IV 

Naar het Schitteroog in Pynnati, een van de hoofdsteden van de planeet Pyrylyn, ging je om je op de meest weelderige manier te amuseren. Hierheen nam Derek Endes gastheer hem mee, met Jon op zijn overbescheiden manier achter hem aan. 

Ze lagen in een nest van banken dat langzaam ronddraaide en hun een goed uitzicht gaf op de andere dans- en bankgroepen. De kamer zelf bewoog. De muren waren doorschijnend; erdoorheen had men een steeds wisselend uitzicht terwijl de kamer op en neer en rond het grote metalen frame van het Schitteroog gleed. Eerst waren ze aan de buitenkant van het bouwsel, met de nachtelijke lichtjes van Pynnati die naar hen knipoogden alsof ze intiem betrokken waren in hun vreugde. Toen gleden ze naar binnen terwijl het gebouw zich langzaam binnenstebuiten keerde en werden omringd door andere plezierkamers waarin de feestvierders duidelijk zichtbaar waren terwijl ze op grootste wijze omhoog of omlaag of opzij voorbij gleden. 

Derek lag ongemakkelijk op zijn bank. Er zweefde een schim van het gezicht van zijn Meesteres voor zijn ogen; hij kon zich voorstellen hoe ze al deze onschuldige vrolijkheid zou behandelen: met koele verachting. Dientengevolge ging zijn eigen plezier in rook op. 

'Ik veronderstel dat je zo spoedig mogelijk naar Abrogun teruggaat?' 

'Hè?' gromde Derek. 

'Ik zei, dat ik veronderstelde dat je wel weer gauw naar huis gaat.' 

De spreker was Belix Ix Sappose, Hoofdadministrateur van Ster Een; als Dereks gastheer vanavond lag hij op de bank naast hem. 

'Het spijt me Belix, ja - ik zal terug moeten.' 

'Er is geen enkel 'moeten' bij. Je hebt een volkomen nieuwe levensvorm ontdekt, zoals ik gerapporteerd heb aan de Sterrenhoopcentrale; we kunnen nu proberen te communiceren met het wezen van Festi XV, met god weet wat voor uitbreiding van onze kennis. De regering kan gemakkelijk zijn dankbaarheid tonen door je elk baantje dat je maar wilt toe te wijzen; ik ben in dat opzicht niet helemaal zonder invloed zoals je weet. Ik stel me voor dat Abrogun in zijn huidige staat van politieke verlamming niet veel te bieden heeft aan een man van jouw kaliber. Dat komt voornamelijk door jullie matriarchale stelsel.' 

Derek dacht na over wat Abrogun hem te bieden had; hij zat eraan vast. Deze decadente mensen begrepen niet hoe een menselijke overeenkomst verplichtend kon zijn. 

'Nou, wat zeg je ervan Ende? Mijn woorden zijn niet ongegrond.' Belix lx Sappose tikte ongeduldig tegen zijn gewei. 

'Eh... O, ze zullen een heleboel te weten komen van de Rots. Daar heb ik niets mee te maken. Mijn deel van het werk is af. Ik ben een praktikant, geen intellectueel.' 

'Je geeft geen antwoord op mijn voorstel.' 

Hij keek slechts licht geërgerd naar Belix. Belix was een Unglaat, een van een soort die meer gedaan had dan iedere andere soort, om het vreedzame samenleven van het melkwegstelsel te bevorderen. Zijn ruggengraat liep uit in een ingewikkeld gewei, waaruit zes donkerblauwe ogen Derek onverholen geërgerd aankeken. Andere leden van de groep, waaronder Jupkey, Belix' vrouw, keken ook naar hem. 

'Ik moet terug,' zei Derek. Wat had Belix gezegd? Hem een of andere baan aangeboden? Onrustig schoof hij heen en weer over de bank, als altijd benauwd door de aanwezigheid van mensen die hij niet zo goed kende. 

'Je verveelt je, Ende.' 

'Nee, helemaal niet. Vergeef me, Belix. Ik ben als altijd overdonderd door de weelde van Schitteroog. Ik keek naar de naaktdansers.' 

'Kan ik je dienen met een vrouw?' 

'Nee, dank je.' 

'Een jongen misschien?' 

'Nee dank je.' 

'Ooit de sexeloze bloeiers uit de Cephiden geprobeerd?' 

'Op het ogenblik niet, dank je.' 

'Misschien wil je ons dan verontschuldigen als Jupkey en ik onze kleren uitdoen en ons bij de dansers voegen,' zei Belix vormelijk. 

Toen ze de dansvloer opliepen en de schetterende trompetten begroetten, hoorde Derek Jupkey iets zeggen waarvan hij alleen de woorden 'arrogante Abrogunner' verstond. Zijn ogen ontmoetten die van Jon; hij zag dat de partheno die woorden ook gehoord had. 

Om zijn ergernis te verbergen stond Derek op en begon de kamer rond te lopen. Hij baande zich met zijn schouders een weg door knoedels naakte dansers en schonk geen aandacht aan hun klachten. 

Bij een van de deuren zweefde een trap voorbij. Hij stapte erop om de menigte te ontwijken. Vier jonge vrouwen kwamen de trap af. Ze waren vrolijk gekleed en droegen klankstenen die trillend op hun kleren zaten. Hun gezichten waren vol vreugde terwijl ze lachten en babbelden. 

Derek stond stil en keek naar de meisjes. Een van hen herkende hij. Onwillekeurig riep hij haar naam: 'Eva!' 

Ze had hem al gezien. Ze gebaarde haar metgezellen verder te gaan en kwam naar hem toe terwijl ze over de tussenliggende treden danste. 

'Dus de held van Abrogun beklimt weer eens de gouden trap van Pynnati! Nu, Derek Ende, je ogen zijn even zwart als altijd en je humeur even best!' 

Toen hij naar haar keek, klonken de trompetten die avond hem voor het eerst goed in de oren en zijn vreugde steeg hem naar de mond. 

'Eva!... Je ogen zo glanzend als altijd... en je hebt geen man bij je.' 

'De krachten van het toeval zijn op je hand.' Ze lachte -ja, hij herinnerde zich dat geluid! - en zei toen ernstiger: 'Ik hoorde dat je hier was met Belix Sappose en zijn vrouw; dus beging ik de volkomen dwaze daad je te komen opzoeken. Je herinnert je vast wel hoe verknocht ik ben aan volkomen dwaze daden.' 

'Zo dwaas?' 

'Zo verknocht! Maar jij hebt minder aanleg om te veranderen, Derek Ende, dan de kern van Pyrylyn. Het is dwaas om iets anders te veronderstellen; te weten hoe onveranderlijk jij bent en je dan toch op te zoeken is dubbel dwaas.' 

Hij nam haar hand en voerde haar de trap op; de kamers die aan beide zijden langs hen heen schoven zag hij als vage

vlekken. 

'Moet je dat oude geschil nog steeds ophalen, Eva?' 

'Het staat tussen ons in; ik hoef het niet aan te raken. Ik ben bang voor jouw onveranderlijkheid omdat ik een vlinder ben tegenover jouw grauwe kasteel.' 

'Je bent mooi Eva, zo mooi! En kan een vlinder niet ongedeerd op een kasteelmuur rusten?' Hij paste zich met moeite aan haar beeldspraak aan. 

'Muren! Ik kan jouw muren niet verdragen Derek! Ben ik een bulldozer dat ik het op zou willen nemen tegen muren? Erbinnen of erbuiten, je bent altijd een gevangene.' 

'Laten we geen ruzie maken tot we een punt van overeenkomst gevonden hebben,' zei hij. 'Hier heb je de sterren. Kunnen we het daar niet over eens worden?' 

'Als we er allebei onverschillig tegenover staan,' zei ze terwijl ze naar buiten keek en onbeschaamd zijn arm om zich heen trok. De trap was op zijn hoogste punt aangekomen en bewoog langzaam opzij langs de bovenrand van Schitteroog. Ze stonden op de bovenste tree en de nacht zond hun hun eigen afbeeldingen weer terug vanaf het glas. 

Eva Coll-Kennerley was een mens, maar niet van een of ander gewoon ras. Ze was een veluur, geboren op de dichte Y-zwerm van werelden aan de rand van Sector Vermiljoen, en haar huid was rijkelijk bedekt met de bruine vacht van haar ras. Van haar veelzijdige talenten werd gebruik gemaakt door dezelfde onderzoekafdeling die ook de beschikking had over de meer eenvoudige van Belix Sappose; Derek had haar daar op een vroeger bezoek aan Pyrylyn ontmoet. Hun liefde was een heftige zaak geweest. 

Nu keek hij naar haar; hij raakte haar aan en kon geen woord uitbrengen. Toen ze haar glanzende ogen naar hem ophief, bracht hij een ongemakkelijke glimlach te voorschijn. 

'Omdat ik als een kompas gericht ben op sterke mannen is mijn weelderige voorstel aan jou nog steeds van toepassing. Is dat niet genoeg lokaas?' vroeg ze hem. 

'Ik denk niet aan jou alsof je een val bent, Eva.' 

'Voor hoeveel eeuwen ben je dan van plan je geest te laten bevriezen op Abrogun? Blijf je nog steeds trouw, als ik me

jouw eufemisme voor slavernij goed herinner, aan je Meesteres, aan haar koude lippen en haar gesloten hart?' 

'Ik heb geen keus!' 

'O ja, mijn redenering over dat onderwerp werd verworpen - en meer dan eens. Is ze nog steeds bezig met haar onderzoek over de mogelijkheid van het in elkaar overgaan der soorten?' 

'O ja, inderdaad. Het middeleeuwse idee dat de ene soort in de andere kan overgaan was in die tijd dwaas; nu, met het langzamerhand ophopen van kosmische straling in planetaire lichamen en de effecten daarvan op de genetische stabiliteit, is het juist tot een zekere, bepaalbare grens. Ze probeert aan te tonen dat het celverband kan -' 

'Ja, ja, en dit ernstige gepraat is een vuiltje in het Schitteroog! Denk je dat ik je over haar kan horen praten als ik over jou wil praten? Je bent opgesloten Derek; je doet je steriele heldhaftige daden, maar treedt nooit de echte wereld binnen. Als je je voorstelt dat je nog veel langer met haar kunt leven en dan naar mij toe kunt komen, vergis je je. Je muren groeien iedere eeuw hoger om je oren, tot ik - o, het is de verkeerde vergelijking! - tot ik je niet meer kan beklimmen!' 

Zelfs in zijn ellende was het gladde weefsel van haar vacht een genoegen voor zijn warmkijken. Hulpeloos schudde hij zijn hoofd in een poging haar woordenwaterval van zich af te duwen. 

'Kijk nu eens hoe groot en dapper en zwijgend je bent - zelfs nu! Je bent zo arrogant,' zei ze - en toen zonder merkbare stemverandering: 'Omdat ik nog steeds van het stukje van jou binnen in dat kasteel houd, doe ik je nog eenmaal mijn afschuwelijke, kleinzielige aanbod.' 

'Nee, alsjeblieft Eva!' 

'Ja, wel! Vergeet die saaie band met Abrogun en Endehabven, vergeet dat afschuwelijke matriarchaat; leef hier met mij. Ik wil je niet voor altijd. Je weet dat ik een eudemonist ben en alleen met maten van plezier meet - onze verbintenis hoeft maar voor een eeuw of twee te duren. In die tijd zal ik je niets onthouden dat je zinnen verlangen.'

'Eva!' 

'Daarna zullen onze verlangens vervuld zijn. Dan mag je voor mijn part naar de Koningin Moeder van Endehabven terug.' 

'Eva, je weet dat ik deze levenshouding, dit eudemonisme, verafschuw.' 

'Vergeet je geloof! Ik vraag je niets moeilijks. Wie ben je dat je kunt afdingen? Ben ik soms vis, die per gewicht gekocht wordt, dit deel uitgekozen, dat afgekeurd?' 

Hij was stil. 

'Jij hebt me niet echt nodig,' zei hij eindelijk. 'Jij hebt alles al; schoonheid, geestigheid, besef, warmte, gevoel, evenwicht, troost. Zij heeft niets. Ze is ondiep, gekweld, koud - o, ze heeft me zo nodig, Eva.' 

'Je bent jezelf aan het verontschuldigen, niet haar.' 

Ze had zich al omgedraaid met de soepele bewegingen van een veluur en holde de trap af. Verlichte kamers dreven langs hen omhoog als ballonnen. 

Zijn moeizame poging zijn gemoed uit te leggen veranderde in verbittering. Hij rende haar achterna en greep haar arm. 'Luister naar me!' 

'Niemand in Pyrylyn zou naar zulke masochistische waanzin luisteren! Je bent een arrogante dwaas Derek, en ik ben een vrouw met een zwakke wil. Laat me nu los!' 

Toen de volgende kamer omhoogkwam sprong ze de ingang binnen en verdween in de menigte.