Reclame
We fietsten langs een reclamebord, mijn dochter en ik. We waren onderweg naar de balletles. Het was halfzes en al minder donker dan een paar weken eerder. Sommige dingen gaan vanzelf. We zouden daar een voorbeeld aan moeten nemen.
‘Berlijn, vanaf 19,95,’ sprak de kleine achterop. Zo klein is ze trouwens niet meer, bijna tien. ‘Dat heb ik in mijn spaarpot.’
Het klonk dromerig, maar ook verbaasd – alsof ze ineens de wereld aan haar voeten zag liggen.
‘Zullen we naar Berlijn dan?’ vroeg ik. Regelmatig verlaat ik over de A1 Amsterdam en amper voorbij de stadsgrenzen staat een ANWB-bord dat de richting naar Berlijn aangeeft. Rechtdoor, 653 kilometer. Ook Kopenhagen staat op het bord, 791 kilometer. Iedere keer weer vind ik die afstanden meevallen en neem ik me voor in plaats van naar Amersfoort of Apeldoorn naar Berlijn te rijden. Naar Kopenhagen wil ik nooit.
‘Het is vanaf 19,95,’ antwoordde mijn dochter streng. Verstand van geld en prijzen heeft ze van haar moeder. Maar zelfs al is het 50 euro naar Berlijn, zelfs dan zou ze het zelf kunnen betalen – haar spaarpot is er vol genoeg voor.
‘Dan moeten we dus snel boeken,’ probeerde ik, maar ze was al niet meer geïnteresseerd.
We staken de drukke Marnixstraat over en kwamen in een smal straatje terecht. ‘Je rijdt om, pap,’ riep dochter verontwaardigd.
‘Nee, hoor, dit is korter.’
‘Als jij zegt dat het korter is, is het altijd langer.’
Het klonk erg beslist, en ik vroeg me af waar ze haar wijsheid vandaan had. Ik was me van geen kwaad bewust.
‘Toen we op vakantie waren, nam je ook een kortere weg. Toen hebben we uren in de file gestaan.’ Het kwam er fel en verwijtend uit, kennelijk had het diepe indruk gemaakt.
‘Welke vakantie?’ vroeg ik.
‘Je rijdt expres om, pap, schiet op, we komen te laat.’
Ik herinnerde me ineens dat we in de zomervakantie een andere route om Parijs heen hadden gereden. Je hebt daar verschillende mogelijkheden. Je kunt de borden volgen, dan duurt het uren. Je kunt ook bij Charles de Gaulle rechtdoor gaan, naar St. Denis en voorbij het voetbalstadion rechtsaf, in westelijke richting om de stad heen, de kortste weg. Dat laatste deden we toen, maar het zat toch niet helemaal mee, sterker nog: tegen. ‘We komen helemaal niet te laat, we hebben tijd zat,’ zei ik tegen mijn dochter, een beetje kribbig, dat geef ik toe.
‘Is Berlijn leuk, pap?’
‘Weet ik niet,’ zei pap. Ik ben er sinds ik er als middelbare scholier op werkweek naartoe ging niet meer geweest. De Muur stond toen nog en het is vooral de dag die we doorbrachten in de DDR die ik nog voor me zie; de lege winkels, de schrale mensen, Checkpoint Charlie, de gebouwen vol kogelgaten uit 1945, de bierhuizen met lange, kale tafels.
‘Ik wil toch liever naar Rome,’ klonk het na enige aarzeling. Van Rome droomt zij al geruime tijd. Hoe dat komt weet ik niet, Rome is geen stad waar wij het thuis vaak over hebben, eigenlijk nooit. Ik denk dat ze daarom Rome heeft uitgekozen – het is een kind dat graag haar eigen dromen heeft, en haar eigen stad.