Buikpijn
Midden in de nacht vliegt ineens de deur van de slaapkamer open. Dochter met buikpijn.
Kermend.
‘Mam, ik heb zo’n buikpijn!’ Altijd mam, nooit pap. Het went, maar het blijft steken. Eigen schuld natuurlijk, had pap zich maar meer met de opvoeding moeten bemoeien. Op zondag het vlees komen snijden is niet genoeg. Zijn er eigenlijk nog mensen die op zondag in een kring om tafel zitten en eerbiedig wachten tot de heer des huizes het mes ter hand neemt om de rollade te snijden? Het moet bijna wel, want sommige dingen veranderen nooit en dat is maar goed ook.
‘Wat voor buikpijn is het?’ informeren de ouders (toch allebei) vanuit het warme echtelijke bed. Een kreet volgt en de schemerige gestalte van het kind klapt dubbel van de pijn. ‘Kom maar even bij ons liggen,’ zeggen de ouders – nu allebei klaarwakker (en daarnet nog in ongelovige halfslaap, gedeeltelijk in dromenland; waarom droomt een man altijd over de angst zijn stem kwijt te raken? Freud checken!) – en het licht gaat aan.
Daar staat ze. Krom van de ellende, twee handen in de buikstreek. Veertien. Ze heeft een roze pyjama met Betty Boop-poppetjes erop aan, en op haar voorhoofd zo’n kapje dat op intercontinentale vluchten aan eersteklaspassagiers wordt uitgereikt. Ze lijkt toch even te twijfelen – wil ze nog bij haar ouders in bed? Wanneer was het trouwens de laatste keer dat ze tussen hen in lag? Dan verbijt ze zich, en glipt ze aan haar moeders kant het bed in. Meteen volgt er weer een pijnscheut, en ze rolt in de foetushouding.
‘Waar zit de pijn?’ vraagt vader. Hij herinnert zich zijn eigen blindedarmontsteking. Zat de pijn toen linksonder of rechtsonder? En wat is links of rechts in dit verband? Links voor de patiënt is rechts voor de arts, en andersom. Een lichte paniek treedt op.
‘Weet ik niet, overal,’ kermt het kind.
Overal is niet goed. Buikpijn moet ergens zitten. En buikpijn heb je in soorten en maten, en gradaties. ‘Komt het in vlagen of is het constant?’ vraagt de bezorgde vader, terwijl hij het antwoord al weet, want hij zag het net voor zijn ogen gebeuren.
‘In vlagen, sukkel,’ luidt boos het antwoord.
‘Ontspannen,’ zegt moeder rustig, ‘ontspannen.’
Het kind probeert zich, liggend op haar rug nu, te ontspannen en moeder streelt zoekend haar buik. ‘Hier?’ En ze duwt zachtjes op een plek. ‘Of hier?’
‘In het midden,’ is uiteindelijk de conclusie.
En daar komt weer een aanval. ‘Moet ze niet ongesteld worden?’ vraagt vader.
‘Ze is allang ongesteld,’ snibt zijn vrouw.
Maar dat bedoelt de man niet, zo’n domme vleessnijder op zondag is hij nou ook weer niet. Hij bedoelt dat ze misschien aan het begin van haar periode staat, het kind. Hij zou ook liever aan iets anders denken, hoor. Maar ze is twee weken geleden ongesteld geweest, leert hij nu, dus dat kan het niet zijn. Dan gilt de dochter het weer uit.
De schrikbeelden dienen zich nu aan. Ziekenwagen voor de deur. Broeders met een ambulance op de trap. Nachtelijke tocht naar de eerste hulp. Spoedoperatie, het oog van de naald, of juist niet, ja, je moet overal aan denken. Eerst maar eens de huisarts bellen. Is er iets ergers dan ’s nachts de huisarts bellen? Om te beginnen is het nooit je eigen huisarts die die nacht dienst heeft. En de arts die je uiteindelijk aan de lijn krijgt, heeft beslist geen zin om te komen. Tien tegen één dat hij iets adviseert wat je zelf op internet ook zo gevonden hebt. Veel lauw water drinken. Hé, iets anders: ‘Wanneer heb je voor het laatst gepoept, schat?’
‘Vanmiddag.’
‘En ging dat makkelijk?’ Jezus, wat een vraag. Vader heeft al een been uit bed geslagen.
Weer een kreet.
Nu is er haast geboden. Naar beneden, de computer aan, op naar het Gezondsheidsplein, naar buikpijn.nl, naar een handige vraagbaak, de medische wetenschap voor beginners. Google geeft duizenden hits op ‘buikpijn’. Dat gaat een lange nacht worden. Waarom weet je als ouder zo weinig op momenten dat het erop aankomt? Of geldt het niet voor moeders?
Van boven komt dan plotseling het bericht dat dochter weer naar haar eigen bed is. Het gaat weer een beetje. En even later is de nachtelijke rust hersteld en kan er weer onrustig gedroomd worden van een stem die wordt verloren.