5

 

Queen

 

 

 

 

 

‘Het idee om Queen op te richten werd door mij al bedacht toen Brian en ik nog studeerden. Hij had hier wel oren naar en we besloten onze krachten te bundelen. De eerste sporen van Queen voeren terug naar een band die Smile heette. Ik volgde de band en raakte bevriend met de bandleden. Ik bezocht hun optredens en zij de mijne.’

FREDDIE MERCURY

 

‘Om te beginnen was hij een enorme sukkel. Een sukkel met konijnentanden die zijn eigen fantasie werd. Het klassieke lelijke eendje dat een mooie zwaan wordt. Elke band zou zó zijn drummer en bassist inruilen voor een zanger als hij. Niemand kon hem evenaren. Bowie kwam daar misschien het dichtst bij in de buurt.’

DAVID STARK, UITGEVER VAN SONGLINK INTERNATIONAL, ROCKLIEFHEBBER EN DRUMMER

 

 

De tweestemmige harmonieën uit het klaslokaal gingen geleidelijk over in driestemmige toen Freddie en Tim Staffell, medestudent en zanger, met een derde student begonnen op te trekken, Nigel Foster. De drie besteedden veel tijd aan het perfectioneren van hun versies van ‘Hey Joe’, ‘Purple Haze’ en ‘The Wind Cries Mary’, allemaal Britse top 10-hits van Jimi Hendrix. Deze jamsessies die ze zogenaamd voor hun eigen plezier hielden, trokken de aandacht van de jongens die later Queen zouden vormen.

Een tijdlang waren Tim en Freddie onafscheidelijk. Tim en andere medestudenten wisten weinig van Freddies achtergrond of van de omstandigheden waaronder de familie Bulsara naar Engeland was gekomen. Omdat hij nooit vrienden mee naar huis nam, hadden ze de indruk dat zijn ouders afstandelijk waren en dat ze niet wilden integreren of zich aan wilden passen. Onterecht deed het gerucht de ronde dat ze nauwelijks Engels spraken, en dat ze vastbesloten waren hun cultuur, taal en godsdienst af te schermen en in ere te houden. Maar in werkelijkheid sprak Freddie al sinds zijn peutertijd Engels.

Tim speelde intussen regelmatig met een semiprofessionele band, die Smile heette. Freddie begon met hem mee te gaan naar de repetities. De slaggitarist was Brian May, een slungelige wiskunde-, scheikunde- en astronomiestudent aan Lofty Imperial College. Zonder het te weten waren Freddie en hij bijna buren geweest in Feltham. Brian was een paar straten verderop net als Freddie in een bescheiden huishouden opgegroeid in Gladstone Avenue. Hij was enig kind en een bolleboos. Al vanaf zijn zesde jaar speelde hij gitaar. Toen hij nog op school zat, hielp zijn vader Harold hem zijn eigen Red Special-gitaar te bouwen uit een afgedankte schoorsteenmantel en wat stukken eikenhout. Hij bespeelde deze met zilveren sixpenny-muntstukken in plaats van met het gebruikelijke plectrum. Deze gitaar zou hem later over de hele wereld vergezellen. Brian had net als Freddie met schoolvrienden wat geliefhebberd in amateurbands. ‘Geen van de groepen schopte het ver, want we hadden nooit echte optredens en we namen het niet serieus genoeg,’ zei Brian hierover.

Op een lokale dansavond ontdekten Brian en zijn vrienden Tim Staffell, die ergens achter in de gang stond te zingen en te jengelen op een mondharmonica. Ze vroegen hem om hun band ‘1984’ te komen versterken en hij zong als frontman op hun eerste officiële optreden in St Mary’s Church Hall in Twickenham. Dit was een veelbelovend optreden en het leidde tot een uitnodiging om als voorprogramma van Jimi Hendrix op te treden in Imperial College in mei 1967. Een paar maanden later wonnen ze een wedstrijd in de Top Rank Club in Croydon. Een professionele carrière leek al half op zak.

‘1984 was een amateurband die we op school hadden samengesteld. We kregen uiteindelijk iets van vijftien pond voor een optreden,’ herinnerde Brian zich later. ‘We speelden nooit eigen materiaal dat iets voorstelde. Het was een vreemde mengeling van coverversies van de nummers die mensen toen wilden horen. Dit was de periode waarin de Stones opkwamen. Later deden we Stones- en Yardbird-nummers… Ik was daar niet blij mee. Omdat ik eigen nummers wilde maken, heb ik de band verlaten.’

Hij legde zijn medebandleden uit dat zijn studie voorging en verliet de band. Daarna viel 1984 uiteen. Brian en Tim Staffell, die inmiddels medestudent van Freddie was geworden aan Ealing College of Art, hielden contact. Omdat ze ontwenningsverschijnselen hadden sinds ze geen muziek meer maakten, begonnen ze al snel te brainstormen hoe ze een nieuwe band konden formeren – samen met Chris Smith, een andere student aan Ealing, die een niet onverdienstelijke keyboardspeler bleek. Ze kwamen overeen om het te proberen met Smith op orgel, Staffell als leadzanger en bassist, en May op slaggitaar. Het enige wat nog ontbrak was een drummer.

Met zijn babyblonde haar en diepblauwe ogen was Roger Meddows Taylor bijna te mooi om van het mannelijke geslacht te zijn. Hij was geboren in Norfolk, maar opgegroeid in Truro in Cornwall. Daar had droomprins Taylor al naam gemaakt als drummer bij de band Johnny Quale and The Reaction. De groep won de vierde prijs in het lokale Rock and Rythm-kampioenschap en had aardig wat fans in het popcircuit in Cornwall.

Toen zanger Quale de band verliet, werd Taylor gekozen om leadzanger te worden. Ze kortten de naam van de band in tot The Reaction. Hun populariteit bleef groeien. De stijl van de band was gebaseerd op soul, totdat ze in 1967 The Jimi Hendrix Experience ontdekten. Roger ging dat najaar naar Londen om zijn tandartsdiploma te halen op de London Hospital Medical School. Hij werd al snel de vierde huisgenoot in het huurhuis in Shepherd’s Bush, waar zijn vriend en medebandlid Les Brown uit Truro al woonde. Les was een jaar ouder en net als Brian May studeerde hij aan het Imperial College. Hij droomde er al langer van om popster te worden, maar omdat hij ver bij zijn oude band vandaan woonde, zocht hij een nieuwe band. Wel speelde hij tijdens de vakantie van 1968 nog een paar keer ad hoc mee met The Reaction.

Ondanks zijn reputatie als Don Juan was Roger verlegen, charmant en populair bij andere jongens. Aan het begin van het nieuwe schooljaar ontdekte zijn vriend Les Brown een uitgelezen kans voor Roger op het prikbord van het Imperial College. Er hing een ansichtkaart waarop een drummer werd gezocht van het type ‘Ginger Baker/Mitch Mitchell’ voor de band Smile. Dit betekende dat Brian en Tim serieus waren in hun muzikale ambities: Baker had een groep muzikale volgelingen aangetrokken met de Graham Bond Organisation, een stel muzikanten die platen hadden gemaakt met The Who, voordat ze overliepen naar Cream van Eric Clapton. Mitchell drumde bij The Jimi Hendrix Experience.

Als contactpersoon op de kaart stond Brian May. Roger belde hem meteen. Brian legde uit wat Tim en hij zochten en weldra waren de twee op weg naar Rogers flat voor een jamsessie met akoestische gitaren en bongo’s, omdat Taylors drumstel nog thuis in Cornwall stoffig stond te worden. Kort daarop begon het trio serieus te repeteren in de ruimte van de jazzclub van het Imperial College. Ze speelden niet alleen geloofwaardige covers van andere artiesten, maar Brian en Tim schreven intussen ook eigen nummers. Meer heavy metal dan ballade-achtig, was deze muziek doorspekt met klassieke ondertonen en waren er invloeden te horen van een verbazingwekkende reeks van stijlen. Deels was het elizabethaanse troubadourmuziek, deels monsterrock. Het geluid van Smile bestond uit dramatische drumpartijen, indringend gitaarspel, harde leadzang en intelligente harmonieën, terwijl de teksten grotendeels gejat waren. Het totale effect was gelaagd, vol franje en opwindend. Het klonk nog nergens naar, maar het was wel een voorbode van wat er ging komen.

Hieruit ontstond Queen.

‘Ik zou je bandjes van Smile kunnen laten horen die dezelfde structuur hebben als wat we tegenwoordig doen,’ zei Brian in een interview.

De chemie van Queen werd toen al gecreëerd door de zeer verschillende persoonlijkheden die elkaar fantastisch aanvulden. Brian, lang, slank en hoekig, was buiten het podium het stille, aardige type. Met onweerstaanbaar soepele heupen in zijn fluwelen broeken. Als hij speelde vielen zijn wilde donkere krullen sexy voor zijn ogen. Tim was meer ruig en aards en niet bepaald modebewust met zijn versleten en gescheurde spijkerbroeken. Dat gold ook voor de vrolijke Chris, het enige lid van de groep dat parttime studeerde om een diploma in de muziek te halen. De blonde Roger, ook wel beschreven als ‘drummer van naam en van nature’, en als ‘wandelende seksbom’, was te mooi voor zijn eigen bestwil. Zijn energie, enthousiasme, positieve en humoristische houding waren de stuwende kracht achter de band. Het waren mooie, zorgeloze tijden.

‘Brian May’s moeder en ik vroegen elkaar, “Zullen ze doorbreken?”’ herinnert Freddies moeder Jer zich.

In oktober 1968 haalde Brian zijn bachelor cum laude. De universitaire bul werd uitgereikt door Hare Majesteit de Koningin-Moeder in de Royal Albert Hall. Hij had al besloten om door te gaan als universitair docent, terwijl hij werkte aan zijn proefschrift over de beweging van interplanetair stof, want hij wilde astronoom worden. Er was nog een reden: door op het Imperial te blijven was het makkelijker om te repeteren en om optredens te doen. Tim Staffell en Chris Smith zaten nog op Ealing. Roger stopte halverwege met zijn tandartsopleiding.

Slechts twee dagen na Brians afstudeerceremonie traden de jongens op als voorprogramma voor Pink Floyd op het Imperial College. Over dit optreden zijn de meningen verdeeld. Het wordt herinnerd, maar ook betwist als Smile’s eerste optreden. Daarna zouden ze als voorprogramma optreden met T. Rex, Yes en Family. In februari 1969 verzocht de band Chris Smith om te vertrekken – wat Smith ontkent: hij zegt dat hij vanwege muzikale meningsverschillen zelf de band heeft verlaten.

Een paar avonden later traden de overgebleven leden op in hun eerste benefietconcert in de Royal Albert Hall. Een fondsenwervend evenement voor de nationale raad voor ongehuwde moeders en hun kinderen, georganiseerd door de inmiddels overleden dj John Peel. Ze waren toen al in gezelschap van Joe Cocker en Free, maar konden niet weten dat ze vijfendertig jaar later zouden samenwerken met de leadzanger van Free, Paul Rodgers. Deze zong in de tussentijd bij Bad Company, The Firm en The Law. Queen en Rodgers deden twee grote tournees rond de wereld, speelden samen op het eerste studioalbum van Queen sinds bijna vijftien jaar, en op een live-album en twee live-dvds.

Begin 1969 verscheen Tim op een repetitie van Smile met zijn mede-kunststudent Freddie Bulsara in zijn kielzog. Er was meteen wederzijdse aantrekkingskracht. Freddie was in zijn element tussen deze volleerde en ervaren muzikanten. Meer dan ooit was hij ervan overtuigd dat hij beroepsmuzikant wilde worden. Brian en Roger waren net zo verrukt en vielen als een blok voor Freddies uitstraling, droge humor en scherpe geest.

Later zou Rogers vriend, Les Brown, zich herinneren dat hij nooit meer iemand had ontmoet die zo extravagant was. ‘Hij was enthousiast over alles. Hij sleurde me een keer hardhandig mee naar een kamer en dwong me om naar een soulplaat te luisteren die hij heel goed vond. Niemand gaf in die tijd toe dat hij naar soul luisterde; het was allemaal rock dat de klok sloeg. Ik geloof dat hij toen zijn brede smaak liet zien.’

Freddie werd een vaste bezoeker van de optredens van Smile. Hij begon spontaan opmerkingen te maken over hoe zij zich moesten aankleden, gaf aanwijzingen over hun performance en begon ze zelfs te vertellen hoe ze moesten zitten, staan, lopen en praten.

‘Hij gaf aanwijzingen op zo’n manier dat je ze niet kon negeren,’ memoreert Brian. ‘Hij had nog niet gezongen en we wisten ook niet dat hij dat kon. We dachten dat hij een soort theatrale rockmuzikant was.’

Toen Freddie in de zomer van 1969 afstudeerde aan Ealing College, had hij geen fulltime baan in het verschiet liggen. Ook was hij niet van plan om zo’n soort baan te zoeken. Hij en Roger Taylor runden een kleine kashba-achtige marktkraam binnen het drie verdiepingen tellende Kensington Market, op de afdeling waar antiek werd verkocht en die bekendstond als ‘Death Row’. De meeste kraamhouders waren flamboyante, werkloze kunstenaars en schrijvers. Onder hun klanten bevonden zich Michael Caine, Julie Christie en Norman Wisdom. In eerste instantie verkochten ze kunstwerken van Freddie – voornamelijk modeschetsen en tekeningen van Jimi Hendrix – en het werk van medestudenten van -Ealing College. Ze verkochten zelfs Freddies thesis over Hendrix. Hoewel dit tegenwoordig ongetwijfeld duizenden euro’s zou opbrengen, was het toen allemaal niets waard. Ze verdienden er niet genoeg mee.

Onbeschaamde dandy’s als ze waren, besloten ze om kleding te gaan verkopen. Parafernalia voor modegekken verkozen ze tot hun handel: alles van exotische sjaals en jassen, tot colberts en stola’s van bont. Het was allemaal niet veel meer dan tweedehands rommel, die ze tegen bodemprijzen aan de man probeerden te brengen. Ze lieten zelfs kleding maken van oude stoffen en garneersels, en werden experts in het opkopen van restpartijen. Zo kochten ze dozen vol door motten aangevreten bontjassen van een voddenverkoper uit Battersea en verkochten ze deze voor £ 8 per stuk.

‘Roger en ik gedragen ons als een stel pooiers en stappen tot we erbij neervallen. De laatste tijd worden we betiteld als nichten,’ schreef Freddie in die tijd aan medestudent en vriendin Celine Daley.

Tim Staffell zou zich later herinneren dat Roger en Freddie zwolgen in hun narcistische, nichterige markthandelarenstatus. ‘Ze vonden het geweldig om extravagant te zijn,’ zei hij.

Freddie ontwikkelde zijn vrouwelijke kant – hij beschouwde het als een amusant deel van zijn persoonlijkheid. Toch werd er nooit gespeculeerd over zijn homofilie. Hij was niet open over zijn seksualiteit.

Intussen was Freddie een geaccepteerd onderdeel van de entourage van Smile en reisde hij met ze mee naar optredens. In april 1969 speelde de band in de Revolution Club in Londen, waar ze het hoofd van de Europese afdeling van Mercury Records, wijlen Lou Reizner ontmoetten. Lou had in Amerika een contract geregeld voor David Bowie en zou later bekend worden als producer van Rod Stewarts eerste twee soloalbums. Hij produceerde ook Tommy, de rockopera van The Who en Rick Wakemans Journey to the Centre of the Earth. Hij was geboren in Chicago en zelf ook zanger. Lou bood Smile een contract voor één single exclusief voor Amerika aan, dat ze onmiddellijk tekenden. Vervolgens gebeurde er weinig, tot het platenlabel opnames van Smile boekte in de Trident Studios in Soho.

Het werd een veelbelovende start. De Trident Studios waren gelegen in St Anne’s Court 17, een steegje in Soho, in het centrum van het Londense West End. De studio was het geesteskind van Norman Sheffield, voormalig drummer van de jarenzestig-groep The Hunters, en zijn broer Barry. Door de flexibele houding van de gebroeders Sheffield tegenover audiotechniek en de topkwaliteit opnameapparatuur van de studio, was het een magneet voor vele topartiesten. In andere faciliteiten als de Abbey Road Studios van EMI liepen de technici nog rond in witte jassen. Een andere niet te onderschatten Trident-attractie was de legendarische Bechstein-piano, waarop Rick Wakeman toegewijd vele sessies had gespeeld en waarvan de toetsen nog nagalmden van de akkoorden van Paul McCartney’s ‘Hey Jude’.

Met gebruikmaking van de meest geavanceerde technologie van die tijd, was ‘My Name Is Jack’ van Manfred Mann in maart van het jaar daarvoor de eerste grote hit van de studio geworden. De ontelbare succesvolle albums die zijn opgenomen in Trident omvatten onder meer Lou Reeds Transformer, geproduceerd door David Bowie, die ook zijn eigen meesterwerken er opnam, waarvan The Rise and Fall of Ziggy Stardust niet de minste was. Rick Wakeman was er huistoetsenist: hij speelde mee op Bowies opnames van ‘Changes’ en ‘Life on Mars’. Trident bestaat nog altijd, en heeft in de loop der jaren talloze gerespecteerde artiesten verwelkomd, onder wie James Taylor en Harry Nilsson.

De studio kreeg de legendarische status toen ze The Beatles ontvingen voor de opnames van ‘Hey Jude’ – meer dan zeven minuten lang en toen de langste single die ooit in de Britse hitlijsten had gestaan. Nummers voor The White Album en Abbey Road van The Beatles werden ook in Trident opgenomen.

Hoewel verscheidene nummers van Smile werden opgenomen in de Trident Studios, stond geen datum vast voor de release. Door een deal met impresariaat Rondo was Smile die hele zomer volgeboekt met optredens. In augustus bracht Mercury Records de single ‘Earth/Step on Me’ uit in de Verenigde Staten, waar hij flopte door gebrek aan promotie. Niet van plan om een band met zo veel potentieel verloren te laten gaan voor de platenmaatschappij, en zich bewust van de rijkdom aan materiaal die Brian en Tim hadden geschreven, werd de mogelijkheid van een album of ep besproken. De band werd overgeplaatst naar de De Lane Lea Studios in Engineers Way, Wembley – niet naar de De Lane Lea-afdeling in Kingsway 129 zoals elders wordt beweerd. De Lane Lea werd in 1947 opgericht en kreeg in de jaren zestig bekendheid door albums van The Beatles, The Stones, The Who, Pink Floyd, ELO en The Jimi Hendrix Experience. Smile werkte er met de inmiddels overleden producer Fritz Freyer aan twee originele nummers en een cover. Maar de ep kwam niet uit en de opnames verdwenen in het archief. Ze zouden pas ongeveer vijftien jaar later opduiken, toen Queen al wereldberoemd was. De ep werd uiteindelijk uitgebracht in Japan, waar fans nooit genoeg krijgen van curiosa...

Tegen het eind van het jaar was de band ontmoedigd en stonden de leden op het punt om ermee te stoppen. Tim Staffell ging inderdaad weg: moe van de eentonigheid en de armoede van het leven onderweg, nam hij ontslag met als excuus dat Smile niet de juiste band voor hem was.

‘Ik begon een aardig vervormd beeld te krijgen van de muziek die we maakten,’ zei hij later. ‘Toen ik James Brown hoorde dacht ik: God! Eigenlijk was mijn hele muzieksmaak veranderd.’

Tim sloot zich aan bij Colin Petersen, voormalig Bee Gees-drummer in de band Humpy Bong. Eén single, één tv-optreden en de band had zijn beste tijd gehad. Tim bekwaamde zich uiteindelijk in special effects en stond tijdelijk in de schijnwerpers als de maker van de modeltreinen voor de tv-versie van Thomas the Tank Engine.

Zonder leadzanger vond hun platenlabel dat Smile geen band meer was. De contracten van Roger en Brian werden ontbonden. Hoewel ze ontmoedigd waren, gaven ze niet op. Ze werden gevraagd voor een nieuwe opnamesessie toen Smile voormalig dj Terry Yeardon van Blackburn Club ontmoette. Dit gebeurde via een vriendin, wellicht Christine Mullen, Brian May’s eerste en toen nog aanstaande vrouw. Yeardon was op dat moment onderhoudsmonteur bij de Pye Studios bij de Marble Arch in Londen. De Pye Studios werden vermaard door de succesvolle promotie van Petula Clark en door hun werk met tv-tunes (Crossroads, Neighbours) van het componistenechtpaar Tony Hatch en Jackie Trent. Pye produceerde ook ‘Hey Joe’ van Hendrix en ‘Wild Thing’ van The Troggs in 1966. Ook verwelkomden ze The Kinks, Richard Harris en Trini Lopez. De studio kon zelfs bogen op sessiemuzikanten als Jimmy Page en John Paul Jones voordat deze samen met Robert Plant en John Bonham Led Zeppelin oprichtten.

Would-be producer Yeardon regelde een nachtelijke studiosessie voor Smile bij de Pye Studios. Ze persten een paar platen met de nummers ‘Polar Bear’ en ‘Step on Me’, zodat Smile professioneel materiaal voor -audities had. De band was vrij om deze ook mee te nemen naar andere labels. Yeardon verwachtte hier niets voor terug.

Brian, Roger, Tim en een stel muzikanten van de noordelijke band Ibex woonden nu in een appartement met één slaapkamer, in een twee-onder-een-kapwoning genaamd ‘Carmel’ in Ferry Road in de Londense wijk Barnes. Twee zussen, Helen en Pat McConnell, die Smile in de lokale pub hadden zien spelen, trokken bij hen in. Dat benauwde, vochtige appartement werd achteraf bestempeld als ‘bohemien’. Maar feitelijk woonden ze in een stinkende rotzooi, waarin de meesten op smerige matrassen op de vloer sliepen. Tot overmaat van ramp hadden ze nog een huisgenoot binnengehaald: Freddie Bulsara. Wat vond hij eigenlijk dat ze moesten doen?