Sector Diamant 

In een grote opeenhoping van werelden zoals die van ons, komt het vaak voor dat een ras uitsterft - net zo vaak als ruimtevaarders weer een nieuwe planeet toegankelijk maken. Soms is het een inferieur mensenras, zoals de inwoners van Istinogurzibeshilaha, dat bedreigd wordt. Maar meestal is het een diersoort die een bepaalde graad van maatschappelijke organisatie heeft, maar die het aan hoger intellect ontbreekt.

Kolonisatie vormt een van de voornaamste bedreigingen die het voortbestaan van Vreemd leven tegenwerken, leder  standaardjaar worden er drie nieuwe planeten voor kolonisatie opgeleverd. Waar het mogelijk is worden de kolonisten geholpen zich aan te passen aan het netwerk van het gevestigde leven. Soms is de aard van dit leven zodanig dat dit niet gebeuren kan, en in dat geval moeten er drastische maatregelen genomen worden.

Gedurende de laatste vier millennia is er veel goed werk verricht door de Planetaire Ecologische Dienst, een organisatie die over de hele Sterrenhoop verbreid is. Haar hoofdkwartier ligt op de dichtbevolkte plezierwereld Droxy in Sector Diamant. De PED stuurt teams uit om te landen op planeten die rijp zijn voor kolonisatie en om te beoordelen op welke manier het plaatselijke leven het best bewaard - of uitgeroeid - kan worden. Dat is nooit een eenvoudige zaak. Soms blijkt de mens zelf een bijkomende complicatie.


Op andere uren van de dag brachten de pygmeeën de oude man vis uit de rivier of de waterkers waar hij dol op was, maar 's middags brachten ze hem twee kommen met ingewanden.

Hij stond overeind om ze in ontvangst te nemen terwijl hij over hun hoofden door de open deur staarde en naar de blauwe jungle keek, zonder die te zien. Hij durfde zijn onderdanen niet te laten zien dat hij pijn had of zwak was - de pygmeeën hadden een bondige manier om met zwakte af te rekenen. Voor ze zijn kamer binnenkwamen, dwong hij zichzelf rechtop te staan met zijn stok als steun. 

De twee dragers bogen hun hoofd tot hun snuiten bijna in de nog dampende kommen staken. 

'Uw god dankt u. Uw offer wordt aanvaard,' zei de oude man. 

Of ze zijn poging om hun klikkende taal weer te geven wel of niet begrepen, wist hij niet. Ze stonden op en vertrokken met hun snelle, glijdende pas. In de kommen glinsterde de olieachtige substantie waarop het zonlicht van buiten viel. 

Terwijl hij zich weer op zijn bed liet vallen zakte de oude man weg in zijn gebruikelijke fantasie: de pygmeeën kwamen bij hem, en hij behandelde ze niet met verdraagzaamheid, maar met haat. Hij stortte het gewicht van zijn lang onderdrukte haat over hen uit, hij sloeg hen met zijn stok en joeg hen en hun hele ras voor altijd weg van de planeet.

Ze waren weg. De azuren zon en de blauwe jungle waren van hem alleen. Eindelijk kon hij sterven, eenvoudig als een blad dat van een boom viel.

De droom verdween en hij wist dat het slechts een droom was. Hij kneep zijn handen in elkaar en hoestte wat bloed. Hij zou de kommen met ingewanden moeten opruimen.

De volgende dag landde anderhalve kilometer verderop het ruimteschip.


Het terreinvoertuig denderde over het spoor door het bos. Het ging vrij hard met Barney Brangwyn aan het stuur. Aan beide zijden van het voertuig was de plantengroei van de sombere blauwgroene kleur, karakteristiek voor de meeste levende dingen op de planeet Kakakakaxo. 

'Jullie tweeën hebben ook geen gezonde kleur!' merkte Barney op terwijl hij zijn ogen even van het stuur afwendde om naar de gezichten van zijn twee metgezellen te kijken.

De drie leden van de Planetaire Ecologische Dienst hadden blauwe schaduwen over hun gezicht. Door die schaduwen leek het net of ze het ijskoud hadden, maar in het gebied rond de evenaar, met de zon Cassivelaunus in zijn hoogste stand, was het aangenaam warm, zelfs heet. De omringende jungle was dicht; de struiken bogen door onder het gewicht van hun eigen bladeren. Ze waren op weg naar een man die al bijna twintig jaar in deze omgeving leefde. Nu ze hier waren, was het eenvoudig om in te zien waarom hij overal als een held beschouwd werd.

'Er is hier genoeg dekking voor zo'n groene pygmee om ongezien naar ons te kijken,' zei Tim Anderson, terwijl hij het dichte woud intuurde.

Barney grinnikte om de bezorgde toon in de stem van de jonge man.

'De pygmeeën moeten waarschijnlijk nog bijkomen van het kabaal dat we bij de landing maakten,' zei hij; 'we zullen ze gauw genoeg zien. Als je zo stokoud bent als ik, Tim, zal je er minder op gebrand zijn de plaatselijke hoge pieten te ontmoeten. De hoogste pieten op iedere planeet hebben gewoonlijk ook de grootste bek - ipso facto, zoals de rechtskundigen zeggen.' 

Hij zweeg weer terwijl hij een sloot overstak en het grote voertuig deskundig de andere oever opstuurde. 

'Het is duidelijk dat de meest opvallende factor op Kakakakaxo het klimaat is,' zei Tim. 'Slechts duizend à elfhonderd kilometer hiervandaan beginnen in het noorden en het zuiden de gletsjers en die gaan door tot de polen. Ik ben blij dat wij de planeet alleen maar moeten onderzoeken - ik zou hier zelf niet willen leven, pygmeeën of geen pygmeeën. Ik heb al genoeg gezien om dat te kunnen zeggen.'

'Het is voor de kolonisten geen kwestie van willen,' vond Craig Hodges, de leider van de groep. 'Zij komen vanwege één of andere druk: economische factoren, onderdrukking, armoede, of de behoefte aan lebensraum - het soort onverbiddelijke noodzaken dat ons allemaal in de weer houdt.'

'Jullie zijn wel een vrolijk stel!' riep Barney uit. 'Pappa Dangerfield vindt het hier in elk geval fijn! Hij zit al negentien jaar tegen Kakakakaxo aan te kijken, terwijl hij voor god speelt en zijn pygmeeën vertroetelt!'

'Hij stortte hier per ongeluk neer; hij heeft zich wel moeten aanpassen,' zei Craig.

'Wat een geweldige aanpassing!' riep Tim uit. 'Pappa Dangerfield, God van de Grote Verte. Hij was een van de helden uit mijn jeugd. Ik kan nauwelijks geloven dat we hem straks ontmoeten.'

'De meeste verhalen over hem zijn op Droxy ontstaan,' zei Craig, 'waar de helft van alle waanzinnige verhalen in het heelal vandaan komt. Ikzelf ben een beetje huiverig voor de man, maar hij zou best zeer nuttige informatie kunnen verstrekken.' 

'Natuurlijk heeft hij heel wat te vertellen,' zei Barney terwijl hij om een dicht rododendronbosje heenschoot. 'Hij zal ons een hele hoop praktisch werk besparen. In negentien jaar - als hij enigszins op de man lijkt tot wie ze hem opgeblazen hebben - zou hij een massa materiaal verzameld moeten hebben, voor ons en voor Dansson van onschatbare waarde.' 

Als een PED groep op een nog niet onderzochte planeet zoals Kakakakaxo landde, stelden ze de mogelijke gevaren vast en bepaalden de aard van de tegenwerking die de belangrijkste soort de kolonisten zou geven. Die belangrijkste soort kon een zoogdier, reptiel, insect, plant, mineraal of virus zijn. Dikwijls bleken de moeilijkheden zo groot dat die soort uitgeroeid moest worden - en op zo'n manier uitgeroeid dat het ecologische evenwicht van de planeet zo weinig mogelijk verstoord werd.

Hun reis was onverwacht ten einde. Ze waren nog maar anderhalve kilometer van hun schip toen de jungle plaats maakte voor een wand die de basis vormde van een steile berg. Terwijl ze om een hoge uitstekende kei kwamen, zagen ze een soort nederzetting voor zich. Barney remde en schakelde de motor uit, en alle drie zaten ze minutenlang zwijgend het tafereel in zich op te nemen.

Snelle bewegingen onder de bomen volgden op hun aankomst.

'Hier komt het welkomstcomitee,' zei Craig. 'We kunnen beter uitstappen en vriendelijk kijken voor zover dat mogelijk is. De hemel mag weten wat ze wel van jouw baard zullen denken, Barney.'

Zodra ze op de grond gesprongen waren werden ze omsingeld. De pygmeeën bewogen zich snel; hoewel ze van alle kanten kwamen, hadden ze slechts een paar seconden nodig.

Het waren lelijke wezens. Ze bewogen zich als hagedissen en hun huid zag eruit als hagedissenvel, groen en vlekkerig, behalve op hun rug waar hij overging in ruwe schubben. Geen van hen was langer dan 1.20 meter. Ze hadden vier poten en twee armen. Hun hoofd dat boven op hun lichaam zat zonder een zichtbare nek ertussen, zag eruit als een kaaimankop, met lange wrede kaken en zaagtanden. Die hoofden draaiden zich nu van links naar rechts terwijl ze de bezoekers zwijgend opnamen.

Toen ze de ecologen eenmaal hadden omsingeld bewogen de pygmeeën zich niet meer. Alle initiatief was uit hen verdwenen. In hun zakachtige kelen klopten zware slagaders.

Craig wees naar een pygmee voor hem en zei: 'Gegroet! Waar is Pappa Dangerfield? Wij hebben geen kwaad in de zin. We willen alleen Dangerfield zien. Breng ons alsjeblieft bij hem.'

Hij herhaalde zijn woorden in Galingua.

De pygmeeën bewogen zich, ze openden hun kaken en kwaakten. Aan alle kanten ontstond een opgewonden geklakker. Een overweldigende visstank steeg uit de wezens op. Geen van hen bracht iets uit dat als een antwoord opgevat zou kunnen worden.

Hun ronde lichaampjes mochten dan belachelijk zijn, maar de twee paar stevige poten en hun gevaarlijke kaken gaven absoluut geen aanleiding tot lachen.

'Dit zijn maar dieren!' riep Tim uit. 'Ze hebben niets van de trots die je bij een primitieve wilde zou verwachten. Ze dragen geen kleren. Ze hebben zelfs geen wapens!'

'Zeg dat niet totdat je hun klauwen en hun tanden goed hebt bekeken,' zei Barney.

'Kom langzaam met me mee naar voren,' zei Craig tegen zijn metgezellen. 'Dangerfield moet hier ergens in de buurt zijn, de hemel sta hem bij.'

Tot aan hun dijen in de klakkende kaaimankoppen, bewogen de PED mannen zich in de richting van de nederzetting. Deze beweging stond de pygmeeën niet aan en hun geluid verdubbelde zich, hoewel ze achteruit gingen zonder tegenstand te bieden.

Aan een zijde begrensd door de rotswand stond daar het dorpje onder de bomen. In de takken van de bomen had een kolonie vrolijk gekleurde vogels een ononderbroken dak gevlochten van lianen, klimplanten, bladeren en twijgen. Onder dit dak hadden de pygmeeën hun ruwe hutten, die niets anders waren dan vierkanten van gevlochten riet die schuin omhoog geduwd waren met stokken, waardoor ze een ingang hadden. Buiten deze woonruimten waren behaarde dieren vastgebonden; ze liepen rond in de kleine cirkels die hun riemen toelieten en riepen naar elkaar. Hun mauwend geroep, de scherpe kreten van de vogels en het geklak van de kaaimankoppen veroorzaakte een verward lawaai. En over dat alles dreef de stank van rottende vis.

'Aardige, rustieke omgeving,' merkte Barney op. 'Die vastgebonden dieren zijn vreemd, hè?'

Geheel in tegenstelling met dit smerige tafereel was de rotswand, waarin gestileerde voorstellingen van bladeren uitgehakt waren met daartussendoor ingewikkelde geometrische figuren. De versiering liep door tot een hoogte van ongeveer twaalf meter, hij was vindingrijk uitgevoerd en goed van afmetingen. De ecologen zouden later merken dat dit werk vrij ruw was afgewerkt, maar van een afstand was de superioriteit ervan ten opzichte van het dorpje opmerkelijk. Toen ze dichterbij kwamen zagen ze dat het versierde stuk de gevel van een gebouw was dat in de steile rots was uitgehouwen, compleet met deuren en ramen vanwaar de pygmeeën hun voortgang onafgebroken nieuwsgierig volgden.

'Ik begin onder de indruk te raken,' merkte Tim op, terwijl hij de figuren in de rots bekeek. 'Als deze kleine verschrikkingen iets dat zo ingewikkeld is kunnen maken, is er nog hoop voor ze.'

'Dangerfield!' riep Craig, toen een volgende poging tot communicatie met de pygmeeën mislukte.

Barney wees naar de overkant van de open plek. Tegen de grijsbruin gekleurde rotswand leunde een flinke hut, gebouwd van hetzelfde materiaal als de hutjes van de pygmeeën, maar met meer zorg geconstrueerd en van een minder ruw model.

Terwijl de ecologen hem stonden te bekijken, verscheen er een uitgeteerde figuur in de deuropening. Het was een mens. Hij kwam naar hen toegelopen met behulp van een dikke stok.

'Dat is Dangerfield!' riep Barney uit. 'Dat moet Dangerfield zijn. Voor zover wij weten is er geen ander op deze hele planeet.' 

Een warme opwinding doorstroomde Tim. Pappa Dangerfield was een legende voor de jeugd van de Sterrenhoop. Toen hij negentien jaar geleden op Kakakakaxo neerstortte was hij de eerste mens die deze onaantrekkelijke kleine wereld bezocht. 

Hoewel het slechts achtenzestig lichtjaren van Droxy lag, een van de grote interstellaire centra van handel en vermaak, lag Kakakakaxo buiten de handelswegen. Dus had Dangerfield tien standaardjaren lang alleen met de pygmeeën geleefd voor er iemand kwam die aanbood hem te redden.

Maar toen was het al te laat: het gif van de eenzaamheid was zijn eigen tegengif geworden. Dangerfield weigerde de planeet te verlaten. Dus bleef hij waar hij was. Koning van het Krokodillenvolk, Vader van de Kleine Wezens - zoals de nieuwsbladen op Droxy met hun liefde voor hoofdletters en absurde benamingen het formuleerden.

Toen Dangerfield de groep naderde weken de pygmeeën voor hem achteruit. Het was moeilijk in de gebogen figuur die zo bezorgd naar hen tuurde, de jonge gebronsde reus te herkennen, die in de stripverhalen Dangerfield voorstelde. Het smalle cynische gezicht met de krachtige haakneus was een karikatuur van zichzelf geworden. Dit was Dangerfield, maar zijn uiterlijk deed vermoeden dat de legende de man zou overleven.

'Komen jullie van Droxy?' vroeg hij in Galingua. 'Zijn jullie hier om nog een film over me te maken? Ik ben blij jullie hier te zien. Welkom op de ongetemde planeet Kakakakaxo.'

Craig Hodges stak zijn hand uit. 'We zijn wel van Droxy,' zei hij. 'Maar we zijn geen filmploeg; onze taak is praktischer dan dat.'

'Je zou er een moeten maken - je zou er rijk van worden. Wat doen jullie hier dan?'

Toen Craig zichzelf en zijn ploeg voorstelde, werd Dangerfields gedrag merkbaar minder beleefd. Hij mopperde kwaad in zichzelf over 'inbreuk maken op zijn eenzaamheid'. 

'Kom mee naar ons terreinvoertuig en drink iets met ons,' zei Barney. 'U moet blij zijn eens met iemand te kunnen praten.'

'Dit is mijn land,' riep de oude man en zwaaide zijn stok over de armoedige open plek. 'Ik weet niet wat jullie hier komen doen. Ik ben de man die Kakakakaxo eronder gekregen heeft. Als jullie hier twintig jaar geleden net zo waren binnengedrongen als nu, zouden de pygmeeën jullie in stukken gescheurd hebben - helemaal in kleine stukjes. Ik heb ze getemd! Geen mens in het heelal heeft ooit gedaan wat ik gedaan heb. Ze hebben op Droxy films over mijn leven gemaakt - zo belangrijk ben ik. Ik ben beroemd in de hele sector Diamant. Wisten jullie dat niet?'

Zijn diepliggende ogen keken naar Tim Anderson. 'Wist je dat niet, jongeman?'

'Ik ben met die films opgegroeid, mijnheer. Ze werden gemaakt in de oude Melmoth Studio's.'

'Ja, ja dat was de naam. Horen jullie daar niet bij? Waarom komen ze niet meer terug, huh, waarom niet?'

Tim wilde dit magere overblijfsel vertellen dat Dangerfield, de Verre Vader, een van de helden uit zijn jeugd was geweest, een reus, door wie hij voor het eerst het onontkoombare verlangen naar ruimtevaart gevoeld had; hij wilde hem vertellen dat het pijn deed de legende in stukken te zien vallen. Hier stond de reus zelf - over zijn daden op te scheppen en dan nog op een jankerige, smekende toon.

Ze kwamen bij het terreinvoertuig. Dangerfield staarde naar de keurige glasplaat op de zijkant waaronder de woorden Planetaire Ecologische Dienst stonden gegraveerd. Na een poosje draaide hij zich naar Craig.

'Wie zijn jullie? Wat moeten jullie hier? Ik heb al genoeg moeilijkheden.'

'Wij zijn onderzoekers, meneer Dangerfield,' zei Craig. 'Onze taak is het verzamelen van gegevens over deze planeet. Er is bijna niets bekend over de ecologische omstandigheden hier; de planeet is zelfs nooit behoorlijk bekeken. Wij zijn natuurlijk verlangend om ons van uw hulp te verzekeren; u moet een schat aan informatie hebben...'

'Ik kan geen enkele vraag beantwoorden! Ik beantwoord nooit vragen. Alles wat jullie willen weten zullen jullie zelf uitzoeken moeten. Ik ben ziek - ik heb pijn. Ik heb een dokter nodig, medicijnen. Bent u een dokter?'

'Ik kan u een pijnstillend middel geven,' zei Craig. 'En als u zich door mij wilt laten onderzoeken zal ik proberen te ontdekken waar u aan lijdt.'

Dangerfield zwaaide kwaad met zijn hand door de lucht.

'Je hoeft me niet te vertellen wat eraan scheelt,' snauwde hij. 'Ik ken elke ziekte die op deze vervloekte planeet voorkomt. Ik heb de fiffins, dat scheelt eraan, en alles wat ik van jullie vraag is iets om de pijn te verlichten. Als jullie niet willen helpen, kunnen jullie beter maar helemaal opduvelen!'

'Maar wat is of wat zijn de fiffins?' vroeg Barney.

'Ze zijn niet besmettelijk als je je daar soms druk over maakt. Als jullie alleen maar gekomen zijn om vragen te stellen, donder dan op. De pygmeeën zullen voor me zorgen, zoals ik altijd voor hen gezorgd heb.'

Toen hij zich omdraaide om weg te lopen wankelde Dangerfield en hij zou gevallen zijn als Tim hem niet bij de arm had gegrepen. De oude man schudde de ondersteunende hand van zich af en haastte zich terug over de open plek, met een geschuifel dat de gevangen dieren piepend deed wegkruipen tot het uiterste eind van hun riemen.

Tim haalde hem in en legde een hand op zijn arm.

'Weest u alstublieft redelijk,' zei hij op overredende toon. 'U ziet eruit alsof u een medische behandeling nodig hebt en die kunnen wij u geven.'

'Ik heb nooit hulp gehad, en ik heb het nu ook niet nodig. En bovendien heb ik er een regel van gemaakt nooit redelijk te zijn.' 

Vol tegenstrijdige emoties keerde Tim terug. Hij kreeg Craigs onverstoorbare gezicht in het oog.

'We zouden hem moeten helpen,' zei hij.

'Hij wil niet geholpen worden, niet door jou en niet door iemand anders,' antwoordde Craig die zich niet bewoog. 'Hij is baas over zichzelf en over zijn eigen gedrag.'

'Hij kan wel doodgaan,' zei Tim. 'Je hebt het recht niet zo verdomd onverschillig te zijn.' Hij keek uitdagend naar Craig en liep toen snel weg. Dangerfield die nu aan de andere kant van de open plek was, keek nog een keer om en verdween toen in zijn hut. Barney wilde Tim achterna gaan, maar Craig hield hem tegen.

'Laat hem,' zei hij rustig. 'Laat hem maar even uitrazen.'

Barney keek zijn vriend recht aan. 'Forceer die jongen niet,' zei hij. 'Hij heeft niet dezelfde kijk op het leven als jij.'

'We moeten het allemaal leren en het is niet gemakkelijk het snel te leren,' merkte Craig op. Toen veranderde hij van toon en zei: 'Dangerfield lijkt mij onevenwichtig, wat betekent dat hij gauw kan omslaan en ons hulp aanbieden: daar moeten we op wachten; ik zou het interessant vinden een verslag te krijgen van de negentien jaar dat hij hier is. Het zou een nuttig psychologisch document kunnen zijn, zo al niet van ander nut.'

'Zoals ik het zie, is hij een koppige oude kerel,' zei Barney en schudde zijn hoofd.

'Wat betekent dat hij zwak is. Daarom was het onverstandig van Tim te proberen hem over te halen; het zou hem alleen maar nog koppiger maken. Hij komt gerust wel naar ons toe als hij dat wil. Laten we onderwijl het gewone grondmonsteronderzoek doen en het intelligentiepeil van die kaaimankoppen vaststellen.'

Nu het rustiger was konden ze dichterbij een rivier horen stromen. De pygmeeën hadden zich verspreid; sommige van hen lagen bewegingloos in hun ruwe hutjes met alleen hun snuit zichtbaar, terwijl het blauwe licht als mist over hun schubben viel. 

'Ik wil wedden dat ze zich zover ontwikkeld hebben als ze ooit zullen komen,' merkte Barney op terwijl hij een insect uit zijn baard haalde dat er vanuit de doorvlochten bomen ingevallen was. 'Ze hebben slechts een beperkte schedelontwikkeling, geen opponeerbare duim en geen enkele vorm van kleding - wat betekent dat ze geen enkel seksueel taboe kennen zoals je toch wel zou verwachten in deze Y-cultuur. Ik schat dat ze op Y-gamma-niveau zijn, Craig.'

Craig knikte en glimlachte alsof hij binnenpretjes had. 'Wat inhoudt dat jij hetzelfde gevoel hebt als ik over die rotstempel,' zei hij terwijl hij naar het rijke beeldhouwwerk wees dat door de bomen zichtbaar was.

'Bedoel je..., dat de pygmeeën het niet gebouwd kunnen hebben?' zei Barney.

Craig knikte. 'Deze kaaimankoppen zijn ver onder het cultuurpeil dat door deze architectuur aangeduid wordt. Zij passen erop, ze hebben het niet gemaakt. Dat betekent natuurlijk dat er een ander ras, een hoger ras, op Kakakakaxo is - of was -dat zich misschien beter kan verbergen dan de pygmeeën.'

Craig was niet opgewonden; hij sprak zonder enige nadruk. Maar Barney die iets wist van wat er in dat hoofd omging, wist dat Craigs gewoonte om er een belangrijk feit zomaar uit te flappen, betekende dat hij ergens mee worstelde.

Daar hij genoeg begreep om niet verder op het onderwerp in te gaan, borg Barney het op in zijn hoofd en ging over op een andere zaak.

'Ik ga alleen even naar die behaarde troeteldieren kijken die de kaaimankoppen buiten hun hutten vastgebonden houden,' zei hij; 'het zijn intrigerende kleine diertjes.'

'Wees voorzichtig,' vermaande Craig hem. 'Die troeteldieren zouden wel eens helemaal geen troeteldieren kunnen zijn; de pygmeeën zien er niet uit of ze van dieren houden.'

'Nu, als het geen troeteldieren zijn, het zijn in ieder geval geen slachtdieren. Op de stank af te gaan eten de kaaimankoppen niets anders dan vis.'

Buiten de meeste hutten waren twee verschillende dieren vastgebonden. De een was een grijs pluizig wezen met een ingedrukte neus zoals een pekineesje, bijna zo lang als de pygmeeën. De ander was een klein diertje met een bruine vacht en een vrolijke gele kuif; het was half zo groot als de 'pekinees' en leek op een miniatuurbeer. De pekinezen en de beren hadden allebei kleine zwarte aapachtige handjes die, nu de ecologen naderden, in een smekend gebaar werden opgeheven.

'Ze zien er heel wat gezelliger uit dan hun eigenaars,' zei Craig.

Hij bukte zich en strekte zijn hand uit naar een van de kleine beren. Die sprong naar voren en greep hem snaterend vast. 

'Denk je dat deze twee soorten, de pekinezen en de beren met elkaar vechten?' vroeg Barney. 'Zie je dat ze net ver genoeg van elkaar vastgebonden zijn om elkaar niet te kunnen aanraken? Misschien hebben we wel de plaatselijke variëteit van het hanenvechten ontdekt.''Deze dieren zijn net zo gevaarlijk als konijntjes! Zelfs hun snijtanden zijn stomp. Ze hebben helemaal geen natuurlijke wapens.'

'Over tanden gesproken, ze leven van hetzelfde voedsel als hun meesters - maar of ze dat vrijwillig of uit noodzaak doen zullen we nog moeten uitvinden.'

Barney wees op de hopen rottende visgraten, koppen en schubben waar de kleine dieren troosteloos bovenop zaten. Tussen het afval scharrelden glinsterende torren.

'Ik neem een van die pekinezen mee terug naar ons voertuig om hem te onderzoeken,' kondigde hij aan.

Nog geen drie meter van hem af kon hij een kaaimansnuit uit zijn hut zien steken; terwijl hij die in het oog hield, boog hij zich over een van de pekinezen en probeerde het sterk getwijnde koord dat hem gevangen hield los te maken. De snelheid van de kaaimankop was verbazingwekkend. De ene seconde was hij nauwelijks zichtbaar in zijn hut; de volgende seconde stond hij voor Barney met zijn klauwen over Barney's hand en zijn woeste tanden ontbloot. Hoewel het reptiel klein was zou het ongetwijfeld zijn nek hebben kunnen breken.

'Niet schieten, anders krijgen we ze allemaal op onze nek!' riep Craig, want Barney's vrije hand zocht onmiddellijk naar zijn ploffer.

Ze werden omringd door pygmeeën die haastig naderden onder luid geklak. De reptielen maakten hun eigenaardige geluiden waarbij ze hun tong bewogen maar hun kaken stilhielden. Hoewel ze in grote drommen kwamen, deden ze geen poging Craig en Barney aan te vallen. Een van hen drong zich naar voren en begon een redevoering tegen hen af te steken waarbij hij met zijn kleine armpjes zwaaide.

'Enkele sporen van een primitief spraakpatroon,' merkte Craig koeltjes op. 'Laten we proberen over je troeteldier te onderhandelen Barney, nu we hun aandacht hebben.'

Hij stak zijn hand in een van de zakken van zijn uniform en haalde er een halsketting uit met knikkervormige kralen waarin kleurige spiralen dansten; kleine veertjes binnenin zorgden ervoor dat de kleur ervan wisselde zolang de drager bewoog. Het was een snuisterij die op bijna elke planeet in de Sterrenhoop voor een paar minicredits te verkrijgen was. Craig hield hem de pygmee voor die de toespraak had afgestoken.

De pygmeeënleider keek er eventjes naar en ging toen verder met zijn verhaal. De ketting zei hem niets. Craig gaf met gebaren aan dat hij hem wilde ruilen voor een van de kleine beren. De leider toonde geen interesse. Craig stopte de ketting weer in zijn zak en haalde een spiegeltje te voorschijn.

Spiegels wekken onfeilbaar de belangstelling van primitieve stammen - maar de pygmeeën bleven onbewogen. Een deel van hen begon al te verdwijnen nu de crisis was afgelopen en rende weg met zenuwachtige hagedissenbewegingen. Craig stopte het spiegeltje weg en haalde een fluitje te voorschijn.

Het zag eruit als een zilveren vis met een open mond. De pygmeeënleider greep het uit Craigs hand en liet een spoor van zijn klauwen op de uitgestrekte handpalm achter. Hij propte het fluitje in zijn mond.

'Hé, dat kan je niet eten!' riep Craig en deed automatisch een stap naar voren terwijl hij zijn hand uitstak. Misschien legde de pygmee Craigs gebaar verkeerd uit en handelde hij verdedigend. Met een klap van zijn kaken stortte hij zich op Craigs been. Terwijl de ecoloog viel schoot er een blauwe lichtflits uit Barney's ploffer. Het geluid van de thermonucleaire knal echode over de open plek en de pygmee viel met een rokend vel dood neer.

In de daaropvolgende stilte brak het gekwetter van wel duizend wevervogels los, die van hun nesten waren opgevlogen en hoog boven de boomtoppen rondvlogen. Barney bukte, greep Craig bij zijn schouders en tilde hem met een arm op terwijl hij met zijn vrije hand de ploffer klaar hield. Op Craigs dij verscheen een grillige vlek van bloed dat door zijn gescheurde broek heensijpelde.

'Dank je Barney,' zei hij. 'De handel schijnt vandaag slap te zijn. Laten we naar het terreinvoertuig teruggaan.'

De pygmeeën deden geen poging hen aan te vallen. Het was onmogelijk vast te stellen of ze bang waren geworden door het machtsvertoon of dat ze tot de overtuiging waren gekomen dat die korte ruzie hen niet aanging. Eindelijk bogen ze zich over hun dode makker, grepen hem bij zijn achterpoten en sleepten hem snel weg in de richting van de rivier.

Toen Barney Craig in zijn kooi had geholpen, trok hij hem zijn broek uit, maakte de wond schoon en deed er een genezende culture op. Hoewel Craig bloed had verloren, was er geen grote schade aangericht; zijn been zou de volgende morgen al weer helemaal genezen zijn.

'Je bofte,' zei Barney terwijl hij overeind kwam. 'Dat schatje had je knie eraf kunnen bijten als hij het had geprobeerd.'

'Er was één ding in dit gevalletje dat me bijzonder interesseerde,' zei Craig. 'De kaaimankoppen wilden het fluitje hebben omdat ze het voor voedsel aanzagen; vis, zoals we uit de stank buiten kunnen opmaken, is hier het hoofdvoedsel. Het spiegeltje en de ketting betekenden niets voor hen; ik heb nog nooit een onderontwikkelde stam gezien die zo'n gebrek had aan doodgewone, elementaire ijdelheid. Zou het verband houden met de afwezigheid van seksuele taboes die jij noemde?' 

'Waar moeten ze in godsnaam ijdel over zijn?' vroeg Barney terwijl hij zijn kleren uittrok en naar de douche liep.

'Na vijf minuten daarbuiten heb ik het gevoel alsof de visstank met een kwast over me uitgesmeerd is.'


Niet kort daarna beseften ze dat Tim Anderson nergens in het voertuig was.

'Ga eens kijken of je hem kan vinden Barney. Het is niet veilig als hij in zijn eentje rondzwerft. Hij zal moeten leren van vrijheid van denken te genieten zonder vrijheid van beweging.'

De namiddag wierp zijn blauwe schaduwen over de grond. In de stilte kon je de planeet bijna om zijn harde, koude as horen draaien.

Barney ging op weg naar het watergeruis in de verte, omdat hij dacht dat een rivier op Tim wel net zoveel aantrekkingskracht zou uitoefenen als op hemzelf. Hij sloeg een smal pad tussen de bomen in, en stond toen stil omdat hij niet wist welke kant hij op zou gaan. Hij riep Tims naam.

Onverwacht kwam er bijna onmiddellijk antwoord. Tim dook uit de bosjes voor hem op en wuifde naar Barney.

'Ik maakte me ongerust,' bekende Barney toen hij hem inhaalde. 'Het is verstandiger geen wandelingetjes te gaan maken zonder het ons te vertellen.'

'Ik ben best in staat voor mezelf te zorgen, weet je,' zei Tim. 'Vlak achter deze bosjes is een rivier, breed en diep en snelstromend. Ik veronderstel, dat die kaaimankoppen koudbloedig zijn?'

'Inderdaad,' bevestigde Barney. 'Ik kan het weten. Een poosje geleden heb ik met een van hen hand in hand gestaan.'

'Er zit nu een hele groep van hen in het water en het is ijskoud. Het moet rechtstreeks van de gletsjers afkomstig zijn. De pygmeeën zijn fantastische zwemmers, razendsnel en absoluut zeker van zichzelf, ik zag hoe ze onderdoken en weer omhoogkwamen met vissen zo groot als een flinke zalm in hun kaken.'

Barney vertelde hem over de gebeurtenis met het visfluitje.

'Het spijt me van Craigs been,' zei Tim, 'maar nu we het toch over hem hebben, kan jij me misschien vertellen waarom hij me dwars zit en waarom hij me in de haren vloog toen ik Dangerfield achterna ging?'

Hij zit je niet dwars en hij vloog je niet in de haren. Op het ogenblik maakt hij zich zorgen omdat hij iets geheimzinnigs op het spoor is, maar nog niet weet waar de sleutel ervan ligt. Misschien beschouwt hij Dangerfield als die sleutel; hoewel hij absoluut respect heeft voor de kennis die de man moet hebben, denk ik dat hij in zijn binnenste toch liever het hele probleem alleen op wil lossen en Dangerfield er helemaal buiten wil laten.'

'Waarom zou Craig dat willen? Het PED hoofdkwartier gaf ons opdracht contact op te nemen met Dangerfield.'

'Inderdaad. En daar het hoofdkwartier een keurige hoeveelheid lichtjaren hiervandaan zit is het vaak de band met de werkelijkheid kwijt. Maar Craig denkt waarschijnlijk dat die oude Dangerfield... ja, misleidend, slecht geïnformeerd... kan zijn. Craig is iemand die graag de dingen zelf uitpluist.'

Ze keerden terug en begonnen langzaam naar de nederzetting terug te lopen terwijl ze van de zachte, niet door visstank bedorven lucht genoten.

'Maar dat was toch niet de reden waarom Craig zo hard was over hulp aan Dangerfield?' vroeg Tim.

'Nee, dat was iets anders,' zei Barney. 'Besef goed dat PED groepen de voorlopers van veranderingen zijn. Voor wij er komen zijn de planeten in hun natuurlijke staat - onbedorven of onontwikkeld, als je het op een andere manier wilt uitdrukken. Als wij vertrekken worden ze in beslag genomen en veranderd op onze aanbevelingen. Hoe geweldig je de positie van de mens in het heelal ook mag vinden, op een of andere manier ontkom je er niet aan het te betreuren dat die verandering nodig is.'

'Het is onze taak niet ons daar druk over te maken,' zei Tim ongeduldig.

'Maar Craig maakt zich er wel druk over, Tim. Hoe meer planeten wij onderzoeken, hoe meer hij het gevoel heeft dat er een of andere mysterieus - goddelijk - evenwicht verstoord wordt. Je kan niet onder het idee uit dat je met een individu te doen hebt en dat het je gezworen plicht is dat individu en het verschijnsel erachter te vernietigen en weer een nieuwe lopende-bandwereld voor de lopende-bandmens op te leveren.

'Zo denkt Craig over planeten en mensen. Voor hem is iemands karakter heilig; voor alles dat zich langzamerhand verzameld heeft, heeft hij ontzag. Het mag dan eenvoudiger zijn met mensen te werken die slechts nummers zijn, maar een individu is van een grotere absolute waarde.'

'Bedoelde hij dat, toen hij zei dat Dangerfield nog altijd zijn eigen baas was?'

'Wees maar sceptisch als je dat wilt. Je zal het op een goeie dag wel merken. Stel je je deze plek eens voor over vijftig jaar, als we hem goedkeuren. Denk je dat de rivier dan nog zo zal stromen als hij nu stroomt? Hij kan afgedamd zijn om waterkracht te leveren, hij kan verbreed zijn en bevaarbaar gemaakt, het kan zelfs een riool zijn. Deze vogels boven ons hoofd zullen uitgestorven zijn of in kooien gefokt worden of ze nestelen op fabrieksdaken. Alles zal veranderd zijn - en dat is grotendeels aan ons te danken en te wijten.'

'Ik zal die visstank niet erg missen,' zei Tim. 

'Zelfs een visstank heeft...' begon Barney en brak af. De stilte werd plotseling verscheurd door een gil. De twee ecologen renden het pad af en vlogen in volle vaart de open plek op.

Er werd een pekinees gedood. Het krioelde overal van de pygmeeën die samenstroomden om de stomp van een grote verrotte boom waarop twee van hen stonden met de gillende pekinees tussen hen in. Bij zijn gegil voegden zich de kreten van alle anderen die vlakbij vastgebonden waren. De kreten verstomden plotseling toen wrede klauwen zijn buik openreten. Vervolgens werden de ingewanden nog dampend in een ruwgemodelleerde kom van klei geschept waarna het mismaakte lijk midden tussen de menigte werd gegooid. De pygmeeën vlogen er op af.

Voor de opwinding voorbij was werd een andere gevangene al schoppend en schreeuwend aan de twee beulen overhandigd. De menigte bleef wachten om naar de lol te kijken. Dit keer was het slachtoffer een van de beerachtige dieren. Zijn lichaam werd opengereten en de ingewanden in een tweede kom gegooid. Dit lijk werd ook in de kaaimankoppenmenigte gesmeten. 

'Goeie ouwe Moeder Natuur!' zei Barney kwaad. "Hoeveel meer van die kleine wezentjes zijn ze van plan te slachten?' 

Maar de moordpartij was afgelopen. De twee pygmeebeulen die de kommen met ingewanden in hun poten droegen klommen van de boomstronk af en baanden zich een weg door de menigte. De kommen werden naar achter in het dorp gedragen.

'Het ziet eruit als een of andere godsdienstige ceremonie,' zei Craig. Barney en Tim draaiden zich om en zagen hem achter zich staan. Het geschreeuw had hem uit zijn bed gelokt en hij was onopgemerkt naar hen toe komen strompelen.

'Hoe gaat het met je been?' vroeg Tim.

'Morgenochtend is het over, Tim.'

'Het dier dat jou beet - dat Barney doodschoot, werd in de rivier gegooid,' zei Tim. 'Ik zat daar te kijken toen de anderen te voorschijn kwamen en hem erin slingerden.'

'Ze brengen die kommen met darmen in Dangerfields hut,' zei Barney terwijl hij over de open plek wees. De twee kaaimankoppige dragers verdwenen door de deuropening van de hut, kwamen een minuut later weer met lege handen te voorschijn en mengden zich tussen de massa.

'Ik vraag me af waar hij de darmen voor nodig heeft,' zei Tim. 'Vertel me niet dat hij ze eet.'

'Dat is rook!' riep Craig uit. 'Zijn hut staat in brand! Tim haal gauw een schuimblusser uit de wagen. Snel!'

Rook en daarna flakkerende vlammetjes waren zichtbaar door Dangerfields raam. Het verdween en sprong toen weer omhoog. Craig en Barney renden naar voren terwijl Tim op de terreinwagen afschoot. De pygmeeën, waarvan er enkele nog ruzieden over de vacht van de dode pekinees en beer, schonken noch aan hen noch aan het vuur enige aandacht.

De hut stond vol met rook. De vlammen kronkelden langs de droge biezen op de vloer. Er was een olielamp omgevallen; hij lag op zijn kant tussen de vlammen. Slechts anderhalve meter ervandaan lag Dangerfield achterover op zijn bed, met gesloten ogen.

Craig greep een kleed van de andere kant van de kamer, gooide het op het vuur en stampte erop. Toen Tim met de blusser aankwam was die nauwelijks nodig, maar ze bespoten de smeulende as met chemicaliën om dubbel zeker te zijn van hun zaak.

'Misschien is er gelegenheid om met de oude vent te praten als hij bijkomt,' zei Craig. 'Laat me hier alleen, wil je, dan zal ik zien wat ik kan doen.'

Toen Tim en Barney wegliepen ontdekte Craig de twee kommen met ingewanden die op een tafel opzij stonden. Ze dampten nog steeds een beetje.

Op het bed bewoog Dangerfield. Zijn oogleden trilden en een dunne hand ging naar zijn keel.

'Geen genade,' mompelde hij, 'jullie krijgen van mij geen genade, ellendelingen.'

Hij lag daar en keek omhoog naar de ecoloog. Er kropen schaduwen als vage inktvlekken over zijn gezicht.

'Ik moet flauwgevallen zijn,' zei hij toonloos. 'Voelde me zo zwak.'

'U gooide uw olielamp om toen u viel,' zei Craig. 'Ik was net op tijd om een erge brand te voorkomen.'

De oude man gaf geen commentaar, tenzij het sluiten van zijn ogen opgevat moest worden als onverschilligheid ten opzichte van de dood.

'Iedere middag brengen ze me de kommen met ingewanden,' mompelde hij. 'Het is een... rite. Ze zijn erg gevoelig op dat punt. Ik zou hen niet graag teleurstellen. Maar vanmiddag was het zo moeilijk om rechtop te staan. Jullie komst heeft me uitgeput. Als jullie geen film maken, kunnen jullie beter...'

Craig bracht hem een kroes water. Hij dronk zonder zijn hoofd op te tillen en liet de helft van de vloeistof over zijn ingevallen wangen lopen. Craig haalde een injectiespuit uit zijn noodpakket en vulde die uit een plastic ampul.

'U hebt pijn,' zei hij. 'Dit zal de pijn verzachten maar uw geest helder laten. Mag ik even naar uw arm kijken?'

Dangerfields ogen bleven als gefascineerd op de spuit gericht. Hij begon langzaam te schudden zodat het gammele bed kraakte.

'Ik heb je hulp niet nodig, meneer,' zei hij met een verwrongen gezicht.

'Maar wij de uwe wel,' antwoordde Craig onverschillig, terwijl hij de dunne verlamde arm schoonmaakte. Hij knikte naar de kommen met ingewanden. 'Wat zijn dat voor een smakelijke offers? Een of andere religieuze bijdrage?'

Geheel onverwacht begon de oude man te lachen terwijl zijn ogen zich met tranen vulden.

'Misschien is het wel om mij een plezier te doen,' zei hij. Tedere dag, al jarenlang, langer dan ik me kan herinneren, hebben ze me die darmen gebracht. De pygmeeën moeten denken dat ik ze inslik en ik wil ze niet graag van dat denkbeeld afhelpen voor het geval - nou, voor het geval ik mijn macht over hen zou verliezen.'

Hij verborg zijn ingevallen, scherpe gezicht in zijn handen; de papierdunne huid op zijn voorhoofd was plotseling met zweet bedekt. Craig hield zijn arm goed stil, drukte de naald er behendig in en masseerde de gespannen spieren.

Terwijl hij een eindje van het bed af ging staan zei hij bedachtzaam: 'Het is vreemd dat u hier op Kakakakaxo blijft wanneer u zo bang bent voor die pygmeeën.'

Dangerfield keek met een ruk op, een vogelverschrikker van een man met een grote bos haar en een ingevallen mond. Terwijl hij naar Craig staarde werden zijn ogen ongewoon helder. Hij deed geen poging om Craigs verklaring te omzeilen.

'Iedereen die de ruimte ingaat heeft een goede reden die hem daartoe drijft,' zei hij. 'Het is niet alleen noodzakelijk dat je ontsnappingssnelheid hebt, je moet ook een eigen droom - of een eigen nachtmerrie hebben.' Zoals altijd sprak hij in Galingua; hij gebruikte het stijf en onnadrukkelijk. 'Ikzelf kon nooit met mensen omgaan; met hen weet je nooit waar je aan toe bent. Ik zie liever de dood onder ogen te midden van de pygmeeën, dan het leven te midden van mensen. Daar heb je een mooie bekentenis, Hodges, uit de mond van Verre Vader Dangerfield. Misschien zijn alle helden wel aan iets ontsnapt, als je in hun binnenste kon kijken.'

'Dat hebt u helemaal verkeerd. Hoewel het wel zo kan zijn dat alle escapisten zich als helden voordoen,' zei Craig, maar de oude man bleef in zichzelf voortmompelen. 

'... dus blijf ik hier, God van de Darmen,' zei hij. 'Dat ben ik. God van de Darmen.' Zijn gelach ging over in een benauwd gepiep. Hij trok zijn knieën op tot hij in een foetushouding lag en ademde zwaar. Binnen enkele seconden sliep hij. Craig zat stil en probeerde alles wat hij over Dangerfield had geleerd of gegist te verwerken. Eindelijk liet hij het PED tuig van zijn schouders glijden, ritste een zak los en haalde er twee monsterpotten uit. Hij goot de bloederige inhoud van de kleikommen in de afzonderlijke potten. Toen zette hij de kommen neer, sloot de potten af en stopte ze weer in zijn ransel.

'En nu een beetje wormen kijken, denk ik,' zei Craig hardop.

Toen hij door het dorpje terugliep, merkte hij op dat verscheidene pygmeeën onbeweeglijk naar elkaar lagen te loeren over de verscheurde resten van het offer van daarnet. Hij liep met een wijde boog om hen heen en ging de terreinwagen binnen. 

Het was verrassend prettig lucht in te ademen die vrij was van de stank van vis en bederf.

'Dangerfield slaapt,' meldde hij aan Barney en Tim. 'Over een paar uur ga ik terug om zijn 'fiffin' te behandelen en hem in een praatstemming te krijgen. Laten we gaan eten.'

'Wanneer gaan we de rotstempel onderzoeken, Craig?' vroeg Tim.

'Dat laten we rusten tot morgenochtend. We willen de inboorlingen niet meer dan noodzakelijk overstuur maken - ze zouden het wel eens niet zo prettig kunnen vinden als wij daar binnen stappen. Ik hoop dat Dangerfield ons morgenochtend wat meer inlichtingen gegeven heeft waar we op af kunnen gaan.'

Tijdens de maaltijd vertelde Barney Craig over de twee wevervogels die hij gevangen had toen Craig bij Dangerfield was.

'De jongste had een ongewone hoeveelheid luizen,' zei hij. 'Niet vreemd wanneer je beseft dat het een vogel is die in een kolonie leeft, en nog wel een jonge vogel, die nog niet geoefend is in het schoonmaken van zijn veren. Het toont aan dat de gebruikelijke ingewikkelde ecologische groepen op Kakakakaxo op volle kracht werkzaam zijn'.

Bij hun maal dronken ze wat van Barney's uitstekende Aldebaranwijn - alleen de wijn van hoge-zwaartekrachtplaneten blijft goed op ruimtereizen. Toen ze aan de koffie zaten stelde Tim voor naar Dangerfield te gaan en op hem te passen.

'Uitstekend idee,' was Craig het met hem eens. 'Ik kom je wel aflossen. En wees voorzichtig - de nacht valt hier plotseling.' 

Tim pakte zijn uitrusting en een zaklantaarn en ging naar buiten. Barney keerde terug naar zijn vogels. Craig sloot zichzelf op in het kleine laboratorium met zijn potten met ingewanden.