Het koken van een ei

 

 

 

 

 

 

Het koken van een ei is een hachelijke zaak. Laatst had ik het aan de hand. Het was zondagochtend en ik had iets goed te maken. Daarom leek het me nuttig eens een fijn ontbijt te bereiden en bij een goed ontbijt hoort een ei.

Van huis uit heb ik meegekregen dat een ei vier minuten in het water moet om lekker halfzacht te worden: het wit net stevig, niet snotterig meer, ook niet glazig; het geel zacht, net niet te dun, nog niet kruimig. Uit deze omschrijvingen blijkt al dat het spitsroeden lopen is, een ei koken. Voor de zekerheid sloeg ik De Dikke Van Dam er nog even op na. Een paar duizend woorden over eieren en wat je er allemaal mee kunt, maar niet hoe je ze moet koken. Dat zette me aan het denken. Ofwel het koken van een ei is zo makkelijk dat zelfs Johannes van Dam er geen woorden aan vuilmaakt, ofwel Johannes tast ook in het duister.

Vier minuten.

Daar hield ik me aan vast. Hoe vaak ik mijn vader in mijn jeugd niet ‘vier minuten’ heb horen zeggen – en altijd waren de eieren precies zoals ze moesten zijn. En als ze niet goed waren, begon mijn vader opnieuw, want een ei moest zijn zoals hij het wilde. Een goede eigenschap vind ik dat. Het leven is al zwaar genoeg, en wat kosten een ei en een beetje water nou? Precies. Niets.

Dus ik zette een pan koud water op het fornuis en deed de eieren erin. Het duurde een eeuwigheid voor het water kookte, en toen nog vier lange minuten op de keukenklok. Ik liet ze schrikken en zette ze in eierdoppen. Gezellig. Koffie, thee, broodjes, beschuit, jam – alles op tafel. Ik trommelde de familie uit bed en wachtte tot de oudste dochter haar ei onthoofdde. ‘Veel te hard, pap,’ zei ze, en ze schoof het ei kordaat ter zijde.

Ik had ineens ontzettend de pest in. ‘Laat nou maar,’ zei mevrouw Bril, een en al oog voor de gezelligheid die dreigde te ontsporen. Maar ik kon de nederlaag niet verdragen en zette opnieuw een pan water op. ‘Zes minuten vanaf het begin,’ zei mijn vrouw behulpzaam, ‘maar ik hoef er geen, hoor.’

‘Doe je best, pap,’ zei mijn jongste dochter.

De eieren gingen erbij en ik keek naar de klok. Zes minuten naar een klok kijken is best lang. Er kwam geen einde aan, maar toen waren ze toch voorbij. Ik goot de boel af en zette de eieren op tafel. Weer was het de oudste dochter die als eerste toesloeg. ‘Kut,’ zei ze meteen. Ze hield het ei scheef. Een lange snottebel droop op tafel.

‘Ik wil geen ei meer,’ zei de jongste griezelend.

‘Ik ook niet,’ zei de oudste.

Ik overwoog mijn oude vader te bellen, maar dat leek me een aanfluiting. In plaats daarvan ging ik internet op. Daar vond ik het perfect gekookte ei binnen dertig seconden: een uur lang in water op een temperatuur van 67 graden Celsius. Oei, het dreigde nu een hele operatie te worden. Ik moest oppassen.

Het gezin was inmiddels klaar met ontbijten. Weer trok ik de koelkast open. ‘Hou nou toch op, man,’ zei mijn vrouw kribbig. Ik viel hard tegen haar uit, en ze verliet met slaande deuren de kamer. Vier minuten, herinnerde ik me weer. Misschien moesten ze vier minuten in kokend water, shit, dat was het natuurlijk.

Ik bracht water aan de kook, en legde er met een soeplepel twee eieren in, en het einde van het liedje was tot mijn eigen verbazing twee perfecte eieren, precies zoals ik ze wilde. Ik schalde dit nieuws triomfantelijk door het hele huis, maar niemand reageerde, en de rest van de zondag ging verloren in een orkaan van pogingen het goed te maken. Alles vergeefs, dat ook nog eens. Het leven zelf, zal ik maar zeggen.