Feest

 

 

 

 

 

 

In het Openluchtmuseum in Arnhem trof ik een bushalte die mij heftig ontroerde, al was er niets bijzonders aan te zien. Het was gewoon een oude bushalte, zo’n betonnen gevalletje, en uit het dak staken twee roestige stalen ringen, alsof de halte door een kraanwagen zo zou kunnen worden opgetild en terug in de tijd kon worden gereden.

Vlijtig Nederland staat te kleumen.

De bus kan ieder moment komen.

Het heden was er ook: in een hoekje van de halte lagen een paar glasscherven. Een aantal daarvan werd bij elkaar gehouden door een etiket dat ik onmiddellijk herkende aan de opgewonden roze eend die erop stond afgebeeld. Verderop, in het gras, schitterde de kleine gele dop van het flesje.

Flügel.

Flügel is energydrink met wodka. Het drankje is felroze van kleur en wordt verkocht in kleine flesjes, inhoud 20 ml. Een vol flesje heeft de uitstraling van een onweerstaanbaar snoepje, een leeg flesje doet mij denken aan een pijnlijke schram, een nare schaafwond. Diep in de nacht leeggegoten in een schorre, geile, vechtlustige keel, achteloos weggeworpen, het gebaar van deze tijd. Het volle flesje lijkt zich op kinderen te richten, met die kwakende eend en zuurstokkleuren, het lege flesje is van de volwassen wereld. In één nacht kun je opgroeien, zo makkelijk is het, wreed.

Onlangs moest ik mijn oudste dochter ophalen van haar eerste echte schoolfeest. Uiteraard was het niet de bedoeling dat ik de feestzaal zou betreden en dus stond ik buiten, met andere vaders. Degenen die voor het eerst waren, zagen pips om de neus en keken voortdurend zenuwachtig op hun horloge. Het was een mistige avond en uit de feestzaal kwam oorverdovende herrie. Af en toe spuwde de ingang een bezweet kind naar buiten, waarna de bijbehorende vader discreet zijn positie bekendmaakte. Een vader kent zijn plaats.

Het duurde mij allemaal te lang en ik wilde wel eens zien hoe het nu toeging op een schoolfeest, maar verder dan de hal kwam ik niet. Dat was ver genoeg om vast te stellen dat het een dolle boel was, inclusief mooie meiden van zeventien met roomblanke boezems die ze uitbundig etaleerden en jongens die hun lodderige ogen er niet van af konden houden. Gelukkig zag ik mijn dochter keurig in de rij staan voor de garderobe, opgewonden in gesprek met haar vriendinnen, allen brave twaalf- en dertienjarigen, kinderen nog.

Op de bekende drempel.

Even later liepen we door de mist naar de auto. De dames hadden zere voeten van hun hoge hakken. Ze konden nauwelijks nog geluid uitbrengen, zo schor waren ze. Toch raakten ze maar niet uitgepraat over meisjes uit één of twee groepen hoger die een glas bier hadden gedronken, jongens uit de vierde en de vijfde die hartstikke dronken waren. Verontwaardiging, verwondering en het verlangen ook groot te zijn streden om voorrang, maar het kinderschap won – daar hadden ze genoeg aan.

Nog wel.

Aan die mistige nacht moest ik denken toen ik in het Openluchtmuseum de scherven van dat Flügel-flesje in die oude bushalte zag liggen. Het was een kleine moeite om er geen aandacht aan te besteden. Toch bleef ik maar naar die scherven staren, alsof ik daarmee hun bezoedelende werk teniet kon doen. Ja, we moeten ons best blijven doen.