#

Met berkentakken versierde auto’s. Grappige opschriften. Gerammel en gegil.

Margareta stond midden in het gedrang op het schoolplein en probeerde een glimp van de stoep en de schooldeur op te vangen. Tevergeefs. Ook als ze op haar tenen ging staan was ze te klein. Misschien zou ze erin geslaagd zijn als ze schoenen met echt hoge hakken had gehad, maar daar stond tegenover dat ze in zulke schoenen het huis nooit zou hebben mogen verlaten. Margot hield de tienermode goed bij en hoge hakken waren absoluut niet in de mode. Alleen Dooorissen hadden tegenwoordig hoge hakken. En je wilt toch geen Doooris zijn, Margje lieverd?

Nee. Ze wilde geen Doris zijn. En meestal vond ze de kleren die Margot voor haar kocht leuk: korte rokken en schoenen met lage hakken, korte witte laarsjes en jurken met een op-artmotief. En als ze ze niet leuk vond, trok ze ze toch aan. Ze was erachter gekomen dat dat het rustigst was.

Vandaag droeg ze witte laarsjes met een open neus en een helemaal recht oranje mini-jurkje. Ze zag er goooddelijk uit! Fantaaastisch! De jongens zouden als een blad voor haar vallen … Margareta trok even haar neus op. Het irriteerde haar mateloos dat Margot de hele tijd haar metaforen door elkaar haalde, dat ze beweerde dat de zon als pijpenstelen uit de lucht kwam en de vloer aalglad was.

Maar wat maakte het uit. Nu was ze urenlang vrij, Margot zou zelfs teleurgesteld zijn als ze te vroeg thuiskwam. Ze had een briefje van wel vijftig kronen gekregen om bloemen te kopen – koop ze maar voor al je vrienden die hun diploma hebben gehaald, Margje lieverd! Je moet helemaal niemand vergeten! – en Margot verwachtte dat die investering Margareta tot middernacht van het ene eindexamenfeest naar het andere zou voeren.

In feite had Margareta besloten slechts één persoon in het zonnetje te zetten. Christina. Dat was een soort boetedoening: vanwege haar zus had ze lang genoeg een slecht geweten gehad. Sinds ze in Norrköping waren aangekomen, hadden ze elkaar niet één keer ontmoet, ze waren alleen af en toe op school in de gang blijven staan om snel wat nieuwtjes over Tante Ellen uit te wisselen. Christina was Hubertsson een keer buiten bij het hospitaal tegengekomen en zelf belde Margareta hem altijd één keer in de maand stiekem op. Daar hadden ze het over. Maar over henzelf en over wat er met Birgitta gebeurd was hadden ze het nooit: dat was een stilzwijgende afspraak.

Christina zag er niet gezond uit. Ze had er het hele afgelopen jaar nog geen dag gezond uitgezien. Zo bleek als een spook en met donkere kringen onder haar ogen had ze in haar hoekje van het schoolplein gestaan en was ze werkelijk iedere pauze aan het leren geweest. Zelf hield Margareta zich op op de plek waar gerookt mocht worden, altijd en eeuwig lachend en pratend en flirtend. Soms wierp ze een snelle blik in de richting van Christina, maar Christina keek nooit terug. Het was alsof ze niet merkte dat er buiten haar boeken een wereld bestond, niet wist dat ze zich op een schoolplein vol mogelijke avonturen bevond. Aan de andere kant had het ook thuis bij Tante Ellen altijd geleken alsof ze in haar eigen wereld leefde. Ze verliet de tuin nooit om net als Birgitta en Margareta naar een speelplaats te gaan, ze wilde ’s zomers niet mee om te zwemmen bij Varamo of ’s winters met Margareta naar de bibliotheek of de scouting, en ze had ook nooit een hartsvriendinnetje zoals andere meisjes. Ze zat maar te zitten, als een kleinere en blekere uitgave van Tante Ellen, en hield zich bezig met haar kantklos- en borduurwerk. Tante Ellen zou het wel behoorlijk moe zijn geworden om haar jaar in jaar uit aan haar rokken te hebben hangen …

Maar nu zou Margareta Christina in elk geval in het zonnetje zetten omdat ze haar diploma had gehaald. Ze had een krans van drie gele rozen gekocht die ze haar om de hals zou hangen en een boek met de verzamelde gedichten van Karin Boye dat ze op het feest plechtig zou overhandigen. Ze wist niet goed waar Christina en haar moeder woonden en hoe ze daar moest komen, maar dat kon ze immers vragen wanneer ze haar de bloemen omhing …

Waar zou haar moeder eigenlijk zijn? Margareta keek eens rond. Het leed geen twijfel dat ze die heks zou herkennen, haar bezoek die keer bij Tante Ellen thuis had een onuitwisbare indruk achtergelaten. Maar het schoolplein stond zo vol met mensen dat ze haar niet kon ontdekken.

De menigte kwam in beweging: nu komen ze! In de verte hoorde je valse stemmen het eindexamenlied zingen, een eenzame trompet viel in en bleef een paar maten meeblazen waarna het lied overging in gejuich. De geëxamineerden dromden het schoolplein op, de menigte week uiteen en liet hen defileren.

Margareta was altijd al gevoelig geweest voor stemmingen en nu stond ze opeens vooraan in de massa op beide benen te springen van enthousiasme. Wat was ze dom geweest dat ze niet voor meer vrienden bloemen had gekocht! Want daar had je immers Anders met de grote oren, die moest in elk geval omhelsd worden. En daar had je Leif! En Carina in het mooiste mantelpakje dat iemand überhaupt op een diploma-uitreiking had gezien! Kus, kus, hallo, hallo, gefeliciteerd, gefeliciteerd!

Ze was zweterig en had rode wangen toen ze zich een poosje later losmaakte uit Anders’ magere, maar vasthoudende armen en rondkeek. Waar was Christina eigenlijk? Was ze nou al weggereden in een of andere auto met berkentakken voor op de bumper?

Maar nee, daar was ze! Want dat was toch Christina die daar met doelbewuste stappen over het schoolplein liep? Ze zag er even gespannen en bleek uit als altijd, maar toch leek ze niet helemaal zichzelf. Ze hield haar linkerhand als een schild opgeheven voor haar gezicht, duwde met haar handpalm wildvreemde mensen in de rug en opzij, baande zich een weg tussen trotse moeders en juichende zonen door, zette haar elleboog in de rug van een oude vrouw en duwde haar aan de kant.

Wat was er met haar? Was ze soms gek geworden?

‘Christina!’ riep Margareta terwijl ze zich een weg naar haar toe baande. ‘Gefeliciteerd, Christina! Gefeliciteerd!’

Christina bleef even staan en liet haar handen naar beneden zakken, maar liep daarna verder. Ze was al bijna op het trottoir toen Margareta haar eindelijk inhaalde.

‘Wacht, Christina! Wacht!’

Christina draaide zich om staarde haar aan met grijze ogen die niets zagen, knipperde daarna even en kwam weer tot zichzelf. Margareta hing de bloemen om haar nek, ze bungelden eenzaam op een witte synthetische bloes die je voor negen kroon negentig bij Hennes kon kopen. De rechte witte rok viel zo te zien in dezelfde prijsklasse. Haar schoenen waren een paar oude pumps die duidelijk voor de gelegenheid waren witgeverfd. Dat was niet zo goed gelukt: de verf was op de oude slijtplooien gebarsten en liet het leer zien. Bruin. Christina volgde haar blik, even bleven ze allebei naar de barsten staren. Margareta voelde zich in verlegenheid gebracht.

‘Welgefeliciteerd’, zei ze, terwijl ze opkeek. ‘En succes.’

‘Dank je’, zei Christina.

‘Waar hou jij je feest?’

Christina begon te lachen, het klonk als een droge kuch, maar voordat ze antwoord kon geven dook er een mollig vrouwtje naast hen op.

‘Christina! Daar ben je! Gefeliciteerd, lieve kind.’

Christina kreeg opeens kleur op haar wangen, ze maakte een kniebuiging en boog gracieus haar hoofd zodat de vrouw de bloemen om haar nek kon hangen. Lelietjes-van-dalen.

‘Waar is je moeder, lieve schat? Ik wil haar de hand schudden. Ze zal wel trots op je zijn op een dag als vandaag …’

Christina maakte weer een kniebuiging.

‘Ze kon niet komen, zuster Elsie. Ze is vannacht ziek geworden.’

De mollige vrouw sloeg haar hand voor haar mond.

‘Nee maar, wat een pech! Net vandaag. Niets ernstigs, hoop ik?’

Christina maakte weer een kniebuiging, het leek wel of ze iedere keer dat ze wat tegen deze vrouw zei een kniebuiging maakte.

‘Nee, dat geloof ik niet. Maar ze had heel hoge koorts. Gisteravond 41,2. Dus helaas hebben we het feest moeten uitstellen …’

Zuster Elsie fronste haar voorhoofd.

‘41,2? Hmm. Als de koorts niet daalt, moet je ervoor zorgen dat ze een dokter ziet.’

Christina maakte opnieuw een kniebuiging.

‘Dat zal ik doen. En heel erg bedankt voor uw felicitatie.’

Zuster Elsie klopte haar op de wang: ‘Geen dank, lieverd. Het is zo leuk om te weten dat er nog steeds fatsoenlijke meisjes zijn.’

Zodra zuster Elsie uit hun gezichtsveld was verdwenen, begon Christina meteen te lopen. Margareta ijlde haar achterna.

‘Wat jammer dat je moeder ziek is geworden, Christina. Moet je naar huis of zullen we ergens koffie gaan drinken, ik heb geld dus ik kan je trakteren …’

‘Ze is niet ziek.’

‘Huh?’

‘Astrid is niet ziek, ze is op haar werk. Ik heb maar wat verzonnen.’

‘Geef je dan wel een feest?’

‘Nee, dat geef ik niet.’

Ze liep met lange passen, Margareta moest bijna rennen om haar bij te houden.

‘Zullen we dan koffie gaan drinken? Om het te vieren?’

‘Nee. Dat kan niet.’

‘Waarom niet?’

‘Omdat ik daar geen tijd voor heb. Ik moet een trein halen.’

Ze draaide de hoek om en liep de Drottninggata in. Margareta’s tenen waren bezig naar buiten te komen door de opening in de neus van haar laarsjes, ze moest even tegen de muur van een gebouw leunen om haar voeten weer naar binnen te drukken voordat ze verder kon lopen. Toen ze zelf de hoek omsloeg, was Christina al een half blok verder, ze moest nu echt rennen om haar in te halen. Haar tenen drongen weer naar buiten.

‘Wacht’, riep ze buiten adem. ‘Welke trein? Waar ga je heen?’

‘Naar Vadstena’, zei Christina. ‘Ik heb vakantiewerk in het verpleeghuis van Tante Ellen.’

Christina moest alles die ochtend hebben voorbereid. Haar koffer stond gepakt en wel in een kluis op het station, het kaartje lag veilig opgeborgen in een ritsvakje van haar portemonnee. Ze leek rustiger te worden toen ze haar koffer te voorschijn had gehaald, ze zette hem tussen haar voeten en wierp een blik op de stationsklok.

‘We zijn vroeg’, zei ze. ‘De trein gaat pas over een halfuur.’

Toch wilde ze meteen het perron op. Ze vertrok haar gezicht toen ze haar koffer oppakte, maar weigerde hem te laten dragen door Margareta, ze nam hem gewoon in haar andere hand. Ze gingen op een bank zitten en keken uit over de lege rails.

‘Vrij’, zei Christina.

‘Wat?’

‘Ach, niets …’

‘Waar logeer je? Blijf je in het verpleeghuis logeren?’

Christina moest even lachen: ‘Nee, ik ga bij de nonnen logeren, in hun gastenverblijf. Dat is ontzettend goedkoop. En als je in de keuken meehelpt, krijg je korting op je huur …’

Margareta aarzelde: ‘Ben je godsdienstig geworden?’

Christina moest weer lachen, het leek alsof er meer leven in haar was gekomen sinds ze op het perron waren.

‘Nee, ik ben niet godsdienstig geworden. Maar ik heb een beetje rust nodig. En die zou je moeten kunnen vinden in een klooster.’

‘Wat zegt je moeder ervan?’

‘Astrid? Die is niet op de hoogte.’

‘Weet ze niet waar je heen gaat? Maar stel je voor dat ze je laat opsporen, je bent toch nog niet volwassen?’

Christina haalde haar schouders op.

‘Erg onwaarschijnlijk. Dan moet ze naar de politie en dat durft ze niet. En bovendien is ze vast best tevreden dat ze van me af is.’

‘Denk je dat?’

‘Ja’, zei Christina. ‘Misschien neemt ze nu wel een poes. Dan kan ze die in de centrifuge stoppen.’

Margareta’s gedachten begonnen alle kanten op te schieten, ze boog zich voorover en keek naar haar tenen, als roze varkentjes staken ze af tegen het witte leer van de laarsjes. Het zag er belachelijk uit. Het waren een paar belachelijke laarzen.

‘Was het zo erg?’ zei ze ten slotte.

‘Ja’, zei Christina. ‘Zo erg was het.’

Ze bleef op het perron totdat de trein vertrok. Christina hing met wapperende haren uit het raampje van haar coupé en zwaaide met haar studentenpet, opeens leek het alsof ze zich bedronken had aan champagne. Margareta zwaaide halfhartig terug. Onder haar huid waren de insecten van de onrust hun kop beginnen op te steken, larven met scherpe kaken begonnen gangen te graven in haar maagstreek, vette vliegen renden op en neer over haar armen, spinnen kwamen vanuit haar hele lichaam kruipen om zich in haar keel te nestelen. Ze kreeg bijna geen lucht.

Toen ze in de wachtkamer kwam, liep ze naar het kaartjesloket om een kroon voor vier kwartjes te wisselen. Ze moest even wachten voordat de telefooncel vrijkwam en toen het haar beurt was, was ze door de spanning zo onhandig dat ze het muntje nauwelijks in de gleuf kreeg.

Een vrouw nam op. Een volwassen vrouw. Margareta zette haar meest kinderlijke stemmetje op: ‘Goedendag, mijn naam is Margareta Johansson. Ik zit in klas 3B. Zou ik meneer André kunnen spreken?’

‘Een ogenblik!’ De vrouw legde haar hand op de hoorn en riep met luide stem: ‘Bertiiil! Telefoon! Een leerling!’

Hij kwam bijna meteen, zijn stem klonk een beetje ongeduldig.

‘Hallo!’

‘Ik ben het.’

Hij haalde diep adem en ging zachter praten: ‘Ben je gek geworden! Waarom bel je hierheen?’

‘Alsjeblieft’, fluisterde Margareta; ze staarde naar de geperforeerde houtvezelwand voor haar en begon met haar pink te pulken in een gat dat al stuk was, zodat het nog verder kapotging. ‘Niet boos worden! Ik verlang gewoon zo naar je … Kunnen we elkaar vanavond niet zien?’

Op weg naar huis, vlak na middernacht, verzon ze een neef uit Stockholm. Ze had hem bij Anders thuis ontmoet, of nee, het was beter dat ze hem bij Rasmus thuis ontmoet had, want Margot wist niet wie dat was … De neef heette Peter en was bijna te mooi om echt geloofwaardig te zijn. Een blond type met een Beatleslok. Blauwe ogen en gebruind. Tenniste altijd. Zijn vader had een autobedrijf en zelf wilde hij advocaat worden. Sterrenbeeld: schorpioen. Lievelingskleur: blauw.

Margot trapte er met huid en haar in, zoals ze daar op haar bolle sofa in de woonkamer zat, een roze ochtendjas over haar korset en met een badstofhanddoek in precies dezelfde tint als een tulband om haar hoofd gewikkeld.

‘Heeft hij je gekust?’ vroeg ze en ze legde haar mollige handje op de hand van Margareta. Margareta wist haar impuls om hem terug te trekken te onderdrukken.

‘Nee. Hij heeft het natuurlijk wel geprobeerd, maar ik zei nee. Maar hij mocht mij wel op mijn wang kussen …’

‘Dat is goed’, zei Margot. ‘Je moet niet te gemakkelijk toegeven. Hebben jullie opnieuw afgesproken?’

Margareta knikte en glimlachte.

‘Mmm. Morgenavond gaan we naar de bioscoop. En ik heb beloofd dat ik hem morgenmiddag de stad laat zien.’

Margot trok haar schouders op en kirde van verrukking.

‘Heerlijk! Wat ga je aantrekken?’

Margareta zuchtte inwendig, ze was moe en in de war en haar onderlichaam deed pijn, maar wat hielp het. Kost en inwoning moesten toch betaald worden.

‘Ik weet het niet’, zei ze met een schuin hoofd. ‘Ik had gedacht dat jij me misschien kon adviseren.’

Margot begon te giechelen.

‘Nu?’

Margareta knikte.

Stil slopen ze de trap op, Margareta met haar witte laarsjes in de hand, Margot op roze badstofslippers. Hoeveel badstofslippers had ze eigenlijk? Een paar roze, een paar lichtblauwe, een paar turkooizen, een paar rode … En bij ieder paar een bijpassende ochtendjas. Het was belangrijk dat dingen bij elkaar pasten. Mensen die niet wisten hoe ze dingen op elkaar moesten afstemmen, ontbrak het aan stijl.

In Margareta’s kamer was alles goed op elkaar afgestemd. Soms dacht ze dat ze zelf niet meer dan een accessoire was, een detail dat de inrichting af maakte. Een meisjeskamer heeft een meisje nodig. Margot had het behang, de gordijnen en de sprei al een jaar voordat Margareta in huis kwam in Londen gekocht. Ze had het gewoon niet kunnen laten liggen! Stel je voor: dezelfde bloemen op de muur als op de gordijnen en de sprei. Zoiets kon je alleen in Londen vinden, echt nooit in dit saaie land van socialisten. Haar hele leven had Margot al een dochter gewild, een schattig tienerdochtertje dat in een kamer sliep met gebloemd behang, en toen ze dit behang zag had ze beseft dat het nu tijd was. Alles was ontzettend soepel verlopen. De ambtenaar van de Raad voor de Kinderbescherming had maar even in de villa om zich heen hoeven kijken om te weten dat dit een ideaal pleeggezin was. Gewoonweg een droom voor ieder meisje. Maar hogere machten hadden vast ook een vinger in de pap gehad. Alle mensen hadden een beschermengel en die van Margot was buitengewoon actief. Hij heette Astor, had ze dat al verteld?

Ze waren boven op de overloop aangekomen. Het regelmatige gebrom dat ze hadden gehoord terwijl ze de trap opliepen, hield plotseling op. Margot verstijfde.

‘Sst!’ zei ze met haar wijsvinger voor haar mond. Ze bleven een seconde doodstil staan totdat ze Henry’s gesnurk opnieuw hoorden. Margot begon te giechelen.

‘Ik dacht dat hij wakker zou worden … En dat willen we niet, hè.’

Margareta glimlachte en schudde haar hoofd.

‘Wij meisjes moeten af en toe tijd voor onszelf hebben’, zei Margot en ze deed de deur van Margareta’s kamer open.

‘Nu zullen we eens zien, kleine meid, wat we in jouw kast kunnen vinden …’

Het duurde een halfuur en toch slaagden ze niet. Margareta trok de ene na de andere jurk aan en draaide voor de spiegel rond. Margot zat met haar hand onder haar kin en keek steeds bezorgder.

‘Nee’, zei ze. ‘Dit kan niet. We moeten morgen maar vroeg opstaan om de stad in te gaan … Ik heb een heel lief jurkje in groen met geel gezien in die nieuwe boutique aan de Drottninggata. Boutique? Boutique? Spreek je het zo uit?’

Margareta knikte en glimlachte, het was belangrijk om haar tegenwerpingen mooi te verpakken.

‘Maar ik moet morgenochtend toch naar school …’

‘Ach’, zei Margot, terwijl ze een afwijzend gebaar maakte. ‘Ik schrijf wel een briefje. En het duurt niet lang, de rest van de dag ben je er weer bij …’

‘Maar het is maar een halve dag. Het is toch zaterdag.’

‘Wat doet het ertoe. Je neemt dat allemaal veel te serieus, een meisje hoeft toch eigenlijk geen eindexamen te doen. En je moet niet tegen Peter zeggen dat je de exacte vakken doet, dat zal hem afschrikken. Jongens houden niet van meisjes die al te intelligent zijn, dat heb ik je toch al verteld.’

Voordat Margareta een antwoord kon geven, ging de deur open, Henry stond op de overloop, gekleed in een gestreepte pyjama. Zijn broek bolde op, hij had een stevige erectie.

‘Kom je, Margit?’

Geïrriteerd stond Margot op.

‘Ik heet Margot. Margot, geen Margit! Dat je dat niet kunt onthouden …’

Ze wierp snel een blik in de spiegel, ging met haar tong over haar lippen en bereidde zich erop voor te gehoorzamen.

Toen Margareta na vlug haar tanden te hebben gepoetst van de badkamer terugsnelde naar haar eigen kamer, hield ze haar handen voor haar oren. Dat hielp niet: Henry hield er luidruchtige liefdesgewoontes op na. Zijn gesteun drong toch door.

Tegenwoordig wist ze dat het niet voldoende was om watjes in haar oren te stoppen, ze moest ook haar oorlelletjes omvouwen en met haar wijsvingers haar oren dichtdrukken om Henry’s geluiden buiten te sluiten. Maar dan ging het goed, dan kon ze in bed kruipen en net doen of er niets bijzonders gebeurde in huis.

Het probleem was dat ze niet kon slapen als ze zo lag. Thuis bij Tante Ellen had ze altijd in de keizershouding gelegen: op haar rug met haar ene arm boven haar hoofd. Toen sliep ze altijd binnen een paar minuten, tegenwoordig lag ze vaak lang wakker. Dat was niet goed. Ze vond haar dromen prettiger dan haar gedachten, maar wanneer ze wakker lag kon ze het niet laten om te denken. Nacht na nacht onderwierp ze zichzelf aan een ondervraging. Wie was Margareta Johansson? Wat is zij? Een persoon met schandelijke geheimen. Een dubbelspeelster. Een leugenares. Een huichelaarster.

Toch meende ze dat ze geen keus had; ze wist eenvoudigweg niet hoe ze in dit huis moest overleven zonder te liegen. Als ze de waarheid zou beginnen te vertellen zou het haar vergaan zoals die lastige poedel die Margot vorig jaar had laten afmaken. Hoewel Margot haar waarschijnlijk niet naar de dierenarts zou brengen – dat zou een oplossing zijn die totaal geen stijl had – maar ze zou haar gegarandeerd wegsturen. En alleen God wist wat voor plek het volgende pleeggezin zou zijn. Om nog maar te zwijgen over de volgende school.

En eigenlijk had ze ook geen hekel aan Margot. Soms ergerde ze zich aan haar, maar meestal had ze alleen maar medelijden. Ze was een beetje pathetisch zoals ze rondwaggelde in haar eeuwig bij elkaar passende, maar altijd even slechtzittende kleren. Ze liet nooit haar eigen haar zien; wanneer ze niet een van haar synthetische pruiken op had, draaide ze een badstof handdoek om haar hoofd. Maar ze leek niet kaal te zijn, soms staken er een paar dunne plukken uit haar tulband. Ze wilde waarschijnlijk gewoon haar haar niet laten zien, net zomin als ze haar lichaam wilde laten zien. Ze deed haar korset nooit uit, ze droeg dat zelfs onder haar badjas wanneer ze deed alsof ze het zachte vrouwtje was dat zich na een schuimbad loom op de bank uitstrekte. Vorige zomer had ze zelfs toen het dertig graden was, rondgelopen met een pruik, een korset en nylonkousen. Toen was het tot Margareta doorgedrongen dat ze zich schaamde. Anders zou ze nooit zo veel hoeven te verbergen.

Tante Ellen verborg niets en droeg nooit kousen in de zomer. Ze ging in de tuin zitten en strekte haar benen uit in de zon, zonder zich erom te bekommeren dat haar aders zich blauw aftekenden tegen de witte huid. Maar daar mocht Margareta niet aan denken, ze mocht nooit aan Tante Ellen denken wanneer ze alleen was. Op school kon het wel of wanneer ze ergens koffie zat te drinken met een paar andere meisjes uit de klas, maar nooit wanneer ze alleen was. Want wiens schuld was het? Waarom was het gegaan zoals het was gegaan? Daar mocht ze ook niet aan denken.

Margot vond het niet prettig als ze over Tante Ellen sprak. Meestal moest Margareta zelfs doen alsof ze geen pleegkind was, Margot wilde spelen dat ze echt moeder en dochter waren. In het begin wilde ze dat Margareta haar ‘mams’ noemde, maar toen ze merkte hoe stijf en onnatuurlijk dat uit Margareta’s mond klonk, verlangde ze dat niet meer. Margot was ook goed. Veel moderne ouders lieten zich door hun kinderen bij de voornaam noemen, dat had ze gelezen in een weekblad. Ze wist niet meer in welk.

De weekbladen waren Margots enige vriendinnen. In hun gezelschap bracht ze haar dagen door wanneer Margareta naar school was en Henry naar Het Bedrijf. Tijdens het eten kon je aan haar woordkeuze horen welk tijdschrift er die dag was verschenen. Als het het Zweeds damesblad was, was het meeste verrukkelijk, als het De wereld van een vrouw was, dan was alles heel chic. Toen Margareta in huis kwam nam ze ook een abonnement op het Beeldjournaal en de Weekrevue, en dientengevolge was het bestaan maanden nadien nu eens reuze pittig en dan weer dolletjes.

Henry leek het heel normaal te vinden dat zijn vrouw in een droomwereld leefde. Soms schudde hij zijn hoofd en zei hij dat ze gek was, maar meestal liet hij haar haar gang gaan. Wanneer ze een paar biljetten van honderd kronen van hem verlangde – en dat gebeurde bijna iedere dag – opende hij zijn portefeuille en mompelde geamuseerd iets over die vrouwtjes ook met hun grillen. Margareta vermoedde dat Henry haar zelf ook als een van Margots grillen beschouwde: een kostbaar dwaasheidje, net zoiets als een nieuwe bontjas of een Perzisch tapijt, iets waar het vrouwtje haar interesse op kon richten zodat ze niet al te onhandelbaar werd. Zelf was hij totaal niet geïnteresseerd, nog geen seconde was hij een pleegvader voor Margareta, hij groette haar nauwelijks. Hij had immers Het Bedrijf om aan te denken, de onderneming die hij van een eenvoudige timmermanswerkplaats had uitgebouwd tot een meubelfabriek met meer dan driehonderd man personeel. Hij kon zich een gekke echtgenote en een verwend pleegkind heus wel veroorloven, maar hij had werkelijk geen tijd om interesse aan hen te verspillen. Behalve ’s nachts natuurlijk, wanneer er van Margit – of Margot zoals die zottin zich tegenwoordig noemde – werd verwacht dat ze het enige deed waar vrouwen goed in zijn.

Nee. In dit huis was er geen andere uitweg dan de leugen. Margot verlangde vertrouwelijkheden als huur, maar ze wilde alleen maar vertrouwelijkheden van het juiste soort. Het was Margareta’s taak de wereld van de weekbladen werkelijkheid te maken, en daarom moest ze ideale vriendjes bij elkaar liegen en min of meer kuise liefdesaffaires. Daarin zat ook eigenlijk wel een soort goddelijke rechtvaardigheid, het was een logische straf. De flapuit had moeten leren zwijgen, ze kon niet langer iedere gedachte direct spuien.

Ze begon het een en ander over de wereld te leren, dingen die ze vroeger nooit begrepen had. Bijvoorbeeld dat alles zijn prijs heeft, dat niemand iets voor niets krijgt. Daarom moest ze zich erin schikken dat ze minstens nog een jaar speeltje en aankleedpop was, tot haar eindexamen. Als ze dat tenminste haalde: haar cijfers waren tegenwoordig niet meer om over naar huis te schrijven. Margot maakte zich voor niets ongerust, Margareta’s studieresultaten zouden geen vrijers op de vlucht jagen.

Maar eigenlijk wilde ze immers ook geen vrijers. Ze wilde niet eens vriendjes. Iedere jongen op het schoolplein verspreidde een bedompte geur van vlees en geilheid en die geur maakte haar bang. Toch kon ze hen maar half weerstaan. Wanneer ze in de pauzes op de plek stond waar gerookt mocht worden, flirtte ze ijverig, ze keek met glinsterende ogen om zich heen en strooide vlotte antwoorden in het rond, maar als een jongen haar wilde pakken glipte ze bekwaam uit zijn handen. Ze wilde iets anders. Een man. Een enorme man, zo groot dat hij de halve hemel aan het zicht onttrok …

Voorzichtig liet ze met een wijsvinger haar oorlelletje los. Was het voorbij? Ja. Nu snurkte Henry weer, nu kon ze zich op haar rug draaien en haar arm boven haar hoofd leggen.

Door die beweging werd ze eraan herinnerd dat haar onderlichaam pijn deed. Ze zuchtte: niemand krijgt iets voor niets. En dit was de prijs voor een man. Een enorme man, zo groot dat hij de halve hemel aan het zicht onttrok.

André. Zo noemde ze hem, hoewel dat eigenlijk zijn achternaam was. Maar ze kon zich er niet toe zetten hem Bertil te noemen, dat was een naam die wel kon voor een blokker of een chef bij een bank, maar die volslagen absurd was voor een minnaar.

En hij was haar minnaar. Ze was zeventien jaar oud en had een echte minnaar.

Ze wist niet goed of ze daar beschaamd of verheugd over was. Wanneer ze met haar vriendinnen ergens koffie zat te drinken en te roddelen, kreeg ze soms bij de gedachte aan hem plotseling de tranen in de ogen van vernedering – een ouwe vent! Goeie genade, ze hield het echt met een ouwe vent! – maar wanneer ze hem in de gang op school tegenkwam, vloog het bloed haar naar de wangen en moest ze haar triomf verbergen. Daar loopt mijn minnaar! Hij weet het en ik weet het, maar niemand anders in de hele wereld weet het.

Toch was het mooi dat hij in andere lokalen dan in de hare lesgaf. Slechts één keer – vlak nadat ze in Norrköping was gekomen – was hij ingevallen in haar klas. Toen was het begonnen, precies op het moment dat hij zijn oude versleten tas op de katheder wierp en zei: ‘Hallo allemaal, schavuiten. Ga zitten en wees stil.’

De stoelen schraapten over de vloer, de stemming in het lokaal was opeens vriendelijk en verwachtingsvol. André. Hoe die was wisten ze wel.

‘Een nieuwe leerling?’ vroeg hij, terwijl hij de klassenlijst bekeek. ‘Margareta Johansson. Waar zit je?’

Ze stak even haar hand op, hij stond op en slenterde tussen de rijen banken door op haar af met zijn handen diep weggestoken in de zakken van zijn flanellen broek. Hij was lang en stevig, zijn haar was donker en dik. Hij leek een beetje op die Amerikaanse acteur, hoe heette hij ook alweer … Dean Martin. Jawel. Hubertsson had ook een beetje op Dean Martin geleken.

‘Uit Motala? Kunnen ze ook aardrijkskunde in Motala?’

De klas giechelde. Margareta vond het wel prettig, het was vriendelijk en geïnteresseerd gegiechel. Ze glimlachte: ‘Natuurlijk. Best veel.’

Hij ging op de rand van haar tafel zitten, zijn dijbeen lag maar een paar centimeter van haar hand af.

‘Zo. Dan kun jij zeker de rivieren van de provincie Halland wel opnoemen.’

De klas lachte. Margareta trok haar hand terug en prevelde in stilte snel het oude ezelsbruggetje van de lagere school: laga vi, äta ni.

‘Lagan, Viskan, Ätran, Niskan …’

Een bulderend gelach steeg op. Margareta knipperde even met haar ogen en werd onzeker. Zo grappig was het toch niet? André bleef een beetje glimlachend op haar tafel zitten tot ook het laatste gegiechel verstomd was.

‘Heel goed’, zei hij, terwijl hij opstond. ‘Vooral Niskan.’

‘O!’ zei Margareta, terwijl ze haar hand voor haar mond sloeg. Ze had Nissan en Viskan door elkaar gehusseld.

Na die dag glimlachte hij altijd wanneer hij in de gang een glimp van haar opving. En Margareta glimlachte terug, maar iedere keer sneller en verlegener. Dat pretlichtje in zijn ogen … Ze klemde haar boeken steviger tegen haar borst en haastte zich om buiten zijn gezichtsveld te komen.

‘Waarom bloos je?’ vroeg het meisje dat naast haar zat toen ze de klas binnenkwam.

‘Blozen? Ik?’

‘Hè! Stel je niet aan …’

De hele zomervakantie was ze over hem aan het fantaseren, ze fantaseerde zo intensief dat ze ten slotte ook ’s nachts over hem begon te dromen. Maar het waren vreemde dromen. Iedere nacht vochten ze op het schoolplein, hijgend en puffend, kreunend en steunend.

Maar ze wilde immers niet vechten met André. Ze wilde alleen maar dat hij haar kuste.

Hij moest toezicht houden op het eerste schoolfeest in de herfst. Zij was in de leerlingenraad gekozen. Het was niet meer dan natuurlijk dat ze die avond een paar keer met elkaar praatten, ja, zelfs dat hij zijn hand uitstrekte en haar bij haar pols pakte toen ze ergens naar op weg was. En toen hij haar ten dans vroeg, moest je dat eigenlijk als een soort hoffelijkheid naar de leerlingenraad toe beschouwen: een dans met een van de gastvrouwen. Als het tenminste geen grapje was, een van Andrés normale kleine gags. Want toen hij haar om haar middel pakte, begon de hele gymnastiekzaal te glimlachen: Kijk! André danst met Margareta.

Hij hield haar een beetje op afstand, zat niet te drukken en te persen zoals de jongens, maar leidde haar met vaste hand over de dansvloer, de hele tijd keek hij haar recht in de ogen. Toen ze met haar buik toevallig even tegen zijn onderlichaam aankwam, vernauwde zijn blik zich, zijn lippen gingen uiteen en even waren zijn tanden te zien. Margareta vond het prettig dat hij haar aankeek, dat hij haar vasthield met zijn blik, maar eigenlijk hielden zijn handen haar meer bezig, de linker- die zich om haar eigen hand had gelegd, de rechter- die zich op haar rug had uitgespreid. Ze waren werkelijk enorm: het was alsof ze helemaal in zijn handpalm paste, alsof ze daar in elkaar zou kunnen kruipen om te slapen. Ze wenste dat hij haar zou optillen, haar in zijn grote handen zou dragen, haar stevig tegen zich aan zou drukken en ronddraaien.

Hij bedankte haar voor de dans door heel snel even met zijn wang langs de hare te gaan. Die aanraking deed haar rillen en daardoor verloor ze haar concentratie en hoorde niet wat hij fluisterde.

‘Sorry’, zei ze, maar zonder hem aan te kijken, in plaats daarvan keek ze naar haar arm. Haar haren stonden recht overeind. Alsof ze het koud had.

Hij boog zich naar haar over en herhaalde: ‘Jij bent een donderstraaltje. Of niet?’

Toen de laatste dans gespeeld was, trok hij zijn jas aan en gedroeg zich alsof hij wilde weggaan, maar toch bleef hij nog bijna een uur hangen terwijl Margareta en de andere leden van de leerlingenraad aan het opruimen waren. Ten slotte stond hij bij de deur en hield die open, zodat de ene na de andere leerling zich bij het weggaan onder zijn arm door moest bukken.

Uiteindelijk was alleen Margareta nog over. Ze stond midden in de gymzaal met haar handen voor haar schoot gevouwen. Ze hoopte dat ze er leuk uitzag, voor het eerst van haar leven wenste ze bewust dat ze er leuk genoeg uitzag.

Hij leunde tegen de deur en keek haar aan.

‘Kom hier’, zei hij.

Nu gebeurt het, dacht ze en ze zette haar ene voet voor de andere. Het gaat nu gebeuren. Dit is echt.

Hij riep God aan toe hij in haar kwam.

Nadien liepen ze samen over het schoolplein, hij met grote stappen voorop, zij struikelend en half rennend achter hem aan. Voordat hij de auto startte, stak hij eerst een sigaret op, door het licht van de aansteker speelden donkere schaduwen over zijn gezicht.

‘Waarom heb je niet gezegd dat je nog maagd was?’

Ze haalde haar schouders op en strekte zich uit om zijn doosje sigaretten te pakken.

‘Deed het pijn?’

Ze schudde haar hoofd. Het had geen pijn gedaan. Het was fijn geweest. Maar niet op dezelfde manier als voor hem: ze was geen moment in de verleiding gekomen in tongen te gaan spreken en roepen. En nu wilde ze zwijgend blijven zitten. Zolang ze niet praatte, was ze nog steeds omsloten, omhelsd, ingesloten. Wat er was gebeurd, gebeurde op een plaats waar geen ruimte was voor woorden, en alleen zolang ze zweeg kon ze zijn huid nog tegen de hare voelen, alleen zolang haar lippen gesloten waren kon ze zijn smaak in haar mond bewaren.

‘Maar geef dan antwoord! Heb ik je pijn gedaan?’

Ze legde haar hand op de zijne, opeens wilde ze dat ze zich net als de doven in gebarentaal kon uitdrukken. Maar ze had geen idee wat haar vingers in dat geval moesten zeggen.