VII

Het voornaamste voorwerp in het laboratorium was de grote tank. Hij was twintig meter in het vierkant en zes meter hoog; hij was half gevuld met zeewater. Een metalen looppad met een leuning eromheen liep langs de bovenkant van de tank; het balkon werd bereikt langs een metalen trap. Zowel de trap als het looppad waren dik met rubber bedekt en de mannen die er liepen droegen rubber schoenen, om zeker te zijn van de grootst mogelijke rust.

De hele ruimte was vaag verlicht.

Twee mannen, wier namen Rabents en Coblison waren, stonden op het looppad en keken door infrarode brillen naar beneden in de tank. Hoewel ze bijna fluisterden hadden hun stemmen toch een klank van triomf. 'Ik denk dat we deze keer geslaagd zijn, dr. Coblison,' zei de jongste man. 'De laatste achtenveertig uur hebben de beide individuen minder apathie vertoond en meer besef van hun vorm en doel.'

Coblison knikte. 'Hun herstel is opmerkelijk snel geweest, als je alles in aanmerking neemt. Er hebben zoveel en zo verschillende chirurgische ingrepen plaats gehad. Hoewel ik zelf een zeer groot aandeel in de operaties heb, verwonder ik me er nog steeds over dat het mogelijk is ten minste de helft van een menselijk brein over te plaatsen naar zo'n enorm verschillende stofwisselingsomgeving.'

Hij staarde naar beneden naar de twee schimmige figuren die in de tank rondzwommen. Hij werd bewogen door medeleven en zei: 'Wie weet wat voor afschuwelijke traumata die dappere zielen hebben moeten ondergaan. Wat voor fantasieën over amputatie, leven, geboorte en dood, over het niet weten tot welke soort ze behoorden.'

Rabents voelde aan in welke stemming hij verkeerde, keurde die af en zei opgewekt: 'Ze zijn er nu overheen. Ze kunnen met elkaar communiceren - de onderwatermicrofoons pikken hun taal op. Ze hebben zich goed aangepast. Nu hunkeren ze ernaar op pad te gaan.' 

'Misschien, misschien. Ik vraag me toch nog af of we het recht hadden...'

Rabents maakte een ongeduldig gebaar want hij vermoedde dat Coblison dat alleen maar zei om te worden gerustgesteld. Hij wist hoe trots de oude man was in zijn hart en antwoordde hem op de oppervlakkige manier waarop hij een van de journalisten die later zouden komen, zou antwoorden.

'De veiligheid van Banya Ban eiste dit ingrijpende experiment. Het is al een jaar geleden dat dat vreemde Flaraanse schip in onze westelijke Oceaan 'landde'. Onze onderzeeërs hebben de overblijfselen op de oceaanbodem onderzocht en hebben bewijzen gevonden dat het schip onder controle neerkwam waar het landde, en pas vernield werd toen de Vreemdelingen het verlieten.

'U kent deze Flaranen, dr. Coblison - het zijn vismensen, watermensen. De oceaan is hun element en zij zijn ongetwijfeld verantwoordelijk geweest voor de overstromingen langs de kust en de inundatie van de pleziereilanden van Indura. De pers heeft gelijk als hij van ons verlangt dat we terugvechten.'

'Mijn beste Rabents, ik twijfel er niet aan dat ze gelijk hebben, maar...'

'Hoe kan er dan een 'maar' overblijven? We zijn er niet in geslaagd in contact te komen met de vreemdelingen. Ze hebben weten te ontkomen aan het meest zorgvuldige onderzoek. Noch is er enig 'maar' wat betreft hun vijandige bedoelingen. Voor ze onze hele oceaan-ecologie ondersteboven gooien, moeten we ze vinden en inlichtingen over hen verkrijgen om ze te kunnen bestrijden. Hier zijn onze spionnen, hier in deze tank. Ze hebben posthypnotische training. Binnenkort, wanneer ze klaar zijn, kunnen ze in zee worden losgelaten en die informatie te pakken krijgen en daarmee naar ons terugkeren. Er zijn geen 'maren', alleen verplichtingen in deze berekening.'

Langzaam liepen de twee mannen de trap af; de reusachtige tank aan hun linkerhand glinsterde van condensdruppels.

'Ja, het is zoals je zegt,' beaamde de ander vermoeid. 'Maar ik zou zo graag willen weten wat voor gevoelens er door deze flarden van menselijk hersenweefsel gaan die in vislichamen zijn overgeplant.'

'Dat is niet werkelijk belangrijk - als ze maar succes hebben,' zei de eerste vastberaden.

In de tank zwommen in de schemering de twee reusachtige zeewezens rusteloos heen en weer, terwijl ze zich voorbereidden op hun taak.