Vaderdag
Het was vaderdag en daarom vroeg ik me af: gaat het wel goed met het vaderschap? God de vader heeft nauwelijks nog aanhang, vaderfiguren in politiek en cultuur zie je bijna niet meer, en een groeiend leger oude vaders zit knikkebollend in verzorgingstehuizen, vergeefs te wachten op hun zonen, jonge vaders die tot hun ellebogen in de vieze luiers zitten, opgejaagd door jonge moeders die carrière maken. En dan mijn eigen vaderschap: bak ik daar wel wat van?
Ik kwam er niet uit.
Gelukkig stond in Trouw een interview met een filosoof die er heel erg blij uitzag. Ook hij had zich over het vaderschap gebogen. Modern vaderen was een kwestie van adopteren, stelde hij. Niet alleen verwekken, aangeven bij het gemeentehuis en daarna op zondag het vlees komen snijden, nee, adopteren.
Je eigen kinderen dus.
Het woord ‘adopteren’ was bij de denker opgekomen toen zijn eerste kind werd geboren. ‘Het was midden in de nacht en hij beleefde aan het kraambed van zijn vrouw het mooiste uur van zijn leven,’ noteerde de verslaggever van Trouw, ‘hij hoefde niets te doen, alles werd verzorgd. Hij kon zich overgeven aan de kennismaking met zijn zoon.’
Ik zag het meteen voor me: de jonge aanstaande vader die wijsgerig wacht tot het nieuwe leven hem wordt aangereikt. Dat was nog eens andere koek dan meepersen, met de videocamera inzoomen op negen centimeter ontsluiting, hoera, zenuwachtig roken op de gang en uiteindelijk met een enge tang de navelstreng doorknippen – een zacht, krakend geluid.
Toen werd de filosoof sprekend opgevoerd: ‘Wat ik me op dat moment realiseerde, is dat deze onbekende in mijn armen, die ik zo graag wilde leren kennen, en aan wie ik mij evenzeer bekend wilde maken, mijn zoon is. Niet dat ik eraan twijfelde de biologische vader te zijn, maar ik besefte dat hij vanaf dat moment mijn zoon was. Wat er gebeurde, is dat ik hem adopteerde. (…) Letterlijk betekent adopteren uitverkiezen. (…) Mijn zoon wordt door mij uitverkoren als ik hem bescherm, als ik hem door het verkeer loods, als ik hem grenzen stel. Maar ook als ik hem volg in zijn belevingen. Uitverkiezen houdt in: onvoorwaardelijk erkennen als uniek persoon.’
Doelpunt.
Zelf heb ik ook ooit een blauwe maandag filosofie gestudeerd, dus ik weet wat het is om eenvoudige dingen zo ingewikkeld mogelijk voor het voetlicht te brengen. Het leek me dat dat hier ook gebeurde. Aan de andere kant; misschien was het niet voor niets bij die blauwe maandag gebleven en was ik gewoon te dom. Toch kwam het mij voor dat de filosoof niets nieuws te melden had, ook niet toen hij later in het gesprek pleitte voor een moderne, stevige vader die een betekenisgever, een wegwijzer, een voorbeeldfiguur, een grenzensteller en een beschermer moest zijn. Allemaal open deuren waar een weldadige, koele tocht doorheen kon waaien.
Uiteindelijk bleef de vraag overeind: gaat het wel goed met het vaderschap? Ik kon natuurlijk de straat opgaan en jonge vaders aanschieten. Daar had ik geen zin in, want het was heet en alle jonge vaders zaten op het strand te klooien met schepjes, emmertjes en uitverkoren kleuters.
Ik kon het ook aan mijn eigen dochters vragen, unieke types, daar niet van, maar dat leek me onverstandig. Voor je het weet, krijg je te horen dat je een waardeloze wegwijzer bent en of je je maar even naar de snackbar wilt haasten om een Magnum te halen. Het vaderschap, agh, altijd hetzelfde.