11 Een verlies

 

Maanden gingen voorbij.

Mara's wangen hadden eindelijk weer kleur gekregen. De lente kwam, de nidra's zetten kalveren op de wereld en de merries uit het barbaarse land voegden zeven gezonde veulens toe aan de stoeterij. Met Lujans instemming had Hokanu twee pelotons bereden zwaardvechters samengesteld, die hij leerde rijden en vechten in formatie.

Het opgedwarrelde stof van zulke oefeningen hing op hete, droge dagen boven de velden. Op de oever van het meer moesten de uitverkoren zwaardvechters zich de luidkeels geschalde ruwe grappen van hun makkers laten welgevallen wanneer ze met hun barbaarse rijdieren in het water lagen te ploeteren of na hun terugkeer in de kazerne eerst hun bezwete paarden moesten verzorgen. Op dagen dat er serieus was geoefend moesten er ook vaak verwondingen worden verzorgd. Vanaf de terrassen die Tasaio van de Minwanabi had aangelegd om een goed zicht te hebben op de oefeningen van zijn legeronderdelen was het nu Mara die dikwijls zat toe te kijken. Ze had dienstmeisjes bij zich, en haar zoontje, en steeds vaker ook haar echtgenoot, nog in zijn rij kleding, en met sabel en zweepje.  

Toen ze op een dag een oude, verweerde veteraan enthousiast de neus van zijn favoriete merrie zag kussen, glimlachte Mara voor het eerst sinds weken weer eens echt zorgeloos. 'De mannen worden steeds doller op de paarden. Hun liefjes zullen wel klagen dat ze tegenwoordig meer tijd in de stallen doorbrengen dan in het echtelijke bed.'

Hokanu grijnsde en sloeg een arm om haar slanke middel. 'Is dat een verkapte klacht, liefje?'

Mara draaide zich naar hem toe en zag dat Justijn met een naïeve blik hun kant op stond te kijken. Het riep een pijnlijk scherpe herinnering aan zijn vader bij haar op, tot de jongen opeens met een vinger en een hand een vulgair gebaar maakte, dat hij beslist niet van zijn kindermeisjes had geleerd. Jullie gaan vannacht een kindje maken,' zei hij, trots op zijn deductie, en het leek hem niet te deren dat een van de meisjes hem prompt een oorvijg gaf.

'Brutale jongen! Hoe durf je zo tegen je moeder te praten! En als je dat ordinaire vingergebaar nog ooit durft te maken, krijg je geselslagen, gesnapt?' Rood aangelopen, en na een verlegen buiging voor de meester en de meesteres, trok het meisje de tegenstribbelende Justijn mee naar het huis.  

'Maar de zon is nog niet onder,' protesteerde hij op schrille toon. 'Hoe kan ik nu gaan slapen als ik buiten alles nog kan zien?'

Het stel bereikte een trap die naar de voet van de helling leidde. Justijns haren lichtten als gouden vlammen op in het schijnsel van de ondergaande zon.

'Bij alle goden!' verzuchtte Hokanu vertederd. 'Hij groeit nu wel hard, vind je ook niet? We moeten hem maar een vechtinstructeur geven, want het schrijven en rekenen laat hem kennelijk tijd genoeg over om het personeel te bespieden.'

'Nee, daar heeft hij het niet van.' Mara sloeg haar armen om het middel van haar echtgenoot en voelde met waardering zijn strakke spieren, die hij door zijn vele uren in het zadel in vorm hield. 'Hij sluipt bij elke kans die hij krijgt naar de kazerne, of naar het slavenverblijf, en luistert met rode oortjes naar het gesnoef van de soldaten over hun avontuurtjes met vrouwen van het Rieten Leven of met dienstmeisjes. En wat het aanstaren van vrouwen betreft, is hij echt een zoon van zijn vader. Iets wat hij vanmorgen tegen Kesha zei deed haar blozen als een maagd, wat ze heus niet is.' Ze hield haar hoofd schuin en keek haar echtgenoot vanonder haar wimpers aan. 'Het is een onbeschaafd wulps knaapje, en hij kan maar beter jong trouwen, anders zaait hij straks overal bastaarden rond en heeft hij woedende vaders uit alle windstreken met getrokken zwaard achter zijn broek aan zitten!'

Hokanu grinnikte. 'Van alle problemen die je met hem kunt krijgen baart dit me de minste zorgen.'

Mara's ogen verwijdden zich. 'Hij is pas zeven!'

'Hoog tijd dat hij een broertje krijgt,' verklaarde Hokanu. 'Dan heeft hij een ander duiveltje om op te passen, en bijgevolg minder tijd voor kattenkwaad dat uit de hand kan lopen.'

'Je bent zelf ook een onbeschaafde wulpse knaap,' kaatste Mara terug. Ze lachte hees, trok zich van hem los en rende met halfopen jurk de helling af.

Hokanu onderdrukte zijn verrastheid en draafde meteen achter haar aan. Hij bloosde van blijdschap. Hoe lang was het niet geleden dat zijn vrouwe zo speels was geweest! Hij maakte niet al te veel haast - dat wilde Mara niet, wist hij - en haalde haar pas in toen ze de vlakke strook naast het meer had bereikt.

Daar waren ze volledig omringd door de zomer. Hoewel uitgedroogd, was het gras nog redelijk groen. De stekende insecten uit het begin van het seizoen waren verdwenen, en alleen een paar rumoerige krekels deden zich nog gelden. De lucht was stroperig warm. Hokanu ving zijn vrouw na een soort duikvlucht. Hijgend, giechelend, volstrekt onceremonieel rolden ze samen over de grond.

'Mijn heer en gemaal,' zei Mara, 'we schijnen samen een probleempje te hebben, namelijk een tekort aan erfgenamen.'

Zijn vingers waren al bezig met de laatste veters van haar onderjurk. 'Na het donker lopen Lujans patrouilles hier wacht.'

Haar glimlach flitste op in de schemering. 'Nóg een reden om geen tijd te verliezen!'

'Dat bedoel ik maar,' hijgde Hokanu, en daarna werd er geen energie meer verspild aan woorden.

 

De vurig begeerde, veelbesproken erfzoon van de Shinzawai moest die avond verwekt zijn, hetzij daar in de openlucht, hetzij later die nacht op de geparfumeerde kussens in de slaapkamer, na een ontspannen maaltijd met heerlijke sa-wijn. Zes weken later wist Mara het zeker. Ze kende de tekenen, en hoewel ze zich bij het ontwaken misselijk voelde, hoorde Hokanu haar 's morgens vaak zingen. Zijn glimlach was weemoedig. Hij wist, maar zij niet, dat het komende kind haar laatste zou zijn - op zich al een wonder, dat ze aan de priester van Hantukama te danken hadden.

Pas toen hij toevallig een deel van een discussie tussen een koksjongen en een bastaardzoon van een van opzichters hoorde kwam het bij hem op dat de aanstaande baby wel eens een meisje zou kunnen zijn. Hij liet die kwestie verder rusten, en negeerde de weddenschappen die in de kazerne en onder het personeel op de sekse van het nieuwe kind werden afgesloten. Dat dit laatste kind van Mara, straks de erfgenaam van de naam en het fortuin van zijn familie, géén jongen zou zijn, was simpelweg iets ondenkbaars. Punt, uit.

De zwangerschap, speels en zorgeloos begonnen, werd uiteraard een bloedserieuze zaak - na de vergiftiging en de andere moordaanslagen. Lujan verdriedubbelde al zijn patrouilles en kwam op de gekste tijden en plaatsen persoonlijk kijken of alles klopte. De gebedspoort op de weg naar de rivier was nooit zonder uitkijkposten en op het landgoed zelf werd continu een compagnie gewapende krijgers in paraatheid gehouden. Zo werd het herfst. Een deel van de nidra's werd naar de markten afgevoerd, de handel kwam soepel op gang. Zelfs de zijdekaravanen werden niet overvallen, hetgeen uitzonderlijk was, en daarom voor ongerustheid zorgde. Jican bracht weer uren door met zijn stapels leien, maar zelfs de vette winsten die de Acoma maakte schenen hem weinig plezier te doen.

'De natuur is vaak op haar weelderigst vlak voordat ze met haar verwoestende stormen toeslaat,' verklaarde hij pessimistisch, nadat Mara had geklaagd dat zijn heen en weer geloop haar pijn in haar nek bezorgde. Gehinderd door haar dikke buik kon ze moeilijk naast hem gaan ijsberen.  

'Het is me allemaal veel te rustig,' klaagde de kleine hadonra, nadat hij zich schielijk op de kussens voor Mara's schrijftafel had laten zakken. 'Het bevalt me niet, en ik geloof er niets van dat Jiro dag in dag uit onschuldig met zijn neus in oude perkamentrollen zit te snuffelen.'

Er was bericht gekomen van Arakasi's agenten. Jiro was niet passief gebleven. Hij had constructeurs en technici gehuurd om op het voormalige oefenterrein van zijn vader vreemde apparaten te bouwen. De apparatuur was waarschijnlijk bedoeld om van dienst te zijn tijdens belegeringen en bestormirigen. In elk geval had Hoppara van de Xacatecas er door middel van een zorgvuldig gestuurde en gedoseerde geruchtenstroom voor gezorgd dat de oude Frasai van de Tonmargu had goedgekeurd dat er keizerlijke fondsen werden aangesproken om scheuren in de muren van Kentosani en in de keizerlijke citadel zelf te repareren - schade die al jaren geleden was ontstaan, toen de afvallige magiër Milamber tijdens de Keizerlijke Spelen een complete aardbeving had veroorzaakt.

Naarmate de herfst zich voortsleepte, en het natte seizoen zich dreigend aankondigde, werd Mara langzaamaan net zo rusteloos als haar hadonra. Zij bezat echter niet de mogelijkheid om zich af te reageren door te ijsberen, of welke fysieke uitlaatklep ook. De enige onderbreking die ze genoot was Justijns achtste verjaardag, toen Hokanu hem zijn eerste echte zwaard cadeau deed - geen speelgoedzwaard van hout. De jongen had het kleine, kunstig gesmede metalen wapen met waardigheid in ontvangst genomen en keurig zijn aandrang beheerst om alles om hem heen meteen met zwiepende en stekende kling te lijf te gaan. Waarschijnlijk had Keyoke hem streng geïnstrueerd hoe hij zich behoorde te gedragen, maar de volgende ochtend leek dat advies weer vergeten, want toen rende Justijn joelend en met getrokken zwaard de helling af, op weg naar zijn dagelijkse les door zijn wapeninstructeur.  

Mara zag het vanaf het terras aan. Graag zou ze deze eerste les van haar zoon met een echt zwaard persoonlijk hebbén bijgewoond, maar haar helers wilden dat ze rustig op haar kussens bleef zitten, en zelfs haar echtgenoot, die meestal toegaf wanneer zij zich koppig opstelde, was deze keer niet te vermurwen. De erfgenaam die ze droeg mocht geen enkel risico lopen.

Om haar opsluiting te verzoeten werd alles wat ze maar verlangde op een presenteerblaadje bij haar gebracht.

Ook kwamen er geschenken van de andere edele huizen, toen de bevalling naderde. Sommige waren duur en prachtig, andere weinig meer dan het minimale dat de etiquette nog toelaatbaar achtte. Een dure, maar schreeuwend lelijke vaas was Jiro's geschenk aan de zwangere Dienares van het Keizerrijk. Met sardonisch genoegen bepaalde Mara dat deze in de bediendenvleugel gebruikt diende te worden als verzamelpot voor de inhoud van nachtspiegels.  

Het blijste was ze met een ietwat schimmelig en muf ruikende kist met oude boeken die haar cadeau werd gedaan. Het was Isashani die hem had gestuurd, in plaats van zoiets gebruikelijks als een gelakt doosje of een exotische vogel in een kooi. Bij het lezen van haar tekst op de bijgevoegde wenskaart had Mara hardop moeten lachen. Onder het laagje van haar make-up en haar supervrouwelijke airtjes kende Isashani's slimheid werkelijk geen grenzen. En het was haar zoon, Hoppara, die een weliswaar traditionele, maar qua omvang en samenstelling verbluffend extravagante tuil zoete bloemen liet bezorgen.  

Omringd door beschilderde vazen snoof Mara de geur op van de kekalibloemen en deed ze haar best om niet te denken aan Kevin de barbaar, die haar jaren geleden, in een geurige, schemerige tuin, had geleerd wat het was een vrouw te zijn. Er verscheen een nieuw fronsje op haar gezicht, niet veroorzaakt door de lichtval, toen ze een verhandeling over wapens en oorlogvoering las, en dat fronsje werd dieper toen ze zich realiseerde dat Jiro deze tekst vast en zeker óók had bestudeerd. Daarvandaan dwaalden haar gedachten af. Sinds ze Arakasi had opgedragen het logboek van de tong Hamoi te bemachtigen had hij slechts sporadisch berichten gestuurd. Ze had hem in geen maanden gezien en ze miste zijn snelle opmerkingsgave en zijn intuïtie voor significante geruchten.  

Ze sloeg het boek dicht en probeerde zich voor te stellen waar hij zich bevond. Misschien ergens ver weg in een herberg, vermomd als een nidradrijver of matroos? Of zat hij in een exotische stad aan een late lunch met een rijke koopman? De mogelijkheid dat hij wel eens dood zou kunnen zijn weigerde ze te overwegen. 

 

Arakasi lag op dat moment op zijn zij, in een warboel van zijden lakens, terwijl hij zijn vingers vakkundig over de dij van een aantrekkelijke jongedame liet glijden. Dat ze contractueel het bezit van een ander was, en dat hij zijn leven riskeerde door haar te verleiden, leek hem weinig zorgen te baren. Hij was door het raam naar binnen gekomen. De slaapkamer van de afwezige meester zelf, en nog wel op klaarlichte dag, was immers wel de laatste plaats waar een bediende of lijfwacht die de deugd van een slavin-concubine moest bewaken haar met een minnaar zou verwachten aan te treffen.  

Het meisje verveelde zich genoeg om het avontuurtje opwindend te vinden en was jong genoeg om zichzelf immuun te achten voor wan fortuin. Haar huidige meester was oud en dik, en het begon al inspanning te kosten hem tot een hoogtepunt te brengen. Arakasi was voor haar een ander soort uitdaging. Deze keer was zij het die de uitputting zocht, al was ze reeds vanaf haar zesde levensjaar getraind in het beoefenen van de liefdeskunst. Waar het haar om ging was de vraag hoe goed en hoe lang Arakasi háár tot extase kon brengen.

Voor Mara's spionnenmeester was de inzet van dit spel van een aanzienlijk hogere orde.  

In het gedempte licht dat door de spleten tussen de gordijnen naar binnen viel was de lucht zwaar van de geur van wierook en parfum. De zijden lakens waren behandeld met peperdure kruiden die volgens sommigen de lust bevorderden. Arakasi, die medische boeken had bestudeerd, wist dat dit een mythe was, maar de meester van het meisje had geld genoeg om zich dat soort dingen niet af te hoeven vragen. De cumulatie van geuren was alles bij elkaar nogal bedwelmend, en Arakasi vond het jammer dat de vensterschermen gesloten moesten blijven. Eigenlijk zou hij de voorkeur hebben gegeven aan de stinkende lendendoek en schort die hij van ververs in Sulan-Qu had gekocht en die hij als vermomming gebruikte wanneer hij wilde dat nette mensen een beetje bij hem uit de buurt bleven, zodat ze zich zijn gezicht niet zouden herinneren. Bovendien zou de stank hem alert hebben gehouden. Maar nu moest hij vechten tegen de slaap.  

Het meisje ging verliggen. Lakens gleden zacht ruisend van de curven van haar lichaam af. Ze zag er prachtig uit, zoals ze daar in het gefilterde licht loom, languit lag uitgestrekt, met haar hoofd in een krans van honingkleurige krullen op het kussen. Haar ietwat schuin geplaatste ogen hadden de kleur van jade en ze keken Arakasi strak aan. 'Ik heb nooit gezegd dat ik een zus heb.'

Ze reageerde op iets wat hij minuten eerder had opgemerkt. De spionnenmeester stuurde zijn vingers over haar heup en lies heen naar beneden en intensiveerde hun strelingen. Het meisje deed haar stralende ogen half dicht en haar sierlijke handen klauwden zich als die van een jong katje in het laken en begonnen de gladde zijde te kneden.  

'Ik weet het van de makelaar die je contract heeft bemiddeld,' loog Arakasi met zijn fluweelzachte stem.  

Ze verstijfde onder zijn aanraking, hetgeen wel tien minuten van zijn zorgvuldig gedoseerde inspanningen ongedaan maakte. 'Dat was een onvoorzichtige opmerking.'  

Niet omdat ze zich beledigd voelde. Het ging er niet om dat ze in feite niets anders was dan een bijzonder dure hoer in vaste dienst. Maar door wie haar zus was gekocht, dát was gevaarlijke kennis, en die makelaar zou heus niet zo loslippig zijn, of zo achterlijk, dat hij er ooit zijn mond over open zou doen. Arakasi streek haar goudkleurige honinglokken opzij en schulpte zijn hand teder om de achterkant van de frêle hals van het meisje. 'Ik ben geen voorzichtig iemand, Kamlio.'

Ze sperde haar ogen iets verder open en er kwam een ondeugend glimlachje om haar lippen. 'Nee, dat ben je niet.' Toen kreeg haar gezicht een peinzende uitdrukking. Je bent een merkwaardig iemand.' Ze haalde diep adem en deed alsof ze pruilde. 'Soms denk ik dat je een edelman bent, en alleen maar de arme koopman spéélt.' Ze nam hem met een vaste blik op. 'En je ogen lijken ouder dan de rest van je verschijning.' Ze wachtte demonstratief, maar toen hij niet reageerde vervolgde ze: 'Je bent niet erg mededeelzaam.' Ze liet haar vochtige tongpuntje suggestief over haar onderlip glijden. 'En ook niet amusant. Vooruit, amuseer me. Ik ben het speeltje van iemand anders. Waarom zou ik schande riskeren om het jouwe te worden?'  

Arakasi haalde al adem om te antwoorden, maar Kamlio legde een vinger op zijn lippen. Haar nagels waren bestoft met een laagje goudpoeder - het duurste van alle cosmetica. 'Zeg niet dat je uit liefde mijn vrijheid zou kopen. Dat zou banaal zijn.'

Arakasi zegende haar rozige vinger met een kusje en trok hem toen voorzichtig opzij om te kunnen praten. Hij keek lichtelijk gekwetst. 'Niet banaal. Het zou de waarheid zijn!' Mara had nog nooit grenzen gesteld aan zijn onkosten, en nu het om niets meer of minder ging dan een mogelijke weg naar de zwaarst bewaakte leider van de tong zou ze daar zeker niet mee beginnen.

Het meisje in zijn armen verstrakte van wantrouwen. Haar te bevrijden van het zevenjarige contract met haar huidige oude, dikke meester zou al het equivalent van een huis in de stad kosten, maar haar helemáál vrijkopen van de makelaar in pleziermeisjes die haar hele training en opvoeding had betaald zou een vermogen vereisen waar je een bescheiden landgoed voor zou kunnen aanschaffen. Het was immers de bedoeling dat ze na het huidige contract nog minstens drie of vier andere zou afsluiten, tot ze haar laatste waarde als begeerlijke en vaardige bedgenote kwijt zou zijn. 'Daar heb je het geld niet voor.' Ze liet het minachtend klinken. 'En als de meester voor wie je werkt zo rijk is, dan riskeer ik mijn léven, alleen al door met je te praten.'

Arakasi boog zijn hoofd en kuste haar hals. Hij versterkte zijn greep niet, ondanks haar gespannenheid, zodat ze zich elk gewenst moment zou kunnen terugtrekken. Het was een detail dat haar niet ontging, en in ruil voor die subtiliteit bleef zij stil liggen. Maar weinig mannen behandelden haar alsof ze een eigen wil had, of eigen gevoelens. Dit was een zeldzame. En zijn handen wisten heel goed wat ze deden.  

'Ik werk niet voor een mééster.' De accentuering gaf de betekenis aan. Zijn meesteres, dus, zou weinig behoefte hebben aan een dure courtisane. Het vrijheidsaanbod zou oprecht kunnen zijn, als hij toegang had tot het geld.

Arakasi's handen begonnen het verloren terrein te heroveren, en Kamlio rilde. Hij was meer dan zeldzaam, hij was getalenteerd! Ze ging iets verliggen, tot haar flank met de curve van zijn lichaam versmolten leek.

Rustig, alsof er in de gang achter de schermen geen komen en gaan van bedienden te horen was, exploreerden Arakasi's handen en vingers haar gouden lichaam. Zij drukte zich wellustig tegen hem aan. Zij, een voorwerp dat werd verkocht en aangeschaft om de behoeften van anderen te bevredigen, kende zelf slechts zelden genot. Als ze werden betrapt zou haar dat misschien een geseling kosten, maar haar partner zou eerloos worden opgehangen. Hij was ofwel bijzonder dapper, ofwel onvoorzichtig op het krankzinnige af. Door haar warme, aangenaam tintelende huid heen voelde ze het kalme kloppen van zijn hart.  

'Die meesteres,' mompelde Kamlio loom, 'betekent zeker heel veel voor je?'

'Op dit moment,' fluisterde Arakasi, 'dacht ik even niet aan haar.' Het waren echter niet zijn woorden die haar overtuigden, maar zijn lippen, die zich op de hare drukten met een gretigheid die op aanbidding leek. Die kus verjoeg al haar twijfels en even later al haar gedachten, en het gefilterde zonlicht dat door de spleten tussen de gordijnen naar binnen viel vervaagde tot een dansend en glinsterend gouden waas, waarin ze haar kolkende passie de vrije loop liet. En tenslotte vergat Kamlio zichzelf en klampte ze zich met blinde ogen aan het slanke, sterke lichaam van de man vast en kwam ze in een bevrijdende explosie tot een ongekende extase. Ze huilde en ze lachte, . en ze wankelde verzaligd tussen verbazing en uitputting, en in een van die tijdloze, zweverige momenten fluisterde ze dat haar zusje naar Ontoset was gestuurd. Meer zei ze niet, maar voor Arakasi was het genoeg. Ontoset.

Ondanks zijn mysterieuze achtergrond had Kamlio geen moment gedacht dat haar partner slechts een begaafd acteur was, die alleen maar deed alsóf, tot ze zich verzadigd op haar zij liet rollen, want toen kwam de lichte aanraking tegen haar lichaam opeens nog slechts van vochtig-warm geplooide lakens. Ze wreef haar natte haren van haar voorhoofd, kneep haar schitterende ogen half dicht en keek woedend om zich heen. En ze zag dat het vensterscherm was geopend en dat niet alleen de man verdwenen was, maar zelfs de opzij gelegde kleding die hij had gedragen.  

Ze opende verontwaardigd haar mond om iemand te roepen en die brutale vlerk te laten pakken en ophangen, hoe subtiel zijn handvaardigheid en hoe aantrekkelijk zijn leugenachtige beloften ook waren geweest, maar op dat moment hoorde ze de grendel van de kamerdeur verschuiven.

Arakasi moest de zware tred van haar dikke meester hebben gehoord. Hij was vroeg teruggekeerd van een gesprek met zijn hadonra en schuifelde nu sloom, grijs en met gebogen schouders de kamer binnen. Zijn melkachtige ogen keken knipperend naar de verfomfaaide lakens en zijn koele, droge hand betastte haar huid, die nog heet en bezweet was van de ontketende passie. 'Liefje, ben je ziek?' vroeg hij met zijn oude-mannenstem.

'Nachtmerries,' zei ze, licht mokkend. Instinctief buitte ze de situatie uit om nog onweerstaanbaarder te zijn dan anders. 'Ik doezelde weg in de middaghitte en werd geplaagd door akelige dromen, verder niets.' Dankbaar dat haar bekwame, donkerharige minnaar ongezien had weten weg te komen, zuchtte Kamlio. En toen stelde ze haar niet geringe vaardigheden geheel ten dienste van haar versleten oude meester, die, zo dacht ze soms, nog moeilijker te gerieven was dan zijzelf.  

Buiten, verborgen achter een haag van wijnranken en verwilderde akasi's, luisterde Arakasi eerst gespannen, later opgelucht naar de geluiden die vanuit de slaapkamer doordrongen. Ook voelde hij ergernis, en dat was niets voor hem. Terwijl hij stilletjes zijn kleren aantrok, bedacht hij dat hij maar één keer tegen het meisje had gelogen: hij had inderdaad steeds aan zijn meesteres gedacht. In alle jaren sinds hij trouw had gezworen aan de Acoma was Mara de spil van zijn leven geweest en gebleven. Maar dit meisje, half bedorven, half cynisch geworden, zoals alle hoeren die voor het Rieten Leven waren opgeleid, had om een of andere reden een tere snaar bij hem geraakt. Hij was écht om haar gaan geven, en dat was op zich al verontrustend genoeg.

Arakasi schudde de herinnering aan Kamlio's zijdeachtige, lange krullen en haar kristalheldere ogen van zich af. Hij had werk te doen voordat hij haar bevrijding uit de slavernij zou kun regelen. Zij mocht dan zo naïef zijn om te denken dat ze slechts een familiegeheimpje had verklapt, in feite had ze hem verteld in welke omgeving hij de harem van de obajan van de tong Hamoi kon vinden.

Het had Arakasi maanden gekost om het gerucht na te trekken, dat een meisje van exceptionele schoonheid, het zusje van een andere beauty, door een bepaalde makelaar in Kentosani was verworven - en wel iemand die er door Arakasi allang van werd verdacht een handlanger van de tong Hamoi te zijn. Hij was nu dood, als noodzakelijk neveneffect van het feit dat Arakasi hem had geïdentificeerd, maar zijn aankoop van een zo dure courtisane had Arakasi nagenoeg de zekerheid gegeven dat het meisje bestemd moest zijn geweest voor de obajan zelf of een van zijn luitenants.

Het feit dat dit zusje naar Ontoset bleek te zijn gestuurd sloot daar in feite heel goed bij aan. Het was voor de tong immers een verstandige veiligheidsmaatregel om zijn hoofdkwartier en de harems van zijn leiders ver weg te hebben van de plaats waar de zakelijke contacten met de klanten werden gelegd - een tempeltje in de nabijheid van de grote tempel van Turakamu. Arakasi had zelf veel spionnen in dienst die meenden dat hij in Jamar of in Yankora zetelde, omdat al zijn opdrachten uitsluitend daarvandaan leken te komen. Arakasi had de verleiding weerstaan om spoorslags naar Ontoset af te reizen, maar kostbare weken in Kentosani doorgebracht om het zusje van dat bewuste meisje op te sporen. Vervolgens had de spionnenmeester het meisje wekenlang zorgvuldig geobserveerd alvorens zich aan haar bekend te maken. Hij had Kamlio's vragen afgedaan met vage antwoorden en toespelingen, en in grote lijnen de indruk gewekt dat hij een zoon van een machtige edelman was, die echter wegens een romantisch avontuurtje in ongenade was gevallen en aan lager wal was geraakt. Nadat hij verschillende keren een schandelijke dood had geriskeerd door haar op te zoeken, had Kamlio hem tenslotte in haar bed toegelaten. Zonder haar had Arakasi misschien de rest van zijn leven moeten zoeken zonder ook maar een spóórtje te vinden van wat hij in opdracht van Mara moest zoeken.  

Terwijl hij daar roerloos in de schemering zat te wachten op het geschikte moment om onopgemerkt weg te sluipen, besefte hij heel goed hoeveel hij verschuldigd was aan dit meisje, dat was grootgebracht om niet meer dan een speeltje van geile mannen te worden. Hij wist dat hij deze vrouw gewoon moest verlaten en haar nooit meer moest terugzien, maar ze had een tere, tot nu toe onbekende plek in zijn binnenste geraakt. En dat bezorgde hem een geheel nieuw soort angst: dat hij Mara zou overhalen om het contract van het meisje af te kopen en dat Kamlio, eenmaal vrij, hem zou uitlachen om zijn oprechte gevoelens voor haar.

Als man die zelf was grootgebracht door vrouwen van het Rieten Leven zou hij die cynische houding van haar kant overigèns best kunnen begrijpen. Achter de bosjes die hem aan het gezicht onttrokken, in zijn roerloze positie, waarin hij niet alleen werd geplaagd door insecten, maar ook door pijnlijk verkrampte spieren, zuchtte Arakasi onhoorbaar. Hij sloot zijn ogen, maar bleef helaas de onmiskenbare geluidjes horen van Kamlio's onverflauwde, heroïsche inspanningen om de oude man tot een prestatie te brengen die hij eigenlijk niet meer aankon. Voor Arakasi leek het eeuwen te duren, en toen de man eindelijk klaar was, althans tevreden snurkte, vertrok hij in het onwelkome en onaangename besef dat hij verliefd was geworden op Kamlio. Dat was natuurlijk waanzin. Gevoelens voor wie dan ook buiten de Acoma maakten hem kwetsbaar, en, wat veel erger was, maakten daardoor ook vrouwe Mara kwetsbaar.

 

De koerier aarzelde, nadat hij zijn buiging had gemaakt. Hij hijgde nog na van zijn draf door de heuvels en het leek misschien alsof hij alleen een beetje op adem wilde komen, maar aan het wringen van zijn handen was te zien dat er meer aan de hand was. De blik waarmee hij Hokanu aankeek was donker van medeleven.

De erfzoon van de Shinzawai was niet iemand die slecht nieuws uit de weg ging. Ervaringen op het slagveld hadden hem geleerd dat je tegenslagen maar het beste meteen onder ogen kon zien, en zo snel mogelijk verwerken, anders speelde dat de vijand alleen maar in de kaart. 'Het is slecht nieuws,' stelde hij nuchter vast. 'Vertel maar.'

Nog steeds zwijgend, en na een tweede buiging, deze keer als blijk van medeleven, haalde de koerier een rol perkament uit een benen reiskoker. Meteen toen Hokanu de rode inkt van het stempel zag wist hij dat het een sterfgeval betrof, en terwijl hij het document aannam en het zegel verbrak vermoedde hij meteen al dat de naam die van zijn vader zou zijn.

De timing had niet slechter kunnen zijn, dacht hij in dat ene onwezenlijke, doffe moment van ongeloof, voordat het verdriet hem als een vuistslag raakte. Zijn vader, dood. De man die hem als geen ander had begrepen, en die hem had geadopteerd toen zijn broer - Hokanu's verwekker - in de Assemblee der Magiërs was opgenomen, en die hem had grootgebracht met alle liefde die een zoon zich maar kon wensen.

Nooit meer zouden ze tot diep in de nacht bij gerstebier samen zitten te bomen, nooit meer zouden ze elkaar 's morgens ruwe grappen uitwisselen over hun kater. Geen geleerde discussies, geen vermaningen, geen gedeelde vreugde over triomfen meer. En het kleinkind dat Mara zou baren zou zijn grootvader nooit leren kennen.

Vechtend tegen opkomende tranen stuurde Hokanu de koerier weg met een werktuiglijk handgebaar. Jican verscheen meteen - als bij toverslag - en zorgde voor verversingen en het verstrekken van het benen tekentje met de huiskleuren dat koeriers ontvingen ten bewijze van het volbrengen van hun missie. Toen hij die plichtplegingen achter de rug had keerde de hadonra direct terug naar de echtgenoot van zijn meesteres. Hij keek hem verwachtingsvol aan.  

'Het was slecht nieuws,' opperde hij op meelevende toon.

'Mijn vader,' zei Hokanu met een haperende stem. 'Hij is in zijn slaap gestorven, zonder pijn, een natuurlijke dood.' Hij sloot zijn ogen een moment, deed ze toen weer open. 'Onze vijanden zullen niettemin gnuiven.'  

Jicans vingers speelden nerveus met de tressen aan zijn ceintuur. De hadonra zag er beschroomd, verslagen, onthutst uit. Hij had heer Kamatsu ontmoet en hij kende zijn collega-hadonra van de Shinzawai goed. Het beste blijk van medeleven dat hij kon bedenken was misschien niet het meest elegante, en zeker niet het meest gebruikelijke, maar hij sprak het niettemin uit: 'Hij is iemand die door zijn dienaren node gemist zal worden, jonge meester. Hij was bemind.'

Hokanu keek hem aan met ogen die zwart stonden van verdriet. 'Zo was mijn vader.' Hij zuchtte. 'Hij misdeed mens noch dier iets. Hij had een groot hart. Zoals Mara was ook hij in staat met een rechtvaardige blik verder te kijken dan de vaste tradities reikten. Dankzij hem ben ik alles wat ik ben.'

Jican liet de stilte een lange, gepaste periode voortduren, terwijl buiten slechts de voetstappen van wachters te horen waren. Toen zei hij op schuchtere, voorzichtige toon: 'Mara is in de timmerwerkplaats bij de speelgoedmaker.'  

De nieuwe Heer van de Shinzawai knikte. Hij ging zijn vrouw opzoeken, maar de lasten op zijn elegante schouders waren door het nieuws alleen nog maar dreigender geworden. De erfgenaam die zijn echtgenote in zich droeg was opeens belangrijker dan ooit, want Hokanu had weliswaar neefjes genoeg, en zelfs een stuk of drie bastaardneefjes, maar geen van hen was opgegroeid en grootgebracht in het klimaat van zijn stiefvaders brede visie, geen van hen bezat het scherpe, veelzijdige intellect dat nodig was om in de schoenen te staan van de man die de rechterhand van keizer Ichindar was geweest. 

 

De sfeer in de timmerwerkplaats was er een van stoffige lucht in de gedempte, schemerige warmte onder zonbeschenen dakpannen, gevuld met de geuren van vers schaafsel, hars en bittere nidrahoutlijm. Tot in de donkerste hoekjes bevonden zich muurplanken, kasten, dozen en manden met allerlei materialen, zoals hout, leer en veren, plus tafels en wandrekken met ordelijk ingedeeld houtsnijgereedschap. Tot het laatste behoorde een buitengewoon kostbaar metalen mes dat uit de barbarenwereld was geïmporteerd en waarmee Mara de eeuwige bewondering en dienstbaarheid had verworven van Orcato, speelgoedmaker, genie en huichelaar, met een voorliefde voor gore grappen en alle soorten drank. Mara kneep een oogje dicht voor zijn grove taalgebruik, zijn neiging om al pratende te vergeten dat zij een vrouw was en ook verder niet zijn gelijke, en zijn lichaamsgeur - het product van ongewassen zweet en het penetrante aroma van de teccazaadjes waarmee hij zijn maaltijden kruidde. Toen Hokanu binnenkwam stonden de ambachtsman en de vrouwe over een heuphoge houten constructie gebogen, waaromheen een legertje van fleurig beschilderde speelgoedsoldaatjes stond opgesteld.  

'Daar,' zei Orcato met zijn beverige oude stem, waarin tevens een kinderlijk enthousiasme doorklonk. 'Als u aan die draad trekt en die hendel overhaalt, meesteres, dan zullen we weten of we onze tijd hebben verspild.'  

Het sarcasme van zijn woorden werd gelogenstraft door de onverholen glinstering van blijdschap in zijn ogen. Verfomfaaid, verhit en hoogzwanger boog Mara zich nog verder voorover. Ze had een zwarte veeg over een van haar wangen, maar dat kon haar kennelijk niets schelen. Met een on-damesachtige kreet van opwinding gaf ze een rukje aan het kwastje van een koord.  

Het bouwsel op de vloer reageerde met een klik, en toen een soort geklepper, en vervolgens een hele serie geluiden van bewegende koorden en latjes en wieltjes. De stellage die door Hokanu werd herkend als een belegeringstoren van waaraf rotsblokken naar een stad werden geslingerd vervulde niet precies deze beoogde taak, want de arm die projectielen wegslingerde richtte deze niet op stadsmuren, maar op de gelederen van het omringende eigen leger. De soldaatjes vielen om en vlogen door de stoffige lucht, en de alle kanten op schietende steentjes werden door de wanden weerkaatst. Hokanu moest ze af en toe met een snelle hoofdbeweging ontwijken, maar elk ketsend steentje ontlokte Mara een nieuw vreugdekreetje.  

Orcato de speelgoedmaker kakelde van blijdschap en haalde uit een zak onder zijn schort van nidraleer een fles te voorschijn. 'Laten we een dronk uitbrengen op de Goden van List en Bedrog!' Hij bood de vrouwe de fles aan en zag toen pas Hokanu in de deuropening staan. Hij bevroor.

'Het is ons gelukt, mijn heer!' riep hij toen, glunderend als een schooljongen. We hebben een manier gevonden om Jiro's voorliefde voor militaire apparaten tegen zijn eigen troepen te keren.' Hij nam een flinke teug, kakelde nog eens en bood de nadruppelende fles toen aan Hokanu aan.  

Het was Mara die de strakheid in Hokanu's gezicht opmerkte. 'Wat is er gebeurd?' vroeg ze. Haar plotselinge bezorgdheid vormde een schril contrast met haar blije kreetjes van daarnet. Ze bewoog zich met haar bolle buik om de installatie heen, zonder te letten op de soldaatjes die ze vertrapte. Zo abrupt en volledig was alle vreugde weggevaagd van haar gezicht, dat Hokanu moest worstelen met zijn verdriet en geen woorden kon vinden.  

'Lieve goden,' mompelde Mara terwijl ze naar hem toe kwam en hem onhandig probeerde te omhelzen. 'Het is je vader, nietwaar?' Haar dikke buik zat hinderlijk tussen hen beiden in. Hij voelde hoe ze beefde en hij wist dat haar medeleven oprecht was. Iedereen had van zijn vader gehouden. Hij hoorde zichzelf toonloos zeggen: 'Hij is een natuurlijke dood gestorven, zonder pijn, in zijn bed.'

De speelgoedmaker overhandigde hem zijn fles. Deze keer tastte Hokanu toe en nam hij een forse slok, zonder te proeven wat voor goedje hij eigenlijk dronk. Het spul was in elk geval krachtig genoeg om zijn stem los te maken. Langzaam kwam ook zijn denkvermogen weer op gang. 'Er komt een staatsbegrafenis. Ik moet aanwezig zijn.' Hij was zich volledig bewust van de kwetsbaarheid van zijn vrouw en de risico's die haar ongeboren erf zoon zou lopen. Hij zag dat ze adem haalde om iets te zeggen, maar hij schudde zijn hoofd en was haar te snel af. 'Nee, jij gaat niet mee. Ik wil noch jou, noch ons ongeboren kind blootstellen aan onze vijanden.'  

Ze stond op het punt om te protesteren, maar Hokanu schudde haar op een tedere, symbolische manier door elkaar, waarbij hij uit de fles op haar schouder morste. 'Nee. Kamatsu zou het begrijpen, lieve. Hij zou hetzelfde hebben gedaan wat ik moet doen, namelijk jou verzoeken om weer eens je opwachting te maken bij de familie die je heeft geadopteerd en die door jou al een hele poos verwaarloosd is. Je zult naar Kentosani reizen en daar je respect betuigen aan keizer Ichindar. Hij verliest in mijn vader een krachtige steunpilaar. Het is gepast dat jij probeert zijn verdriet te verzachten.'

Ze leunde ontspannen tegen hem aan, en uit dat gebaar concludeerde hij dat ze hem begreep en dat ze dankbaar was. Ze zou niet met hem in discussie gaan, al zag hij aan de manier waarop ze haar gezicht verborg in zijn mouw dat ze om hem huilde - en om de politieke noodzaak om in dit moeilijke uur van zijn zijde te moeten wijken.

'Mijn vrouwe,' zei hij zacht, en hij verborg zijn eigen gezicht in haar haren.

Achter hem sloop de speelgoedmaker stilletjes weg over de vloer die bezaaid was met de restanten van Jiro's uit elkaar geslagen leger.