Cassivelaunus zakte weg achter de westelijke horizon. Onder de dichte bomen heerste al duisternis, hier en daar glinsterde een visschub als een mes. In de boomtoppen maakten de wevervogels zich klaar voor de nacht, er bewoog zich een ingewikkeld patroon van licht en schaduw. 

Gescheiden door hun lijnen lagen de pekinezen en de beren naar elkaar te staren in troosteloze tweetallen, onverschillig voor dag of nacht. Er bewoog zich nauwelijks een kaaimankop; ze lagen vreugdeloos onder hun ruwe afdaken, slapend noch wakend.

Vijf van hen lagen in de open lucht. Dat waren degenen die Craig al eerder had opgemerkt. Ze wachtten met opgeheven koppen. In de duisternis waren alleen hun geel-witte kelen, waarin de aderen klopten als een trage trom, duidelijk zichtbaar. Toen hij zijn weg zocht over de open plek, zag Tim dat ze zaten te wachten bij de lichamen van de twee dieren die geofferd waren. Ze zaten gespannen gehurkt bij de hopen mishandeld bont en loerden naar elkaar.

In Dangerfields hut vond Tim de olielamp en een pot visolie waarmee hij hem kon vullen. Hij knipte de pit bij en stak hem aan. Hoewel hij naar vis stonk, gaf hij er de voorkeur aan boven zijn zonlichtlantaarn.

Dangerfield sliep vredig. Tim bedekte de oude man met een deken. In de kille tocht die door de hut trok meende Tim een spoor van de gletsjers te ontdekken die maar een paar honderd kilometer verderop lagen, noord en zuid.

Er kwam een gevoel van verwondering over hem. Hij voelde niets van Craigs afkeer van het veranderen van de aard van een planeet, en verlangde plotseling vol ongeduld naar de ochtend, wanneer ze de raadsels die ze om zich heen zagen zouden samenvoegen en interpreteren.

Buiten klonk een opeenvolging van leerachtige klappen. De drie kaaimankoppen die bij een van de vachten gehurkt zaten waren aan het vechten. Hoewel ze klein waren, vochten ze als reuzen. Hun belangrijkste wapens waren hun lange kaken die ze net zo handig gebruikten als rapieren om af te weren, te stoten, te hakken en te bijten. Als ze zich tijdelijk onbeweeglijk in elkaars kaken hadden vastgebeten, gebruikten ze ook hun klauwen. Elk van hen vocht tegen de andere twee.

Na een paar minuten van moorddadige activiteit vielen de drie uiteen. Ze vielen neer met hun kaken vlak boven de grond en gluurden weer naar elkaar over de resten van de beer.

Later kwamen de twee pygmeeën die bij de dode pekinees gehurkt zaten overeind en vochten, en ook hun woeste duel eindigde weer met een plotseling terugvallen in onbeweeglijkheid. Het donkere, doffe avondlicht maakte de gevechten nog afschuwelijker. Hoezeer de vijf pygmeeën ook leden onder de wonden die ze opliepen, ze gaven geen enkel teken van pijn. 

'Ze vechten over de leeggeroofde lichamen van hun slaven. Dat is voor hen een erekwestie,' dacht Tim.

Hij keerde zich van het raam af. Dangerfield was wakker geworden door het lawaai buiten. Hij sprak vermoeid en zonder zijn ogen open te doen.

'Waar vechten ze om?' vroeg Tim op zachte toon.

'Iedere avond als de zon ondergaat vechten ze op dezelfde manier.'

'Wat heeft het allemaal te betekenen?' vroeg Tim, maar Dangerfield was alweer in slaap gevallen.

Na een uur werd de oude man rusteloos, hij gooide de deken van zich af en trok zijn hemd open. Hij rolde op het bed heen en weer en klauwde herhaaldelijk over zijn borst terwijl hij hoestte en kreunde.

Tim boog zich over hem heen en zag een stuk huid met een vreemde kleur onder een van de ribben van de zieke. De rode vlek werd snel groter en breidde zich uit over het omringende grijze vlees. Hij stond op het punt de plek aan te raken maar bedacht zich toen. Dangerfield kreunde. Tim greep zijn pols en probeerde hem steun te geven in een crisis die hij niet begreep. De plek op de borst kreeg een donkere punt in het midden, zoals een stormwolk. Er kwam vocht uit, en daarna stroomde er dik bloed uit dat over de ribbenkast liep en in de deken opgezogen werd. Midden in het bloedige gat bewoog iets.

Er verscheen een platte gepantserde kop. Een bruin insect - het leek op de larve van een rups - werkte zich naar boven en bleef uitgeput op het verkleurde vlees liggen. Tim overwon zijn afkeer en pakte een monsterpot uit zijn pak en sloot de larve erin op.

'Ik twijfel er niet aan dat dit nu is wat Dangerfield een fiffin noemt,' zei hij. Hij dwong zichzelf de wond van de kluizenaar te desinfecteren en te verbinden. Hij stond over het bed gebogen toen Craig binnenkwam om hem af te lossen. Hij droeg een bandrecorder. Tim legde hem uit wat er gebeurd was en strompelde de buitenlucht in.

Buiten in de duisternis waren de vijf kaaimankoppen nog steeds bezig met hun gevecht in tussenpozen. Op ieder niveau, dacht Tim, werd een eindeloze, betekenisloze strijd gevoerd; strijd en leven - synoniem. Hij wilde dat hij ophield met beven. 


Het doodse uur voor zonsopgang: op elke planeet de tijd waarop de hartslag van het leven vertraagt voor hij weer sneller gaat. Craig kwam de terreinwagen binnen met zijn bandrecorder onder zijn arm. Hij zette hem neer, zette de koffiemachine op heet, waste zijn gezicht met koud water en maakte de twee slapers wakker.

'We zullen het vandaag druk hebben,' zei hij terwijl hij op de bandrecorder klopte. 'We hebben nu een heleboel gegevens over Kakakakaxo waar we van uit kunnen gaan - zeer twijfelachtig materiaal, kan ik er wel aan toevoegen. Ik heb een lang gesprek met Dangerfield opgenomen en ik wil graag dat jullie het allebei horen.'

'Hoe gaat het met hem?' vroeg Tim terwijl hij zijn tuniek aantrok.

'Lichamelijk gaat het wel. Geestelijk is hij behoorlijk ziek. Plotseling is hij uiterst vriendelijk en mededeelzaam, dan zwijgt hij weer en is hij vijandig. Een vreemd wezen... Niet dat je iets anders dan vreemdigheid zou verwachten na twintig jaar in deze eenzaamheid.'

'En de fiffin?'

'Dangerfield denkt dat het de larve van een mestkever is en zegt dat ze overal doorheen boren. Hij heeft ze al eerder in zijn been gehad, maar deze heeft maar net zijn longen gemist. De pijn moet vreselijk geweest zijn, arme kerel. Ik gaf hem een licht stimulerend middel en ondervroeg hem voor het uitgewerkt was.'

Barney nam de kokende koffie van het fornuis en vulde drie bekers.

'Alles klaar om de opname te horen,' zei hij.

Craig zette de recorder aan. De spoelen draaiden langzaam terwijl ze zijn stem en die van Dangerfield weergaven.

'Nu u zich beter voelt,' zei Craig-op-de-band, 'kunt u mij misschien enige bijzonderheden vertellen over het leven op Kakakakaxo. Tot op welke hoogte kunnen deze zogenaamde pygmeeën met elkaar communiceren?'

Er volgde een stilte voor Dangerfield antwoord gaf.

'Ze zijn een oud ras, de pygmeeën,' zei hij eindelijk. 'Hun taal is langzamerhand afgesleten, als een oude munt. Ik heb alles wat ik in twintig jaar kon bevatten opgepikt, maar neem van mij aan dat ze de meeste tijd gewoon maar lawaai maken. Hun taal drukt slechts een paar basishoudingen uit. Vijandigheid. Vrees. Honger.'

'En Liefde?' drong Craig aan.

'Ze doen zeer geheimzinnig over sex; ik heb ze nooit zien paren en je kunt de mannetjes niet van de wijfjes onderscheiden. Ze leggen gewoon hun eieren in de modder... Wat zei ik ook weer?... O, ja over hun spraak. Je moet goed onthouden, Hodges, dat ik de enige mens ben - de enige - die ooit dit geklik dat ze maken onder de knie heeft gekregen.'

'Heeft u hen uit kunnen leggen waar u vandaan kwam?'

'Dat kunnen ze erg moeilijk begrijpen. Zij vatten het op als 'van achter het ijs'.'

'Waarmee ze de gletsjers ten noorden en ten zuiden van de equatoriale gordel bedoelen?'

'Ja, daarom denken ze dat ik een god ben, omdat alleen goden achter het ijs kunnen leven. De pygmeeën weten alles over de gletsjers. Ik heb een gedeelte van hun geschiedenis kunnen reconstrueren uit dergelijke aanwijzingen...'

'Dat was een van de dingen waarover ik u wilde vragen,' zei Craig-op-de-band, terwijl Barney-in-levenden-lijve nog eens koffie rondbracht.

'De pygmeeën zijn een zeer oud ras,' zei de oude Dangerfield. 'Ze hebben natuurlijk geen geschreven geschiedenis, maar je kunt constateren dat ze oud zijn doordat ze van de gletsjers afweten. Hoe zouden equatoriale dieren iets over gletsjers kunnen weten, tenzij hun ras de laatste Ijstijd overleefde? Dan is er nog die versierde rots waarin nu een heleboel van hen wonen - nu kunnen ze iets dergelijks niet meer bouwen. Ze hebben er de handigheid niet voor. Ik heb ze moeten helpen met het bouwen van deze hut. Hun voorouders moeten echt wel verstandig zijn geweest, de huidige generaties zijn gewoon decadent.'

Craigs stem klonk cynisch door de luidspreker: 'Wij hadden het idee dat de tempel door een ander, verdwenen ras gebouwd zou kunnen zijn. Hebt u daar een mening over?'

'Je bent op het verkeerde spoor, Hodges. De pygmeeën beschouwen deze tempel als iets heiligs; ergens middenin is wat zij noemen 'het Graf van de Oude Koningen', en zelfs ik mocht daar nooit in. Ze zouden zich niet zo gedragen als de plaats niet een speciale betekenis voor hen had.'

'Hebben ze nog steeds koningen?'

'Nee. Ze hebben nu helemaal geen regels, behalve ieder-voor-zich. De vijf pygmeeën die hier voor de hut vechten bijvoorbeeld; er is niemand die ze laat ophouden, dus vechten ze door tot ze allemaal dood zijn.'

'Waarom zouden ze over de huiden vechten?'

'Het is een gewoonte, dat is alles. Ze doen het iedere nacht; soms wint er een van hen al gauw, en dan is het afgelopen. Overdag offeren ze hun slaven en 's nachts vechten ze over hun lichamen.'

'Kunt u me zeggen waarom ze zoveel belang schijnen te hechten aan deze kleine dieren - hun slaven zoals u ze noemt?'

'O, ze hechten niet veel belang aan de slaven. Ze maken er alleen maar een gewoonte van ze in het bos te vangen, aangezien ze de pekinezen en de beren als een bedreiging beschouwen; hun aantal is groter geworden sinds ik hier ben.'

'Waarom doden de pygmeeën ze dan niet meteen? En waarom houden ze altijd de twee groepen apart? Heeft dat iets te betekenen?'

'Waarom zou het? De pekinezen en de beren schijnen te vechten als ze bij elkaar komen, maar of dat waar is of niet, zou ik niet kunnen zeggen. U moet geen redenen zoeken achter alles wat deze pygmeeën doen. Ze zijn niet redelijk op de manier zoals de mens dat is.'

'Als ecoloog heb ik gemerkt dat er gewoonlijk voor alles een reden is, hoe duister ook.'

'Dat denkt u, hè?' De toon van de heremiet was strijdlustig. 'In de negentien jaar dat ik hier ben heb ik er geen een gevonden. En het helpt niets of u met opgetrokken wenkbrauwen naar me kijkt. Ik moet niets van uw superieure manieren hebben of u nou doctor bent of niet.'

'U zei dat de pygmeeën niet redelijk waren.'

'Dat is waar. Ze leven automatisch, op vergane glorie. Je kan niets met ze beginnen. Ik heb het geprobeerd. Op het laatst erkenden ze eindelijk mijn gezag... Het is vreselijk om oud te worden. Kijk eens naar mijn handen.'

Craig boog zich naar voren en zette de recorder af. Buiten tekende het eerste licht zich af in de omtrekken van de bomen. 

'Dat is ongeveer alles dat belangrijk is,' zei hij. 'De rest van Dangerfields opmerkingen waren voornamelijk autobiografisch.' 

'Wat denk jij ervan, Craig?' vroeg Barney Bangwyn.

Toen Craig antwoord gaf hoorden ze in de bomen de eerste wevervogels wakker worden en roepen.

'Voor Dangerfield op Kakakakaxo neerstortte was hij een handelsman die van de ene planeet naar de andere wipte. Hij was geen geoefend waarnemer.'

'Ik vermoed dat je er net zo over denkt als ik,' zei Barney. 'Dangerfield heeft zo ongeveer alles wat hij gezien heeft verkeerd uitgelegd. Dat is makkelijk genoeg op een vreemde planeet, zelfs als je wél emotioneel evenwichtig bent. Zijn verklaring is in geen enkel opzicht betrouwbaar; hij is onbruikbaar, behalve misschien als geschiedenis van zijn eigen aandoeningen.'

'Zover zou ik niet willen gaan,' merkte Craig met zijn gebruikelijke voorzichtigheid op. 'Hij is onbetrouwbaar, ja, maar niet onbruikbaar.'

'Sorry, maar ik snap er niets van,' zei Tim Anderson terwijl hij opstond en achter zijn stoel heen en weer begon te lopen. 'Waarom zou Dangerfield het zo bij het verkeerde eind hebben? De meeste dingen die hij zei klonken mij nogal logisch in de oren. Zelfs als hij om te beginnen geen antropologische of ecologische oefening had, heeft hij tijd genoeg gehad om het te leren.'

'Dat is waar, Tim,' was Craig het met hem eens. 'Tijd genoeg om het goed of verkeerd te leren. Ik probeer niet een oordeel over Dangerfield te vellen, maar er is nauwelijks iets in het heelal dat niet op twee manieren uitgelegd kan worden. Dangerfields houding ten opzichte van de pygmeeën is zeer tweeslachtig, een klassieke haat- en liefdeverhouding. Hij wil aan hen denken als louter dieren, omdat dat hen voor hem minder geweldig zou maken; maar tegelijk wil hij aan hen denken als intelligente wezens met een groots verleden, omdat dat hun aanvaarding van hem als hun god meer indrukwekkend zou maken.'

'En wat zijn de pygmeeën, dieren of intelligente wezens?' vroeg Tim. 

'Op dat punt moeten wij gebruik gaan maken van onze krachten van observatie en deductie,' zei Craig.

Tim was geërgerd. Zijn metgezellen konden zeer weinig mededeelzaam zijn. Hij wilde bij hen uit de buurt zijn en in zijn eentje de zaak overdenken. Toen hij de wagen uitstapte herinnerde hij zich de pot waar hij de fiffin in gedaan had; hij had vergeten die in het laboratorium van de terreinwagen te zetten.

Er waren al twee potten in het rek boven de tafel geplaatst. Er zaten twee dode lintwormen in; aan de etiketten op de potten zag hij dat Craig die uit de ingewanden van de dieren die gistermiddag geofferd waren, had gehaald. De platwormen, waarvan er een uit de pekinees en een van de kleine beer afkomstig was, waren identiek: witte linten, ongeveer zes meter lang, met zuignappen en haken aan de kop. Tim bekeek ze met belangstelling voor hij het terreinvoertuig verliet.

Buiten sijpelde het daglicht door de bomen. Hij zoog de koude lucht in zijn longen; die stonk nog steeds naar vis. Boven zijn hoofd begonnen de wevervogels te roepen. Er liepen een paar pygmeeën rond die zich traag in de richting van de rivier bewogen. Tim stond daar een beetje te huiveren in de kou en dacht na over het vreemde feit dat twee verschillende diersoorten dezelfde soort platworm huisvestten.

Het gevecht over de dode dieren was afgelopen. Het had de hele nacht geduurd. Van de vijf pygmeeën die erbij betrokken waren, was er slechts een nog in leven; hij lag met de opengereten beer in zijn kaken, niet in staat weg te lopen. Drie van zijn vier poten waren er afgebeten. Tims afschuw verdween toen hij de hele situatie sub specie aeternitatis zag, met pijn en dood als onvermijdelijk bijverschijnsel van het leven; misschien nam hij wel iets van Craigs opvatting over.

Hij tilde drie van de dode pygmeeën op, legde ze op zijn schouders en droeg ze, een beetje strompelend onder hun gezamenlijke gewicht, terug naar de terreinwagen. Hij kwam Craig tegen die Dangerfield zijn ontbijt ging brengen.

'Hallo,' riep Craig beleefd uit. 'Wat ben je van plan?'

'Ik dacht dat ik maar eens een beetje moest gaan snijden,' zei Tim op zijn hoede.

Toen hij eenmaal in het lab was deed hij rubberhandschoenen aan en sneed een voor een de buiken van de pygmeeën open, en niets anders. Hij verwijderde de drie ingewandszakken en merkte dat twee ervan behoorlijk door wormen gehavend waren. Spoedig had hij een half dozijn rondwormen blootgelegd, roze van kleur en nog levend; ze deden met hun rudimentaire poten verwoede pogingen uit de kom te klimmen waarin hij ze had gelegd.

Hij ging opgewonden naar binnen om aan Barney Bangwyn verslag uit te brengen over zijn bevindingen. Barney zat aan tafel en prutste aan metalen staven.

'Dit is in strijd met de meeste wetten van de fylogenese,' zei Tim, terwijl hij zijn handschoenen uittrok. 'Volgens Dangerfield zijn de pekinezen en de beren allebei nog maar kort op het evolutietoneel: maar toch zijn hun ingewandparasieten, die Craig in het lab bewaart, goed aangepast aan hun omgeving in de dieren; in de meeste opzichten lijken ze op de oude orde van lintwormen die op de mens parasiteerden. De rondwormen uit de kaaimankoppen vertonen aan de andere kant alle verschijnselen van een invasie nog niet lang geleden. Ze zijn meer dan louter eierfabrieken, ze vertonen nog sporen van een vroeger, meer onafhankelijk bestaan - en ze doen hun gastheer onnodig kwaad, altijd een teken dat een passende status quo tussen gastheer en parasiet nog moet worden bereikt.'

Barney trok zijn borstelige wenkbrauwen op en glimlachte om het enthousiasme op Tims gezicht.

'Inderdaad zeer interessant,' zei hij. 'Wat nu, doctor Anderson?'

Tim grinnikte, ging in de houding staan en zei in een overtuigende nabootsing van Craigs stem: 'Denk altijd na over alle bewijsstukken en speciaal over die dingen waarvan het niet bij je opkomt dat het bewijsstukken zijn.'

'Absoluut waar.' Barney was het glimlachend met hem eens. 'En terwijl je nadenkt kan je mooi met mij mee het dak op en me een handje helpen met deze patent-hengel die ik gemaakt heb.'

'Weer een van je idiote ideeën Barney?' 

'We gaan op jacht. Kom mee, je wormen blijven wel wachten.'

Hij stond op en haalde een lange telescopische buis te voorschijn die Tim herkende als een van hun reserveantennes. Het laatste, kleinste stuk stak eruit; Barney was bijna klaar met daaraan een scherp mes vast te binden.

'Ik hunker er nog steeds naar een van de plaatselijke troeteldieren te vangen zonder zelf tegelijk opgevreten te worden,' zei Barney.

Hij klom de ladder op die naar de kleine radiokamer leidde en verwijderde de ronde uitkijkkoepel die rondom uitzicht gaf op hun omgeving. Hij trok zich omhoog op het dak van de terreinwagen. Hij kroop op handen en knieën naar voren. Tim volgde.

'Laag blijven,' mompelde hij. 'Als het mogelijk is zou ik deze dwaasheid graag onopgemerkt voorbij laten gaan.'

Een reusachtige boom spreidde zijn takken over hen uit. Ze waren goed verborgen. Cassivelaunus brak door een laaghangende wolk en de open plek onder hen was nog vrij stil. Barney lag plat op zijn buik en trok de antenne uit tot hij een hengel had van een paar meter lang. Hij hield het wapen stil met Tims hulp en duwde het naar voren.

Het uiteinde ervan reikte tot het dichtstbijzijnde pygmeeënafdak. Buiten dat afdak gingen twee gevangen dieren rechtop zitteri, krabden zich en keken belangstellend toe hoe het mes afdaalde. Het zweefde boven de beer, verschoof en begon zachtjes heen en weer te schaven over de riem die het dier vasthield.

De riem viel op de grond. De beer was vrij. In een parodie van verbijstering krabde hij zich op zijn gele hoofd. De pekinees ernaast klakte bemoedigend naar hem. Er verscheen een rij pygmeeën tussen de bomen. Toen hij ze hoorde kwam de beer in actie.

Hij greep de antenne in zijn kleine zwarte handjes en zwaaide zich handig omhoog. Hij sprong op het dak van de terreinwagen en keek de mannen zonder een spoor van angst aan. Barney trok de antenne terug. Deze handeling werd opgemerkt door de terugkerende pygmeeën. Ze begonnen te klakkeren en te grommen. Andere pygmeeën kwamen uit hun hutten en schuifelden naar de terreinwagen terwijl ze omhoog staarden.

De kaaimankoppen die uit het bos kwamen zagen eruit als vermoeide jagers die tegen zonsopgang terugkeren. Over hun schouders lagen ruw vastgebonden, pas gevangen beren of pekinezen. Deze pygmeeën lieten hun last zonder veel omhaal vallen en schuifelden met een woeste vaart op de PED wagen af. 

Opgeschrikt door de drukte vlogen de wevervogels schreeuwend uit de boomtoppen op.

'Laten we naar binnen gaan,' zei Barney. Hij tilde de beer, die niet tegenspartelde, op en sprong in de terreinwagen.

Eerst was het wezen overdonderd door zijn omgeving. Hij stond op de tafel en zwaaide zielig heen en weer. Toen herstelde hij zich, nam wat melk aan en kakelde tegen de twee mannen. Van dichtbij gezien leek hij niet veel op een beer, behalve dan dat hij ook een vacht had. Hij stond rechtop, net zoals de kaaimankoppen en probeerde zijn verwarde vacht met zijn vingers glad te strijken. Toen Tim hem zijn zakkam aanbood maakte hij daar dankbaar gebruik van en haalde met toewijding de knopen uit zijn lange vacht, nog nat van de dauw.

'Nou, hij is een mannetje, hij is intelligent en hij is heel wat sympathieker dan zijn bazen,' merkte Tim op. 'Je hebt wat je wilde, maar de wolven liggen voor de deur en janken om ons bloed.'

Door het raam zag Barney dat de pygmeeën het terreinvoertuig in een steeds groeiend aantal omringden, terwijl ze met hun klauwen zwaaiden en klapten met hun kaken. In het blauwe licht zagen ze er tegelijk afstotend, belachelijk en kwaadaardig uit.

'Blijkbaar hebben we tegen een plaatselijke wet van eigendomsrecht gezondigd. Tot ze afkoelen kan Craig niet terug; hij zal Pappa Dangerfield een tijdje moeten verdragen.'

Tim gaf geen antwoord; er was nog iets anders dat hij wilde doen voor Craig terugkwam. Maar eerst moest hij de terreinwagen uit. Hij stond daar onzeker en toen schonk Barney zijn aandacht weer aan zijn nieuwe troeteldier. Tim klom snel en onopgemerkt in de radiokamer, opende de koepel en stond voor de tweede maal op het dak van de terreinwagen. Hij greep een overhangende tak van de grote boom en trok zich omhoog de boom in; hij werkte zich vooruit, goed verborgen voor de klakkerende massa onder hem en was een heel eind van hen af voor hij zich van een lage tak op de grond liet zakken. Toen liep hij snel in de richting van de rotstempel.


Dangerfield zette de projector af. Toen de kleuren wegstierven draaide hij zich begeesterd naar Craig Hodges. 

'Daar!' riep hij trots uit. 'Wat denk je daarvan?'

Hoewel er nog steeds een verband om zijn borst zat, kon de heremiet zich gemakkelijk bewegen. Moderne geneesmiddelen hadden zijn herstel bevorderd; hij zag er tien jaar jonger uit dan de oude man die gister zo'n last had van fiffins. De opwinding van de film die hij net vertoond had bracht een blos op zijn wangen.

'Nou, wat denk je ervan?' herhaalde hij ongeduldig.

'Ik vraag me af wat u ervan denkt,' zei Craig.

Er verdween iets van de geestdrift uit Dangerfield. Hij keek de stoffige hut rond alsof hij een wapen zocht.

'Jij hebt geen respect,' zei hij. 'Ik hield je voor een beschaafd mens, Hodges. Maar jij blijft maar proberen me op gemene manieren te beledigen. Zelfs de filmmensen van Droxy beseften wat ik was.'

'U bedoelt wat u graag denkt dat u bent,' zei Craig. Dangerfield zwaaide met een zware stok. Craig hief zijn arm op en de slag kwam vlak bij zijn elleboog neer. Hij greep de stok, wrong hem uit Dangerfields greep en smeet hem de deur uit.

De twee mannen stonden elkaar schattend aan te kijken. Dangerfield wendde zijn blik af en draaide zich om. Craig verliet de hut. Hij liep snel over de open plek op de kaaimankoppen af. Toen hij dichterbij kwam maakte zich een deel van de menigte los van de terreinwagen en bewoog zich in zijn richting met hun kaken wagenwijd open. Zonder zijn pas in te houden drong hij zich tussen hun schubbige groene lijven. De kaaimankoppen kwaakten alleen maar opgewonden toen Craig er langs liep. Dringend en met hun poten in de modder wroetend lieten ze hem voorbij gaan. Hij liep de trap van de terreinwagen op en kwam ongehinderd binnen.

Craig las iets van de opluchting en bewondering op Barney's gezicht.

'Ze moeten vermoed hebben hoe taai ik zou zijn,' merkte hij op. Dat was alles wat er gezegd werd.

Hij wendde zich meteen naar Barney's beertje dat al Fido gedoopt was. Het dier kwetterde eigenwijs toen Barney uitlegde hoe hij er aan gekomen was.

'Ik zweer dat Fido een soort proto-taal heeft,' zei Barney. 'In ruil voor een goede beurt met insecticide heeft hij mij zijn mond en zijn keel laten onderzoeken. Hij heeft alles dat nodig is voor het spraakvermogen.'

'Laat hem eens zien hoe je potlood en papier moet gebruiken en kijk eens wat hij ervan maakt,' stelde Craig voor, terwijl hij het dier over zijn gele kuif streek.

Terwijl Barney dat deed vroeg hij Craig, waarom hij zo lang bij Dangerfield was gebleven.

'Ik werd al bang dat het Verdwenen Ras van Kakakakaxo je te pakken had,' zei hij grinnikend.

'Nee, hij heeft me een film laten zien met de bedoeling me onder de indruk te laten komen van de grootsheid van Dangerfield.'

'Een documentaire?'

'Integendeel! Een walgelijke film van de Melmoth Studio's op Droxy, zogenaamd gebaseerd op het leven van de oude man. Ze gaven hem een kopie met een projectieapparaat als herinnering. Hij heet 'de Vloek der Krokodilmannen'.'

'Bij de Goden!' riep Barney uit. 'Dat moet ik niet missen als hij weer draait. Ik wed dat je hem zeer instructief vond?'

'Op een heleboel manieren. De scenarioschrijvers en de directeur brachten twee dagen - precies twee dagen! - hier op Kakakakaxo door om 'de sfeer op te nemen', voor ze naar Droxy terugkeerden om hun eigen ideeën over het onderwerp uit te broeden. Er werd geen enkel ander onderzoek gedaan.'

Barney lachte kort. 'Wie krijgt het meisje?'

'Er is natuurlijk ook een meisje en Dangerfield krijgt haar. Ze is een zedige blonde verstekelinge op zijn ruimteschip. Je weet wel.'

'Ik weet het wel. Zeg me nu eens waarom je hem instructief vond?'

'Het kwam me allemaal vreemd bekend voor. Na de gebruikelijke inleiding - het spectaculaire neerstorten van een ruimteschip op een plastic berg enzovoort - laten ze zien hoe een Tarzanachtige Dangerfield gevangen wordt genomen door de beren, die bijna twee meter lang zijn en metalen helmen dragen, zowaar ik hier sta. Dangerfield kan niet ontsnappen omdat de blonde griet haar enkel verstuikt heeft bij de klap. Je weet hoe blonde grieten in films zijn.

'De pekinezen komen ter vereenvoudiging helemaal niet voor. De beren martelen onze held en heldin dood wanneer de krokodilmannen een aanval op die plek doen en hem redden. De krokodilmannen zijn Melmoth's opvatting van onze kaaimankoppen buiten.'

'Sla de inleiding maar over,' zei Barney die deed of hij in spanning zat. 'Ga verder met het verhaal. Ik wil weten hoe het met die blonde griet afloopt.'

'De krokodilmannen komen net op tijd om haar een lot te besparen dat nog erger is dan een verstuikte enkel. En dit is een belangrijk punt - deze krokodilmannen zijn, volgens de film, een oud en trots ras van krijgers, daar terechtgekomen door het opdringen van de jungle. Als ze Dangerfield terugbrengen in hun dorp bij de rivier, mogen ze hem niet. Zij staan ook op het punt om hem te doden en de blonde meid aan te randen als hij de zoon van de leider van rotkreupel redt of zoiets. Vanaf dat moment behandelt de stam hem als een god, bouwt een paleis voor hem, en de hele rest, je weet wel...'

'En dan te bedenken dat ik het gemist heb! Het klinkt als een echt klassiek drama!' riep Barney. 'Misschien kunnen we Dangerfield zover krijgen dat hij morgen een matinee geeft. Ik kan me indenken dat zo'n beetje persoonsverheerlijking hem na aan het hart ligt.'

'Het was erg akelig,' zei Craig. 'Niets was echt. Onechte gesprekken, onechte achtergronden. Zelfs de blonde griet was niet aantrekkelijk.'

Barney zat een moment zwijgend aan zijn baard te trekken terwijl hij nogal bedenkelijk in de verte keek. 'Het is vreemd, als je nagaat dat dit ratjetoe op Droxy gebrouwen is, dat het zo verrassend goed overeenkomt met wat Dangerfield je gisteravond vertelde over het grote verleden van de kaaimankoppen, hun verval enzovoort.'

'Precies!' beaamde Craig met voldoening. 'Zie je niet wat dat betekent, Barney? Bijna alles wat Dangerfield weet, of gelooft dat hij weet komt uit een draak van een film die in een Droxy-studio opgenomen is, in plaats van andersom.'

Ze staarden elkaar aan. Ze overdachten beiden in hun geest dat al het menselijke gedrag absoluut onverklaarbaar is; zelfs het verklaarbare is een mysterie.

'Nu zie je waarom hij zich zo heftig van ons afkeerde bij onze eerste ontmoeting,' zei Craig. 'Hij heeft bijna geen gegevens uit de eerste hand over de omstandigheden hier. Hij was te bang om ernaar te zoeken. Omdat hij dat besefte, was hij erop voorbereid de Droxy filmmensen te ontmoeten - die alleen maar op een goed verhaal uit waren - maar geen wetenschapsmensen die de blote feiten zouden willen hebben. Toen ik hem eenmaal in het nauw had moest hij wel met dat weinige dat hij had voor de dag komen, waarschijnlijk in de hoop dat we het als de waarheid zouden slikken en dan zouden verdwijnen.'

Barney grinnikte. 'Hij kan zich waarschijnlijk niet eens herinneren wat waar is en wat gelogen. Na negentien jaar hier moet de oude vent behoorlijk gek zijn.'

'Angst heeft al die tijd op Dangerfield ingewerkt. Hij is bang voor mensen, voor de kaaimankoppen, de krokodilmannen. Hij ontvlucht zijn angsten in fantasieën. Hij is een filmgod geworden. En je zou hem niet van de planeet af kunnen krijgen omdat hij onbewust beseft dat de werkelijkheid hem dan zou achterhalen. Hij heeft geen andere keus dan hier te blijven op een plaats waarvan hij walgt.'

'Prima, dokter,' zei hij. 'Diagnose ' aanvaard. Schitterend research - mijn gelukwensen. Maar alles wat we tot nu toe verzameld hebben zijn spoken. Zeg me eens hoe het met het PED werk staat nu je de onbruikbaarheid van onze belangrijkste getuige hebt aangetoond - waarschijnlijk op een dood punt?'

'In geen geval,' zei Craig. Hij wees naar Fido. De kleine beer zat op de tafel met het potlood in zijn hand geklemd. Hij had een ruwe tekening op het papier gemaakt. Het stelde een kamer voor waarin een beer en een pekinees in eikaars armen lagen, alsof ze aan het vechten waren.


Een paar minuten later, toen Craig naar het laboratorium was gegaan met een verzameling kevers en vliegen die hij uit Dangerfields hut had geplukt, zag Barney de oude heremiet zelf op hen afkomen; hij hobbelde snel tussen de afdaken van de pygmeeën door met behulp van een stok.

Barney riep Craig.

Craig kwam het laboratorium uit en zag er tegelijk verheugd en geheimzinnig uit.

'Die drie pygmeeën die Tim in het lab bracht,' zei hij. 'Ik neem aan dat Tim ze opengesneden heeft - het ziet er niet uit als werk van ons. Zei hij er nog iets over?'

Barney legde uit wat Tim over de rondwormen gezegd had.

'Is er iets mis?' vroeg hij.

'Nee, niets, niets,' zei Craig terwijl hij zijn hoofd schudde. 'En dat was alles wat Tim zei... Waar is hij nu eigenlijk?'

'Ik heb er geen idee van. Die jongen wordt net zo'n stille als jij. Hij moet naar buiten zijn gegaan om de vislucht op te snuiven. Zal ik hem roepen?'

'Laten we eerst Dangerfield even afhandelen,' zei Craig. Ze openden de deur. De meeste kaaimankoppen waren verdwenen. De oude man weigerde de terreinwagen binnen te gaan, zijn neus stak uit zijn gezicht als de snavel van een papegaai toen hij zijn hoofd schudde. Hij zwaaide kwaad met zijn vuist.

'Ik wist altijd al dat er niets goeds zou komen van jullie geloer,' zei hij. 'Nu wordt die jonge jongen van jullie door de pygmeeën gedood - en hij verdient het ook. Maar de hemel weet wat ze zullen doen als ze eenmaal mensenvlees geproefd hebben - het zou me niets verbazen als ze ons allemaal verscheurden. Ik betwijfel het of ik ze zou kunnen tegenhouden.'

Hij was nog niet uitgesproken voor Craig en Barney al uit de terreinwagen sprongen.

'Waar is Tim? Wat is er met hem gebeurd?' vroeg Craig.

'Ik verwacht dat het nu wel te laat zal zijn,' zei Dangerfield. 'Ik zag hem de rotstempel binnenglippen, de jonge dwaas. Nu is hij misschien...'

Maar de PED mannen renden al over de open plek en joegen de schitterende vogels boven hun hoofd op. Ze sprongen over de afdaken op hun pad heen. Toen ze de tempel naderden hoorden ze het geklak van de kaaimankoppen. Toen ze de versierde deur bereikten zagen ze een dichte menigte van de wezens, allemaal vochten ze om de rots binnen te komen.

'Tim!' brulde Barney. 'Tim! Ben je daar?'

Er kwam geen antwoord. De groep bleef worstelen om de tempel binnen te komen.

'We kunnen deze hele massa niet afslachten,' zei Craig terwijl hij woest naar de kaaimankoppen keek. 'Hoe komen we daarin bij Tim?'

'We kunnen het traangas gebruiken van de terreinwagen!' zei Barney. 'Dat zal ze wel uiteen jagen.' Hij vloog terug naar hun voertuig en bracht het na een minuut over de open plek. Het dak van de wagen greep een paar takken waardoor het zorgvuldig opgebouwde dak van de wevervogels kapot scheurde en de boze vogels naar alle kanten wegvlogen. Toen het voertuig dichterbij denderde, maakte Craig een koker aan de buitenkant open en trok er een slang uit; het andere eind ervan was al verbonden met gastanks in de wagen, Barney gooide twee gasmaskers naar beneden en zette er zelf een op.

Craig deed zijn masker voor, hing het reservemasker over zijn arm en deed een uitval naar voren met de slang. Het gas spoot over de dichtstbijzijnde kaaimankoppen die als bij toverslag hoestend en naar hun gele ogen klauwend, achteruit drongen. De twee mannen gingen de tempel binnen; ze liepen de gang door langs de lichamen die vochten om hen uit de weg te blijven. Het gekwaak was oorverdovend; in de duisternis en de mist konden Craig en Barney nauwelijks een hand voor ogen zien. 

De gang veranderde in een tunnel op pygmeeënmaat, die omhoog door de berg liep. De twee ecologen moesten voor iedere decimeter vechten, en toen...

De voorraad traangas was op. Craig en Barney stonden stil en keken elkaar geschokt aan.

'Ik dacht dat de gastanks vol waren?' vroeg Craig.

'Ze waren ook vol. Misschien heeft een van de kaaimankoppen de slang doorgebeten.'

Hun terugweg was afgesneden: de kaaimankoppen bij de ingang van de tempel zouden zich nu wel hersteld hebben en op hen staan te wachten. Dus gingen ze voorwaarts, wierpen hun gasmaskers af en trokken hun ploffers.

Ze gingen een hoek om en stopten. Dit was het eind van de gang. De tunnel verbreedde zich tot een soort hal, waarin tegenover hen een brede houten deur was. Een groep kaaimankoppen stond eraan te krabbelen; ze draaiden zich om en keken de mannen aan. Ze hadden tranen in hun ogen: een vleug van het gas had hen bereikt en maakte hen alleen maar woedend. Er waren er zes. Ze vielen aan.

'Grijp ze!' riep Barney. In de duistere kamer flitste een verblindend blauw-wit licht. Maar ook het beste handwapen heeft zijn grenzen, en de kaaimankoppen hadden de snelheid aan hun kant.

Barney had nauwelijks tijd om zich van een van hen te ontdoen, toen landde al een ander bovenop hem. Voor zo'n klein wezen was het ongelooflijk sterk. Hij viel schreeuwend achterover, toen de gapende kaken voor zijn gezicht verschenen. Hij probeerde weg te kronkelen terwijl hij zijn ploffer afvuurde tegen de leerachtige buik. Het dier viel en schopte in een stuiptrekking het wapen uit zijn hand.

Voor Barney zijn ploffer weer kon pakken sprongen er nog twee kaaimankoppen op hem en gooiden hem achterover. Hij stond zonder enige verdediging tegenover hun klauwen.

Blauw licht sprong op en spoot over hem heen. Een onverdraaglijke hitte blies over zijn wang. De twee kaaimankoppen rolden over hem heen en van hem af, hun lichamen zwart en verschroeid. Barney kwam bevend overeind.

De houten deur was opengegooid. Tim stond daar en stak de ploffer die Barney's leven had gered in zijn holster.

Craig had met zijn aanvallers afgerekend. Ze lagen rokend op de grond. Hij haalde diep adem; de mouw van zijn tuniek was gescheurd. De drie mannen keken elkaar aan, vuil en slordig. Craig was de eerste die sprak.

'Op het kantje... te veel op het kantje,' mompelde hij.

'Ik dacht dat we er geweest waren daarnet; dank je voor de helpende hand, Tim,' zei Barney.

Zijn baard was geschroeid, de punten waren roestbruin. Hij voelde voorzichtig aan zijn wang waar zich al een blaar vormde. Het zweet stroomde van hem af, de hitte van de kernstoten had de temperatuur in de hal hoog opgejaagd.

'Het spijt me dat jullie achter me aan kwamen,' zei Tim, 'ik was veilig genoeg achter deze deur. Ik heb wat onderzoekingen op mezelf gedaan, Craig - jullie kunnen beter binnenkomen en deze plek zelf bekijken nu jullie toch hier zijn. Ik heb het Graf van de Oude Koningen ontdekt, waar Dangerfield ons over vertelde! Jullie zullen zien dat het een heleboel dingen die we niet begrepen verklaart.'

'Hoe speelde je het klaar zover te komen, zonder dat de kaaimankoppen je tegenhielden?' vroeg Craig.

'De meesten stonden bijeen om de wagen om Barney's bloed te schreeuwen toen ik naar binnen ging. Ze begonnen pas op me af te komen toen ik eenmaal binnen was.'

Ze gingen de kamer binnen. Tim barricadeerde de deur voor hij zijn lamp door de lange kamer liet schijnen. Degenen die hem gebouwd hadden wisten wat ze deden. De versiering was heel sober gehouden, behalve de drukbewerkte deurboog en de flauw waaiervormige bogen van het plafond. Alle aandacht werd opgeëist door een grote katafalk waarop een rij sarcofagen lag. Alles zat dik onder het stof en de lucht was muf.

Tim wees naar de rij kleine lijkkisten die versierd waren met snijwerk.

'Hier zijn de resten van de Oude Koningen van Kakakakaxo,' zei hij. 'En hoewel ik me misschien lastig heb gedragen, denk ik dat ik kan zeggen dat ik met hun hulp het geheim van het verloren ras van deze planeet heb opgelost. Het is net een legpuzzel. We hadden bijna alle stukjes al. Dangerfield verschafte ze ons bijna allemaal - maar de oude man had ze verkeerd aan elkaar gepast. Zie je, om mee te beginnen is er niet één verloren volk, er zijn er twee.'

'Een aardige constructie, Tim. Maar laat ons nu de feiten horen,' zei Craig.

'Die kan je krijgen. Ik laat ze je op het ogenblik zien. De tempel - en ongetwijfeld waren er andere net zo over de hele planeet - werd in de rotsen uitgehouwen door twee volken die hun eigen beeltenis in deze sarcofagen gebeiteld hebben. Kijk er maar naar! De volken zijn helemaal niet verloren, ze hebben integendeel aldoor vlak voor onze neus gezeten: het zijn de wezens die wij de pekinezen en de beren noemen. Hun portretten staan op de sarcofagen en hun overblijfselen liggen erin. Hun gelijkenis met dieren op Droxy heeft ons blind gemaakt voor wat ze werkelijk zijn - de oude hoge pieten van Kakakakaxo!'

'Dat verbaast me niets,' zei Barney die zich omkeerde nadat hij nauwkeurig de stenen lijkkisten had bekeken. 'Het beervolk is veel verstandiger dan de kaaimankoppen. Volgens mij zijn de kaaimankoppen behoorlijk trage reptielen die door de natuur begiftigd zijn met een wapenuitrusting maar verder met bijzonder weinig andere dingen. Ik was al tot de conclusie gekomen dat dat nog iets was dat de Grote God Dangerfield door elkaar gehaald had; de kaaimannen zijn helemaal geen oud volk, maar nieuw, plotseling opgekomen heersers die nog maar kortgeleden op het toneel verschenen en het pekinees- en beervolk verdrongen.'

'Dangerfield zei dat ze van de gletsjers afwisten. Ze zakten waarschijnlijk af uit de koude gebieden tot de rivier hen in deze equatoriale streek bracht. Wat betreft het beervolk - en ik vermoed dat voor de pekinezen hetzelfde opgaat - hun gebabbel is helemaal geen beginnende taal, het is de gedegenereerde rest ervan. Ze waren oude volken die al aan het vervallen waren toen de pygmeeën hen overvielen en hun ondergang voltooiden.'

'De uitslag van het wormenonderzoek onderstreept deze theorie,' zei Tim geestdriftig. Hij draaide zich naar Craig.

'De kaaimankoppen zijn nog te jong om hun eigen speciale wormen ontwikkeld te hebben; ze waren haast zo erg beschadigd door ingewandparasieten als Pappa door zijn fiffin. In een lang gevestigde gastheer-parasiet-verhouding is de inwendige schade minimaal.'

'Zoals het geval was met wormen die ik uit de darmen van de pekinees en de beer haalde,' was Craig het met hem eens. 'Zodra ik die rondwormen zag, besefte ik dat Dangerfields bewering dat de pygmeeën de oude soort waren en hun 'troeteldieren' de nieuwe, wel eens precies het omgekeerde van de waarheid zou kunnen zijn. Ik kwam hier in de hoop een bewijs te vinden: en hier is het.'

'Het was een goed idee, Tim,' zei Barney hartelijk. "Maar je zou het niet alleen hebben moeten doen - veel te riskant.'

'De gewoonte geheimzinnig te doen is besmettelijk,' zei Tim.

Hij keek naar Craig, maar de hoofdecoloog scheen de opmerking niet gehoord te hebben. Hij liep naar de deur en legde zijn oor ertegen. Barney en Tim luisterden ook. Het geluid was eerst zwak, maar werd toen onmiskenbaar - een koor van keelgegrom en gekwaak. Het traangas was weggetrokken. De pygmeeën drongen weer in de tempel. Het geluid werd voller en luider. Het kwam tot een climax toen klauwen op de buitenkant van de deur krasten. Craig deed een stap achteruit. De deur schudde.

'Dit is geen gezonde plaats,' zei Craig terwijl hij zich weer naar de anderen keerde. 'Is er geen andere uitgang?'

Ze liepen de lange kamer door. De muren waren vlak. Achter hen ratelde en kreunde de deur. Aan het verste eind van de kamer stond een scherm; en daarachter was een smalle deur. Barney duwde het scherm weg en deed de deur met een stoot van zijn brede schouders achteruit vliegen. Ze klommen over de deur en bevonden zich in een steile, nauwe tunnel waar ze achter elkaar moesten lopen.

'Ik zou hier niet graag ingesloten worden,' zei Tim. 'Denken jullie dat de kaaimankoppen de grafkamer binnen durven komen.

Ze schijnen hem als heilig te beschouwen.'

'Ze zijn opgewonden. Ze zouden zich wel eens niet druk kunnen maken om bijgeloof,' zei Barney.

'Wat ik nog steeds niet begrijp,' zei Tim, 'is waarom de kaaimankoppen zo veel om de tempel geven als hij met hen niets te maken heeft.'

'Dat zal je waarschijnlijk nooit begrijpen,' zei Craig. 'De tempel kan voor hen wel het symbool zijn van hun nieuwe overheersende positie, en wat voor de een een raadsel is, is voor de andere een symbool. Ik kan die deur horen splinteren; laten we die tunnel in klimmen. Hij moet toch ergens heen leiden.'

Achter elkaar kropen ze door de buis. Hij ging regelmatig omhoog met een helling van vijfenveertig graden. Aan alle kanten deed de berg zijn aanwezigheid voelen, maakte hen klein en dreigde hen op te slokken.

Ze hadden al een flink eind geklommen toen Barney stilstond.

'De weg is versperd!' riep hij.

De tunnel was keurig afgesloten door een stevige substantie. 'Steenstorting!' riep hij.

'We kunnen er in deze ruimte geen ploffer op zetten,' zei Tim, 'of we zullen onszelf koken.'

Craig gaf een mes door naar voren.

'Probeer dit eens op de verstopping,' zei hij, 'en kijk wat het is.'

De substantie schilferde met moeite af toen Barney er langs schraapte. Ze bekeken de schilfers; Tim herkende ze het eerst. 

'Dit is mest - waarschijnlijk van vleermuizen!' riep hij uit. 'We moeten vlak bij de oppervlakte zijn. God zij dank!'

'Het is inderdaad mest,' stemde Craig in. 'Maar het is bijna zo hard als steen van ouderdom. Je kan zien dat zich aan de onderkant kalk heeft afgezet; het kan wel honderden jaren oud zijn. Er kunnen wel heel wat meters mest tussen ons en het oppervlak zitten.'

'Dan zullen we ons erdoor moeten graven,' zei Barney.

Er zat niets anders op. De vies-ruikende mest werd zachter naarmate ze hoger groeven, tot het de substantie van natte cake had. Ze rolden holle klompen achteruit tussen hun knieën door en lieten ze hobbelend achteruit rollen, naar beneden de berg in. Het plakte kleverig aan hen vast, als lijm.

Ze moesten door zeven en een halve meter massieve mest heengraven voor ze in de open lucht kwamen. Barney's hoofd en schouders kwamen omhoog in een klein rotshol. Een hondachtig wezen met zes poten sloop grommend naar buiten en vluchtte. Hij had het hol in beslag genomen lang nadat de vleermuizen het hadden verlaten.

De anderen volgden Barney naar buiten en stonden knipperend in het felle blauwe licht. Ze zaten vol met vuil. Zonder een woord te zeggen verlieten ze het hol en zogen hun longen vol met frisse lucht.

Ze waren omringd door bomen en struiken. Aan hun linkerhand liep de grond steil naar beneden. Toen ze weer op verhaal gekomen waren, begonnen ze in die richting af te dalen. Ze bevonden zich hoog op de rotshelling; Cassivelaunus glom door de bladeren boven hen.

'Er is verder niets om ons op Kakakakaxo te houden,' zei Barney. 'Dangerfield zal blij zijn als hij onze rug ziet. Ik vraag me af hoe hij de kolonisten zal vinden. Ze komen hier natuurlijk in menigten als HK eenmaal onze goedkeuring heeft ontvangen. Ze zullen enige weerstand ondervinden, maar er is hier niets dat zelfs de grootste dwaas niet aankan.'

'Behalve Dangerfield,' wierp Craig tegen.

'De man die het voortdurend bij het verkeerde eind heeft!' voegde Tim er lachend aan toe. 'Hij zal zijn laatste dagen slijten met het verkopen van prentbriefkaarten met handtekeningen van hemzelf aan kolonisten en toeristen.'

Ze kwamen onder de bomen uit. Voor hen was een afgrond, steil en met bosjes begroeid. De ecologen gingen naar de rand en keken naar beneden.

Er strekte zich een prachtig panorama voor hen uit. In de verte scheen een rij met sneeuw bedekte bergen in de blauwe lucht te hangen. Dichterbij, kronkelend tussen stukken jungle, liep de koude rivier. De ecologen konden op de oevers kaaimankoppen in de zon zien liggen bakken; in het water zwommen en doken anderen.

'Kijk ze nou eens!' riep Craig uit. 'Het zijn echte waterwezens. Ze hebben nauwelijks tijd gehad zich aan het landleven aan te passen. De overheersende factor in hun leven blijft - vis!'

'Ze hebben ons al vergeten,' zei Barney.

Ze konden zien dat de primitieve nederzetting verlaten was. Ze konden tussen de bomen de terreinwagen onderscheiden, maar ze moesten nog een uur langs gevaarlijke paadjes klauteren voor ze hem bereikten.

Craig liep eromheen om naar de kapotte traangasslang te kijken. Hij was keurig doorgehakt als met een mes. Dit was het werk van Dangerfield - hij had verwacht hen in de tempel op te sluiten. Er was nergens iets van de oude man te zien. Behalve de droevige gevangenen die aan de uiteinden van hun riemen zaten, was de open plek verlaten.

'Voor we vertrekken bevrijd ik die dieren,' zei Barney. Hij holde tussen de afdaken door terwijl hij met een mes de riemen doorhakte en de pekinezen en de beren bevrijdde. Toen ze merkten dat ze vrij waren groepten ze samen en holden de jungle in zonder verdere omhaal.

'Nog twee generaties,' zei Barney spijtig, 'en er is misschien geen beer of pekinees op Kakakakaxo in leven, buiten een dierentuin; de kolonisten zullen kortere metten met hen maken dan de kaaimankoppen hebben gedaan. Wat betreft de kaaimankoppen twijfel ik er niet aan dat ze alleen in leven zullen blijven als ze de rivier weer opzoeken.'

'Er is nog een tegenstrijdigheid,' merkte Tim bedenkelijk op toen ze de terreinwagen inklommen en Barney hem tussen de bomen achteruit reed. 'Dangerfield zei dat het pekinees- en het beervolk met elkaar vochten als ze de kans kregen, maar toch holden ze vreedzaam genoeg met elkaar weg - en ze heersten eens gezamenlijk, zoals het graf bewijst. Waar moeten we dan dat vechten plaatsen?'

'Zoals je zegt is Dangerfield er altijd in geslaagd het verkeerde eind te grijpen,' antwoordde Craig. 'Als je het tegengestelde van wat hij ons vertelde neemt, dan is dat waarschijnlijk de waarheid. Hij is altijd veel te bang geweest voor zijn onderdanen om erop uit te gaan en de waarheid te onderzoeken.'

Barney lachte. 'Hier komt het,' zei hij. 'Ik waarschuw je, Tim, het orakel staat op het punt te spreken! In bepaalde opzichten ben je erg doorzichtig, Craig; vanaf het moment dat we het graf van de oude koningen verlieten heb ik aldoor geweten dat je iets op je hart had en op een passend moment wachtte, voor je het te voorschijn bracht.'

'Wat is het, Craig?' vroeg Tim nieuwsgierig.

Barney liet Fido uit het terrein voertuig; het kleine wezen holde over de open plek zonder om te kijken.

'Je was nogal onzorgvuldig toen je die drie pygmeeën opensneed in het lab, Tim,' zei Craig. 'Ik weet dat je naar iets anders zocht, maar als je minder opgewonden was geweest, zou je gezien hebben dat de kaaimankoppen parthenogeen zijn. Ze hebben maar een geslacht, dat zich voortplant door middel van zelfbevruchte eieren.'

'Zo. Maakt dat enig verschil uit voor de situatie?' vroeg Tim.

Barney sloeg zich in woeste verbazing voor zijn voorhoofd. 'Aaaaa, ik had het zelf moeten inzien! Parthenogeen, natuurlijk! Zelfbevruchting! Dat verklaart het gebrek aan ijdelheid of seksuele taboes dat we opmerkten. Ik zweer dat ik zelf het antwoord gevonden zou hebben als ik niet zo in beslag genomen was door Fido.'

Hij klom zwaar in de chauffeursstoel en klapte de deur dicht. De airconditioning zoog de binnenkomende vislucht onmiddellijk weg.

'Ja, je hebt hier op Kakakakaxo een interessante toestand,' ging Craig verder. 'Probeer je eens in te denken hoe moeilijk het voor zo'n parthenogene soort moet zijn om zich een tweeslachtige soort zoals de mens voor te stellen. Niettemin beseften de kaaimankoppen de ene zwakheid die aan het tweeslachtige systeem verbonden is: als je de twee geslachten apart houdt, kan het ras zich niet voortplanten en sterft het uit.

'En dat deden ze nu juist - de mannetjes van de wijfjes scheiden. Op die manier slagen ze erin deze plaats te behouden. Natuurlijk is geen enkel plan volmaakt en een flink aantal van beide geslachten vluchtte het bos in en plantte zich voort.' 

Barney liet de motor opkomen, reed de terreinwagen vooruit en liet het aan Tim over de voor de hand liggende vraag te stellen. 

'Ja,' zei Craig. 'Zoals Fido ons probeerde uit te leggen met zijn tekening, zijn de 'beren' de mannetjes en de 'pekinezen' de wijfjes van een soort.

'Het is toevallig een dimorfe soort, de geslachten verschillen in afmeting en uiterlijk, anders zouden we de waarheid meteen vermoed hebben. De kaaimankoppen wisten het op hun duistere manier. Ze pakten de hele zaak van overwinning aan op een manier zoals alleen parthenogene rassen zouden doen - ze scheidden de seksen.'

Tim floot tussen zijn tanden.

'Dus toen Dangerfield dacht dat de pekinezen en de beren aan het vechten waren,' zei hij, 'waren ze in werkelijkheid aan het paren! En natuurlijk zouden de gelijksoortige wormen die je in hun ingewanden vond je op het juiste spoor hebben gebracht; ik had het zelf moeten vinden!'

'Het moet vreemd zijn voor god te spelen in een wereld waar je eigenlijk zo weinig vanaf weet en om geeft,' zei Barney terwijl hij het voertuig het pad opdraaide in de richting van hun ruimteschip. 'Ik vraag me af of de Schepper tegenover ons ook zo onverschillig is.'

De oude man zat achter een boom verborgen en keek toe toen de terreinwagen vertrok. Hij schudde zijn hoofd, zette zich schrap en hobbelde terug naar zijn hut. Zijn dienaren zouden in het woud moeten jagen voor hij zijn dagelijkse offer van ingewanden kreeg. Hij huiverde toen hij aan die twee symbolische dampende kommen dacht. Hij huiverde lange tijd. Hij was oud; uit de hemel was hij gekomen; naar de hemel zou hij op een dag terugkeren. Maar voor die tijd zou hij iedereen vertellen wat hij eigenlijk van ze dacht.

Hoezeer hij ze verachtte.

Hoezeer hij ze nodig had.