28
Miaka bestudeerde alle schilderijen van sirenen die ze kon vinden. Ze doorzocht de hele geschiedenis van de mensheid om ze te verzamelen. Verschillende ervan vergrootte ze en prikte ze met punaises aan de muur. In een aantekenboek analyseerde ze kleurgebruik, symboliek en historische context. Als het kon, spoorde ze mecenassen op om erachter te komen of iemand een stuk in opdracht had laten maken of het puur aan de inspiratie van de kunstenaar was ontsproten.
Lange tijd wist ik niet goed waarom ze dat deed, hoe kunst ons nu kon helpen.
‘Misschien heeft iemand ooit een sirene gezien,’ probeerde ze me uit te leggen. ‘Misschien is het per ongeluk gegaan, heeft iemand een schipbreuk overleefd en heeft zij dat gemist. Misschien is er ergens iets opgetekend. Ik weet het niet. Ik grijp alles aan wat ik kan vinden.’
Elizabeth vond verwijzingen naar ons in een paar films, die ze steeds weer opnieuw keek om te zien of ze er dezelfde thema’s in kon terugvinden. Mij leek dat nu net zo zinloos als toen ikzelf had geprobeerd onderzoek naar sirenen te doen. Maar Elizabeth was geen wetenschapper. Ze was strijdlustig. En aangezien er niemand aanwezig was om mee te strijden, streed ze op deze manier.
En Padma. Die lieve Padma deed haar best alle mythes, alle fabels, alle sprookjes over ons te lezen. Het was een feit dat veel mensen negeerden: kinderboeken bevatten waarheden.
Ik had mijn eerdere onderzoek naar sirenen geheimgehouden. Ik wilde liever niet dat mijn zusters wisten dat ik op zoek was geweest naar een vluchtweg. Maar misschien had ik wel iets moeten zeggen. Nu ik ons zo bij elkaar zag zitten en dingen over onszelf te weten zag komen die de Oceaan ons nooit kon leren, voelde ik me closer met hen dan ik me in lange tijd had gevoeld. Ik kon wel huilen, want ik had het gevoel dat ik op het randje van de dood pas echt van mijn zusters was gaan houden.
Samen met hen kwam ik veel meer te weten dan me in mijn eentje was gelukt. We lazen over de Slavische Rusalki, de zielen van verdronken vrouwen die rondwaarden in rivieren en beken. De Latijnse Undines, die geen ziel hadden, konden er een verkrijgen door met stervelingen te trouwen. Zeemeerminnen hadden lang haar en prachtige staarten, najaden leefden alleen in zoet water, en de Grieken hadden een hele hoop goden alleen gewijd aan water. Maar hoe ver we die paden ook volgden, omdat we ons afvroegen of de wezens in die mythen misschien abusievelijk waren aangezien voor ons, we vonden niets wat mijn ziekte zou kunnen verklaren.
Tussen slaapaanvallen door waartegen ik me niet kon verzetten, las ik alles wat los en vast zat. In eerste instantie vond ik het al net zo frustrerend als in het verleden. Er waren stukjes waarvan we wisten dat ze waar waren. Het aantal sirenen, het lied, de onvermijdelijke dood. De rest leek fictie, dingen verzonnen door mannen om ons af te schilderen als harteloze vrouwen die ervoor leefden om hen te verleiden. Zelfs in de mythes over andere waterwezens was dat het thema. Allemaal vrouwen, allemaal uit op vernietiging.
Maar ik had een hart. Ik had een hart, en dat stond op het punt te breken.
Terwijl we hiermee bezig waren, pakte ik een verzameling korte verhalen. Ik herkende de titel, al had ik het boek nooit eerder gelezen. Het was gepubliceerd rond de tijd dat ik sirene was geworden. Ik bladerde naar het stuk geschreven door Franz Kafka met de titel ‘Het zwijgen der Sirenen’. Het was nauwelijks twee pagina’s lang, en toch bleven zijn woorden door mijn hoofd spoken, het idee dat het zwijgen van een sirene dodelijker was dan haar gezang.
Al moest ik in eerste instantie lachen om dat idee, het bleef in mijn hoofd zitten. Hoe kon mijn zwijgen nou dodelijk zijn? Juist als we zwegen, bleven mensen leven. Ik las het verhaal uit en ging door met andere dingen, maar de gedachte kwam telkens weer omhoog, al wist ik niet waarom.
Ik had nog nooit iemand met mijn zwijgen gedood. Als ons niet-zingen zo dodelijk was, zou iedereen met wie we in contact kwamen overkomen wat Akinli nu in zijn greep had.
Ik dacht na over alle andere manieren waarop ik een band met hem had en maakte me ondertussen zorgen dat ik niet snel genoeg vooruitgang boekte om hem te kunnen helpen. Het kwam niet doordat we elkaar hadden gekust, wist ik. Elizabeth had meer dan genoeg mannen gekust, zonder enig negatief effect. En ook niet doordat ik van hem hield, want als liefde kon doden, zou Aisling nooit hebben kunnen teruggaan naar Tova, naar haar kleindochter. Wat was het dan? Wat maakte Akinli anders dan alle anderen?
‘Miaka,’ riep ik. Mijn stem was zo schor dat ik me afvroeg of mijn zingen op dat moment überhaupt uitwerking zou hebben.
Ze liet alles voor me uit haar handen vallen. ‘Wat is er? Heb je honger? Voel je je misselijk?’
‘Kun je dit voor me lezen? Het is kort, maar het heeft iets...’ Ik gaf haar het dunne boekje, en ze keek er even naar. ‘Valt je er iets aan op?’
Ze nam het uit mijn magere handen aan en las het stuk in een fractie van de tijd die het mij had gekost.
‘Hoe kan ons zwijgen nou dodelijker zijn dan ons zingen?’ vroeg ze spottend.
‘Precies.’
Ze gaf me het boek terug. ‘Ik zal er verder over nadenken.’
‘Heb je nog iets gevonden in de schilderijen?’
Ze snoof. ‘Nee. Het lijkt erop dat we voornamelijk als demonen worden voorgesteld of worden geseksualiseerd.’
‘Dat was me al opgevallen.’
‘En voor zover ik kan nagaan, heeft niemand ooit bewust een sirene gezien en het overleefd.’
‘Dat moet wel,’ zei ik hees, terwijl ik mijn dekens strakker om me heen trok. ‘Hoe heeft iemand die mythe anders de wereld in gebracht?’
‘Nou ja, wie dat ook was is nu al duizenden jaren dood en heeft weinig meer nagelaten dan wat we al weten.’
Ik slaakte een zucht. Mijn brein was uitgeput van de dag, en ik voelde dat mijn hart al snel volgde.
Miaka legde haar handen op mijn schouders. Een warm gebaar, waardoor ik me ervan bewust werd hoe koud ik het had. ‘We vinden een oplossing, Kahlen. Ik heb het gevoel dat we er nu heel dichtbij zijn.’
Ik knikte, al wist ik niet of ik het wel met haar eens was. Ik was bang dat Akinli nauwelijks nog tijd had, aangezien zijn broze lijf veel breekbaarder was dan dat van mij. En omdat onze ziekte een link was tussen ons, vroeg ik me af wat er met mijn hart zou gebeuren als dat van hem ophield met kloppen.
Elizabeth beende vanuit de woonkamer de keuken in. ‘Volkomen zinloos. Ik ben geen mannenverslindster,’ zei ze terwijl ze naar de televisie knikte.
‘Nou ja, als een van ons het is...’ merkte Miaka grappend op.
Elizabeth schonk haar een zuinig glimlachje. Het gevoel dat we elkaar nu konden plagen, deed me goed.
Ik grijnsde zo breed als ik kon, wat niet erg breed was, en voelde een scherpe pijn in een mondhoek. Ik legde mijn vingers op de plek in de hoop de pijn te verzachten. Toen ik mijn hand wegnam, waren mijn vingertoppen helderrood.
Ontzet staarde ik naar het bloed. Ik was overrompeld geweest door de misselijkheid en de koortsaanvallen, maar door dit bloed werd ik echt geconfronteerd met het feit dat ik dood kon gaan. Ik dacht nog steeds dat ik niet kon bloeden, dat ik daarboven stond.
De meiden wisselden nerveuze blikken. Ze wisten niet wat ze moesten zeggen of doen. Padma pakte een handdoekje uit de keuken en veegde mijn hand en lip voor me schoon, terwijl we allemaal in stilte deze nieuwe klap probeerden te verwerken.
‘Wat zien we over het hoofd?’ vroeg Elizabeth wanhopig. ‘Wat weten we niet? We hebben alle films gezien, alle schilderijen bekeken, alle boeken gelezen... Nu kennen we alle verhalen toch?’
‘Nou, nee,’ zei Padma, alsof voor de hand lag wat we hadden overgeslagen. ‘Haar verhaal ken ik nog niet.’ Ze wees naar mij.
‘Ik ben op dezelfde manier sirene geworden als jullie,’ zei ik schokschouderend. ‘Dat was in 1933, en...’
‘Nee, nee,’ zei Padma lachend. ‘Het verhaal van jou en die jongen, bedoel ik. Wat is er precies tussen jullie voorgevallen? Hoe hebben jullie elkaar eigenlijk ontmoet?’
‘In Florida. Hij werkte in de bibliotheek. We hebben elkaar een paar keer getroffen. De laatste keer hebben we samen een taart gebakken.’
‘En daarna ben je het contact met hem verloren?’
Ik sloeg mijn ogen neer. ‘Ik vond hem te leuk. Zodra ik besefte dat ik verliefd op hem werd, wist ik dat ik moest gaan. Het was voor ons allebei het beste.’
‘En?’
‘Ik heb de meiden meegesleurd van Miami naar Pawleys Island. Daar zaten we nog niet zo lang toen jij bij ons kwam.’ Ik hield op met praten om op adem te komen. Dat laatste ging steeds moeilijker. ‘Ik dacht dat het best goed met me ging, maar je zag wat er gebeurde zodra we begonnen te zingen en ze een cruiseschip met een kersvers echtpaar en bruiloftsgasten liet zinken. Ik kon het niet aan. Het enige wat ik ooit wilde, was een bruid zijn zoals zij, en dat ik uitgerekend op de dag dat zij kreeg wat ik zo graag wilde hebben haar leven beëindigde... Het was gewoon te veel. Dus verliet ik haar en belandde ik uiteindelijk in Port Clyde, waar Akinli woont. Ik had het gevoel dat ik door iets diep binnen in me erheen werd getrokken. Ik had niet verwacht dat hij daar zou zijn of me zou vinden toen ik net uit het water kwam.’
‘Je bent helemaal niet lang bij hem gebleven.’ Padma boog zich naar voren, ondersteunde haar hoofd met haar hand en nam alles in zich op. Op dat moment besefte ik dat Miaka haar aantekenboek had gepakt en bezig was alles wat ik zei op te schrijven.
‘Een dag. Nauwelijks meer dan een etmaal.’
‘Oké,’ zei Miaka. ‘Vertel ons wat er in die tijd is gebeurd. Hij nam je mee naar zijn huis?’
Ik vertelde haar weer over Ben en Julie, dat ze hun huis voor me hadden opengesteld. Ik vertelde hun dat Akinli een ontbijt voor me had klaargemaakt en ik erachter was gekomen dat we allebei bijna samen met onze ouders waren omgekomen.
‘Zou dat het kunnen zijn?’ vroeg Elizabeth. ‘Het is een vreemd iets om met elkaar gemeen te hebben.’
‘Volgens mij niet, maar ik zal er een aantekening van maken,’ zei Miaka. ‘En verder?’
Ik vertelde ze over de boekwinkel, het verhaal in gebarentaal en het ijs.
‘Hebben jullie een lepel gedeeld of iets dergelijks?’ vroeg Padma. ‘Zou je zo wat van die vloeistof kunnen verspreiden die ze in ons heeft gestopt?’
Miaka schudde haar hoofd. ‘Ik zal het opschrijven, al lijkt het me onwaarschijnlijk. Als het zo simpel was, zou Elizabeth onderhand al tientallen mannen hebben gedood.’
‘Niet tientallen!’ sputterde ze. ‘Maar inderdaad, ik heb meer dan genoeg... vloeistoffen met mensenmannen gedeeld. En anderen voor ons ook. Dat heeft nog nooit tot zoiets als dit geleid.’
‘Hoe weet je dat zo zeker?’ vroeg ik. ‘Geen van ons heeft ooit lang genoeg een relatie gehad om dat te kunnen weten.’
‘Ik...’ stamelde Elizabeth. ‘Er was er eentje die ik bijzonder charmant vond. Ik ben een keer naar hem teruggegaan. Dat was een aantal maanden na de eerste keer, en hij was kerngezond.’
‘Oké. Staat genoteerd. Weet je,’ zei Miaka aarzelend, ‘de Oceaan zal dit willen weten.’
Bij die gedachte gromde Elizabeth luid.
‘Goed. Wat nog meer?’
Ik vertelde over de korte middag bij hem thuis, dat Julie blij was dat ik er was. En daarna onze date.
‘Hoe ben je die keer weggegaan?’
Ik was even stil. Eraan terugdenken was bijna net zo pijnlijk als de ziekte die me verteerde.
‘Hij nam me mee naar zijn huis. Niet Bens huis, dat van zijn ouders. Hij wist... Ik weet niet hoe hij alle puzzelstukjes in elkaar heeft gepast, maar hij wist dat er iets vreemds met me was. In plaats van bang te zijn bood hij aan me te beschermen. Hij vroeg me te blijven, en plotseling dacht ik dat ik dat misschien wel kon doen. We leven altijd al tussen de mensen, dus waarom zou dat anders zijn?’ Ik knipperde met mijn ogen, en de tranen stroomden over mijn wangen. ‘Toen kuste hij me. Dat is alles. Een perfecte, tijdloze kus. En in een onbewaakt ogenblik was ik zo stom om “wauw” te zeggen.’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Hij kreeg een rare blik in zijn ogen en liep naar de Oceaan. Hoe ik ook probeerde hem tegen te houden, hij ging almaar dieper het water in. Ik smeekte hem niet te nemen, beloofde haar in plaats van hem anderen te brengen. Het is heel gênant om toe te geven, maar ik denk dat ik dat echt zou hebben gedaan, als ze het had gevraagd. Ik zou alles hebben gedaan om hem in leven te houden.’ Ik veegde mijn tranen weg en schaamde me dat ik zo snel anderen zou hebben opgeofferd als het betekende dat hij zou worden gered.
‘Ze liet hem leven... Hoewel ik het jullie eigenlijk niet mag vertellen, doe ik dat toch: ze liet hem leven. Ik bracht hem aan land, kuste hem en ging terug naar de Oceaan. Sindsdien heb ik hem niet meer gezien.’
‘O,’ zei Padma. ‘Dus niets geks, eigenlijk, alleen een vergissing.’
Ik knikte.
‘Wacht eens. Wat zei je ook weer over zwijgen?’ vroeg Elizabeth. ‘Had je het vlak voordat ik naar je toe kwam niet over een of ander citaat?’
‘In een boek stond dat het zwijgen van een sirene dodelijker is dan haar gezang, wat krankzinnig klinkt, als je...’
Ze hief een hand om me tot stilte te manen. ‘Wat nou als dat het is?’
‘Wat?’
‘Je zwijgen.’ Ze leek ongelofelijk opgewonden, maar ik kon haar niet volgen. Met half toegeknepen ogen keek ik haar aan. ‘Hij zou wel eens de enige persoon ter wereld kunnen zijn die de stem van een sirene heeft gehoord en het heeft overleefd. Wat nou als dat hetgeen is waaraan hij nu sterft? Jouw zwijgen?’
‘Maar ik kon niet tegen hem blijven praten,’ sputterde ik. ‘Dan zou hij beslist zijn gestorven.’
‘Ook al is hij ziek,’ merkte Miaka op, terwijl ze haar aantekenboek vastgreep, ‘het verklaart nog niet waarom het nu steeds slechter gaat met Kahlen. Misschien betekent het niets.’
Elizabeth haalde haar schouders op. ‘Het is wel ons eerste aanknopingspunt.’