12

 

Roem

 

 

 

 

 

‘“Bohemian Rhapsody” was een van de eerste videoclips waaraan net zo veel aandacht was besteed als aan de clips van nu, en hij kostte maar ongeveer vijfduizend pond. We besloten een video te maken van “Rhapsody” zodat mensen het nummer ook konden zíén. We wisten niet of dat idee zou aanslaan en hoe de videoclip ontvangen zou worden. Voor ons was het gewoon een iets andere vorm van theater. Maar de wereld stond op zijn kop. We begrepen dat je met een videoclip een heleboel mensen in een heleboel landen kon bereiken zonder dat je er zelf naartoe hoefde, en ook dat je een plaat en een video tegelijkertijd kon uitbrengen. De video werd heel snel een succes en dat hielp enorm bij de verkoop van het album.’

FREDDIE MERCURY

 

‘Elke grote artiest krijgt zijn kans op roem, maar hij moet er wel klaar voor zijn. Hij moet weten dat die kans zich ieder moment kan voordoen, en altijd klaarstaan om de bal te vangen. Als hij het goed aanpakt, maakt hij een nummer dat iedere man, iedere vrouw en ieder kind raakt. De emotie in zo’n nummer is universeel, het kruipt onder je huid en gaat nooit meer weg. De genialiteit, de magie zit in het creëren van zo’n nummer en dan in staat zijn het over te brengen, het betekenisvol en opwindend te maken. Je hebt niets aan genialiteit als je er niets mee doet.’

JONATHAN MORRISH, OUD-DIRECTEUR VAN CBS RECORDS EN SONY

 

 

‘Het was de eerste single die een hit werd door de bijbehorende videoclip,’ zegt voormalig promotor Allan James. ‘Voor die tijd waren de promotiefilmpjes van bijvoorbeeld The Beatles niets anders dan wat lollig beeldmateriaal dat de single begeleidde. Niemand wist wat hij met Queen aan moest en daarom was die videoclip nodig voor de echte doorbraak. Vanaf dat moment kon je ze niet meer afdoen als een eigenaardig, aanstellerig rockbandje. Ze veranderden de koers van de hele muziekindustrie.’

‘Door het succes van “Bohemian Rhapsody” op de hitlijsten moest het tv-programma Top of the Pops het nummer wel een kans geven,’ herinnerde dj Tommy Vance zich. ‘Want het programma was verplicht alle platen te draaien die de top 30 haalden. Hoe vaker hij werd gedraaid, hoe hoger hij kwam. Het ongelooflijke is dat de videoclip, geregisseerd door Bruce Gowers en geproduceerd door Lexi Godfrey voor Jon Roseman Productions, voor nog geen vijfduizend pond is gemaakt.’

Gowers maakte naam met deze video en ging later het televisieprogramma American Idol regisseren. Hij werd de meest gevraagde producer/regisseur voor muziekprogramma’s en stand-upcomedy’s. Hij werkte onder meer voor Michael Jackson, The Rolling Stones, Paul McCartney, Britney Spears en Robin Williams, en voor de stand-upcomedians Billy Crystal en Eddie Murphy.

‘Gowers was bezig aan een video-opname van de band in actie in Elstree Studios,’ herinnerde Vance zich, ‘en in slechts vier uur filmde hij op dezelfde dag de clip voor “Bohemian Rhapsody”. Het was een creatief hoogstandje. Hij gebruikte bijvoorbeeld prisma’s om bepaalde visuele effecten te creëren, lang voor de tijd van de elektronica en computers. Waar haalde hij zijn ideeën vandaan? Hij liet zich inspireren door het nummer. Dat was zo’n enorme verzameling van opwindende concepten, dat de ideeën vanzelf opborrelden. Maar het basisconcept was afgeleid van een bestaande platenhoes; Bruce had de instructie gekregen die tot leven te wekken.’

Het betrof de hoes van Queen II (1974), waarop een strakke, zwart-witfoto van de groep is afgebeeld. Van alle bandleden is alleen het hoofd te zien, behalve van Freddie in het midden, die zijn handen als vleugels over zijn borst heeft gevouwen. Dat ontwerp was een briljante inval van fotograaf Mick Rock.

‘De instructie van de band voor die hoes was uiterst summier,’ zegt Rock. ‘Het moest een uitklapbare hoes worden in zwart-wit met alle bandleden erop. Verder moest ik het zelf uitzoeken. Ik zou de vormgeving en de fotografie doen. Toevallig was ik net bevriend geraakt met John Kobal, die een fanatiek verzamelaar was van vroege Hollywood-stills.’ Kobal, de inmiddels overleden, in Oostenrijk geboren Canadese schrijver en filmhistoricus, gold als autoriteit op het gebied van de glorietijd van Hollywood.

‘In ruil voor foto’s die ik van hem maakte gaf John me een paar exemplaren uit zijn collectie,’ legt Rock uit. ‘Daar zat een foto bij die ik nog nooit had gezien, van Marlene Dietrich in de film Shanghai Express. Ze had haar armen over elkaar en stond in het zwart gekleed tegen een zwarte achtergrond. De belichting was subliem. Haar schuine hoofd en haar handen leken te zweven. Ik zag meteen de overeenkomst. Het was zo’n intuïtief moment. Heel sterk, heel helder. Betoverend, mysterieus en klassiek. Ik maakte er een vierkoppig monster van. Ik moest ze nog wel zien te overtuigen, dus ging ik naar Freddie. Hij zag het ook en hij begreep het. Hij was er meteen weg van. En hij wist de rest van de band te overtuigen. ‘Dan ben ik Marlene Dietrich,’ lachte hij. ‘Wat een heerlijk idee!’

Twijfels bij de andere bandleden die meenden dat het misschien te pretentieus was, werden meteen door Freddie de kop ingedrukt. ‘Hij citeerde graag Oscar Wilde,’ lacht Rock: “Wat vandaag pretentieus wordt gevonden, wordt morgen vaak als vooruitstrevend beschouwd. Het belangrijkste is te worden opgemerkt.”’

Deze platenhoes was Gowers’ inspiratiebron voor de videoclip van ‘Bohemian Rhapsody’, waarvan de band inzag dat het niet alleen belangrijk promotiemateriaal was, maar ook onmisbaar als productie op zich, want het zou onmogelijk zijn om het nummer in zijn geheel live te spelen. Gowers nam een beeld dat ze eerder hadden gecreëerd, ontwikkelde het, bouwde het verder uit en ging er zover mee aan de haal als hij durfde.

‘Het werd de eerste plaat die vanwege een videoclip de aandacht trok,’ merkte Vance op. ‘Tegenwoordig wordt Queen ook alom geroemd als de eerste band die een surrealistische promotievideo maakte, maar dat is niet waar. Ik geloof dat Devo [een Amerikaanse post-punk art-rockband, opgericht in 1973] hen voor was. Dat waren pioniers op het gebied van de muziekclip. Maar Queen was in ieder geval de eerste band die een “conceptuele” video maakte. De clip gaf de muzikale beeldtaal perfect weer. En ik moet zeggen dat het geen moer te maken had met Freddie. Het lied was gewoon wat het was. De visuele interpretatie maakte het tot zo’n groot succes. Want iedere keer dat het nummer klonk, zag de luisteraar die beelden weer op zijn netvlies. Al snel werden muziek en beeld ondeelbaar. Je kunt die muziek niet horen zonder de beelden voor je geestesoog te zien verschijnen. Je zou kunnen zeggen dat “Bohemian Rhapsody” de eerste single was die overal “te zien” was. Want dit was de eerste videoclip die op zo’n indringende manier een nummer aan de man bracht.’

Mike Appleton herinnerde zich de opwinding die de video teweegbracht in de studio van het televisieprogramma ogtw. ‘Een fantastisch concept,’ zei hij. ‘Ik was volkomen gehypnotiseerd. Het enige wat ik moest doen was hem op het scherm brengen. Ik weet nog dat ik versteld stond van Freddie, van het besef dat er nog nooit iemand als hij was geweest. En daarna is er ook nooit meer zo iemand geweest. Met “Bohemian Rhapsody” werd hij volwassen. Opeens leek hij de enige volwassene in een wereld die wordt gedomineerd door een hele hoop verwende, zeurende kinderen. De leden van Queen wisten precies wat ze deden en ze pakten het ook heel serieus aan. Ik heb geen enkele band gekend die zo hard werkte.’

De eerste reactie van Tony Brainsby toen hij het nummer hoorde en zag, was ‘bizar’. ‘Daar was iedereen het over eens. Ik vond het geweldig zonder dat ik precies wist waarom. Maar voor mij was het een keerpunt. Ik had ze zo’n beetje uit de obscuriteit gehaald en ze aan een van de grootste hits ooit geholpen. Ik voelde me als een vader die zojuist een kind had gekregen.’

De extase van Brainsby duurde maar kort. Door de nieuwe managementafspraken met John Reid werd Brainsby’s positie onhoudbaar. ‘John Reid maakte het voor mij erg lastig om met Queen te blijven werken,’ erkende Brainsby. ‘Hij gaf de voorkeur aan zijn eigen pr-mensen. Ik mocht niets meer.’

Brainsby zou zijn comeback maken maar voorlopig – misschien wel voorgoed – zat Queen in de invloedssfeer van de man die de beroemdste artiest van dat moment onder zijn hoede had, de man die Elton John tot grote hoogten stuwde.

 

Queens album A Night at the Opera kwam op 21 november 1975 uit en werd gepresenteerd op een groots feest dat, zo herinnert Paul Gambaccini zich, ‘John Reids manier was om te zeggen: “Kijk, Queen staat nu op gelijke hoogte met Elton.” Reid wist heel goed wat hij met Queen in handen had, maar hij besefte niet hoe goed zijn timing was. Er was geen geschikter moment om Queen binnen te halen dan dit, het moment waarop hun vierde album uitkwam.’

Gambaccini had niet alleen een zakelijke relatie met de groep, maar raakte ook persoonlijk bevriend met de bandleden, en in het geval van Freddie bleek het een vriendschap voor het leven. ‘Ze waren altijd al het toonbeeld van rockmuzikanten die wisten waar het in dit idiote vak om ging. Ze wisten dat het een zakelijke aangelegenheid was en ze verwachtten niet dat ze elkaars beste vrienden zouden zijn. Ze hoefden alleen maar met elkaar overweg te kunnen en elkaar te respecteren, en dat begrepen ze. Door die ongedwongen, neutrale houding overwonnen ze problemen die bij andere bands tot een breuk zouden hebben geleid.

Met Freddie had ik de hechtste band. Hij was zo iemand met wie je zodra je hem ergens tegenkwam, meteen de diepte in ging. Hij was altijd heel persoonlijk en oprecht. Het ging met hem nooit over koetjes en kalfjes. Dat heeft denk ik deels te maken met het feit dat ik, net als hij, een van de weinige homoseksuelen in het rockcircuit was.’

Misschien was Freddie jaloers op het feit dat Gambaccini er openlijk voor uit durfde te komen dat hij homoseksueel was, omdat hij zelf niets liever wilde. ‘Zou kunnen. Hij zei eens tegen me: “Op een dag doen we een interview en dan vertellen we alles.” Het is er nooit van gekomen. Maar ik kan je wel zeggen dat hij mij het gevoel gaf dat ik een amateur was,’ zegt Paul, verwijzend naar Freddies promiscuïteit, die de zijne ver overtrof. ‘Het leek wel alsof hij de échte homo was. Ik kwam er eerlijk voor uit, terwijl hij zijn mond hield, maar ondertussen was hij een homo met een grote H. Ik deed maar een beetje alsof, vergeleken met hem.’

Vijf dagen na de lancering van het album werd de single ‘Bohemian Rhapsody’ Queens eerste nummer 1-hit. De band vierde het in stijl tijdens een tournee met vierentwintig concerten, die werd afgesloten met een spetterend optreden op kerstavond in Hammersmith Odeon. Dat concert werd uitgezonden door zowel ogtw als Radio 1.

Drie dagen later stond ook het album op nummer 1 en behaalde het met een verkoop van meer dan 250.000 exemplaren de platina-status – het verkoopcijfer zou binnen een paar weken verdubbelen en het album zou bovendien 56 weken in de Amerikaanse hitlijsten blijven staan. Het nieuwe jaar bracht nog meer lofbetuigingen. Zo kreeg de band een Ivor Novello Award (een prijs voor uitzonderlijke prestaties in de Britse muziek) voor ‘Bohemian Rhapsody’. Geheel tegen zijn aard in kocht de spaarzame Reid advertentieruimte in het tijdschrift Sounds om de ‘jongens’ te feliciteren met hun succes.

Het was tijd voor een tweede tournee door Amerika, dit keer als echte rocksterren. Het zou de zwaarste tournee tot nu toe worden met concerten in bijna alle staten. De nieuwe tourmanager Gerry Stickells zou het geheel leiden. Stickells was niet de minste: hij was zowel roadie als tourmanager van The Jimi Hendrix Experience geweest en volgens de geruchten was hij bij de ster in het appartement toen deze stierf – hoewel die tragedie in nevelen gehuld is en hij er zelden over sprak. Stickells bleef verbonden aan Queen tot en met hun afscheidstournee.

Op deze monstertournee door de VS verfijnde de band de kunst van het afterpartyen. Hun feesten verwierven een cultstatus in het circuit. Overal waar de band speelde werden plaatselijke hoogwaardigheidsbekleders, beroemdheden en feestgangers uitgenodigd om te proeven van de bacchanale geneugten. Journalist Rick Sky, wiens persoonlijke eerbetoon aan Freddie, The Show Must Go On, kort na de dood van de zanger werd gepubliceerd, herinnert zich een ‘rustig, bescheiden feestje’ om het succes van een concert in het gerenommeerde Madison Square Garden in New York te vieren.

‘Ik was uitgenodigd voor een exclusief interview met Freddie en stond in de coulissen,’ zei Sky. ‘Daar waren ook een stuk of tien topless serveersters met anderhalve-literflessen champagne, die voortdurend alle glazen bijvulden. Niemand mocht droog staan. Freddie droeg een wit, mouwloos hemd en had een plastic bekertje champagne en een sigaret in zijn hand. Hij kwam ontspannen over en vertelde me dat het geheim van geluk was dat je met volle teugen van het leven geniet.

“Overdadigheid is onderdeel van mijn natuur,” zei hij. “Voor mij is saaiheid een ziekte. Ik heb gevaar en opwinding nodig. Binnen blijven en naar de televisie staren is niks voor mij. Ik ben zonder meer een seksueel persoon. Vroeger zei ik altijd dat ik met iedereen het bed in zou duiken, maar inmiddels ben ik kieskeuriger geworden. Ik omring mij graag met ongewone en interessante mensen, omdat die me het gevoel geven dat ik echt leef. Gewone mensen vind ik oersaai. Ik hou van excentriek. Van nature ben ik rusteloos en nerveus, dus ik zou geen goede huisvader zijn. In wezen ben ik heel emotioneel, iemand van extremen, en dat is vaak destructief, zowel voor mezelf als voor anderen.” Later zei hij provocerend: “Ik haal alles uit het leven. Ik heb een enorm libido en ik doe het met mannen, vrouwen, katten – noem maar op. Ik ga met alles naar bed! Mijn bed is zo groot dat je er gemakkelijk met z’n zessen in past. Geef mij maar vrijblijvende seks.”’

Roem en rijkdom hadden Freddie de vrijheid geschonken om aan alle verleidingen toe te geven. ‘Hij liet zich echt helemaal gaan,’ zei Sky. ‘Maar ondertussen moet hij de drang om rust te zoeken in een vaste een-op-eenrelatie, iets waar we allemaal naar verlangen, hebben onderdrukt. Hij zei: “Als ik een relatie heb, geef ik me helemaal. Ik geloof niet in halve maatregelen of compromissen. Ik geef alles wat ik heb, want zo zit ik in elkaar.”’

Amerika, en New York in het bijzonder, maakte diepe indruk op de bandleden, vooral op Freddie. Hij viel voor de drukte en intensiteit van de stad, en niet in de laatste plaats voor de alternatieve homoscene. Overdag liep hij te flaneren in de luxueuze winkels, hotels en salons in het chique deel van Manhattan, ’s avonds schuimde hij de met keitjes geplaveide straten van het vervallen Meatpacking District af. Deze wijk is tegenwoordig een yuppie-enclave, maar in die tijd waren hier de beruchtste homoclubs en -bars te vinden. De meeste van die gelegenheden moesten halverwege de jaren tachtig hun deuren sluiten als gevolg van de aidsepidemie, maar toen was de buurt een magneet voor homo’s en lesbiënnes uit de hele Verenigde Staten. De Stonewall-rellen van juni 1969, die de bevrijding van homoseksuelen inluidden, begonnen in de populairste illegale homobar in New York, de smoezelige Stonewall Inn op Christopher Street, in het hart van Greenwich Village. Later verwierf deze kroeg wereldfaam als de wieg van de homo-emancipatie. Door de nieuwe homoseksuele glasnost ontstond er een lucratieve legale bedrijfstak die voorzag in de behoeften van de homogemeenschap. Sekspaleizen, pornobioscopen, badhuizen, leer-, sm- en darkroombars met namen als The Mineshaft en The Anvil schoten als paddenstoelen uit de grond en propageerden vrije, anonieme seks. In die tijd werden geslachtsziekten nog niet als een ernstige bedreiging gezien.

In The Anvil zag Freddie voor het eerst een van de Village People, beweert Mick Rock, die op dat moment bij hem was. Deze popgroep uit de late jaren zeventig, bekend van het nummer ‘YMCA’, speelde met Amerikaanse culturele stereotypen – de cowboy, de politieagent, de bouwvakker, de motorrijder, de indiaan, de soldaat – en gaf drukbezochte optredens in discotheken. Rock vertelde dat Freddie ‘volkomen gebiologeerd’ was door Glenn Hughes, de motorrijder, die aan het dansen was op de bar. ‘Freddie zou nooit meer dezelfde zijn,’ zei hij daarover.

Deze ervaring in The Anvil zou de inspiratiebron zijn geweest voor zowel de ‘leather’- als de ‘gay clone’-stijl die Freddie zich later aanmat. De leather-fase duurde maar kort, het clone-imago – kort haar, borstelsnor, gespierde torso en strakke spijkerbroek, kortom zo’n beetje het tegengestelde van Freddies artistieke jaren-zeventiglook – hield stand. De clone-stijl had zijn oorsprong in San Francisco en werd ook wel de ‘Castro clone look’ genoemd, naar het district Castro, een ooit verloederde Ierse buurt in San Francisco die in de jaren zeventig in trek was bij hippies. Dankzij de toestroom van homoseksuelen die op zoek waren naar vrijheid, ontwikkelde de wijk zich tot een homocentrum. De Castro clone-stijl was ontstaan als vermomming, omdat hetero’s de kenmerken meestal niet herkenden als behorend bij de homo-identiteit. Maar vanuit deze stijl ontstond een geheel nieuwe code voor homo’s. Een homoseksuele man kon zijn seksuele voorkeur aangeven met de kleur van de zakdoek die uit zijn achterzak hing.

Deze ‘hanky code’ of ‘bandana code’ werd eind jaren zeventig veel gebruikt. Met een zakdoek in de achterzak of door de lussen van de broekrand geweven gaf je een teken: je droeg hem op de linkerhelft van je lichaam als je het liefst boven lag en op de rechterhelft als je liever onder lag. Er is geen universele kleurcode, maar een paar bekende betekenissen zijn: geel voor plasseks, bruin voor coprofilie, zwart voor sm, paars voor piercings en fetisjisme, rood voor… laten we daar niet verder op ingaan, lichtblauw voor oraal, grijs voor bondage en oranje voor ‘overal voor in’.

Voor Freddie, de kersverse beroemdheid, was het feit dat homoseksualiteit in New York werd beschouwd als een politieke triomf, een van de opwindendste aspecten van de stad. Homo’s kwamen uit de kast, verenigden zich en bepaalden zelf hoe ze wilden leven. Het kon alleen maar beter worden. Dachten ze. In New York konden de grenzen van het seksuele experiment verder worden opgerekt dan waar ook ter wereld, behalve misschien in München.

‘Freddie gedroeg zich in Londen heel netjes vergeleken bij wat hij in New York en later in München uitspookte,’ zei Paul Gambaccini. ‘Dat waren de hoofdsteden van de anonieme, vrijblijvende seks – waar ik geen enkele belangstelling voor had. Het was wel duidelijk dat Freddie van die sfeer genoot. Het is een wereld op zich, net zo rijk en veelomvattend als popmuziek. Van hem kreeg ik de indruk dat hij in New York alle remmen losgooide. De homoscene was daar dan ook veel rauwer dan elders.’

In een discussie met de popcolumnist en latere uitgever John Blake gaf Freddie toe dat hij zich in New York als een ‘slet’ gedroeg. ‘Het is hier een Sodom en Gomorra,’ kirde Freddie. ‘Maar je moet op het juiste moment vertrekken. Als je een dag te lang blijft, krijgt de stad je in zijn greep en laat hij je niet meer gaan. Het is hypnotiserend. Ik kom altijd om acht of negen uur ’s ochtends thuis en moet dan een keelinjectie nemen om te kunnen zingen. Deze stad leeft! Heerlijk!’

Hoewel Freddie hier een tipje van de sluier oplicht over zijn losbandige leven, zweeg hij over zijn zwak voor cocaïne. Los van het feit dat deze drug in de meeste landen streng verboden was, zeker in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, voldeed Freddie nooit aan het beeld van de junkie, en dat wilde hij ook niet.

Hij zou het afschuwelijk hebben gevonden als hij werd beschouwd als drugsverslaafde. Niet dat hij ooit verslaafd is geweest: toen hij besloot te stoppen, was hij er in één klap vanaf. Maar in die tijd was hij de belichaming van het cliché ‘seks, drugs en rock-’n-roll’. Waar Freddie wel aan verslaafd was, was de snelle kick, het effect van drank en cocaïne op zijn persoonlijkheid en libido. Cocaïne gaf hem zelfvertrouwen en het lef om Freddie Mercury te zijn.

Dat Freddie in New York veranderde in de ultieme ‘winkelende en rondneukende’ hedonist, kwam vooral doordat hij het zich kon veroorloven. Toen hij zelfs van zijn favoriete hotels – Waldorf Astoria Towers, Berkshire Place en Helmsley Place – genoeg kreeg, kocht hij een luxueus, streng beveiligd appartement met schitterend uitzicht op het Chrysler Building (Freddies favoriete gebouw in Manhattan), de Twin Towers en het Empire State Building. Het appartement op de 43ste verdieping van het Sovereign Building – 425 East 58th Street, op loopafstand van Central Park, Bloomingdale’s en Carnegie Hall – had een balkon met uitzicht op zeven bruggen, waaronder de brug van 59th Street, die beroemd werd door het nummer ‘Feelin’ Groovy’ van Simon & Garfunkel.

‘Hij was het schoolvoorbeeld van het verfijnde type dat dol was op plat vermaak,’ merkte Rick Sky op. ‘Het was zijn ultieme fantasie om een schandknaapje mee te nemen naar de opera. Rudolph Noerejev leek erg op Freddie in die zin dat ook hij als een van de weinigen van hoge én lage cultuur kon genieten.’

Freddie was gek op balletdansers en er gingen allerlei geruchten over een gepassioneerde verhouding met Noerejev. De Rus schreef in persoonlijke brieven, die in 1995 werden gepubliceerd, over zijn ‘relatie’ met Freddie en bezoekjes aan diens huis in Kensington, maar Freddies persoonlijke assistent Peter Freestone ontkende alles. Hij beweerde stellig dat Noerejev nooit in Garden Lodge is geweest en dat het vermeende romantische intermezzo nooit heeft plaatsgevonden.

Weinigen begrepen de drijfveer achter Freddies promiscuïteit en decadente levensstijl. De andere jongens haalden hun schouders op en lieten hem zijn gang gaan. De wereld was aan het veranderen op het gebied van seksuele vrijheid en trouwens, wie waren zij om een oordeel te vellen? Wat Freddie in zijn privéleven deed was zijn zaak. Zijn seksuele geaardheid was maar één facet van het geheel. De fans accepteerden over het algemeen wat ze wisten en negeerden de rest. Alleen de media raakten opgewonden zodra er ook maar een zweem van een schandaal was. Later werd duidelijk dat Freddie een van de weinige rocksterren was die intelligent genoeg waren om te begrijpen dat het gewone volk ze aanbad om hun lef. Ze hielden van hem omdat hij zonder enige terughoudendheid proefde van de gevaren van het leven, iets wat ze zelf nooit zouden durven. Hij vermaakte niet alleen zijn steeds groter wordende publiek met briljante muziek en onvergetelijke optredens, maar leidde ook in hun plaats een leven vol spanning en sensatie.

‘We gingen naar een concert van Queen, interviewden Freddie, konden met eigen ogen zien hoe ver ze gingen in hun uitspattingen – en kregen de kruimels toegeworpen,’ zegt Rick Sky. ‘Dat maakte ons net zo bevoorrecht als zij waren, relatief dan. Queen was nooit egoïstisch. Ze zorgden er altijd voor dat iedereen net zo veel lol had als zij. Ze waren gul in geestelijk en in materialistisch opzicht. En dat maakte Queen tot de beste rockband waar we ooit mee zijn opgetrokken.’