Endstra
Ongeveer op het moment dat in Amsterdam Willem Endstra werd doodgeschoten, ploften in Bloemendaal aan Zee drie jongens neer op een bank bij strandtent De Republiek. Ze legden hun voeten op de lage tafel en keken om zich heen. Aan de overkant van de tafel zaten twee verpleegsters; de ene bladerde in het tijdschrift MedischContact, de andere las een boek met de titel De andere kant van het bed.
‘Een biertje, jongens?’ vroeg een van de drie. ‘Wat hebben ze hier?’
‘Ze hebben hier longnecks,’ zei een van zijn vrienden. ‘Ik lust er wel eentje.’ Ook de derde jongen had er wel zin in, en de flessen werden gehaald en aan de mond gezet.
‘De eerste gaat er altijd moeilijk in,’ mompelde de jongen die het bier had gehaald – hij zette zijn fles op tafel. Hij had er maar een klein slokje uit genomen. Ook de andere twee deden het voorzichtig aan.
‘Zullen we naar Portugal over een paar weken?’ vroeg een van de drie. ‘Ik zag een advertentie. Voor 220 euro zit je in de Algarve, inclusief hotel. Vorig jaar ben ik daar met Renske geweest. Het is heel prima daar.’
‘Wanneer spelen we tegen Duitsland?’
‘Ik dacht de vijftiende. Als we d’r zitten regelen we wel kaartjes, op de zwarte markt. Toen ze in Frankrijk speelden, kon je ook overal op het laatste moment heen.’
De jongens knikten en dronken weer. Een van de verpleegsters aan de overkant schilde een sinaasappel die ze van huis had meegenomen. De schillen legde ze keurig op een stapeltje naast het flesje zonnebrandolie dat ze deelde met haar vriendin.
Telefoon.
Het was mijn dochter van twaalf die meldde dat er vlak bij haar school een schietpartij was geweest en dat er zojuist een helikopter tegenover het Hilton was geland. Of ik wist wat er aan de hand was?
Wist ik niet.
‘Ben je op het schoolplein?’ informeerde ik. ‘Wat zie je? Wat gebeurt er?’ Ik voelde mij ineens behoorlijk misplaatst in Bloemendaal aan Zee. Aan de andere kant had ik een bron die erbovenop zat.
‘Ik zie niks. Ja, we staan op het plein. We moeten nu naar binnen,’ riep mijn dochter en weg was de verbinding. Ze kijken nergens van op, die Amsterdamse kinderen.
Ik verliet het strand en reed naar de stad. De radio meldde dat Endstra op de Apollolaan was doodgeschoten. De dader was een man met lichtbruine huid en een rood petje. Het slachtoffer werd ‘omstreden vastgoedmagnaat’ genoemd, en ook een enkele keer ‘bankier van de onderwereld’.
Tsja.
Op de Apollolaan was alles afgezet. Het lijk was weg, de technische recherche aan de slag. Er stonden géén drommen kinderen achter de rood-witte linten en in het perk waar de traumahelikopter had gestaan, waren mannen met ontbloot bovenlijf aan het schoffelen. De portier van het Hilton meldde dat het een mooie dag was en ik dacht aan de twee verpleegsters en de jongens in Bloemendaal aan Zee – zouden ze al met elkaar aan de praat zijn? Daarna reed ik even langs het schoolplein van mijn dochter – het lag er stil en veilig bij.