#

‘Die klootzak!’

Met tranen in de ogen stopt Margareta de studentenpet weer terug in de papieren zak en propt hem in de kast. Ze kan nog steeds niet aan André denken zonder woest te worden. Als hij hier was zou ze hem een klap geven! Hoewel, wat zou ze tegenwoordig nog een klap kunnen geven? Een lijk. Of een beverig oud mannetje ergens in een of ander bejaardenhuis. Maar ze mag tenminste hopen dat hij jicht heeft. Of een andere ouderdomskwaal die goed pijnlijk is.

Hij heeft haar gebruikt. Natuurlijk vloog ze gewillig in zijn armen, natuurlijk sloop ze de lerarengarderobe in om briefjes in zijn jaszak te stoppen, natuurlijk hing ze iedere middag bij het schoolplein rond om op hem te wachten. Maar toch: ze was zestien, bijna zeventien, toen het begon en hoe oud was hij? Veertig. Of vijfenveertig. Hij was vader van drie kinderen en leraar op haar school, hij wist dat ze een wees was en een pleegkind, dat ze op haar nagels beet en af en toe last had van haar maag. Hij had moeten begrijpen dat het enige wat ze nodig had, was dat ze gezien werd. Maar wat had hij haar gegeven? Een verkorte opleiding tot Lolita.

Hoewel ze dat pas doorhad toen ze al over de veertig was. Meer dan twintig jaar liep ze dus rond met een naar gevoel, omdat haar seksualiteit niet zo was als die van andere vrouwen, omdat die cryptisch en geheimzinnig was, omdat die rondzwierf aan de achterkant van het huwelijk van andere mensen, omdat die op bedrog en leugens en huichelarij was gebaseerd. Wat hielp het dat ze een vrolijk gezicht probeerde te trekken en met haar eigen spiegelbeeld grapjes maakte dat slechte vrouwen niet de ergste zijn? Inwendig was ze er immers toch van overtuigd dat ze waardeloos was. En het was André die haar bedierf, hij was het die haar liet geloven dat ze haar benen wel moest spreiden als vergoeding voor ieder vriendelijk woord. Tederheid wordt met seks betaald. Interesse wordt met seks betaald. Het recht van personen zoals Margareta Johansson om te bestaan wordt met seks betaald.

Als André haar met rust had gelaten, dan had ze misschien een jongen van haar eigen leeftijd ontmoet, een kleine schlemiel met een bril, pukkels op zijn kin en zweterige handen. Dan was alles anders geweest. Dan hadden ze van elkaar kunnen houden in plaats van alleen maar met elkaar vrijen. Ze hadden ruzie kunnen maken en het weer bij kunnen leggen, in elkaars armen slapen, op elkaar vertrouwen.

Ze slaat de kastdeur met een klap dicht. Wat zei de schrijfster Moa Martinsson ook alweer? ‘Op een man vertrouwen? Je moest een pak slaag hebben.’ Nu moet ze de sleutel wegleggen en gaan douchen. En vergeten dat ze echt van hem gehouden heeft, dat ze eigenlijk nooit meer van een man heeft gehouden zonder aan André te denken.

Die klootzak.

Wanneer ze de trap oploopt gaat de telefoon, aarzelend blijft ze staan en ze weet niet of ze hem boven of beneden zal opnemen. Maar wanneer ze een beslissing heeft genomen, is het al te laat, ze hoort Christina’s formele stemgeluid al op het antwoordapparaat beneden in de hal. Margareta begint de trap af te lopen, misschien belt Christina zelf wel en dan moet ze het apparaat uit kunnen zetten om te antwoorden.

En het is inderdaad haar zus, dat hoort ze al bij de eerste lettergreep. Maar niet de goede zus. De verkeerde.

‘Jij verrekte windbuil’, murmelt Birgitta. ‘Hoe kun je zo verdomde vals zijn om iemand een simpel buskaartje te weigeren? En hoe kun je zoiets schrijven als jij in die brief schreef? Hè? Hoe doe je zoiets? Hoe zit je hoofd dan in elkaar? Maar pas maar op jij, ik zal wel …’

Automatisch neemt Margareta de hoorn op, iedere vezel van haar lichaam weet dat ze er spijt van zal krijgen, maar toch doet ze het.

‘Hallo’, zegt ze. ‘Birgitta?’

Het wordt heel even stil.

‘Margareta?’ zegt Birgitta dan. ‘Spreek ik met Margareta?’

‘Ja.’

‘Goeie genade. Ik dacht dat jij in de hel van het noorden zat. Of in Afrika.’

‘Afrika?’

‘Ja. Je hebt toch een tijdje in Afrika gewerkt …’

‘Nee, nee. Dat was in Latijns-Amerika. En ik zat daar maar drie maanden. Dat is jaren geleden.’

‘Doet er niet toe. Wat doe jij bij de pissebed thuis?’

Dat zou jij toch moeten weten, denkt Margareta. Maar ze zegt niets. Opeens wordt ze een beetje bang. Foei wat een schande, foei wat een schande want niemand wilde je hebben!

‘Ik ben alleen op doorreis’, zegt ze stijfjes, hoewel ze eigenlijk iets heel anders wil zeggen: Bedankt voor je brief en voor de doorwaakte nacht, lieve zus. Maar vergeet niet dat we in hetzelfde schuitje zitten: er is ook niemand die jou wilde hebben. Zelfs jouw lieve mamsje niet.

‘Heb je een auto?’

‘Ja, maar …’

‘Verdomd, da’s mooi. Alsjeblieft, zou je mij niet kunnen komen ophalen, ik zit helemaal aan de grond.’

Dat had je gedacht, denkt Margareta, maar ze hoort zichzelf al zeggen: ‘Wacht even. Waar zit je?’

‘In Norrköping.’

‘In Norrköping? Wat doe je daar?’

‘Ja zeg, dat is een lang verhaal. Dat komt later wel. Hoe lang duurt het om naar Norrköping te rijden. Een uur? Zeg, ik wacht over een uur voor het politiebureau …’

‘Wacht!’ roept Margareta, maar het is al te laat. Birgitta heeft al opgehangen.

Wat doe je? Gelaten lacht Margareta in de badkamer tegen haar eigen spiegelbeeld. Wat doet een welopgevoede vrouw wanneer haar zus in nood verkeert?

Geen donder. Dat doet ze.

Die gedachte maakt dat ze zich een beetje schuldig voelt. Maar Birgitta is toch een volwassen mens, ze zou inmiddels geleerd moeten hebben dat ze iedereen niet zomaar overal heen kan sturen. Als ze erin geslaagd is in Norrköping te komen, dan moet ze daar ook weer vandaan kunnen komen.

Birgitta zal haar terrein de laatste tijd wel uitgebreid hebben. Door de jaren heen hebben ze sporadisch contact onderhouden en de laatste tien jaar leek het alsof ze zich vooral in Motala ophield. Maar aan de andere kant kan het ook een onderdeel van haar gewone theater zijn. Birgitta weet immers niet dat Margareta weet dat ze een aantal uitstapjes heeft gemaakt. Naar Vadstena bijvoorbeeld, om een zak poep op Christina’s bureau te leggen en een receptenblok te jatten. En een paar maanden geleden naar gevangenis Hinseberg. Maar wanneer ze naar een afkickcentrum moet, belt ze Margareta altijd op om het blijde nieuws te vertellen. Want nu is het definitief afgelopen met het zuipen en spuiten. Absoluut definitief.

In de eerste jaren na de hersenbloeding van Tante Ellen ging Birgitta vaak naar Norrköping, dat had Margareta in die tijd al begrepen. Ze had haar zelf een keer in Saltängen gezien toen André en zij aan het rondrijden waren op zoek naar een afgelegen parkeerplaats.

‘Stop!’ zei ze en ze legde haar hand op de zijne. Van pure verrassing had hij afgeremd, maar vervolgens drukte hij het gaspedaal weer een beetje in.

‘Niet hier. Weet je niet waar we zijn?’

Jazeker. Dat wist ze wel. Ze waren in de laatste achterbuurt van Norrköping, misschien wel de laatste achterbuurt van Zweden. Hier hadden de mensen nog steeds een plee buiten en alleen koud stromend water, hier woonden de niet-erkende stiefkinderen, degenen die nooit hun intrek in de welvaartsstaat hadden mogen nemen. Glimmende auto’s reden ’s avonds zachtjes door de straten van Saltängen en mannen die op de vlucht waren voor een al te ordelijk leven speurden met een scherpe blik door de ruiten.

Birgitta stond in een klassieke pose onder een straatlantaarn. Want dat was ze toch? Jawel. Absoluut. Margareta herkende zelfs haar oude suède jas. Ze droeg die los over een witte bloes die over haar boezem spande. Birgitta was gegroeid. Zij ook.

‘Wacht’, zei Margareta weer. ‘Ik ken haar …’

‘Wie?’ zei André, terwijl hij weer afremde. ‘Die onder de straatlantaarn?’

‘Dat is mijn zus.’

‘Je hebt toch geen zus.’

‘Jawel. Min of meer. Rij even achteruit, ik wil met haar praten.’

‘Absoluut niet’, zei André. ‘Dat is immers een hoer.’

Het water in de douche is te warm, dat is lekker, maar het maakt haar loom van vermoeidheid en haar gedachten worden er transparant en babbelziek van. Ze heeft zelfs geen puf om zich in te zepen, ze blijft gewoon staan met haar gezicht omhoog. Misschien zou ze uit oogpunt van verkeersveiligheid eigenlijk een uurtje of twee moeten slapen voordat ze de auto ophaalt en naar Stockholm vertrekt. Wat zou het uitlaatsysteem gaan kosten? En wat zou ze nog van haar salaris overhebben? Waarschijnlijk niet veel. Ook deze maand heeft ze hetzelfde economische principe toegepast als alle andere maanden: het is het veiligst om het geld over de balk te smijten voordat het op is.

Ze draait zich om, tilt haar haar op en laat het water langs haar nek spoelen. Niet dat die geldkwestie haar zorgen baart. Het is het enige gebied waarop ze zich altijd veilig heeft gevoeld. Ze is net een zijderups: als de draad op is, hoeft ze alleen maar een beetje verder te spinnen. Ze kan voor de zondagbijlage van een avondkrant een artikel over het noorderlicht of over zonnestormen in elkaar flansen (natuurlijk onder pseudoniem), dat heeft ze eerder gedaan, of een paar uur als leraar invallen op een middelbare school. Het regelt zich altijd. Bovendien zal ze Claes voor de helft van de kosten van het uitlaatsysteem laten opdraaien. Dat is niet meer dan billijk. Hij zal er meer plezier van hebben dan zij. Zou hij eigenlijk gebeld hebben uit Sarajevo, zou het antwoordapparaat op het scheve kastje in zijn flat in de wijk Söder in Stockholm staan te knipperen? Ze hoopt het. Ze vindt het fijn als ze zijn stem op het antwoordapparaat hoort …

Opeens explodeert een duistere gedachte onder alle oppervlakkige: hoe kon Birgitta weten dat Margareta gisteren in Vadstena zou opduiken? Dat wist ze zelf immers niet eens. Hoe kon ze weten naar welke garage Margareta zou rijden? Hoe kon ze zich op de juiste plek op de juiste tijd verborgen houden om in die korte tijd dat Margareta binnen was en met de chef van de werkplaats sprak, die brief achter te laten?

Dat is onbegrijpelijk. Een mysterie. Waarom heeft ze daar niet eerder aan gedacht?

Het water is opeens ijskoud. Margareta slaat haar armen om zich heen. Ze rilt.