10
Ons kleine huis zat plotseling stampvol. Elizabeth nam Padma onder haar vleugels, dolblij dat ze eindelijk een jongere zuster had. Aisling bleef bij ons in plaats van naar haar huisje terug te keren, omdat haar tijd als sirene er bijna op zat.
De eerste avond brachten we rond een kampvuur door dat Miaka had gemaakt. We dronken heerlijke koffie en lieten Padma kennismaken met de heerlijke wereld van de s’mores, geroosterde marshmallows met een stukje chocolade tussen twee koekjes.
‘We hoeven dus niet te eten?’ vroeg ze voor de zoveelste keer.
‘Nee,’ legde Aisling uit. ‘Gebrek aan eten, water en slaap heeft geen negatieve invloed op ons. Soms doen we er ons voor de lol tegoed aan, maar je hebt het niet nodig.’
‘En ik kan niet gewond raken?’
‘Nee,’ zei Elizabeth enthousiast. ‘Kijk.’ Ze liep naar het vuur en stak haar hand rechtstreeks in een vlam. Ik richtte mijn blik op Padma en zag het ongeloof op haar gezicht toen ze besefte wat er gebeurde.
‘Voel je dan helemaal niets?’
Elizabeth haalde haar schouders op en trok haar hand terug. ‘Ik voel wel dat het warm is, maar het doet geen pijn. Het is moeilijk uit te leggen.’
Opgetogen keek Padma ons aan. ‘Ik kan dus niet verkouden worden? Geen koorts krijgen of wat dan ook?’
‘Nee,’ antwoordde ik lachend. ‘Je bent een superheld. Of misschien wel een superschurk,’ voegde ik eraan toe; daar was ik nog niet uit. Door Padma’s komst voelde ik me zo gelukkig dat die gedachte me niet eens deprimeerde. ‘Hoe dan ook, je bent nu sterk en bevindt je op een veilige plek. Koorts, daar lachen wij om.’
Ze slaakte een zucht. Net zoals wij allemaal had ze geweigerd haar eerste zeezoutjurk uit te trekken, en ze streek over de prachtige, glinsterende plooien. ‘Ik had ooit een snee die ontstoken raakte, waardoor ik dagenlang koorts had. Ik dacht dat ik zou doodgaan. Ik weet nog dat ik badend in het zweet wakker werd toen de koorts over zijn hoogtepunt heen was.’ Padma schudde haar hoofd bij de herinnering. ‘Ik kan me bijna niet voorstellen dat me dat nu niet meer zal overkomen.’
Ik keek naar Aisling, die dezelfde vragende blik in haar ogen had als ik.
‘Dat is wel een heel specifieke herinnering, Padma,’ zei Aisling langzaam.
Glimlachend haalde ze haar schouders op, alsof het niets betekende. ‘Het was heel beangstigend. Moeilijk te vergeten.’
‘Dat is het hem nou juist,’ zei ik, en ik raakte haar arm aan. ‘De meeste sirenen vergeten hun verleden ongelofelijk snel. Ik herinner me de namen van mijn broers niet eens meer, laat staan dat ik op een bepaalde dag ziek was.’
Elizabeth liet van zich horen. ‘Hoewel het een hele strijd voor me was, heb ik hun namen wel onthouden. Ik heb mijn familie zelfs een tijdje in de gaten gehouden. Van hen moest ik altijd op en top een dame zijn, met minder namen ze geen genoegen. Zo nu en dan ontdekte ik iets over hen, bijvoorbeeld dat mijn ouders uiteindelijk zijn gescheiden en de rechtenstudie van mijn broer op een fiasco uitliep. Dat deed me goed, want het bewees dat zij ook niet perfect waren.’
Ik staarde Elizabeth aan. We wisten allemaal waarom ze die herinneringen vasthield, maar dit had ze ons nooit verteld. Ik vroeg me af of Padma soms iets uitstraalde wat Elizabeth ertoe bracht dit met ons te delen. Nu wist ik dat Elizabeth ook een plakboek had bijgehouden, een mentaal plakboek, en dat begreep ik heel goed.
Aisling hield haar hoofd een tikje schuin. ‘We willen alleen zeggen dat het ongebruikelijk is dat je een paar uur na de verandering nog dat soort details over jezelf weet.’
Bezorgd keek Padma ieder van ons aan. ‘Ik ben dus niet gezond? Niet zoals jullie?’
‘Hoe heb je die snee opgelopen?’ vroeg Miaka.
Daar hoefde Padma nauwelijks over na te denken. ‘Mijn vader. Hij sloeg me met een pan.’
Miaka knikte alsof ze dat al had vermoed. ‘Je hebt een hoop meegemaakt, Padma. Meer dan wij, dat is wel zeker. Maar je kunt het nu allemaal laten gaan. Hij zal je nooit meer iets aandoen. En mocht hij het proberen, dan overleeft hij het niet.’
Padma’s gezicht , en ze verborg haar gezicht in haar handen toen de tranen begonnen te stromen. Meteen ging ik dichter bij haar zitten om haar vast te houden, en de anderen deden hetzelfde.
‘Ik wil het me niet herinneren,’ jammerde ze. ‘Ik wil geen herinneringen hebben aan de tijd vóór vandaag.’
‘Maak je geen zorgen,’ fluisterde ik. ‘Die zullen allemaal verdwijnen. En tot het zover is, zijn wij er voor je.’
Ik voelde haar gespannen schouders zakken, alsof ze zich bevrijd voelde, alsof het zoveel meer was dan ze had kunnen hopen.
‘We reizen veel,’ beloofde Elizabeth. ‘Je zult de hele wereld zien.’
‘En we kunnen de heerlijkste gerechten proeven,’ voegde Aisling er met een bemoedigende glimlach aan toe.
‘We hebben allemaal gebarentaal geleerd, zodat we zelfs in een mensenmenigte met elkaar kunnen communiceren. Dat zullen we jou ook leren. Alles komt nu goed.’ Ik streek over haar haar, terwijl ze knikte en onze woorden accepteerde alsof ze geschenken waren.
Het was lang geleden dat ik voor het laatst had nagedacht over hoe heilig dit zusterschap was, dat we er voor elkaar zouden zijn zolang we in dienst waren van de Oceaan. Vandaag voelde ik voor het eerst in lange tijd dat ik daar dankbaar voor was.
De dagen daarna raakte Padma iets beter aan haar veranderde omstandigheden gewend. Ik trok me een beetje terug, zodat Elizabeth en Miaka haar konden leren wat ze moest weten. Ik zat met Aisling op een duin en keek toe, terwijl mijn andere zusters Padma lieten zien hoe je met de Oceaan praatte. Ze stonden met hun voeten in de branding, en ik zag ze met gebaren uitleggen dat zij je kon roepen waar je ook was, maar dat wij contact met haar moesten hebben om terug te kunnen praten. Gelukkig kon je op veel manieren contact leggen. Door vallende sneeuw, een modderplas en zelfs mist die dicht genoeg was om onze woorden naar haar toe te dragen.
‘Ik heb ze nog nooit zo de verantwoordelijkheid zien nemen.’ Ik friemelde aan het zeegras dat vlak voor een van die hekjes stond die moesten voorkomen dat alles wegwoei in de wind.
Aisling lachte. ‘Volgens mij kunnen ze door Padma’s verdriet hun eigen leed bagatelliseren. Niet dat hun verdriet er niet toe doet, maar door Padma’s hartzeer worden ze naar haar toe getrokken.’
‘Ik heb het gevoel dat ik egoïstisch ben geweest. We weten dat Miaka slecht werd behandeld en Elizabeths ouders deden alsof er nooit iets van haar zou terechtkomen. Voor hen is dit tweede leven een zegen. Ik doe alsof het een gevangenis is.’
‘In zekere zin is het dat ook,’ zei ze zwaarmoedig.
‘Voor mij is het erger dan voor hen. Dat gevoel heb ik in elk geval.’
‘Waarom, denk je?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Mijn leven was niet zoals dat van hen. Ik kwam uit een welgesteld gezin. Zelfs toen iedereen kapitalen verloor, verdienden wij geld. En ik werd altijd behandeld alsof ik speciaal was.’ Met tot spleetjes geknepen ogen probeerde ik verloren gewaande gedachten te pakken te krijgen. ‘Ik was de oudste, het enige meisje. Hoewel ik voel dat er wel iets van me werd verwacht, was het niets om overstuur van te raken. Volgens mij waren we gelukkig. In het algemeen.’
‘Ik vind het heel vervelend voor je dat je je sindsdien zo ongelukkig voelt,’ zei ze zacht.
Ik zuchtte en staarde naar de Oceaan.
‘Kahlen, ik ken jou het langst van iedereen. Ik heb je na sommige van onze gezangen dagenlang zien huilen en uit nachtmerries wakker zien worden terwijl je klauwde naar de lucht. Ik heb je in je schulp zien kruipen toen anderen opbloeiden.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Ik heb nog een paar dagen te gaan. Omdat de volgende schipbreuk pas over een paar maanden plaatsvindt, heeft ze gezegd dat ik mag gaan zodra ik dat wil. Ik heb wat tijd gevraagd om afscheid van jullie allemaal te nemen, Padma te helpen zich aan te passen en me voor te bereiden.’
Ik knipperde mijn tranen weg. ‘Ik kan niet geloven dat je zo snel al weg zult zijn.’ De vreugde die ik voelde omdat ik een nieuwe zuster had, was net zo groot als de pijn vanbinnen omdat ik er een zou verliezen.
‘Ik weet het. Ik vind het een bijna beangstigend idee dat ik dit niet meer zal doen.’ Ze slikte. ‘Maar daar gaat het niet om, Kahlen. Meer dan wat ook wil ik je helpen om hoop in dit leven te vinden, om je nu net zo gelukkig te voelen als voor onze eerste ontmoeting. Wat kan ik doen? Ik wil niet dat je de volgende twintig jaar verdrietig bent, terwijl je misschien wel iets opmerkelijks zou kunnen doen.’
Ik voelde mijn ogen prikken. ‘Het gaat niet alleen om het werk. Dat is erg genoeg, maar... Ik...’
Aisling sloeg een arm om me heen. ‘Vertel me alsjeblieft wat er aan de hand is. Ik zal je niet veroordelen of je geheim verklappen. Wat het ook is, je kunt het duidelijk niet in je eentje dragen.’
Ik keek mijn zuster aan. Zou ik eindelijk kunnen opbiechten wat nu al weken zo zwaar op mijn maag lag? Ik had mijn gedachten aan Akinli heel ver weggedrukt, met het idee dat ik het gevoel van gemis alleen kon afzwakken door hem zo klein mogelijk te maken. Nu had ik eindelijk een kans om erover te praten. Aisling zou er binnenkort niet meer zijn, en deze herinnering zou samen met haar verdwijnen.
‘Ik heb dit strikt geheimgehouden,’ bekende ik. ‘Ik wil niet dat de anderen het weten.’
‘Als je je diepste, donkerste geheim aan iemand wilt vertellen, dan zul je niemand vinden die het beter kan bewaren dan ik. Vertrouw daar maar op.’
Ik knikte. ‘Er was een jongen.’
Aisling lachte. ‘Lieverd, heel veel sirenen hebben minnaars.’
‘Nee,’ zei ik, ‘dit was geen vluchtige affaire. Volgens mij ben ik verliefd.’
‘O.’ Ze trok een gezicht. ‘O, Kahlen.’
‘Ik weet het.’ Ik krulde me op tot een bal op het duin en voelde me heel dom. ‘Ik zei tegen mezelf dat het kalverliefde was, meer niet. In tien dagen tijd was het begonnen en weer afgelopen. Hoe kan dat nou iets zijn wat met liefde te maken heeft? Maar ik denk elke dag aan hem. Ik verban hem uit mijn gedachten wanneer ik de Oceaan in ga, want je weet wel wat zij ervan zou zeggen.’
‘Geen moeders, geen echtgenotes. Ze zou echt niet willen dat je verliefd bent,’ zei Aisling met iets verbitterds in haar stem.
‘Precies.’
Een ogenblik was het stil, met de wind en het breken van de golven op het strand als enige geluid. Al wist ik dat Aisling wilde helpen, wat kon ze doen? Ik kende de regels.
‘Zeg niet hoe hij heet. Vertel me iets over hem. Waarom denk je dat je verliefd bent?’
Zonder erbij na te denken begon ik te glimlachen. ‘Heb je ooit meegemaakt dat iemand je ziet? Echt zíét, bedoel ik? Ik weet dat we mensen met onze schoonheid naar ons toe trekken, maar het was alsof hij dat volkomen terzijde schoof. Hij gaf me het gevoel dat al het slechte wat ik had gedaan uitwisbaar was, dat ik iets goeds in me had. En hij liet zich door niets tegenhouden, Aisling. Hij omzeilde mijn zwijgen. Echt waar. Hij vermoedde wat ik wilde zeggen en gaf er dan antwoord op of vond manieren waarop ik kon communiceren.
‘Het ergste...’ Ik perste mijn lippen op elkaar, want ik wilde niet huilen. ‘Het ergste is nog wel dat ik over twintig jaar zal vergeten dat ik dit ooit heb gevoeld. En als ik het weer zou kunnen voelen, weet ik niet of ik het wel voor iemand anders zou willen voelen. Ik weet dat het belachelijk is te denken dat iets wat zo kort duurde mijn leven zou kunnen veranderen, maar ik zweer het je, het voelt echt.’
Aisling haalde een hand door mijn haar. ‘Ik geloof je. Ik ben ooit in een paar minuten tijd voor iemand gevallen.’
Ik grinnikte. ‘Hoe is het mogelijk dat je je dat nog herinnert?’ Met grote ogen van ongeloof staarde ik Aisling aan. ‘Heb je... Heb je soms een minnaar?’
‘Nee,’ zei ze resoluut. ‘Ik heb een dochter.’
Ik was sprakeloos.
‘Nou ja, ik hád een dochter.’ Aisling glimlachte bij de herinnering. ‘En ik heb een kleinzoon, die het op zijn oude dag heel goed doet. En nu heb ik ook nog een achterkleindochter.’ Haar ogen schoten vol tranen van geluk. ‘En toevallig heeft die mijn naam.’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Hoe...’
‘Ik ben erg op mezelf. Zelfs in mijn hoofd ben ik behoedzaam. Toen het schip waar ik op zat zonk, vocht ik voor mijn leven, maar ik denk dat ik om Tova te beschermen haar zo diep in mijn gedachten had weggeduwd dat de Oceaan haar niet kon zien. Op dat ogenblik was overleven het enige waaraan ik dacht. Later leerde ik mijn geheim voor de Oceaan te verbergen door alle gedachten aan Tova uit mijn hoofd te bannen wanneer ik bij haar was, net als jij met die jongen hebt gedaan. En omdat ik mijn herinneringen aan Tova zo graag wilde vasthouden, ben ik haar nooit vergeten.’
Aisling keek me stralend aan, trots op het feit dat ze dit indrukwekkende nieuws een eeuw voor zich had gehouden.
‘Was je getrouwd?’ vroeg ik, nog steeds gechoqueerd.
‘Nee,’ zei ze mat. ‘Tova’s vader nam algauw de benen. Hij zei dat hij van me hield, maar zodra ik hem vertelde dat ik zwanger was, verdween hij. Ik weet niet eens meer hoe hij heette.’ Ze slikte en ordende haar herinneringen.
‘Mijn ouders schopten me de deur uit. Ze schaamden zich voor me. Ik werd naar mijn oom en tante in het noorden gestuurd. Die hadden geen kinderen en vingen me graag op, ook al was ik in ongenade gevallen. En toen Tova werd geboren...’ Aisling slaakte een zucht. ‘...liet ze de hele wereld stralen. Ik was blij dat haar vader haar niet wilde, want dat betekende dat ze helemaal van mij was.’
Bijna onmiddellijk sloeg haar vreugde om in verdriet. ‘Ik had een brief van mijn ouders ontvangen waarin ze aangaven dat ze het wilden goedmaken. Tova en ik zouden per stoomschip naar ze toe gaan en, zo hoopte ik, het bijleggen met mijn ouders. Ik wist dat ze gek op haar zouden zijn zodra ze zagen hoe mooi ze was. Alles was geregeld... En toen werd Tova ziek. Hoewel ze tegen de tijd dat we volgens de planning zouden vertrekken weer aardig opgeknapt leek, wilde ik niet met haar op reis gaan tot ik er zeker van was dat ze volledig was hersteld. Dat risico wilde ik niet nemen. Zonder meer de beste beslissing die ik ooit heb genomen.’
‘Ze bleef dus leven?’
Aisling knikte. ‘Ze groeide op bij mijn tante en oom. Ik weet niet waarom mijn ouders haar niet in huis hebben genomen. Tja, het is niet alsof ik het hun kon vragen. Van tijd tot tijd ging ik terug, met mijn haar onder een hoofddoek of gekleed als oude dame. Ik zag mijn dochter opgroeien, verliefd worden en een gezin stichten. Ik heb haar hele leven meegemaakt. Meer zou ik me niet kunnen wensen. Nou ja,’ verbeterde ze zichzelf, ‘meer zou ik me niet móéten wensen.’
Starend naar het zand zag Aisling jaren en jaren van de levens van anderen terug, gevat in dat van haar. Ik vond haar misschien wel de meest buitengewone sirene die er ooit was geweest.
‘Ik vertel je dit om verschillende redenen. Ten eerste zodat je mijn vertrekplan zult begrijpen en dit tot het einde zult volhouden. Ten tweede zodat je erop kunt vertrouwen dat ik je geheim zal meenemen wanneer dit leven voor me eindigt. En ten derde zodat ik je kan uitleggen wat je nu moet doen.’
Al durfde ik niet te hopen dat er een manier was om weer bij Akinli te komen, als Aisling alles had gedaan wat ze me zojuist had verteld, maakte ik misschien een kans.
‘De Oceaan zegt dat ze geen echtgenotes neemt. Ze zegt dat ze geen moeders neemt. Ik ben moeder geweest, ben grootmoeder en overgrootmoeder, maar ik heb haar altijd gediend. Ik heb haar nooit teleurgesteld.’
Ik nam wat ze zei in me op. Door haar woorden bezag ik de afgelopen tachtig jaar in een nieuw licht. Aisling was haar eigen verleden nooit vergeten. Ze had de banden met haar menselijke leven in stand gehouden, tijd zonder ons doorgebracht zodat ze haar dochters leven kon volgen, en toch had ze haar werk zo vlekkeloos uitgevoerd dat de Oceaan haar toewijding nooit in twijfel had getrokken. Aisling was het bewijs dat de Oceaan het niet altijd bij het rechte eind had.
‘Als die jongen zo belangrijk voor je is, moet je nemen wat je kunt krijgen. Misschien kun je niet meer met hem samenzijn. Misschien zul je moeten verdragen dat hij met iemand anders trouwt. Maar je kunt hem wel opzoeken. Verf zo nu en dan je haar, kleed jezelf ouder dan je bent. Het is mogelijk iemand te observeren zonder dat je gezien wordt. Laat hem zijn leven leiden en wees blij voor hem. Als je daar genoegen mee kunt nemen, vind dan een manier om het te doen. Zo niet...’ Ze schudde haar hoofd. ‘...laat hem dan alsjeblieft gaan. Dat is beter voor iedereen.’
Ik knikte, want ik wist dat ze het echt begreep.
‘Dank je wel, Aisling. Je hebt alles veranderd.’
‘Aan niemand vertellen, hoor.’
Ik pakte haar hand en hield die stevig vast. ‘Nooit,’ beloofde ik.