Verliefd
Het moest natuurlijk een keer gebeuren, en dus gebeurde het ook: het kind werd verliefd, of iets wat daarop leek, ik bedoel: misschien was het onze verbeelding wel. De bel ging en ze holde de trap af. Ze riep de naam van een vriendin, die kennelijk beneden aan de deur stond, en met wie ze had afgesproken. Wij holden naar het balkon om te kijken wie er dan écht beneden aan de deur stond – en het bleek niet de vriendin, maar een jongen die zich een beetje schuilhield tegen de gevel van de buren, precies buiten het schijnsel van de straatlantaren.
Slimme gozer.
De deur hoorden we dichtslaan, en daar dartelden de jongelui even later de straat uit, heel de andere kant op dan die waar ze heen zouden moeten als ze alsnog naar de vriendin in kwestie onderweg waren. Wat te doen? Niets natuurlijk, behalve glimlachen, en boos zijn omdat het er toch op lijkt dat we zijn belazerd. Even later laat ik de hond uit, en kom ik het stel tegen. Ze lopen naast elkaar in dwingend gesprek, aan de andere kant van een straat om de hoek. De dochter groet cool, de jongen krimpt. Ze vervolgen hun weg, terwijl ik toch eigenlijk op zijn minst had moeten vragen waarheen. Om nog maar te zwijgen van de leugen: ze ging toch naar een vriendin? En er was helemaal geen sprake van dat ze daar met een jongen naartoe ging, sterker: er was nog nooit een jongen ter sprake geweest.
Maar de kleine kaper op de kust, de jongen aan haar zijde, weerhoudt me in te grijpen: ik zie in hem geen gevaar, hij lijkt me een aardige, serieuze gymnasiast, geen nerd, maar ook geen kunstenaar in spe. Als ik zelf om de hoek ben, dringt zich de vraag op of ik hier nu over kan schrijven of niet?
Vanaf hun geboorte heb ik over mijn dochters geschreven, soms op momenten dat ik even geen ander onderwerp had, maar ook als ze mij met hun gedrag en opmerkingen zodanig wisten te raken dat er niets anders op zat dan erover te schrijven. Niet altijd waren ze blij met de resultaten, maar dat is normaal: een kind loopt ook niet graag naast een fluitende vader of een moeder met raar haar. Niet dat hun moeder raar haar heeft, maar zij hebben daar hun eigen ideeën over, en dan is raar haar dichtbij.
Hoe dan ook – wat te doen?
Kinderen hebben recht op hun privacy, en pubers zijn er niet mee geholpen als hun vader verslag doet van hun leven in een landelijk dagblad. De halve school leest die krant, andere ouders lezen die krant, familieleden en vrienden, ja zelfs klasgenoten slaan wel eens een blik in de kolommen. Voor hen allen is het moeilijk feit van fictie te onderscheiden, om te beginnen, en al helemaal om te begrijpen dat zelfs als er echte feiten aan het verhaal ten grondslag liggen daarmee het verhaal nog niet echt gebeurd hoeft te zijn, wat weer niets zegt over de authenticiteit van de emoties die erin voorkomen en erdoor worden opgewekt. Schrijven is wat dat betreft goochelwerk, en wat nog veel gekker is: de mensen lezen wat ze willen lezen, en dat is niet noodzakelijk wat er geschreven staat. Zo bekeken is het dweilen met de kraan open.
Maar goed – wat te doen?
Misschien wel niets. Dat is sowieso vaak het beste; om de dingen maar op hun beloop te laten. Je moet vertrouwen op de opvoeding die je ze hebt gegeven, en op het karakter dat daardoor is gevormd. Vanaf een bepaald moment staan ze er alleen voor, en worden ze opgewacht door een jongen die zich verdekt opstelt, omdat hij ook niet gek is; hij weet dat smoezen en een goeie timing de basis vormen van de ontmoeting die zo aanstonds een feit zal zijn. Allemaal dingen die ik volledig begrijp, maar mijn punt is: kan ik er nu wel of niet over schrijven? Of moet ik stilaan afscheid nemen van een van mijn favoriete onderwerpen? Daar lijkt het natuurlijk op, maar van harte gaat het niet, want het voelt alsof ik ben afgesneden van een verhaal dat ik zelf in gang heb gezet, maar nu niet meer kan afmaken – het is net alsof ik de plot heb opgezet, maar de ontknoping niet zelf mag schrijven. Ja, we gaan wonderlijke tijden tegemoet.