1

 

Live Aid

 

 

 

 

 

‘Door dit concert te organiseren doen we iets positiefs. We maken mensen bewust van de hongersnood en hopen dat ze luisteren en geld zullen doneren. Als mensen sterven van de honger moeten we dat als een gezamenlijk probleem beschouwen. Soms voel ik me wel machteloos. Maar deze keer kan ik mijn steentje bijdragen.’

FREDDIE MERCURY

 

‘Het was het ideale podium voor Freddie Mercury: de hele wereld aan zijn voeten.’

BOB GELDOF

 

 

Ooit waren politici grote redenaars. Die kunstvorm is in de twintigste eeuw dramatisch in verval geraakt. Als een van de weinige overgebleven disciplines kan juist popmuziek – hoe onwaarschijnlijk die voorhoederol ook klinkt – menigtes van duizenden mensen bereiken en in bedwang houden met slechts een stem en wat instrumenten. Filmsterren kunnen dit niet. Televisiesterren komen hier niet eens bij in de buurt. Misschien is de rocksuperster wel de laatste grote en onweerstaanbare beroemdheid van onze tijd.

Dit kwam bij me op toen ik op de dag van het Live Aid-concert van 1985 tussen de coulissen stond in het Wembley Stadion. Ik stond daar met John Entwistle, de bassist van The Who, en zijn vriendin Max. We keken in de verzengende hitte naar Freddies optreden voor bijna 80.000 mensen en voor een televisiepubliek van… wie weet? In de achterliggende jaren is er veel over de aantallen gespeculeerd, maar ergens tussen de 400 miljoen en 1,5 miljard mensen hebben Live Aid wereldwijd bekeken.

Nonchalance, humor, durf en sexappeal, Freddie gooide alles in de strijd. Wij keken met open monden toe. Hij kwam met zijn stem bijna niet boven het oorverdovende lawaai van de menigte uit. Het deerde hem niet. Zijn ongepolijste charisma dat het publiek in de ban hield, was zo krachtig dat je het bijna kon ruiken. Backstage stopten de meest legendarische figuren uit de popmuziek met waar ze mee bezig waren en keken machteloos toe hoe hun rivaal de show stal. Freddie wist heel goed wat hij deed. Achttien minuten lang heerste deze ongekroonde koning van de rockmuziek. De hele wereld hield hij in zijn greep.

 

Geluk zit in een klein hoekje. Dat Bob Geldof in november 1984 onderweg in een taxi wat in zijn dagboek krabbelde: dat was mazzel. Uit de krochten van zijn hersenen, ‘een slagveld van conflicterende gedachten’, zoals hij het later beschreef, dreven rudimentaire liedteksten boven die weldra een enorme impact zouden krijgen op de wereld. Dit gebeurde kort nadat hij Michael Buerks afgrijselijke beelden van het door honger geteisterde Ethiopië op het BBC-nieuws had gezien.

Onder de indruk van de televisiebeelden over dit leed van Bijbelse proporties, voelde Geldof zich zowel geschokt als machteloos. Intuïtief voelde hij dat hij hier een rol in moest gaan vervullen. Maar hij had geen idee hoe. Dus moest hij doen waar hij goed in was: een hit schrijven, waarvan de opbrengsten ten goede zouden komen aan de ontwikkelingsorganisatie Oxfam. Maar zijn Ierse punkband The Boomtown Rats was aan het aftakelen. Sinds 1980 hadden ze geen top 10-hit meer gehad. Hun hoogtepunt hadden ze in 1979 met de nummer 1-hit ‘I Don’t Like Mondays’. Muziekliefhebbers, zo wist hij, zouden massaal een single voor een goed doel aanschaffen, als de artiest maar populair genoeg was. En rond de feestdagen zou een kerstnummer hoog kunnen scoren. Het was een kwestie van het vinden van de juiste sympathieke ster om een single op te nemen. Maar hoeveel beter zou het niet zijn om een uitgelezen gezelschap aan sterren over te halen samen een plaat te maken.

Bob sprak met Midge Ure, wiens band Ultravox die week in The Tube optrad – een popprogramma op Channel 4 dat gepresenteerd werd door Bobs toen aanstaande vrouw, wijlen Paula Yates. Midge stemde ermee in om Geldofs tekst op muziek te zetten en enkele arrangementen te maken. Daarna ging Bob naar Sting, Simon le Bon (de zanger van Duran Duran) en Gary en Martin Kemp van Spandau Ballet. Zijn lijst met muziekgrootheden werd steeds langer naarmate de tijd vorderde. Vele namen werden toegevoegd: Boy George, Frankie Goes To Hollywood, Paul Weller van The Style Council, George Michael en Andrew Ridgeley van Wham! en Paul Young. Ook Francis Rossi en Rick Parfitt van Status Quo stemden gewillig in. Phil Collins en Bananarama volgden meteen. David Bowie en Paul McCartney, die elders verplichtingen hadden, deden op afstand mee. Hun bijdragen stuurden ze naar Geldof die ze later op de single dubde. Sir Peter Blake, wereldberoemd door zijn cover van het Beatles-album Sgt Pepper’s Lonely Hearts Club Band, werd gecharterd om de platenhoes te illustreren. Band Aid zag het licht; de naam was een woordspeling op een bekend merk pleister. Dit was een band die de wereld zou ‘verbinden’.

‘Do They Know It’s Christmas?’ werd op 25 november 1984 gratis opgenomen in de Sarm West Studios van Trevor Horn in Notting Hill, West-Londen. Vier dagen later kwam de single uit.

Op nummer 1 die week stond de aantrekkelijke Schotse zanger Jim Diamond, met zijn sublieme tijdloze ballad ‘I Should Have Known Better’. Hoewel Jims groep PhD in 1982 een hit had gehad met ‘I Won’t Let You Down’, had hij solo nog nooit een hit gescoord. De genereuze Jim verblufte de muziekindustrie in een interview over zijn succes in de hitlijst. ‘Ik vind het fantastisch om op 1 te staan,’ zei hij, ‘maar ik wil dat de mensen volgende week niet mijn plaat kopen, maar die van Band Aid.’

‘Ik kon mijn oren niet geloven,’ zei Geldof. ‘Als zanger die al vijf jaar geen nummer 1-hit had gescoord – en ik weet hoe belangrijk dat voor hem was –, gaf hij toch zijn eerste plaats zomaar op voor anderen. Dat was oprecht onbaatzuchtig.’

De week erna schoot ‘Do They Know It’s Christmas?’ regelrecht naar de nummer 1-notering in het Verenigd Koninkrijk. Het werd de snelst verkopende single sinds de oprichting van de hitlijst in 1952. In de eerste week alleen al werden er 1 miljoen exemplaren van verkocht. Het nummer bleef vijf weken op 1 staan en er werden meer dan 3,5 miljoen exemplaren van verkocht. Het werd Engelands meest verkochte single aller tijden – en maakte een eind aan de negen jaar durende hegemonie van Queens magnum opus ‘Bohemian Rapsody’. ‘Do they Know It’s Christmas?’ werd pas in 1997 overtroffen door Elton John’s double-A-side liefdadigheidssingle ‘Candle in the Wind/Something about the Way You Look Tonight’, een hernieuwde opname als eerbetoon aan de overleden prinses Diana.

‘De bandleden van Queen waren absoluut teleurgesteld dat ze niet waren gevraagd om mee te doen met “Do They Know It’s Christmas?”,’ geeft Spike Edney toe. Deze sessiemuzikant speelde op verschillende tournees als het vijfde bandlid van Queen. Hij leverde bijdragen op keyboard, als zanger en als slaggitarist en werd bekend toen hij bij The Boomtown Rats en nog een reeks andere grote namen speelde.

‘Ik was op een tournee van de Rats met Geldof, en ik vertelde Bob dat Queen zich gepasseerd had gevoeld. Hij vertelde toen dat hij bezig was een show te organiseren en dat hij Queen zeker zou uitnodigen om op te treden. Op dat moment dacht ik: bullshit, die is gek. Dat krijgt hij nooit voor elkaar.’

Maar de reactie van de muziekwereld op wat Geldof tot dusverre had bereikt, deed iets anders vermoeden. Meteen na de verovering van de Britse hitlijsten ontstond Amerika’s bijdrage in de vorm van supergroep USA for Africa en hun single ‘We Are The World’. Geschreven door Michael Jackson en Lionel Richie en geproduceerd door Quincy Jones en Michael Omartian. De sessie bracht de beroemdste en meest legendarische artiesten van de wereld bij elkaar. De single werd in januari 1985 opgenomen in de A&M Studios in Hollywood en kende een sterbezetting met onder meer grootheden als Diana Ross, Bruce Springsteen, Smokey Robinson, Cyndi Lauper, Billy Joel, Dionne Warwick, Willie Nelson en Huey Lewis. Meer dan vijfenveertig Amerikaanse topartiesten deden mee. Nog eens vijftig moesten afgewezen worden. Bij de ingang van de studio werden de uitverkoren sterren geconfronteerd met een bord waarop stond: ‘Ego’s inleveren bij de garderobe alstublieft.’

Ook kregen ze te maken met een iele Stevie Wonder, die hen waarschuwde dat als de single niet het vereiste niveau had en de artiesten niet in staat bleken hem in één keer op te nemen, ze door hem en zijn eveneens blinde collega Ray Charles naar huis zouden worden gereden. Er werden meer dan 20 miljoen platen verkocht en het was de snelst verkopende popsingle ooit in Amerika.

Na het uitkomen van het uitdagende Queen-album The Works zette Bob Geldof een volgende stap met zijn hulpcampagne. Hij kondigde plannen aan voor het grootste, meest ambitieuze popconcert ooit. Omdat Queen niet was gevraagd voor de single van Band Aid, gingen de bandleden ervan uit dat ze ook voor dit project geen vanzelfsprekende keuze waren. Achteraf lijkt dit ironisch. Zij hadden op dat moment een carrière van vijftien jaar achter de rug, met een ongeëvenaard assortiment aan albums, singles en videoclips. Royalty’s liepen in de miljoenen en ze hadden de meeste muziekprijzen ooit in de wacht gesleept. Dit alles dankzij hun muzikaliteit die stijlen omvatte als rock, pop, opera, rockabilly, disco, funk en folk. Toch leek Queen op zijn retour. De band was tussen augustus 1984 en mei 1985 lang van huis geweest om hun album The Works te promoten. In het kader van deze promotie speelden ze in januari 1984 live op het Rock in Rio-festival voor 325.000 fans. Maar de tour werd overschaduwd door problemen. Er was zelfs sprake van dat de band uit elkaar zou gaan.

‘Ze waren duidelijk de weg kwijt,’ bevestigt Spike Edney. ‘De tijden waren veranderd, we waren bezig met nieuwe soorten muziek. Het draaide allemaal om New Romantics, Spandau Ballet en Duran Duran. Er zijn geen redenen aan te wijzen voor succes of falen – en er zijn ook geen garanties voor te bedenken. Het liep al een tijdje niet lekker voor Queen, vooral in Amerika. Er gingen dingen fout met hun Amerikaanse platenmaatschappij. Hun vertrouwen was geschaad. Misschien reageerden ze dat wel wat af op elkaar. Wie zou dat niet gedaan hebben?’

‘Ach, mensen maken nu eenmaal ruzie,’ redeneert goede vriend, meesterlijk toetsenist en voormalig Strawbs- en Yes-man, Rick Wakeman. ‘Dat bandleden ruziemaken is begrijpelijk: bij welke andere baan zit je nou constant op elkaars lip? Onderweg ontbijt je samen, je reist samen naar je werk, je eet altijd met elkaar. De enige tijd die je voor jezelf hebt is wanneer je slaapt. En dat nog niet eens altijd. Al ben je nog zulke goede vrienden, er komt een dag waarop je tegen jezelf zegt: “Als die vent zich nog één keer op zijn kop krabt, steek ik hem neer.” Je moet leren elkaar de ruimte te geven. Als je maar de goede muziek maakt, dan maakt het niet uit of je boos op elkaar wordt, of dat de een naar een coffeeshop gaat, een ander gaat oefenen en weer een ander ertussenuit knijpt naar een voetbalwedstrijd. Breng vier of vijf mensen samen, extreme creatievelingen die fantastische dingen doen met hun geest, handen en stemmen, en je hebt alle ingrediënten voor vuurwerk bij elkaar. In dat opzicht verschilt Queen niet van de rest van ons.’

Na de promotietour van het gitaarloze en zeer dansbare album Hot Space in 1982 waren Freddie Mercury, Brian May, Roger Taylor en John Deacon uit elkaar gegaan om zich te concentreren op hun solocarrières. In het bijzonder Brian met Eddie Van Halen in het Star Fleet Project, en Freddie met zijn soloalbum. In augustus 1983 kwamen ze weer bij elkaar om samen te werken aan The Works, hun tiende studioalbum en eerste cd. ‘Radio Ga Ga’ was de eerste single hiervan. Op The Works stonden ook het hardrocknummer ‘Hammer to Fall’, de droefgeestige ballad ‘Is This the World We Created…?’ en het controversiële ‘I Want to Break Free’ met de extravagante videoclip. De clip was losjes gebaseerd op de Britse soapserie Coronation Street. Hoewel ‘I Want to Break Free’ enorm populair werd in Engeland en andere landen, voelde het conservatieve Midden-Amerika zich erdoor beledigd en ergerden veel fans zich eraan.

Bovendien – en dat was nog erger – had Queen de culturele boycot van het door apartheid verscheurde Zuid-Afrika geschonden. De band gaf er concerten, net als Rod Stewart, Rick Wakeman, Status Quo en anderen. Queen kreeg veel kritiek op de shows van oktober 1984 in Sun City, het casino-, golf- en vakantieoord van Sol Kerzner in Bophuthatswana. De band werd zelfs beboet en op de zwarte lijst van de British Musicians’ Union geplaatst. Voor de in Afrika geboren Freddie was dit een karikatuur van rechtvaardigheid. De band werd pas in 1993 weer van de lijst gehaald toen de rassenscheiding ten einde kwam, een jaar voordat Nelson Mandela tot president van Zuid-Afrika werd gekozen. Queen werd jaren later een fervent en actief supporter van Mandela.

‘Ik verdedigde Queen toen ze in Zuid-Afrika gingen optreden,’ verkondigt Rick Wakeman. ‘Ik gaf er ook concerten in het tijdperk van de apartheid, met een orkest dat bestond uit zwarte Zoeloes, Aziaten en blanken. Ik maakte daar het album Journey to the Centre of the Earth en werd aan het kruis genageld door de Britse pers. Toen ik het probeerde uit te leggen, wilden ze niet luisteren. Muziek is niet “zwart” of “wit”, het is gewoon een orkest, een koor. Door daar te spelen steunde ik niet het apartheidsregime. George Benson ging erheen. Diana Ross ging erheen. Waarom konden gekleurde mensen er wel heen en blanken niet? Dat is racistisch op zich. Shirley Bassey ging erheen en zei: “In godsnaam, ik ben half zwart en half Welsh, erger kan het niet.” Dus toen Queen naar Zuid-Afrika ging, juichte ik dat van harte toe. Ze zetten de stupiditeit van dat alles in de schijnwerpers en vestigden de aandacht op het feit dat muziek geen sekse-, culturele of rassengrenzen heeft. Het is voor iedereen.’

De global jukebox van Live Aid zou op 13 juli 1985 in twee enorme stadions worden gehouden. Het Wembley Stadion in Londen en het John F. Kennedy Stadion in Philadelphia in de Verenigde Staten waren binnen een mum van tijd helemaal uitverkocht. Maar de organisatie ervan bleek een logistieke nachtmerrie.

‘Toen Bob voor het eerst bij me op kantoor kwam om de organisatie te bespreken, dacht ik dat hij me voor de gek hield,’ herinnert promotor Harvey Goldsmith zich. ‘In 1985 waren er nog geen faxapparaten, laat staan computers, mobiele telefoons etc. We werkten met telex en vaste telefoons. Ik herinner me dat we op een middag in mijn kantoor zaten met een grote satellietkaart en een oude passer. We probeerden uit te zoeken welk bereik de satellieten op bepaalde tijdstippen zouden hebben. Toen we naar de BBC gingen, sloeg Bob met zijn vuist op tafel en eiste hij zeventien uur live zendtijd – dat was revolutionair. Toen de BBC eenmaal had toegezegd, konden we dat als argument gebruiken om andere zenders van over de hele wereld over de streep te trekken. Het was voor het eerst dat dit gebeurde en het was mijn taak om de boel te coördineren.’

Daarna stond de organisatie voor de uitdaging om wereldsterren, die soms al hadden bijgedragen aan de liefdadigheidssingles, over te halen om te helpen nog meer geld in te zamelen voor de slachtoffers van de hongersnood. Het werd een geweldige revanche van de muziekgemeenschap op de overheden die werkeloos hadden toegekeken bij de massale sterfte.

‘Het waren die idioten uit de popmuziek, die het voor elkaar kregen,’ stelt Francis Rossi van Status Quo. ‘Ik word nog steeds kwaad als ik eraan terugdenk. Ik geloof dat als iedereen had samengewerkt – als we toen de omvang hadden geweten van wat we hadden kúnnen bereiken –, we dan de oliegiganten als de BP’s en de Shells en andere multinationals hun steentje hadden kunnen laten bijdragen. We hadden wel twintig keer zo veel geld kunnen ophalen. Je moet me niet vertellen dat de regeringen niet in staat waren de wetgeving rond reclame te omzeilen. Alle multinationals hadden erbij betrokken kunnen worden en het resultaat was mega geweest. Maar een dergelijke aanpak was toen onontgonnen terrein. Tegenwoordig denken we anders over Live Aid. Maar alle eer gaat nog altijd naar Bob. Hij heeft iets opgezet wat weinigen vóór hem hadden gekund.’

Hoe kreeg Bob Geldof Queen zover om mee te doen?

‘Bob vroeg me om de band te polsen of ze ervoor voelden. Dat deed ik toen ik met Queen op tournee was in Nieuw-Zeeland,’ zegt Spike Edney. ‘Waarop ze antwoordden: “Waarom vraagt hij ons dat niet zelf?” Ik legde uit dat hij bang was dat ze de uitnodiging af zouden slaan. Ze klonken niet overtuigd, maar waren bereid het voorstel te overwegen. Ik gaf dit door aan Bob en hij nam officieel contact op met Jim Beach, de manager van Queen.’

Geldof legde later uit hoe hij hen over de streep trok. ‘Ik was Jim helemaal achterna gereisd naar een kleine badplaats waar hij verbleef en ik zei tegen hem: “In godsnaam, wat mankeert hen?” Waarop Jim antwoordde: “Ach, je weet wel, Freddie is gevoelig.” Dus zei ik: “Zeg tegen die ouwe nicht dat dit het grootste evenement is dat er ooit heeft plaatsgevonden – deze megashow.”

Uiteindelijk kwamen ze terug van hun tournee en zeiden: “Oké, we doen het.” Ik dacht, fantastisch. En toen ze dan eindelijk optraden op Live Aid, waren ze de beste band van de dag. Of het je smaak was of niet. Zij speelden op hun best, ze hadden het beste geluid en ze gebruikten hun tijd optimaal. Ze begrepen het concept van de global jukebox, zoals ik het aan ze had uitgelegd. Ze stonden er en speelden de ene hit na de andere. Het was ongelooflijk. Ik was boven in de Appeals-box in het Wembley Stadion, toen ik dat geluid hoorde. Ik dacht, mijn God, wie krijgt dit voor elkaar?’

Geldof kon niet weten dat geluidsman James ‘Trip’ Khalaf net voor het optreden om 18.40 uur naar voren was gegaan om het geluid te ‘checken’. Niemand wist het. Hij had stiekem wat met de begrenzers gerommeld…

‘We klonken harder dan de rest op Live Aid,’ bekende Roger Taylor. ‘In een stadion moet je de menigte overweldigen!’

‘Ik ging naar buiten,’ zei Geldof, ‘en zag dat het Queen was. Ik keek naar het publiek dat helemaal uit zijn dak ging. De band was fantastisch. Ik denk dat ze achteraf opgetogen waren – vooral Freddie. Het was het perfecte podium voor hem: de hele wereld aan zijn voeten. En hij kon zich helemaal uitleven met “We Are the Champions” en dergelijke hits. Mooier kon het niet!’

‘We kenden Bob helemaal niet,’ merkte John Deacon op in een van de zeldzame interviews die hij gaf. ‘Het waren vooral nieuwere artiesten die aan “Do They Know It’s Christmas?” hadden meegewerkt. Maar voor het evenement wilde hij juist de gevestigde namen hebben. Onze eerste reactie was… we wisten het niet – slechts twintig minuten en geen soundcheck! Toen duidelijk werd dat het doorging, waren we net klaar met een tournee door Japan. We zaten samen te eten in een of ander hotel en bespraken of we het moesten doen of niet. Toen hebben we de knoop doorgehakt en ja gezegd. Live Aid was een dag waarop ik trots was dat ik in de muziekbusiness zat. Die dagen zijn er niet veel. Maar het was een geweldige dag. Mensen vergaten de rivaliteit. Het was een mooie morele opkikker, ook voor ons, omdat het ons bewust maakte van de omvang van onze aanhang in Engeland en ons bevestigde in wat we als band te bieden hadden.’

‘Er was niets magisch aan hoe we de set in elkaar draaiden,’ bekent Spike Edney. ‘We overlegden met elkaar welke nummers we zouden spelen en kwamen uiteindelijk op het idee om een medley van hits te doen. Niks geheimzinnigs aan. Als je een hoop nummers hebt en je kunt niet kiezen, is dat het meest voor de hand liggende. Het was allemaal erg nuchter en zakelijk, maar de timing was natuurlijk wel perfect. Elk bandlid afzonderlijk was een enorme perfectionist… en dat is maar goed ook. Op de dag zelf bleek het verbazingwekkend goed te werken.’

‘Queen had een week lang serieus gerepeteerd in het Shaw Theatre in de Londense Euston Road, terwijl de anderen gewoon opkwamen en als straatmuzikanten speelden,’ herinnert Peter ‘Phoebe’ Freestone, Freddies persoonlijke assistent, zich. ‘Daarom waren zij die dag de beste. Ik herinner me dat Freddie stomverbaasd was toen hij “Radio Ga Ga” inzette en duizenden handen de lucht in zag gaan. Hij was verbluft, had dit nog nooit eerder gezien. Ze hadden dat nummer altijd in het donker gespeeld.’

Spike Edney herinnert zich de dingen enigszins anders. Freddie was er volgens hem helemaal klaar voor die dag en hij en de band gingen ervoor. Ik ben het met hem eens omdat ik dat toen ook zo heb ervaren. Dit was het ultieme moment voor Queen. Hier hadden ze hun hele carrière naar gestreefd.

‘Backstage was het één grote georganiseerde chaos,’ doet Spike uit de doeken, ‘maar iedereen ging buitengewoon plezierig en open met elkaar om. Niemand blafte de anderen af, of probeerde elkaar te overtreffen. Totdat Queen opkwam had het de sfeer van een gemoedelijke, zomerse picknick. Wat niet wil zeggen dat Queen berekenend en doortrapt was. Zij deden wat ze normaal gesproken ook zouden doen en verwachtten van de rest van de bands hetzelfde. Ik was verbaasd dat sommige artiesten simpelweg hun laatste single uitbraakten: daar was dit het publiek niet naar. Queen deed dat niet. Zij deden wat Bob hen had gevraagd voor “het grootste rockevenement aller tijden”, zoals er tegenwoordig naar wordt verwezen. Wat hield dat eigenlijk in? Het was in feite een band op het toppunt van zijn carrière die deed waar de leden goed in waren en daarmee iedereen versteld deed staan.’

‘Niemand was er klaar voor… behalve Queen,’ vertelt Pete Smith, de wereldwijde coördinator van het evenement en schrijver van het in 2012 te verschijnen boek Live Aid. ‘Ik zag het optreden backstage op de monitor. De BBC had tv-monitoren in de artiestenruimtes opgesteld. Behalve op alle klokken die Harvey had besteld, zagen we op de monitoren in welk stadium het programma zich bevond. Queen trok volledig zijn eigen plan en ging in nog geen twintig minuten helemaal los. Het effect was voelbaar. Live Aid kolkte en bruiste op dat moment.’

Hoewel ze briljant waren, zowel technisch als muzikaal, en op hun best – ze waren de meest professionele rockband op dat moment – was hun reputatie op het wereldtoneel behoorlijk tanende. Hun populariteit verminderde door een overvloed aan misrekeningen, tegenslagen en een algemene, wijdverspreide verandering in muzieksmaak. De bandleden kregen het gevoel dat ze hun beste tijd hadden gehad.

Een definitieve breuk leek onvermijdelijk. Ze spraken er zelfs over. Dankzij Live Aid zou het allemaal weer veranderen. Maar waarom was het publiek zo verbaasd over hun opwindende optreden?

Spike Edney kon het niet bevatten. ‘Dit was typisch Queen!’ lacht hij. ‘De band stond wereldwijd bekend om hun geweldige liveshow, omdat ze alles gaven. Ze waren veteranen in het optreden in stadions en niet bepaald beginnelingen. Dit was hun natuurlijke omgeving, hun biotoop, en hoe groter het publiek, hoe beter. Ze deden dit met twee vingers in de neus. Het verwonderde de bandleden eerlijk gezegd dat iedereen zo verbaasd was over hun optreden. Voor hen was het routine. Nu je het zegt, toen we van het podium af kwamen, wisten we dat het ons gelukt was. Na Live Aid werd het de band duidelijk dat het optreden hun wereld voorgoed had veranderd.’

Bernard Doherty organiseerde de publiciteit van het evenement. Hij nam op de dag zelf alle media onder zijn hoede. ‘We wisten dat we de pers te vriend moesten houden om zeker te zijn van maximale verslaggeving. Ik had maar acht triple-A perspassen die overal toegang toe boden, maar er waren honderden journalisten. We moesten de passen laten circuleren. Ik nam de journalisten een voor een apart en zei tegen ze: “Je hebt vijfenveertig minuten, ga naar voren, pak wat je pakken kunt en kom hier terug. Ik zie je straks in het Hard Rock Café.” Daarvan hadden we een “filiaal” backstage opgezet. Backstage stonden alle mobiele artiestenkleedkamers in een kring opgesteld. Elton John was ergens in het midden aan het barbecueën omdat het menu van het café hem niet aanstond. David Bailey zette zijn fotostudio op in een stinkend hoekje, daar voelde hij zich niet te goed voor. De omstandigheden waren voor niemand ideaal. Het was allemaal haastwerk. Maar het gebeurde toch maar. Iedereen was aangestoken door het Live Aid-virus. De meeste mensen lieten hun ego’s thuis en het liep als een trein.’

Doherty had in die tijd David Bowie als klant en hij was verantwoordelijk voor zijn welbevinden. ‘Het is altijd een beetje zenuwslopend als je voor je artiest moet zorgen terwijl je ook een andere functie hebt te vervullen. In mijn geval waren dat er zo’n achttien op die dag. David en Elton waren niet bepaald vriendelijk tegen elkaar – ze hadden duidelijk mot gehad. Davids optreden was oké. Eltons optreden was goed. Maar David was vooral blij om Freddie te zien. De twee stonden te kletsen of ze elkaar de dag ervoor nog hadden ontmoet. Je voelde gewoon de genegenheid tussen hen. David droeg een prachtig blauw pak en zag er ongelooflijk knap en vitaal uit. Vlak voordat hij op moest, knipoogde Freddie naar hem en zei: “Als ik je niet zo goed kende, zou ik je op willen vreten.” Geen wonder dat David opkwam met een grote grijns op zijn gezicht.’

Freddie bleef de hele dag ontspannen.

‘Hij stond in het middelpunt van de belangstelling op zijn kitscherige maar toch bescheiden manier, omringd door bewonderaars,’ beaamt Bernard Doherty. ‘Hij wist dat hij macht had over deze mensen, maar het succes steeg hem niet naar zijn hoofd. Al had hij voor een strandhutje in Southend-on-Sea gezeten, dan nog hadden de mensen hem ademloos bewonderd. Hij was een echte ster, met die ondefinieerbare kwaliteit. John Deacon zag ik er niet tussen, waar was hij? En ik zag Brian May en Roger Taylor de hele dag niet met elkaar praten. Het leek wel een gescheiden echtpaar dat op hetzelfde feestje komt.’

Francis Rossi van Status Quo is het hier niet mee eens. ‘Ik geloof niet dat Queen toen op het punt stond om uit elkaar te gaan. Ik vond dat ze goed met elkaar omgingen. En wij kenden de bandleden van dichtbij. In alle bands heb je meningsverschillen. Maar zij werden absoluut verenigd door hun betrokkenheid bij Live Aid.’

Toch deed backstage hardnekkig het gerucht de ronde over een mogelijke breuk bij Queen. ‘Het was overduidelijk,’ houdt Bernard Doherty vol. ‘Maar niet tijdens hun optreden. Als er al meningsverschillen waren, dan waren ze intelligent genoeg om die opzij te zetten en de klus te klaren. En ze spéélden niet alleen, ze wonnen ook. Queen had de wauw-factor. Wat herinneren we ons nog meer van Live Aid? Dat het geluid uitviel bij The Who. En dat Bono in zijn eentje excelleerde en begon te improviseren, waardoor hij de anderen in verwarring bracht – niemand van U2 wilde die dag nog met hem praten.’

Hoewel U2 door het optreden op Live Aid naam maakte als stadionband met een gouden toekomst, scheelde het niet veel of het was die dag helemaal misgegaan. Niet alleen speelden ze een veertien minuten durende versie van hun nummer ‘Bad’ over heroïne, van het album The Unforgettable Fire uit 1984, maar Bono doorspekte het gewaagd met geschreeuwde fragmenten uit Lou Reeds ‘Satellite of Love’ en ‘Walk on the Wild Side’ en ook met stukken uit ‘Ruby Tuesday’ en ‘Sympathy for the Devil’ van de Rolling Stones. Hierdoor was er nog tijd over voor één ander nummer, zodat ze hun laatste nummer moesten overslaan: ‘Pride (In the Name of Love)’, dat later een megahit zou worden.

Op een gegeven moment zag Bono plotseling een jong meisje in de verdrukking raken. In de ban van zijn charisma drong de massa naar voren en verdrukte het meisje. Wanhopig gebaarde hij naar de beveiliging dat ze haar moesten redden; ze begrepen hem niet. Toen sprong hij zelf op goed geluk het publiek in van een hoogte van bijna negen meter. Hij nam het meisje mee het podium op en danste met haar. Uit deze actie bleek weer eens hoe goed Bono contact maakte met zijn publiek. Die korte dans, die met een kus werd bezegeld, werd een onuitwisbaar beeld van Live Aid. Als gevolg van deze actie kwamen alle U2-albums weer op de hitlijsten binnen.

‘Op de dag zelf dachten ze echter dat ze het hadden verbruid,’ aldus Doherty. ‘Simon Le Bon verknalde het wel, met zijn slechtste optreden ooit. En verder waren er de critici die slijmden met Bowie. Phil Collins, die dankzij Concorde zowel in Wembley als in JFK speelde – hoewel hij volgens velen niet die moeite had hoeven doen. Niet in de laatste plaats voor het inderhaast herenigde Led Zeppelin, voor wie hij drumde in JFK. Maar wat Queen betreft, zij deden precies wat er van hen werd verwacht. Ik bekeek ze vanaf de zijlijn en ik was verbijsterd. Ik stond nog geen meter achter Freddie en kon over zijn schouder op de piano kijken. Ik keek een beetje huiverig naar het publiek. Je weet maar nooit: zelfs de grootste sterren ter wereld kunnen afgaan, terwijl je niet snapt waarom.

We hadden ons geen zorgen hoeven maken. Queen haalde alles uit de kast. Freddie deed me denken aan vele andere grote sterren: Alex Harvey, de grote glamrocker van The Sensational Alex Harvey Band. Ian Dury and the Blockheads. Mick Jagger. Ziggy Stardust and the Spiders. Wat Freddie op dat moment beter dan ooit aan de dag legde, was zijn instinctieve sterrenkwaliteit en zijn feilloze gevoel voor wat het publiek wil zien. Hij creëerde de sfeer van een variétévoorstelling. Het leek alsof hij de best bewaarde geheimen van elke belangrijke artiest had bestudeerd, geabsorbeerd en in zijn hoge hoed had gegooid. En alsof hij iets van al die grootheden in zijn eigen act had getoverd. De formule was perfect. Als de ultieme trotse pauw verleidde Freddie ons allemaal.’

Niet dat hij wist dat Queen die dag geschiedenis schreef, geeft Doherty toe. ‘Niet op de dag zelf, nee. Ik liep met een koptelefoon op en een walkietalkie – we hadden toen nog geen mobiels. Ik maakte me zorgen om Dave Hogan en Richard Young op het podium. Ik moest me bezighouden met Bob en Harvey. Alles tegelijk, ik had veel aan mijn hoofd. Het was me duidelijk dat Queen het goed deed bij het publiek, zeker. De massa ging uit zijn dak. Iedereen backstage stopte met praten om te kunnen kijken. Dat was bizar, nog niet eerder vertoond die dag. Wie kwam er voor of na Queen? Dat weet bijna niemand meer. Wat ik me nu vooral herinner? Dat Freddie Mercury de beste performer was die dag. Misschien wel de beste performer ooit!’

David Wigg, de doorgewinterde journalist die toen voor The Daily Express schreef, was al lang zeer goed bevriend met Freddie. ‘Ik was de enige journalist die bij Freddie in de kleedkamer mocht komen, toen hij zich voorbereidde op Queens optreden op de grootste show ter wereld. Hij was erg ontspannen en verheugde zich om op te gaan en zijn bijdrage te leveren.’

‘We spelen nummers waar het publiek zich mee kan identificeren, om het evenement zo een positieve lading te geven,’ legde Freddie uit.

Freddie en David bespraken de beweegredenen om Live Aid te organiseren en Freddie verwees naar zijn eigen jeugdervaringen. ‘Hij vertelde dat, toen hij op een Engelse kostschool in India zat, hij zich er voor het eerst van bewust werd dat hij het beter had dan een heleboel andere kinderen. Als kind ontdekte hij daar al de slechte omstandigheden waaronder de armen moesten leven.’

‘Maar,’ had Freddie benadrukt, ‘ik doe dit niet uit schuldgevoel. Ik voel me niet schuldig omdat ik nu eenmaal rijk ben. Als ik niet optreed, lost dat het probleem niet op. Helaas zal dit probleem altijd blijven bestaan. Het gaat erom dat we de wereld erop wijzen dat dit aan de hand is. Door dit concert doen we iets positiefs waardoor mensen hopelijk gaan kijken, luisteren en geld doneren. We moeten het ook niet bekijken als een kwestie van wij en zij. Als mensen van de honger sterven, is dat een gemeenschappelijk probleem.’

Freddie bekende verder aan ‘Wiggie’ dat hij de tv uit had moeten zetten toen hij de beelden van de miljoenen uitgehongerde mensen in Afrika zag. ‘Het raakt me, ik kan het niet aanzien. Soms voel ik me machteloos, maar nu kan ik mijn steentje bijdragen. Bob heeft iets geweldigs gedaan, omdat hij de vonk heeft laten overspringen. Ik weet zeker dat we het allemaal in ons hebben, maar er was iemand nodig als drijvende kracht om ons allemaal bij elkaar te krijgen. En dat was hij.’

 

Voor één concertganger was deze dag nog overweldigender, omdat het zijn eerste ervaring met de popwereld was. Jim Hutton, de bescheiden kapper die kort voor Live Aid Freddies partner was geworden, zou de rest van Freddies leven bij hem blijven. Hij kon toen nog niet weten dat hij amper zes jaar later zijn geliefde moest voorbereiden op diens begrafenis. Als Freddies wederhelft werd hij in stijl naar het concert vervoerd in de privé-limousine. Het was de eerste keer dat hij überhaupt naar een concert ging, laat staan dat hij Queen eerder had zien spelen.

‘Over in het diepe gegooid worden gesproken,’ zei Jim later lachend. ‘Om eerlijk te zijn, ik was wel een beetje overweldigd door al die glitter en glamour. Elk bandlid had zijn eigen caravan. Alle vrouwen waren mee en ook de kinderen van Roger en Brian. Freddie kende iedereen. Hij stelde me aan David Bowie voor, die ik al eens eerder had ontmoet toen ik zijn haar knipte. Hij stelde me zelfs aan Elton John voor als zijn “nieuwe man”. Freddie hoefde zich niet voor te bereiden, hij ging het podium op in de kleren die hij aanhad. Een wit hemd en een gebleekte spijkerbroek. Hij had zijn favoriete gympen aan en een riem om en hij droeg een spijkerarmband. Toen het zijn beurt was sloeg hij nog een wodka-tonic naar binnen en zei: “Laten we de klus klaren.”

Ik liep met hem mee naar het podium en wenste hem succes met een kus. Niet dat hij dat nodig had. Hen die nummers live te horen spelen was verbijsterend voor een eenvoudige jongen als ik. Een stukje “Bohemian Rhapsody” met Freddie aan de piano, “Radio Ga Ga” met het publiek dat wild enthousiast op de maat meeklapte, “Hammer to Fall”, en daarna Freddie op zijn gitaar met “Crazy Little Thing Called Love” en “We Will Rock You”, en tot slot “We Are the Champions”. Later op de avond toen het al donker was, gingen Freddie en Brian nog een keer samen het podium op en voerden ze de prachtige ballad “Is This the World We Created...?” uit. Ze hadden het nummer nog maar vlak daarvoor opgenomen, maar het was alsof het speciaal voor deze gelegenheid was geschreven. De tekst klopte, en de manier waarop Freddie het zong was bijna magisch. Ik was tot tranen toe geroerd, iets wat Freddie vaker bij me losmaakte.’

Eindelijk had Jim, die negentien jaar na de dood van Freddie in januari 2010 aan kanker zou overlijden, zijn beroemde geliefde aan het werk gezien. ‘Hij gaf zich helemaal op het podium. Hij verbaasde me. Toen het voorbij was, leek hij blij. “Goddank, dat is voorbij,” zei hij lachend. Nog een wodka-tonic en hij was weer rustig. We bleven tot het eind en spraken met iedereen. Maar Freddie had geen zin om naar de afterparty in de nachtclub Legends te gaan. In plaats daarvan gingen we naar ons huis, Garden Lodge, om de rest van het Amerikaanse deel van de show op tv te bekijken. We leken wel zo’n oud getrouwd stel.’

 

Freddies ouders schitterden door afwezigheid die dag. Vaak gingen ze naar de concerten van Queen in Engeland, maar dit spektakel wilden ze liever vanuit de huiskamer ‘bijwonen’.

‘Het was zo’n groots evenement, het zou te ingewikkeld worden,’ herinnert Freddies moeder Jer zich. Waarschijnlijk zouden zij en Freddies vader overweldigd worden door de massa en de hectische logistiek om naar en van het stadion te komen. ‘Dus zagen we het op televisie. Ik was zo trots. Mijn man draaide zich naar me om en zei: “Onze jongen heeft het voor elkaar gekregen.”’

Vanuit het oogpunt van de professionals die belast waren met het opnemen en uitzenden van het evenement, was Freddies optreden zonder meer sensationeel geweest. Mike Appleton, voormalig uitvoerend producent van The Old Grey Whistle Test – de invloedrijke BBC tv-serie over popmuziek –, herinnert zich Freddies optreden als ‘fascinerend’.

‘Hij had eigenlijk niet eens mogen optreden. Artsen hadden toen al gezegd dat hij te ziek was. Hij was bovendien slecht bij stem, door een verkoudheid of zo. Freddie was niet gezond genoeg, maar hij stond erop. En uiteindelijk werden hij en Bono van U2 de succesvolste performers van de dag. Het was heel boeiend om Freddie via de monitoren te volgen – ik zat de hele dag opgesloten in een bloedheet busje van waaruit we opnames maakten. We waren letterlijk een programma live aan het opbouwen. Om vijf uur schakelden we over naar JFK – we wisselden het af, twintig minuten hier en twintig minuten daar, laten we hier een live interview doen, een stukje optreden van iets eerder daar, wat hoogtepunten van het eerste uur in deze opname… Het was eigenlijk erg opwindende tv en de enige manier waarop ik graag werk. Freddie kwam op en nam meteen het hele podium in bezit. Op zijn dooie gemak veroverde hij daarna het publiek.

Queen gooide toen al een tijdje niet zulke hoge ogen meer,’ vervolgt Appleton. ‘De band had al langer geen albums met veel impact meer gemaakt. Door het Live Aid-optreden zetten ze zichzelf weer op de kaart. Live Aid had hetzelfde effect op de muziekindustrie. De verkoopcijfers stegen. Het evenement bleek een versterkend middel voor de hele industrie. Omdat Freddie de ster van de dag was, was hij ongetwijfeld het belangrijkste ingrediënt van dat middel. Hij was dominanter dan ik hem ooit had gezien. Emotioneel gezien was het misschien Bobs dag, maar muzikaal gezien was het Freddies dag.’ Mike ontving later de BAFTA Award voor Live Aid als producer van ‘The Best Outside Broadcast’.

Dave Hogan, die de show fotografeerde, deelt de mening van Appleton. ‘We waren maar met zes officiële Live Aid-fotografen,’ onthult de legendarische fotograaf van de Sun, beter bekend als ‘Hogie’ (die zelf zijn ‘fifteen minutes of fame’ beleefde en voorpaginanieuws werd, toen hij door de crew van Madonna werd aangereden). ‘We waren plaatjes aan het schieten voor het Live Aid-herinneringsboek, dus hadden overal vrije toegang,’ mijmert hij. ‘Het was duidelijk dat Freddie de belangrijkste figuur was die dag – maar pas toen hij op het podium stond. Hij stond buiten het podium niet graag in de schijnwerpers. Hij was een gentleman en gedroeg zich meestal onopvallend, vergeleken bij anderen. Niemand realiseerde zich hoe machtig hij was, totdat hij er stond. Op dat moment wisten we het. Ik herinner me hoe hij begon met “Radio Ga Ga”. Het was niet eens donker, maar hij wist de magie op klaarlichte dag voor elkaar te boksen. Die bruisende zee van fans, samen klappend en stampend, bezorgde me kippenvel. Voor ons was het de hemel op aarde. Dit is het moment waarop je wacht. Hij stal de show. De dag was vol met prachtige momenten – Bono die in het publiek sprong, McCartneys eerste live-optreden sinds de moord op John Lennon. Maar wat ik Freddie zag bereiken was adembenemend. Hij was betrokken bij iedereen die aanwezig was. Het was een totale eenheid. Niemand had dit eerder gedaan en niemand is het sindsdien gelukt om dit te herhalen. Ik denk dat hij de enige was die dit kon.’

Zo zong en danste de crème de la crème van de popmuziek om de wereld te voeden. Het is eindeloos herhaald dat het optreden van Queen het meest opwindende, meest ontroerende, meest gedenkwaardige en het meest indrukwekkende was – waarbij ze de prestaties van hun grootste rivalen voorbijstreefden.

‘Verreweg het meest buitengewone optreden,’ beaamt radioverslaggever Paul Gambaccini. ‘Je kon een koude rilling voelen backstage toen alle ogen zich tegelijkertijd op de monitoren richtten, als honden die een fluitje hadden gehoord. Queen stal de show en herwon voorgoed zijn status.’

De overige Queen-leden waren de eersten om hun bewondering uit te spreken. ‘De rest van ons speelde oké, maar Freddie wist het op een hoger plan te tillen,’ zei Brian hierover met zijn typerende bescheidenheid. ‘Het waren niet uitsluitend Queen-fans. Hij maakte met iedereen contact.’

Later wijdde hij hierover uit in een emotioneel interview in het kantoor van Queen in Pembridge Road. ‘Live Aid was Freddie. Hij was uniek. Je kon onze muziek bijna door hem heen zien stromen. Je kon niet om hem heen. Hij was origineel. Speciaal. We speelden niet alleen voor onze fans, het waren de fans van iedereen. Freddie gaf echt alles.’

Van alle 704 optredens van Queen met Freddie als frontman blijft dit optreden het meest tot de verbeelding spreken, ze waren op hun absolute top. Live Aid gaf de band het perfecte podium om dat te bewijzen. Zonder rekwisieten en attributen, zonder hun eigen lichtstellage, rookmachines en andere special effects, zelfs zonder de magie van natuurlijke duisternis en met minder dan twintig minuten om zichzelf te bewijzen, waren ze onbetwist heerser over het wereldwijde poppubliek.

Ze konden op dat moment niet weten dat ze hun hoogtepunt hadden bereikt. Euforisch schoven ze alle plannen voor solocarrières opzij – voor dat moment tenminste – maar ze zouden er snel achter komen dat hun tweede kans op een schitterende toekomst met Freddie van tragisch korte duur zou zijn.