20

 

 

 

 

 

Ik keek om me heen en probeerde uit te vogelen waar ik was. Zelfs in het pikkedonker, midden in de nacht, had de lucht een vreemde gloed. Toen ik het geronk van auto’s hoorde, besefte ik dat ik me onder een brug bevond.

Bij het geluid van rennende mensen draaide ik me om en zag ik vertrouwde silhouetten. Mijn zusters renden op me af. Achter hen was New York een en al licht.

Ze zochten met hun ogen de smalle kustlijn af om te controleren of we alleen waren. Padma knielde als eerste naast me neer.

‘Alles goed met je?’

Ik schudde mijn hoofd.

‘We maakten ons zorgen om je.’ Elizabeth liet zich op haar knieën voor me neerzakken. ‘Je hield op met zingen, en toen vertrok je zomaar. Waar heb je gezeten?’

Weer schudde ik mijn hoofd terwijl tranen over mijn wangen biggelden.

‘Wat is er?’ vroeg Miaka.

‘Zijn we hier veilig?’ vroeg ik tussen mijn snikken door.

‘Ja,’ verzekerde ze me. ‘We bevinden ons onder de Manhattan Bridge. Op dit late tijdstip zijn er niet veel mensen op de been, en het geluid van de auto’s overstemt ons, dus we zitten hier goed.’

‘Waar wás je in vredesnaam?’ Elizabeth fronste haar wenkbrauwen, stond op en zette haar handen in haar zij. ‘De Oceaan vertelde ons dat ze op zoek was naar jou, maar dat je niet reageerde.’

Miaka legde een troostende hand op mijn schouder. ‘We weten dat je van streek was over dat cruiseschip. Je had echt niet weg hoeven gaan.’

Ik kromp ineen, misselijk bij de gedachte aan het gezicht van de bruid – Karen – en alles wat ik had geprobeerd te ontvluchten, terwijl ik bij Akinli was. Er was niets veranderd.

Ik haalde een paar keer diep adem. ‘Snoer me de mond,’ smeekte ik hun.

‘Wat?’ vroeg Padma.

‘Snoer me de mond. Letterlijk. Alsjeblieft!’

Snel trok Elizabeth haar shirt uit en wikkelde het om mijn gezicht. Ik drukte het tegen mijn mond en gilde zo hard als ik met mijn kleine lijf kon. De kelige, rauwe kreet klonk volkomen anders dan onze mooie stemmen, hij klonk oprecht, meer zoals ik echt was. Ik wist niet hoe ik anders uiting moest geven aan de pijn die ik voelde.

‘Wat is er toch, Kahlen?’ vroeg Miaka smekend.

Langzaam haalde ik het shirt van mijn gezicht. ‘Ze heeft me vijftig jaar extra gegeven. Vijftig jaar boven op mijn vonnis.’

Elizabeth vloekte, en Padma’s adem stokte.

Miaka omhelsde me. ‘Wat vind ik dat erg voor je. Gelukkig leef je nog.’

‘Is dat zo?’

Miaka begon te lopen. ‘Kom, dan gaan we naar huis.’

Onder de deken van de nacht trokken we in een appartement in een huis van bruinrode baksteen in Brooklyn. Terwijl de anderen hun kleren uitpakten en schoven met het nieuwe meubilair, zat ik in een lege hoek op de vloer te huilen. Twee volle dagen was ik in tranen. Toen ik het gevoel had dat alle tranen uit mijn lichaam was verdwenen, viel ik eindelijk in slaap.

 

Gedreven door Padma’s enthousiasme speelden de meiden voor toerist. Ze gingen naar het Vrijheidsbeeld en naar alle shows op Broadway waarvoor ze kaartjes konden bemachtigen. Ze zochten naar recensies van restaurants en clubs en maakten van Padma een feestbeest. Ik zuchtte in mezelf, want ik was er niet klaar voor om nog eens Joost mocht weten hoeveel jaar te kijken naar die eindeloze cyclus van drinken, dansen en op jacht zijn. Ik kreeg het gevoel dat ze ondanks mijn straf totaal waren vergeten dat ik er was en hoe ik dit type leven zou vinden. Hoewel we precies op dezelfde manier samen waren als we altijd waren geweest, had ik me nog nooit zo van hen vervreemd gevoeld.

Op een van hun avondjes uit rommelde ik in mijn hutkoffer.

Ik keek naar al mijn plakboeken en besloot er niet nog eens een te maken. Het was erg genoeg dat ik wist hoe Karen heette; ik had niet de behoefte te weten hoe haar ouders of haar bloemenmeisje heetten. Wat ik had gedaan was niet goed te maken door het verzamelen van informatie, hoeveel het ook was. Dat had toch nog nooit gewerkt?

Ik tilde de hutkoffer op en bracht hem naar buiten. We zaten niet ver van de brug en het water vandaan, al kostte het wat inspanning om de koffer de helling af te slepen naar de smalle kuststrook.

Daar stond ik, met mijn blote voeten om de rotsen geklemd. Ik gooide de plakboeken een voor een in het water.

Vaarwel, Annabeth Levens met je geloof in klavertjes vier.

Vaarwel, Marvin Helmont met je drie overwinningen in de honkbalcompetitie voor amateurs.

Vaarwel, de duizenden levens die ik niet kon redden en die mij niet konden redden.

Ik gooide mijn borstel, een paar jurken die ik had bewaard en alle informatie die ik over sirenen had in het water. Wat had het nog voor zin ze te bewaren?

Het laatste wat ik tegenkwam was mijn haarspeldje, de enige link die ik nog met mijn moeder had. Ik draaide hem om in mijn vingers en zag dat mijn hand oranje vegen kreeg van de roest. Toen gooide ik hem in het water.

Niets hield me meer vast, en ik had niets meer om me aan vast te houden.

 

In de weken daarna viel het de meiden niet op dat mijn hutkoffer was verdwenen, en dat wilde wat zeggen, gezien onze krappe behuizing. Voor mij was het bewijs te meer dat ik onzichtbaar werd voor hen, weinig meer dan een rotsblok dat ze omlaagtrok.

Voor Elizabeth en Miaka had New York een nieuw soort magie. Een stad die nooit sliep, paste perfect bij meiden die nooit sliepen. En hoewel Padma hen volgde en meeging in hun eindeloze verlangen om alles, maar dan ook alles te zien, zag ik dat ze steeds meer werd afgemat door hun avonturen. Op een avond werd het haar te veel.

‘Je kunt niet thuisblijven,’ zei Elizabeth dringend. ‘Volgens de recensies is het de populairste club van de hele stad.’

Padma sloeg speels haar ogen ten hemel. ‘De club waar we gisteren naartoe zijn gegaan was dat ook.’

Elizabeth haalde haar schouders op. ‘Er kan in één dag veel veranderen. Kom op, dit mag je niet missen!’

‘Laat haar maar,’ zei Miaka. ‘Padma is nog niet zo lang sirene. Ik weet zeker dat ze daarvoor lang niet zo’n druk leven had als nu.’

Padma stak een hand uit naar Miaka. ‘Dank je wel. Dat klopt. Een avondje vrij zal me goeddoen. Bovendien kan Kahlen wel wat gezelschap gebruiken.’

Al hoorde ik de meiden wel praten, ik begon pas echt te luisteren zodra ik mijn naam hoorde. Toen ik vanaf mijn hoekje van de bank een vluchtige blik op hen wierp, zag ik dat alle ogen op mij gericht waren. Wat aardig van ze om zich te herinneren dat ik er nog was.

‘Wat?’

‘Je vindt het toch niet erg als ik vanavond bij je blijf, hè?’ Smekend keek Padma me aan.

Ik toverde een glimlach op mijn gezicht en had medelijden met Padma. In haar manier van leven en hoe ze op mij reageerde volgde ze alleen maar het voorbeeld van de anderen. Tot nog toe was haar leven als sirene niet de ervaring geweest die ik haar had willen meegeven. ‘Helemaal niet.’

Elizabeth slaakte een zucht. ‘Prima. Wat je wilt.’

Nog geen twintig minuten later waren ze verdwenen en was Padma gekleed in een legging en een ruim T-shirt aan de andere kant van de bank gaan zitten. Ze had haar oude kledingstijl zo snel losgelaten dat het me opnieuw het gevoel gaf dat ik beschadigd was, omdat ik zelf zo langzaam veranderde.

‘Dank je wel,’ zei ze zacht. ‘Het is leuk om eropuit te gaan en nieuwe dingen te zien, maar het is wel veel om allemaal te bevatten.’

‘Ik begrijp het. Ik heb echt wel geprobeerd hun levensstijl te volgen, uit drinken en dansen te gaan. Eén keer ben ik meegegaan,’ zei ik, en ik stak een vinger in de lucht. ‘Meteen daarna heb ik het opgegeven.’

Padma begon te lachen. ‘Ik kan me jou niet in een van die jurkjes voorstellen, wiegend met je heupen op een dansvloer.’

Ik grinnikte. ‘Precies. Het was niets voor mij. Ik ben meer...’ Ik had bijna gezegd dat ik meer een jitterbugmeisje was, maar die gedachte voerde me naar een plek zeshonderd kilometer ten noorden vanhier. ‘...meer een huismus.’

‘Ik vind het leuk. Het heeft iets opwindends om midden in de nacht wakker te zijn en al die vreemden om je heen te hebben. Het zorgt echt voor afleiding.’ Haar gezichtsuitdrukking veranderde. ‘Ik wou dat het langer aanhield.’

Ik concentreerde me op haar woorden en bekeek de afgelopen paar weken met een frisse blik. Doordat ik zo bezig was geweest met mijn eigen leed, was ik dat van haar totaal vergeten.

‘Je herinnert je alles nog, hè?’

Ze knikte. ‘Een paar dagen geleden ging ik naar de Oceaan en probeerde mijn gedachten door haar te laten wegvoeren.’

‘Ik weet niet of het wel zo werkt.’

‘Tja,’ zei ze, en ze frummelde aan de zoom van haar shirt. ‘Blijkbaar niet.’ Bedroefd staarde ze naar de vloer.

Ik was er niet voldoende voor haar. Ze leed op haar eigen manier en had als sirene nog een eeuw te gaan. Waarom zou haar pijn minder zijn dan die van mij? Ook al had hij een andere oorzaak, het was nog geen reden om hem te negeren en puur op mijn eigen pijn te focussen.

Ik schoof iets dichterbij. ‘Luister, het spijt me. Ik weet dat ik er de laatste tijd niet helemaal bij was.’

‘Het geeft niet,’ zei ze. ‘Toen het schip eenmaal was gezonken, heb ik urenlang gehuild. Miaka zei dat ik sterker zou worden, maar ik weet het niet. Hoe dan ook, ik snap hoe moeilijk het voor je was die levens te nemen. En dan geeft de Oceaan je meer jaren, terwijl je zo dicht tegen het einde aan zit... Je hebt het verdiend de gelegenheid te krijgen om je gevoelens te verwerken.’

Tranen sprongen in mijn ogen. ‘Dank je voor je begrip. Toch spijt het me dat ik geen betere zuster voor je ben geweest.’

‘Zo te horen hou je al tientallen jaren de boel bij elkaar. Ik neem het je echt niet kwalijk. Ik wou alleen dat ik dit net zo goed kon als de anderen. Kahlen, jij bent de oudste. Kun jij me niet vertellen hoe ik mijn herinneringen kan kwijtraken?’ vroeg ze smekend. Plotseling barstte ze in huilen uit. ‘Ik kan deze last niet meer dragen. Alsjeblieft. Het doet te veel pijn.’

Ik sloeg mijn armen om haar heen en hield haar stevig vast. ‘Ik weet niet wat ik tegen je moet zeggen. Je herinneringen zullen vervagen, dat beloof ik je. Maar zelfs als ze om de een of andere akelige reden de komende honderd jaar in je hoofd blijven zitten, dan zul je ze voorgoed kwijt zijn zodra je geen sirene meer bent.’

‘Echt?’

‘Zeker weten. Denk je dat je kunt leven in de wetenschap dat de Oceaan mensen heeft verslonden? Dat je haar een eeuw lang daarbij hebt geholpen? Alles verdwijnt. Het is alsof je drie levens krijgt. Een waarin je geen idee hebt hoe je je leven moet leiden, een waarin je meer macht hebt dan mensen zich kunnen voorstellen, en een waarin je een waar zelfbesef hebt en de mogelijkheid om alles wat je wilt na te streven.’

Ze veegde haar tranen weg. ‘Dat is een kleine troost. Het duurt alleen nog zo lang.’

Ik glimlachte treurig. ‘Ik weet het. Maak je geen zorgen. Binnenkort zullen je herinneringen verdwijnen. Dat zweer ik. Er is geen reden waarom ze zouden blijven.’

We waren een poosje stil terwijl ze dat in zich opnam, maar ik zag dat het haar nog steeds achtervolgde.

‘Ik haat hem, Kahlen,’ fluisterde ze. ‘Hij behandelde me als een stuk vuil en probeerde me te vermoorden. En mijn moeder zat erbij en liet het gebeuren. Daarom haat ik haar ook.’

‘Je moet het loslaten. Door haat blijven de herinneringen in je hoofd hangen.’

‘Wat nou als er geen ruimte in me zit voor liefde?’ vroeg ze zacht, en ze liet haar hoofd op mijn schouder rusten.

‘Doe niet zo mal.’ Ik sloeg een arm om haar heen. ‘Er is altijd ruimte voor liefde. Al is die zo klein als een kier tussen deur en deurpost. Dat is genoeg.’

 

Twee weken later werd Elizabeth aangevallen door een dakloze man. Ze fluisterde iets in zijn oor om hem van zich af te krijgen, en prompt gooide hij zichzelf in de Hudson. Omdat we niet meer in New York wilden blijven, pakte iedereen zijn bezittingen weer.

Behalve ik. Vanaf nu nam ik niets meer mee.