Ze houdt van me… ze houdt niet van me

‘Ah!’ riep Jezal toen de punt van Filio's ijzer hem hard tegen zijn schouder raakte. Hij struikelde grimassend en vloekend achteruit, en de Styriaan glimlachte naar hem en zwaaide met zijn ijzers.

‘Touché voor meester Filio!’ brulde de arbiter. ‘Het is twee tegen twee!’ Er klonk hier en daar wat applaus toen Filio met een irritante glimlach op zijn gezicht naar de deelnemersloge terugbeende. ‘Glibberige klootzak,’ siste Jezal in zichzelf terwijl hij volgde. Hij had die aanval moeten zien aankomen. Hij was nonchalant geweest, en dat wist hij.

‘Twee tegen twee?’ siste Varuz toen Jezal zich hijgend in zijn stoel liet vallen. ‘Twee tegen twee? Tegen zo'n niemendal? Hij komt niet eens uit de Unie!’

Jezal wist wel beter dan erop te wijzen dat Westhaven tegenwoordig deel uitmaakte van de Unie. Hij wist wat Varuz bedoelde, net als ieder ander hier in de arena. Die man was wat hen betrof een buitenstaander. Hij greep de doek uit Wests uitgestoken hand en veegde zijn bezwete gezicht droog. Vijf touchés was een lange wedstrijd, maar Filio leek nog lang niet uitgeput. Hij stond op zijn tenen te wippen en knikte terwijl zijn Styriaanse trainer hem luidruchtig adviezen gaf.

‘Je kunt hem verslaan!’ mompelde West toen hij Jezal de waterfles aangaf. ‘Je kunt hem verslaan, en dan door naar de finale.’ De finale. Dat betekende Gorst. Jezal was er niet helemaal zeker van of hij daar wel aan wilde meedoen.

Maar Varuz twijfelde niet. ‘Versla hem gewoon, verdomme!’ siste de maarschalk. Jezal nam een slok uit de fles en spoelde het water rond in zijn mond. ‘Versla hem gewoon!’ Jezal spuugde de helft in de emmer en slikte de rest door. Versla hem gewoon. Gemakkelijker gezegd dan gedaan. Hij was een slinkse klootzak, die Styriaan.

‘Je kunt het!’ zei West nog eens, terwijl hij Jezal over zijn schouder wreef. ‘Je bent al zo ver gekomen!’

‘Vermoord hem! Vermoord hem gewoon!’ Varuz staarde Jezal in zijn ogen. ‘Ben jij een watje, kapitein Luthar? Heb ik mijn tijd aan je verspild? Of bén je iemand? Hè? Dit is het moment om te beslissen!’

‘Heren, alstublieft!’ riep de arbiter, ‘het beslissende punt!’

Jezal ademde puffend uit, pakte zijn ijzers van West aan en stond op. Hij hoorde Filio's trainer aanmoedigingen schreeuwen, boven het aanzwellende lawaai van het publiek uit. ‘Maak hem af!’ schreeuwde Varuz, en toen was Jezal onderweg naar de ring.

Het beslissende punt. De beslisser. Op zoveel manieren. Of Jezal in de finale zou staan of niet. Of hij iemand zou zijn of niet. Maar hij was moe, heel moe. Hij schermde nu al bijna een half uur aan één stuk, in de hitte, en dat kost kracht. Hij zweette nu alweer. Hij voelde het in grote druppels van zijn gezicht lekken.

Hij liep naar zijn positie. Een beetje kalk op wat droog gras. Filio stond daar te wachten, nog altijd glimlachend, uitziend naar zijn triomf. Die etterbak. Als Gorst die anderen door de ring rond kon meppen, dan kon Jezal toch zeker wel het gezicht van die stommeling in het stof pletten? Hij greep de gevesten van zijn ijzers stevig vast en concentreerde zich op dat irritante glimlachje. Hij wenste even dat de ijzers niet bot waren gemaakt, tot hem te binnen schoot dat hij dan degene kon zijn die ermee werd doorstoken.

‘Begin!’

Jezal staarde naar zijn kaarten, rangschikte ze steeds opnieuw in zijn handen, amper kijkend naar de tekens die erop stonden, amper proberend ze voor de blikken van de anderen te verbergen.

‘Ik doe er nog eens tien bij,’ zei Kaspa, die een paar munten over tafel schoof met een blik van…o, wat dan ook, het kon Jezal niet schelen, want hij was er niet bij met zijn gedachten. Het bleef lange tijd stil.

‘Het is jouw beurt, Jezal,’ gromde Jalenhorm.

‘O ja? O, eh…’ Hij bekeek de betekenisloze symbolen op de kaarten, niet in staat dit al te serieus te nemen. ‘Eh, o… ik pas.’ Hij smeet de kaarten op tafel. Hij verloor vandaag, een hoop, voor de eerste keer in hij wist niet hoe lang. De eerste keer ooit, waarschijnlijk. Hij had het te druk met denken aan Ardee: hij vroeg zich af hoe hij haar in bed kon krijgen zonder een van hen tweeën blijvende schade toe te brengen, en vooral zonder dat hij zou worden vermoord door West. Hij was helaas nog altijd niet dichter bij een antwoord.

Kaspa veegde de munten bijeen en glimlachte breed over zijn onwaarschijnlijke zege. ‘Je hebt goed gevochten vandaag, Jezal. Het was op het nippertje, maar uiteindelijk heb je het gered, hè?’

‘Uh,’ zei Jezal, en hij pakte zijn pijp van tafel.

‘Ik zweer het, ik dacht even dat hij je had, maar toen,’ hij knipte met zijn vingers onder Brints neus, ‘hopla! Je duwde hem zomaar omver. Het publiek vond het prachtig! Ik heb zo hard gelachen dat ik bijna in mijn broek pieste!’

‘Denk je dat je Gorst kunt verslaan?’ vroeg Jalenhorm.

‘Uh.’ Jezal haalde zijn schouders op, stak zijn pijp aan en leunde achterover in zijn stoel, opkijkend naar de grijze hemel en paffend aan de steel.

‘Je lijkt er nogal kalm onder,’ zei Brint.

‘Uh.’

De drie officieren keken elkaar aan, teleurgesteld dat hun gekozen gespreksonderwerp niet aansloeg. Kaspa koos iets anders. ‘Hebben jullie prinses Terez gezien?’

Brint en Jalenhorm zuchtten allebei, en vervolgens begonnen de drie te kletsen over hun stompzinnige aanbidding van het mens.

‘Heb ik haar gezien? Nou en of!’

‘Ze noemen haar de parel van Talins!’

‘De geruchten waren niet overdreven wat haar aangaat!’

‘Ik hoor dat haar huwelijk met prins Ladisla al is geregeld.’

‘Die geluksvogel, verdomme!’

Enzovoort.

Jezal bleef waar hij was, zat onderuitgezakt in zijn stoel en blies rook op naar de hemel. Hij was niet zo overtuigd van Terez, door het weinige wat hij had gezien. Van een afstandje was ze beslist mooi, maar hij stelde zich zo voor dat haar gezicht aanvoelde als glas: koud, hard en broos. Heel anders dan dat van Ardee…

‘Maar toch,’ schuimde Jalenhorm, ‘ik moet zeggen, Kaspa, dat mijn hart nog altijd voor je nichtje Ariss is. Geef mij maar een meisje uit de Unie in plaats van zo'n buitenlandse.’

‘Geef jou maar haar geld, bedoel je,’ mompelde Jezal, met zijn hoofd nog achterover.

‘Nee!’ klaagde de grote man. ‘Ze is een perfecte dame! Zacht, ingetogen, goed opgevoed. Ah!’ Jezal glimlachte in zichzelf. Als Terez koud glas was, dan was Ariss een dode vis. Haar zoenen zou net zo zijn als een oud vod zoenen, stelde hij zich voor: slap en saai. Ze kon niet kussen zoals Ardee. Niemand kon zo kussen…

‘Nou, het zijn allebei schoonheden, dat is zeker,’ blaatte Brint, ‘mooie vrouwen om over te dromen, als je alleen maar naar dromen verlangt…’ Hij boog zich samenzweerderig naar voren en keek grijnzend om zich heen alsof hij iets geheims en opwindends te vertellen had. De andere twee schoven hun stoelen wat naar voren, maar Jezal bleef waar hij was. Hij had geen enkele belangstelling om te horen met welke hoer die idioot nu weer het bed deelde.

‘Heb je Wests zusje al ontmoet?’ mompelde Brint. Jezals spieren spanden allemaal aan. ‘Ze kan niet tippen aan die twee, natuurlijk, maar ze is echt heel knap, op een ordinaire manier, en… ik denk dat ze wel zou willen.’ Brint likte over zijn lippen en porde Jalenhorm in zijn ribben. De grote man glimlachte schuldbewust, als een schooljongen om een schuine mop. ‘O, ja, ze lijkt me wel een gewillig typetje.’ Kaspa giechelde. Jezal legde zijn pijp op tafel en merkte dat zijn hand een heel klein beetje trilde. Met de andere omklemde hij zijn stoelleuning zo hard dat zijn knokkels wit werden.

‘Ik moet zeggen,’ zei Brint, ‘dat als ik niet zeker wist dat de majoor me met zijn zwaard zou doorsteken, ik in de verleiding zou komen om zijn zuster met dat van mij te prikken, huh?’ Jalenhorm proestte van het lachen. Jezal voelde iets trekken bij zijn oog toen Brint zijn grijns op hem richtte. ‘En jij, Jezal, wat vind jij? Jij hebt haar toch ook ontmoet?’

‘Wat ik vind?’ Zijn stem leek van heel ver weg te komen terwijl hij naar die drie grijnzende gezichten staarde. ‘Ik vind dat je een beetje op je woorden moet passen, smerige hoerenzoon.’

Hij stond nu overeind, met zijn kiezen zo strak op elkaar dat het aanvoelde alsof ze ieder moment konden breken. De drie grijnzen verslapten en verdwenen. Jezal voelde Kaspa's hand op zijn arm. ‘Toe nou, hij bedoelt alleen maar…’

Jezal rukte zijn arm los, greep de rand van de tafel en kieperde die om. Munten, kaarten, flessen en glazen vlogen door de lucht en tuimelden op het gras. Hij had zijn zwaard in zijn andere hand, gelukkig nog in de schede, en boog zich over Brint heen terwijl hij hem in het gezicht spuugde: ‘Luister goed, klootzak!’ grauwde hij. ‘Als ik nog eens zoiets hoor, wat dan ook, dan hoef je je geen zorgen te maken over West!’ Hij drukte het gevest van zijn ijzer in Brints borst. ‘Dan snij ik je open als een kip!’

De drie mannen staarden verbijsterd naar hem op, met wijd open mond, en hun verbazing over deze plotselinge woede-uitbarsting was even groot als die van Jezal zelf.

‘Maar…’ begon Jalenhorm.

‘Wat?’ schreeuwde Jezal, die de man bij zijn jas greep en hem half uit zijn stoel sleurde. ‘Wat wou je zeggen, verdomme?’

‘Niks,’ piepte hij met opgestoken handen, ‘helemaal niks.’ Jezal liet hem los. De woede sijpelde nu snel weg. Hij kwam even in de verleiding zijn verontschuldigingen aan te bieden, maar toen hij Brints asgrauwe gezicht zag, kon hij alleen maar denken aan: ‘Ze lijkt me wel een gewillig typetje’.

‘Als! Een! Kip!’ grauwde hij nog eens, en vervolgens draaide hij zich om en beende weg. Halverwege naar de poort besefte hij dat hij zijn jas was vergeten, maar hij kon er nu moeilijk voor teruggaan. Hij liep de duisternis van de tunnel in, zette nog een paar passen en liet zich hijgend en trillend tegen de muur zakken, alsof hij net tien mijl had gerend. Hij begreep nu heel goed wat het was om de controle te verliezen. Dit had hij nooit van zichzelf verwacht.

‘Wat moest dat nou voorstellen?’ Brints geschokte stem weerkaatste zachtjes door de tunnel, net hoorbaar boven het gebons van Jezals hart uit. Hij moest zijn adem inhouden om hem te verstaan.

‘Verdomd als ik 't weet.’ Jalenhorm, die nog verbaasder klonk. Er klonk gerammel en geschraap van de tafel die weer rechtop werd gezet. ‘Nooit geweten dat hij zo uit zijn slof kon schieten.’

‘Hij zal wel een hoop aan zijn hoofd hebben,’ zei Kaspa onzeker, ‘met de Wedstrijd en alles…’

Brint onderbrak hem. ‘Dat is geen excuus!’

‘Nou, ze zijn goed bevriend, hè, hij en West? Met al dat schermen samen en weet ik wat, misschien kent hij die zus of zo… Weet ik het!’

‘Er is nog een andere verklaring,’ hoorde Jezal Brint zeggen, met een gespannen stem alsof hij bij de clou van een mop aankwam. ‘Misschien is hij verliefd op haar!’ De drie mannen barstten in lachen uit. Het was inderdaad een goeie grap. Kapitein Jezal dan Luthar verliefd, en dan nog wel op een meisje met een zo veel lagere positie dan hij. Wat een belachelijk idee! Wat een absurde gedachte! Wat een mop!

‘O, stik.’ Jezal sloeg zijn handen voor zijn gezicht. Hij kon er niet om lachen. Hoe had ze hem dit verdomme aangedaan? Hoe? Wat was het toch met haar? Ze was natuurlijk mooi, en slim, en grappig en zo, maar dat was geen verklaring. ‘Ik kan haar niet meer ontmoeten,’ fluisterde hij in zichzelf. ‘Ik doe het niet meer!’ Hij sloeg tegen de muur. Zijn vastberadenheid was ijzerhard. Dat was het altijd.

Tot het volgende briefje onder zijn deur door zou worden geschoven.

Hij kreunde en sloeg zich tegen zijn hoofd. Waarom voelde hij zich zo? Waarom… hij wilde het eigenlijk niet eens denken… mocht hij haar zo graag? Toen schoot het hem te binnen. Hij wist wel waarom.

Ze mocht hém niet.

Die spottende glimlachjes. Die zijdelingse blikken die hij soms opving. Die grapjes die net een beetje te dicht bij de waarheid zaten. Niet te vergeten dat ze hem af en toe regelrecht uitlachte. Ze vond zijn geld misschien aantrekkelijk. Zijn positie in de wereld, natuurlijk. Zijn uiterlijk, ongetwijfeld. Maar in essentie minachtte ze hem.

En hij had dit gevoel nog nooit eerder gehad. Hij had altijd maar gewoon aangenomen dat iedereen dol op hem was, had nooit echt reden gehad om te betwijfelen dat hij een prima kerel was, het hoogste respect waard. Maar Ardee mocht hem niet, dat zag hij nu in, en dat zette hem aan het denken. Wat was er, op zijn kaaklijn na natuurlijk, en zijn geld en kleding, nu eigenlijk zo aantrekkelijk aan hem?

Ze behandelde hem met de minachting waarvan hij wist dat hij die verdiende. En hij kon er geen genoeg van krijgen. ‘Heel vreemd,’ mompelde Jezal in zichzelf, ellendig onderuitgezakt tegen de muur van de tunnel. ‘Heel vreemd.’

Hij wilde haar van gedachten laten veranderen.