent meegekomen.’
Ze slaakte een zucht. ‘Ik had anders niet veel keus. Miaka is zo’n beetje mijn wederhelft, en ik wist dat ze je niet in je eentje wilde laten gaan. Bovendien heb ik je ook nodig. Ook al hou ik van Miami, van jullie twee hou ik meer.’
‘En ik hou van jullie. Zonder jullie zou ik verloren zijn.’
‘O!’ riep ze plotseling uit, en ze liet me los. ‘Films!’ Over mijn schouder kijkend zag ik een wandkast vol films op dvd om gasten op regenachtige dagen bezig te houden. Aangezien ze dol was op films en tv-series, zouden die dvd’s haar wel even zoet houden. Voorlopig, tenminste.
Ik keek door de grote voorramen naar de Oceaan. Eerst zou ik mijn draai vinden in ons nieuwe leven, en dan ging ik naar haar toe.
Miaka haalde het bed en de ladekast uit haar kamer om er een studio van te maken. ‘Fantastisch licht!’ zei ze keer op keer. ‘Prachtig!’ Elizabeth klaagde dat haar kamer niet half zo comfortabel was als die in Florida, maar ze probeerde het probleem op te lossen met nieuwe plaids en kussens en een elegant net dat ze puur had gekocht om over haar bed heen te leggen. Uit dankbaarheid verplaatste ik zelfs de tv van mijn kamer naar die van haar, en na een paar dagen leek ze tevreden met de ruimte.
Ik nam de andere kamer met uitzicht op de Oceaan en keek naar haar. Ik wist niet waar ik op wachtte, maar het kostte me tijd om de wil te vinden. Na een week in ons nieuwe huis zette ik uiteindelijk mijn eerste passen over het zand het water in.
Hé, ben je verhuisd?
Ja, dacht ik. Ik had het moeilijk in de stad. De anderen zijn bij me.
Wat was er zo moeilijk?
Ik schudde mijn hoofd en begon te huilen. Alles.
Ik voelde haar bezorgdheid aanzwellen en keek het strand op en neer. Het was eind oktober, en de kilte van de herfst hing in de lucht. Niemand had meer haast om naar het strand te komen. Angstig en verdrietig rende ik haar in.
Je gedachten gaan te snel, zei ze. Je moet rustiger worden.
Ik ben heel erg in de war, bekende ik. Waarom ben ik de enige met nachtmerries? Zelfs wanneer ik wakker ben, word ik erdoor achtervolgd. En waarom ben ik zo bang voor mensen? Hoe kan Aisling alleen wonen zonder gek te worden? Waarom hebt u mij eigenlijk gekozen? Ik ben zo in de war. Zo moe...
Je denkt veel te veel na. Eén vraag per keer. We komen er wel uit.
Met een vuist sloeg ik tegen mijn borst, een beschuldiging naar mijn lijf omdat het me in de steek had gelaten. Ik heb tachtig jaar gehad om me aan te passen, en dat is nog steeds niet gelukt. Ben ik beschadigd?
Laten we daarmee beginnen. Nee, je bent niet beschadigd. Je bent misschien wel de trouwste sirene die ik ooit heb gehad.
Een van de besten, dus? Is het erg als ik tegen u zeg dat ik eigenlijk niet goed wil zijn in dit werk?
In een poging me te troosten wervelde ze om mijn gezicht en haar. Niemand met een kloppend hart kan het leuk vinden een ander mens te doden.
Ik ben geen mens, voerde ik aan. Ik ben minder dan dat.
Kahlen, lieve meid, je bent nog steeds een mens. Ook al verandert je lichaam misschien niet, je ziel is nog flexibel. Ik kan je verzekeren dat je in het diepst van je wezen nog steeds verbonden bent met de mensheid.
Ik bleef huilen, en mijn tranen gingen op in haar golven. Waarom kan ik dan niet omgaan met menselijk contact? Elizabeth heeft minnaars gehad.
Net als vele sirenen voor haar. Dat is niet verrassend, gezien hoe mooi jullie zijn.
Als het zo gewoon is voor sirenen, waarom kan ik het dan niet?
Ze begon te lachen, een moederlijk geluid in mijn hoofd, alsof ze me beter kende dan ik mezelf. Omdat Elizabeth en jij heel verschillend zijn. Zij zoekt passie en opwinding. In haar donkere wereld zijn die intermezzo’s als vuurwerk. Jij verlangt naar relaties, naar liefde. Daarom bescherm je je zusters met hand en tand, daarom kom je altijd naar mij terug, zelfs als ik niet roep, en daarom treur je zo diep om de levens die je moet nemen.
Ik dacht na over haar woorden. Ik vroeg me af hoeveel van ons vorige leven we meenamen wanneer we veranderden. Elizabeth was opgegroeid in het tijdperk van de vrije liefde; ik groeide op met ‘tot de dood ons scheidt’.
Ik vrees dat dit altijd een teer punt voor je zal blijven. Je moet leren tevreden te zijn met het kleine kringetje mensen om je heen. Zelfs als je iemand zou vinden die in alle opzichten je soulmate was, zou je nooit bij hem kunnen blijven.
O? Ik duwde alles over Akinli naar het donkerste plekje in mijn hoofd, want ik wilde niet dat ze wist dat hij heel even mijn bestaan had verlicht. Toen vond ik het dom van mezelf dat ik haar woorden in twijfel had getrokken. Ze waren een weerspiegeling van wat ik bij ons vertrek uit Florida had gedacht.
Er zijn technische redenen – dat je niet ouder wordt, dat je je sterker-dan-menselijke vaardigheden laat zien – maar het komt ook neer op wie je bent.
Een sirene? vroeg ik, al klonk dat antwoord wel erg voor de hand liggend.
Nee. Van mij.
Ik merkte dat ik beduusd mijn voorhoofd fronste. Ik had altijd gedacht dat die twee een en hetzelfde waren.
Waarom denk je dat ik alleen meisjes in dienst heb? Moeders kan ik niet nemen, en getrouwde vrouwen ook niet.
Ik kneep mijn ogen tot spleetjes. Daar had ik nog nooit over nagedacht. Waarom niet?
Getrouwde vrouwen zullen hunkeren naar hun man. Voor een echt trouwe vrouw is het een marteling om een lied te zingen dat vooral bedoeld is om mannen te verleiden. En een moeder van haar kind scheiden is het wreedste wat je kunt doen. Volgens mij zouden alle ouders die gedwongen werden hun leven gescheiden van hun kinderen te leiden gek worden. Dit leven is niets voor mensen met dat soort zielenpijn. Het zou ze onberekenbaar kunnen maken, en dat is gevaarlijk voor ons allemaal. Maar dochters? Het is de bedoeling dat dochters uiteindelijk hun ouders verlaten en hun eigen weg in het leven kiezen.
Dat is waar. Ik sloeg mijn armen om mijn bovenlichaam heen. Al had ik volgens mij voorheen geen grote ambities. En ik weet niet zeker of ik die nu wel heb.
Daar gaat het niet om. Je bent erg gedreven. Uiteindelijk vind je wel iets om al die energie in te steken, en dan zul je niet te stoppen zijn. Zelfs nu je iets moet doen waar je geen vreugde uit put, doe je je werk plichtsgetrouw, omdat je niet anders kunt.
Daar voelde ik me een beetje door getroost, het idee dat er misschien wel meer voor me in het verschiet lag dan ik me had voorgesteld. En hoewel het moeilijk was een compliment te accepteren voor het doden van mensen, was ik trots dat ik haar nooit had teleurgesteld.
En ik zal je laatste vraag beantwoorden voordat je hem nog eens stelt. Ik weet dat je wilt horen dat je zusters en jij iets speciaals hadden, dat het kiezen volgens een bepaald plan verloopt. Feit is dat ik me altijd bewust ben van de tijd, van hoe nabij het einde is van mijn sirenen. Ik zocht iemand, al wist ik niet of er meisjes aan boord van jullie schip waren. Van de vijf meisjes aan boord die geschikt waren, was jij de enige die riep. Ik sprak, en jij reageerde. Daarom heb ik je gekozen.
Is dat alles?
Ik ben bang van wel.
Het was nogal een schok dat het allemaal zo willekeurig ging, hoewel ik niet wist wat ik had gehoopt te horen. Het was alsof ze dat begreep, want haar stem in mijn hoofd werd zachter en nog warmer van toon. Er is wel iets wat je moet weten. Al word ik bij het kiezen niet gedreven door de wens een specifiek meisje te hebben, wanneer ik haar eenmaal heb leren kennen is dat anders. Ik koester je. Jullie allemaal. Ik wil niet dat je denkt dat je je leven verkwist, terwijl het mij zo dierbaar is.
Ik begon weer te huilen, bang als ik was dat ik haar met mijn vragen op de een of andere manier had beledigd.
Dat moet je niet denken. Ik weet dat jouw leven anders is dan dat van mij. Ik neem je gewoon zoals je bent.
Ik knikte en probeerde mijn emoties onder controle te krijgen. Ik voel me gewoon een beetje overweldigd door alles.
Dat weet ik. En dat mag je de rest van je vonnis best blijven. Maar laat het de tijd die je nog hebt met je zusters, met mij, niet bederven. We houden van je.
Ik knikte.
Dit was een hoop emotie voor één dag. Ga nu. Ga leven.
Zachtjes duwde ze me in de richting van de kust, totdat het zand onder mijn voeten stevig genoeg was om op te lopen. Pas toen ik onder aan de hoge verandatrap was aangekomen, stond ik mezelf toe na te denken over wat haar woorden precies inhielden.
De Oceaan was nu duidelijk bezitteriger dan ooit. Maar ondanks alles wat ze had gezegd, dwaalden mijn gedachten steeds weer af naar Akinli. Alleen al de afgelopen paar dagen leken mijn gevoelens voor hem dubbel zo sterk te zijn geworden, en hij was niet eens in de buurt. Hij was zo ongelofelijk lief geweest. Ik bleef mezelf voorhouden dat dit een kalverliefde was, iets tijdelijks, iets grilligs wat net zo snel zou verdwijnen als het was opgekomen. En toch miste ik hem zo erg dat het pijn deed.
Ik maakte me ook zorgen om mijn zusters, de mensen die dit leven met me deelden. Het was niet fair van me geweest ze zo plotseling uit hun vertrouwde omgeving weg te rukken, al wist ik niet wat ik anders had moeten doen. Nu zaten we hier in een dorpje dat weliswaar in de buurt lag van een grote stad, maar zo ver van alles vandaan was dat ze hier nooit iets spannends zouden beleven.
Het enige wat ik wilde, was beter worden. Ik wilde een manier vinden om mezelf zo strak in te pakken dat pijn en verdriet niet tot me konden doordringen. Nu ik met de Oceaan had gepraat, wist ik niet of dat wel kon. Misschien moest ik leren leven met constant verdriet.
Ze had tegen me gezegd dat ik moest leven...
Ik wist niet hoe ik haar kon vertellen dat simpelweg in leven zijn niet genoeg was om te kunnen zeggen dat je leefde.