#

Op hetzelfde moment dat de deur achter Christina dichtgaat, drukt Margareta haar sigaret uit, leunt achterover in de oude spijlenstoel en rekt zich uit. Ze zal het zekere maar voor het onzekere nemen en meteen afruimen. Zodat hare hoogheid van schrik geen hartaanval krijgt als ze te vroeg thuis mocht komen en de ontbijtspullen nog op tafel aantreft.

Het heeft Margareta altijd verwonderd dat Christina, die zo systematisch de rest van de gebruiken en signalen van de geletterde bourgeoisie heeft aangeleerd, nooit heeft gesnapt dat schoonmaken niet bepaald hoog in aanzien staat. Met je lichaam en kleding is dat anders. Een geboend lichaam, schone kleren en een smerig huis, dat is het parool. Schone hoeken duiden op kleinburgerlijke bekrompenheid. Of nog erger: op een proletarisch minderwaardigheidsgevoel. Alleen degene die iets te verbergen heeft, wil het echt schoon om zich heen hebben.

Zelf is ze warempel ijveriger geweest dan Christina op het punt van het aannemen van de levensstijl van de maatschappelijke klasse waartoe ze tegenwoordig allebei behoren. Haar appartement in Kiruna verkeert in een toestand van constante chaos. Maar dat geeft niet, want mensen die toevallig bij haar langs mochten komen zijn fysici net als zij en kunnen er wel om lachen wanneer ze zich verontschuldigt met haar standaardkreet: ‘De entropie neemt toe. Vooral bij mij thuis.’

Toch zou ze er eigenlijk niets op tegen hebben als ze erbij kon zitten als Christina. Het gefilterde ochtendlicht dat door de kristalheldere ruiten naar binnen valt is aangenaam, net als de keukenvloer, waarvan de brede planken fluweelachtig wit zijn opgeschuurd, en het katoenen vloerkleed dat zo schoongewassen is dat je iedere tint van het weefsel kunt onderscheiden. Maar wat een werk! Bovendien zal Erik – en meer in het bijzonder zijn erfenis – wel een van de voorwaarden zijn waarom Christina erbij kan zitten zoals ze erbij zit. Zelf heeft Margareta er altijd de voorkeur aan gegeven haar mannen een beetje op afstand te houden, zelfs als ze dikke spaarvarkens hadden. Het lastige van de meeste mannen is dat ze zichzelf als de hoofdpersoon beschouwen in niet alleen hun eigen leven, maar ook in dat van hun partner, en Margareta wil niet graag een bleke bijrol spelen in haar eigen verhaal.

Nu zal ze in elk geval eens het een en ander in huis bekijken. Gisteravond zag ze een kast in de woonkamer die haar interesseert. Hij zag eruit als een altaartje, met een wit kleed, tinnen kandelaars en een oude foto van een jonge Ellen met ronde wangen. Er zijn redenen om aan te nemen dat die kast geheimen bevat. Interessante geheimen.

Na de afwas droogt Margareta haar vochtige handen af aan haar spijkerbroek en duwt een van de dubbele deuren van de woonkamer open. Hij piept een beetje. In de keuken schijnt de ochtendzon naar binnen, maar hier is het nog steeds schemerig. Ze blijft even bij de deur staan om rond te kijken, waarna ze langzaam haar hoofd schudt. Nu ziet ze wat ze gisteren niet heeft gezien. Christina heeft van haar woonkamer een heiligdom gemaakt dat aan Sint Ellen is gewijd. Voor wie de tekens weet te duiden zijn er overal relikwieën: een kleedje met geklost kantwerk, de eenvoudige fruitschaal van geperst glas die altijd in Ellens woonkamer op tafel stond, de steenrode boeken uit de jaren veertig die het verzameld werk van Martin Andersen Nexøs bevatten. Om nog maar te zwijgen over het ikoon in een zilveren lijst ginds op het altaar. De foto zelf.

Maar Ellen heeft geen tempel nodig. Ze was geen heilige, alleen een vrouw met een buitengewoon talent voor het moederschap. Ze kon de meisjes echter ook afsnauwen op een toon waar de melk van begon te schiften en de vliegen op het keukenraam van flauwvielen. Bovendien was ze een klein beetje gierig. Tekenpapier en krijtjes waren genadecadeaus die met Kerstmis en op verjaardagen werden uitgedeeld, de rest van het jaar moest je maar met een potlood op oude zakjes en pakpapier tekenen. Maar dat ging nog wel. Erger was haar afgunst, dat gifgroene splintertje dat een paar keer in haar ogen opblonk. Dat ging maar om één ding. De school.

Die splinter was vooral zichtbaar toen Christina liep te wachten op bericht van het lyceum of ze was toegelaten; ze was twaalf jaar en zag eruit alsof ze op een terdoodveroordeling wachtte. Iedere ochtend wanneer Tante Ellen naar buiten liep om de post te halen, bleef ze bleek en gespannen vlak bij de deur hangen. En terwijl de dagen verstreken werd ze steeds kleiner en magerder. Het leek alsof het lange wachten alle kracht uit haar wegzoog, alsof ze het binnenkort ’s ochtends niet eens meer zou kunnen opbrengen om op te staan als het bericht niet kwam.

Toen de brief eindelijk arriveerde, had Tante Ellen de envelop buiten in de tuin al opengemaakt, ze hield hem in haar hand toen ze binnenkwam.

‘En?’ fluisterde Christina.

Tante Ellen keek ernstig en richtte haar blik op de muur boven Christina’s hoofd.

‘Helaas … Je bent niet toegelaten.’

Christina werd lijkbleek in haar gezicht, het leek alsof ze zou flauwvallen. Ze deed een paar passen achteruit en liet zich op het krukje onder de telefoon vallen.

‘Ik wist het!’ zei ze.

Tante Ellen begon te lachen en zwaaide met de brief: ‘Ik maakte natuurlijk maar een grapje. Natuurlijk ben je toegelaten. Met jouw cijfers.’

Maar Christina bleef op het krukje zitten en was niet in staat om blij te zijn.

Nu achteraf kan Margareta Tante Ellens schooljaloezie wel begrijpen, maar niet accepteren. Want ook al deed het Tante Ellen verdriet dat ze zelf geboren was in een tijd waarin het voor een onecht kind van een textielarbeidster onmogelijk was om zelfs maar te denken aan het lyceum en een opleiding tot kleuterjuffrouw, dan nog had ze volwassen genoeg moeten zijn om haar meisjes te gunnen wat ze zelf niet had gehad.

Christina zelf weigert aan die periode terug te denken en toen Margareta er haar een keer aan herinnerde, werd haar stem over de telefoon scherp en schel. Leugens en achterklap! Als er ook maar iemand was die hun het beste van alles gegund had, dan was het Tante Ellen wel! Daarna gooide ze de hoorn erop en verbrak de diplomatieke contacten. Margareta moest maandenlang buigen en slijmen om weer in genade te worden aangenomen.

Margareta vertrekt haar gezicht. Is het achterklap om aan Tante Ellen terug te denken zoals ze was? Houd je dan minder van haar? Nee. Tante Ellen was – met al haar eigenaardigheden – de beste moeder die Margareta ooit gehad heeft. Ook al was de concurrentie dan niet direct overweldigend …

Het altaar van Tante Ellen is eigenlijk een oude boerenkast uit 1815, het jaartal staat op de voorkant geschilderd. Ze moet de sleutel drie keer omdraaien om de onhandige deur open te krijgen en wanneer hij opengaat is ze aanvankelijk teleurgesteld. De kast is halfleeg: er liggen alleen een paar zorgvuldig dichtgeplakte plastic zakken op de bovenste plank en een bruine papieren zak onderin. Dat is alles. Maar wat erin ligt, moet niettemin onderzocht worden.

Ze gaat in kleermakerszit op de grond zitten en pakt de plastic zakken. Ze weet nu al wat de inhoud ervan is. Handwerk van Tante Ellen. Christina moet op de veiling met zorg haar keuze gemaakt hebben, dit is nog geen honderdste van wat Tante Ellen allemaal gemaakt heeft, maar het beetje dat ze heeft is uitgelezen. De eerste plastic zak durft ze niet eens open te maken uit angst de inhoud ervan te beschadigen: het is kantwerk van eigen ontwerp met een vogelmotief, bevestigd op blauw fluweel. Margareta glimlacht. Tante Ellen kon haar triomf nauwelijks verbergen toen de andere dames van de handwerkvereniging over tentoonstellingen en een museum begonnen te praten toen ze dit werk liet zien. En het is ook imponerend: pure ingenieurskunst, het resultaat van maandenlange geduldige berekeningen. De kleedjes met de opengewerkte zomen herinnert ze zich ook: het kostte twee maanden om er een te borduren. Maar hier is iets wat ze niet kent: een geruit meisjesschortje met een bies van vogeltjes en een monogram in kruissteken. CM. Christina Martinsson dus. Gek. Ze kan zich niet herinneren dat ze Christina dat ooit heeft zien dragen. En dit – nee maar, moet je zien! – een babybloesje in het zachtste batist. Dat moet van haarzelf zijn geweest, zij was de enige die al als baby bij Tante Ellen kwam …

Heel voorzichtig maakt ze het plakband los en wurmt het bloesje te voorschijn. De voorkant is niet groter dan haar hand. Was ze echt zo klein toen ze bij Tante Ellen kwam? Hoe groot is een baby van vier maanden eigenlijk?

Margareta strijkt de plastic zak op de grond glad en legt voorzichtig het bloesje op het plastic. Het is helemaal met de hand gemaakt, met achtersteken in de zijnaden, blinde steekjes in de zoom en wit borduursel op het gesmokte kraagje. Zo veel werk steek je alleen in de kleren van een kind waar je erg naar verlangt. Zo zie je maar. Er was toch iemand die Margareta wilde hebben.

‘Er was vast een engel die wist dat ik me eenzaam en verdrietig voelde’, zei Tante Ellen altijd toen Margareta nog klein was en enig kind in huis. ‘En toen tikte hij even tegen de wolk zodat jij eraf viel, naar mij toe …’

‘Zat er een gat in het dak?’ vroeg Margareta.

‘Nee hoor’, zei Tante Ellen. ‘Jij was verstandig genoeg om ervoor te zorgen dat je in de kersenboom belandde. Ik vond jou toen ik op een dag kersen wilde plukken.’

‘Had ik er ook wat opgegeten?’

‘Een heleboel. Gulzig ben je altijd geweest. Onder de boom lag het vol pitten. Dat jaar hadden we geen kersensap, daar waren niet genoeg kersen voor. Maar dat gaf niet, ik kreeg jou immers.’

Margareta was vijf jaar en ze snapte wel dat het een verhaaltje was. Toch kroop ze nog dichter tegen Tante Ellen aan en lachte tevreden.

Met het puntje van haar tong uit haar mond vouwt ze het bloesje weer net zo op als het eerst zat. Ze is blij dat Christina het heeft: in haar kast zal het nog jaren goed opgeborgen blijven liggen en wanneer ze doodgaat zal zeker een van haar dochters ervoor zorgen. Dat doen ze in deze familie: voor dingen zorgen en ze bewaren voor het nageslacht. En wanneer de klomp van verschillende bekende en onbekende deeltjes die op dit moment Margareta Johansson vormen op een dag is opgelost en in duizenden andere deeltjesklompen is opgegaan, dan zal het bloesje er liggen als bewijs van haar bestaan. Ze zal een grafsteen van batist krijgen.

Bah! Zit ze nu sentimenteel te worden? Daar heeft ze geen tijd voor, ze moet zich erop concentreren dat ze de plastic zakken in precies dezelfde volgorde teruglegt als ze lagen. Als Christina merkt dat Margareta in haar kast heeft zitten snuffelen, zal ze op haar bekende ijskoude en rancuneuze manier woedend zijn. En dat wil Margareta niet: Christina’s normale ontoeschietelijkheid is wel voldoende.

Margareta strekt glimlachend haar hand uit naar de zak op de onderste plank, maar ze hoeft die maar aan te raken of haar glimlach dooft al uit. Ze doet de zak open en gluurt erin. Jawel. Haar hand had gelijk. In deze zak zit een studentenpet. Christina’s studentenpet.

Ze had nooit kunnen denken dat Christina die zou willen bewaren.