I
De manier van tijdmeten in Modderland was vernuftig. Dubbel A had een rij stokken in de modder gestoken in de duisternis voor zijn ogen. Met zijn grote sponsachtige handen, die soms niets met hem te maken wilden hebben, greep hij de stokken een voor een beet en telde onderwijl soms in getallen, soms in dergelijke abstracties als liervogels, roestige schroeven, poken of zeewier.
Hij ging vastberaden voort, hand over vuist tegen de tijd, totdat de oude behaaglijke dierlijkheid van verarming zijn brein verduisterde en hij vergat wat hij probeerde te doen. De langdurige zwartgallige scheuten van geestelijke diarree die zijn denkproces waren, zouden het van zijn telling overnemen. En als hij later terug zou denken aan het moment waarop de overname plaats gevonden had, zou hij weten dat dat het moment geweest was waarop het 'nu' was. Dan kon hij gissen hoever hij het 'nu' voorbij was of hoever hij erop achter was, en kon hij deze factor een passende naam geven - hoewel hij kortgeleden tot de conclusie was gekomen dat alle factoren onder de algemene term Standaard konden worden samengebracht, en hij dientengevolge het 'nu' Standaardtijd noemde.
Hij stelde zich Standaardtijd voor als een grote rode soldaat met een grote snor die over de rozeachtige leegte van zijn gezicht veegde. Iedere keer, stel op betaaldag, zou hij slaan, met leuke kleine koekoekjes die uit al zijn openingen te voorschijn zouden schieten. Dubbel A liet dan als bijkomend grapje Tijds slinger kwispelen.
Door deze aardige list schafte hij langzamerhand de tijd af en veranderde zichzelf in de eerste professor in een duister quantum. Tot nu toe waren de proeven nog niet helemaal geslaagd, want nu en dan zette zijn getast zich voort in zijn handen, die dan bij hem terugkwamen terwijl ze door de modder gleden, tam als u wilt. Soms beet hij erin; ze smaakten onplezierig; noch gaven ze enige reactie.
'Jij bent het intellect,' dacht hij dat ze zeiden. 'Maar wij zijn de instrumenten van het intellect. Behandel ons goed, en zonder zout.'