10

 

Killer Queen

 

 

 

 

 

‘Misschien lijkt het alsof wij op een nogal klinische en berekenende manier aan onze carrière werkten, maar onze ego’s eisten het beste van het beste. Ik heb ons altijd beschouwd als een topband. Dat klinkt nogal verwaand, ik weet het, maar zo is het nou eenmaal.’

FREDDIE MERCURY

 

‘Wat Queen onderscheidde van andere rockbands is dat ze zich echt ten doel stelden om hits te produceren. Al ben je de beste muzikant ter wereld, het is ongelooflijk moeilijk om een pareltje van drieënhalve minuut te schrijven dat de hele wereld kan meeneuriën. Als het je lukt en als je dat combineert met muzikaal vakmanschap, dan heb je goud in handen. Daarin zit het geheim van hun succes.’

JAMES NISBET, SESSIEGITARIST

 

 

In augustus 1973 zat Queen weer in Trident Studios om hun tweede album op te nemen. Door de niet-aflatende inspanningen van Tony Brainsby genoot de band inmiddels veel meer aanzien. Ze kregen eindelijk hun eigen studiotijd, ook overdag als ze dat wilden.

Op 13 september kwamen ze bijeen in Golders Green Hippodrome voor een belangrijke opnamesessie voor de BBC-radio. Jeff Griffin, producer bij de BBC, herinnert zich: ‘In Golders Green Hippodrome namen we Queens eerste live-In Concert-sessie op [bedacht en gepresenteerd door Alan Black, de inmiddels overleden laconieke Schotse dj, striptekenaar en animator voor de film Yellow Submarine van The Beatles]. Ze maakten niet het hele uur vol. Ik had Peter Skellern als voorprogramma geregeld. Achteraf moet ik toegeven dat het een wat bizarre combinatie was, maar Queen deed daar niet moeilijk over. Freddie was een beetje zenuwachtig. Niet echt verrassend, want ik geloof niet dat ze al veel live-concerten hadden gegeven. Het optreden ging goed en er was veel interesse voor de opname.’

Die maand lanceerde Queens Amerikaanse platenmaatschappij Elektra Records hun eerste album in de VS. Na alles wat de bandleden hadden moeten doormaken in Groot-Brittannië, hadden ze geen hoge verwachtingen. Dus ze waren aangenaam verrast toen dj’s in heel Amerika hen aanprezen als ‘opwindend nieuw Brits talent’ en hun nummers op de radio lieten horen. Dankzij een enorme golf aanvragen kwam de plaat de Amerikaanse hitlijst binnen, met nummer 83 als hoogste notering – geen geringe prestatie voor een onbekende band. En die prestatie bleef niet onopgemerkt. Brainsby had Queen al voorgesteld aan een andere band uit zijn stal die flink aan de weg timmerde, Mott the Hoople.

De bandleider van Mott was Ian Hunter, een cynische knul met een wilde krullenbos. Ondanks een trouwe aanhang in de Londense muziekwereld viel de verkoop van hun album tegen. In 1972 waren ze uit elkaar gegaan, maar op aandringen van Bowie kwamen ze weer bijeen. Bowie bracht ze onder bij zijn eigen manager. Mott wist een contract met CBS Records (het latere Sony) in de wacht te slepen en Bowie schreef en produceerde hun hitsingle ‘All the Young Dudes’. In 1973 behaalde de band nog meer top 20-hits, waaronder ‘All the Way from Memphis’ en ‘Roll Away the Stone’, die de opmaat vormden voor een grote tournee door Groot-Brittannië. De tournee – twintig concerten in gerenommeerde zalen – begon op 12 november in Leeds Town Hall en eindigde vlak voor Kerstmis in Hammersmith Odeon in Londen. Dankzij de bemiddeling van Brainsby – en niet te vergeten een smak smeergeld (het begon net gemeengoed te worden dat bands zich inkochten in de tournee van een andere band) – stond Queen in het voorprogramma.

Op 1 november deden Brian en Roger in de Kursaal in Southend-on-Sea – het oudste pretpark ter wereld – de achtergrondzang bij ‘All the Young Dudes’ van Mott.

 

Radio Caroline, een zeezender die uitzond vanaf een schip dat in de internationale wateren voor de kust van Engeland lag, werd in 1964 opgericht met als doel het monopolie van de platenmaatschappijen te doorbreken en de BBC naar de kroon te steken op het gebied van muziekprogramma’s. De zender bracht vele populaire dj’s voort, zoals Tony Blackburn, Mike Read, Dave Lee Travis, Johnnie Walker en Emperor Rosko. De Marine Broadcasting Offences Act uit 1967, die bepaalde dat zeezenders illegaal waren, maakte een abrupt einde aan de glorietijd van Caroline. De BBC ontwaakte uit haar lethargie en riep een nieuwe ‘tienerzender’ in het leven, Radio 1, die de volgende maand door Tony Blackburn, een van de populairste dj’s van Caroline, werd gelanceerd. Radio Caroline zou een comeback maken. Terwijl Radio 1 vaste grond onder de voeten kreeg, begon ook Radio Luxembourg naam te maken.

David ‘Kid’ Jensen kwam in 1968, toen hij nog maar achttien was, bij Luxembourg. Het programma van de in Canada geboren dj, Kid Jensen’s Dimensions, dat werd uitgezonden tussen middernacht en drie uur ’s ochtends, was erg in trek bij de luisteraars en verwierf een brede aanhang, waaronder zich ook de toekomstige Britse premier Tony Blair schaarde.

In oktober 1973 ontmoette Jensen Queen tijdens een door EMI georganiseerde promotietour langs Europese steden. De band deed niet alleen Frankrijk, Duitsland, Nederland en België aan, maar ook Luxemburg, waar een live-concert werd gegeven, georganiseerd door ‘The Kid’.

‘Van 1968 tot 1973 was het geruchtmakende Radio Luxembourg “de enige zender in Europa” waar je rock- en popmuziek kon horen,’ licht Jensen toe. ‘In die tijd stopte Radio 1 vroeg in de avond met uitzenden en dan nam Radio 2 het over – dat was voor veel luisteraars het signaal om over te schakelen naar ons. Wij richtten ons op wat toen de “progressieve” muziek werd genoemd. Het station was hip en alle artiesten uit die tijd wilden ermee geassocieerd worden. Na de dood van Jimi Hendrix ontmoette ik op een feestje zijn vriendin, en zij vertelde dat Jimi mijn programma geweldig vond. “Als we terugkwamen van een feestje luisterden we altijd naar jou,” zei ze.

Ik was van het begin af aan erg gecharmeerd van Queen. “Keep Yourself Alive”, van hun debuutalbum, was het eerste nummer dat ik van ze hoorde. Ik had altijd al een voorliefde voor muziek met de gitaar als basis, maar dit was compleet nieuw. Er ging zo veel energie van uit. Ze hadden het allemaal: John, de rustige, betrouwbare bassist. Brian, de briljante gitarist. Roger, de ongelooflijke drummer, die met volle teugen genoot van het leven als rockster. En Freddie Mercury, de grote entertainer, misschien wel de grootste van allemaal. Ondanks hun uitstekende studio-opnamen en baanbrekende technieken kregen ze nergens een voet tussen de deur. Ik wist dat ze niet werden gedraaid op Radio 1. Toen ik hoorde dat ze in de buurt waren voor een promotietour, organiseerde ik een kort optreden voor ze in een zaal in het centrum, de Blow Up Club, die ruimte bood aan ongeveer tweehonderd man publiek.

Gelukkig vertrouwden de eigenaars erop dat ik alleen goede bands selecteerde, dus gaven ze me vrij spel. Het publiek bestond uit mensen van rond de twintig. Die avond was er een nogal gemêleerd aanbod: Queen zou optreden naast een aantal andere uitstekende bands, zoals Status Quo, Wishbone Ash, Grateful Dead en Canned Heat. Radio Luxembourg was van plan het concert op te nemen om het later uit te zenden. Maar de apparatuur liet het afweten waardoor de opname helaas mislukte. Maar Queen was brutaal en zelfverzekerd. Een klasse beter dan de rest, toen al.

Ik herinner me dat we na het concert met hun promotor, Eric “Monster” Hall, naar Freddies hotelkamer gingen. We maakten het heel laat en praatten over van alles en nog wat. Freddie was heel spraakzaam en vriendelijk, een geweldige gastheer. Niets was hem te veel. Ik vond ze aardig. Ik schreef een artikel over ze voor Record Mirror. Niet alle recensenten waren meteen kapot van de band en ze lieten zich ook niet in een hokje stoppen. Dat bewonderde ik. Ze waren niet alleen maar seks, drugs en rock-’n-roll, hoewel ze daar ook niet vies van waren. Er hing een intellectueel aura om ze heen. Ik denk dat ze allemaal succesvol hadden kunnen zijn in zo’n beetje alles wat ze aanpakten. Ik blijf Queen heel dankbaar, want eigenlijk hielpen ze mij en mijn programma. Ik kon laat in de nacht hun nummers laten horen op Radio Luxembourg en zij bezorgden mij enorme populariteit.’

Queen kreeg steeds meer aanhang en het voorprogramma dat de band verzorgde op de tournee van Mott the Hoople, sloeg bij de fans in als een bom. Eindelijk had Freddie dat waar hij altijd naar had verlangd: de zekerheid van een groot publiek, veel lof, menigten die brulden om meer. Maar lyrische recensies waren nog steeds schaars. De heersende mening van de pers was nog steeds dat Queen niet veel meer was dan ‘de nieuwe kleren van de keizer’.

‘Schat, laat ze de pest krijgen als ze het niet begrijpen,’ zei Freddie tegen een verblufte Tony Brainsby. Tony, die zo vaak het mikpunt van Freddies woede en frustratie was geweest als die weer eens een ongunstige recensie had gelezen, constateerde dat het aanbeden worden door fans een enorm effect had op zijn cliënt. ‘Ondanks de slechte pers blaakte Freddie van zelfvertrouwen. Maar ik merkte dat hij niet graag interviews gaf. Na een tijdje gebruikten we hem helemaal niet meer, behalve voor een album of een tournee. Door die opzettelijke ongrijpbaarheid nam het mysterie dat om hem heen hing natuurlijk alleen maar toe, en dat beviel hem wel.’

Freddie zag het in die tijd zo. ‘Ik denk dat we in zekere zin een gemakkelijk doelwit zijn, omdat we sneller populair zijn geworden dan de meeste bands,’ zei hij – waarmee hij de geschiedenis herschreef en voor het gemak vergat hoe lang, zwaar en frustrerend de klim naar de top was geweest. Na die eindeloze worsteling was het misschien wel begrijpelijk dat hij zichzelf een beetje voor de gek hield.

‘De afgelopen maand is er meer over ons gesproken dan over welke band dan ook,’ ging hij verder, ‘dus het is onvermijdelijk. Ik denk dat het niet goed zou zijn als we alleen maar goede recensies kregen. Maar als we onterechte, leugenachtige recensies krijgen van mensen die hun huiswerk niet hebben gedaan, dan raak ik geïrriteerd.’

Denis O’Regan, de bekroonde rockfotograaf die zijn eerste stappen in de muziekwereld zette toen hij met een camera die hij van zijn oom had geleend foto’s maakte van Bowie in Hammersmith Odeon, zou op een dag de wereld rondreizen met Queen als hun officiële fotograaf. Toen hij ze in 1973 zag optreden voorafgaand aan het concert van Mott, kon hij zich alleen maar verwonderen over de ‘pretenties en het zelfvertrouwen’ van de leadzanger.

‘Freddie haalde toen al alles uit de kast, ook al was hij maar een support-act,’ herinnert Denis zich. ‘Tussen de nummers door praatte hij wat met het publiek en leidde hij de nummers in. Brian May was ongelooflijk. Ik had nog nooit van Queen gehoord, maar in die tijd was het gebruikelijk om niet alleen naar het hoofdprogramma te gaan maar ook naar het voorprogramma. Ik zei tegen mijn vriend George Bodnar (die ook zou uitgroeien tot een van de grootheden in de popfotografie): “Wie denkt die mafkees wel dat hij is?” Daar kwam ik uiteraard ongeveer een jaar later achter, toen de hele wereld gewend was geraakt aan het concept Queen. De muziek raakte me pas voor het eerst toen ik ze hoorde in het radioprogramma van dj John Peel. Sindsdien ben ik een enorme Queen-fan.’

‘Naar mijn mening,’ merkte Joop Visser later op, ‘viel alles bij Queen pas echt op zijn plaats na de tournee met Mott the Hoople. En toen klopte alles ook meteen huiveringwekkend precies. Aan het einde van die tournee zagen de leden van Mott the Hoople tot hun schrik dat Queen de show stal.’

Ondertussen werden de recensies in de pers steeds positiever. ‘Zinderende sfeer’. ‘Sensationele band’. Queen sloot het jaar af als voorprogramma van 10cc in Liverpool.

Gevraagd om commentaar op de tournee die begon als de tournee van Mott en eindigde als die van Queen, antwoordde Freddie: ‘Het was een geweldige kans om met Mott te mogen spelen. Maar ik wist meteen dat wij na die tournee voortaan zelf het hoofdprogramma zouden zijn in Groot-Brittannië.’

 

EMI, die de stortvloed van fanmail en verzoeken om Queen-foto’s niet meer kon bolwerken, probeerde deze taak af te schuiven op Trident Studios. Maar ook Trident kon of wilde de verantwoordelijkheid niet op zich nemen. Er was maar één manier om het probleem op te lossen: eind 1973 richtte Queen een eigen officiële fanclub op, bestuurd door twee oude vriendinnen van Roger uit Cornwall, Sue en Pat Johnstone. Hoewel de fanclub in de loop van de jaren verschillende keren overging in andere handen, bleef de band er altijd nauw bij betrokken. De club bestaat nog steeds en organiseert ieder jaar een Queen-dag.

Nu de verkoop van de albums goed liep, maakte EMI meer werk van de internationale publiciteitscampagne. Voor januari 1974 werd een promotietour gepland naar Australië. Maar het noodlot sloeg toe: Brian kreeg gangreen in zijn arm als gevolg van een inenting die hij had gehaald voor de reis. Het was zo ernstig dat werd gevreesd dat de arm moest worden geamputeerd, maar hij herstelde snel genoeg om de reis toch door te laten gaan. Toen was het Freddies beurt. In het vliegtuig naar Sidney had hij voor het eerst last van vliegangst; hij raakte bijna in paniek. Zijn angst werd nog versterkt door een pijnlijke oorontsteking, die een tijdelijk gehoorverlies tot gevolg had. Freddie zou nooit meer van zijn vliegangst afkomen. Het leek wel of er een vloek rustte op de reis. Freddie en Brian waren eigenlijk nauwelijks in staat om op te treden en het werden matige concerten.

Maar in Londen zag alles er rooskleuriger uit. In een peiling onder de lezers van NME kwam Queen op de tweede plaats in het lijstje veelbelovende nieuwkomers – hoewel ze nog niet één hit op hun naam hadden. In Amerika bracht Elektra Records nog een nummer van het album uit als single, maar het ging roemloos ten onder. Onverstoorbaar maakte EMI plannen om weer een single uit te brengen en toen er op 21 februari 1974 op het laatste moment tijd vrijkwam in Top of the Pops – doordat de promo van David Bowie voor zijn nieuwe single ‘Rebel Rebel’ nog niet klaar was – werd Queen met spoed naar de BBC-studio gehaald om ‘Seven Seas of Rhye’ te playbacken, nog voordat de single in de winkels lag.

‘Ik herinner me dat Freddie door Oxford Street rende om hun optreden te zien op een televisie in een etalage, omdat hij er zelf geen had,’ zei Brainsby.

In allerijl werd de single nog die week uitgebracht en de opmars zette zich voort. Het tweede album, Queen II, was nu klaar voor de verkoop en de band plande voor het eerst een eigen tournee door Groot-Brittannië. Ze zouden op 1 maart beginnen in Blackpool en vier weken later eindigen in het Rainbow Theatre in Noord-Londen. Deze zaal op de hoek van Isledon Road en Seven Sisters Road was in de jaren dertig gebouwd als bioscoop en is inmiddels een monument dat dienstdoet als kerk voor de Pinkstergemeente. In de tussenliggende jaren was het een belangrijke concertzaal, waar Jimi Hendrix in 1967 voor het eerst zijn gitaar in brand stak, waar de Beach Boys hun album Live in London opnamen en waar de toegiften van Stevie Wonder, The Who, Pink Floyd, Van Morrison, The Ramones en David Bowie nog nagalmen.

De repetities voor de tournee begonnen in Ealing Studios. Volgens Brainsby was het Freddies idee om de veelgeroemde, jonge modeontwerpster Zandra Rhodes te vragen opzichtige kostuums voor hen te ontwerpen. Hij had een paar van de creaties gezien die ze voor Marc Bolan had gemaakt. De anderen gingen meteen akkoord. EMI ging iets minder gemakkelijk akkoord met de factuur van £ 5.000, maar ook zij moesten toegeven dat Zandra’s zijden vleermuistunieken perfect bij Queen pasten. Nu pas geloofde Freddie er genoeg in om afscheid te nemen van zijn kraam in Kensington Market.

Vier dagen na het concert in Blackpool kwam ‘Seven Seas of Rhye’ op nummer 45 binnen in de hitlijst. Drie dagen later kwam Queen II uit en behaalde, begeleid door gemengde kritieken, de 35ste plaats. De tournee werd geplaagd door een aantal incidenten, waaronder een massale vechtpartij in Schotland tussen studenten van Stirling University, waarbij twee fans werden neergestoken. De band had een veilig heenkomen gezocht in een keuken, maar twee roadies moesten met verwondingen naar het ziekenhuis. Het concert van de volgende avond in Birmingham werd afgelast, maar het kwaad was al geschied. Opnieuw moest Queen het ontgelden in de pers. De golf van negatieve publiciteit hield aan na hun optreden op Isle of Man eind maart. Desondanks sloten de band en hun entourage dat concert af met een spectaculair feest – en dat feest werd de maatstaf voor Queens toekomstige afterparty’s. Op een ander concert tijdens die tournee begon het publiek ‘God Save the Queen’ te zingen. Vanaf dat moment zou die serenade klinken bij al hun optredens.

Nu Queen II op nummer 7 stond in de album-hitlijst, kochten steeds meer fans ook het eerste album, dat daardoor binnenkwam op nummer 47. Dat gebeurde ongeveer op hetzelfde moment dat Elektra Records het in Japan uitbracht, waar het laaiend enthousiast werd ontvangen. Trident, EMI en de band hadden nog geen idee hoe groot Queen zou worden in Japan.

Maar zoals altijd had het succes een prijs. Freddie werd steeds humeuriger. Bij de minste of geringste tegenslag of verstoring schoot hij uit zijn slof, en zelfs Brian met zijn engelengeduld begon er genoeg van te krijgen. Hun kribbige ruzies, die iedereen op de zenuwen werkten, eindigden er meestal mee dat een pruilende Freddie verontwaardigd de deur uit liep, terwijl de anderen schouderophalend achterbleven. Zij vonden het alleen maar zinloos om tijd te verspillen aan gekibbel op een moment dat er zo veel werk aan de winkel was. Jaren later, toen Queens veertigste verjaardag werd gevierd met een interview in Q, hield Brian vol dat hij en Freddie, zoals ook Roger in hetzelfde nummer beweerde, nooit een onvertogen woord hebben gewisseld. ‘Ik denk dat dat niet strookt met Freddies imago van de diva. Eigenlijk was hij heel diplomatiek en als we ruzie hadden, was Freddie meestal degene die de plooien gladstreek.’

Ach, de verzachtende werking van de tijd. Volgens Freddie maakte de band ‘ruzie over alles – zelfs over de lucht die we inademen’.

Omdat het zelfvertrouwen door het succes van hun debuuttournee zo was toegenomen, was Queen niet verrast door de uitnodiging van Mott the Hoople om het voorprogramma te verzorgen van hun aanstaande tournee door de Verenigde Staten, die zou beginnen in Denver en een paar concerten in New York omvatte. Maar blij waren ze wel. Ze verheugden zich enorm op deze eerste Amerikaanse tournee; dit was het doel waar ze jaren naartoe hadden gewerkt. Ondanks zijn vliegangst zat Freddie op 12 april als eerste in het vliegtuig. Bij aankomst kregen ze te horen dat Elektra de komst van de band had aangegrepen om Queen II versneld uit te brengen.

Inmiddels trok de band ook de aandacht van Amerika’s eigen flamboyante artiesten. ‘We dachten dat wij nogal afwijkend waren,’ merkte Brian op, ‘maar zelfs wij stonden versteld van de types die we daar tegenkwamen: veel mannelijke artiesten in vrouwenkleren, New York Dolls, Andy Warhol, mensen die zo creatief waren dat alles wat er daarvoor was geweest erbij in het niet viel.’

Maar ook deze tournee ging niet van een leien dakje. Opnieuw sloeg het noodlot toe: in New York stortte Brian in – hij was nog niet helemaal genezen van zijn gangreen. De band kreeg te horen dat ze hun optreden in Boston wel konden vergeten. Toen Brian hepatitis kreeg, werd duidelijk dat ze de héle tournee moesten annuleren. Brian was diep teleurgesteld en ging gebukt onder schuldgevoel, omdat hij vond dat hij de band in de steek had gelaten.

Weer thuis trok de band met de nog zieke Brian naar de Welsh Rockfield Studios in de buurt van Monmouth in de Wye Valley, om aan hun derde album te werken. Rockfield had in 1963 zijn deuren geopend en was de eerste studio waar je ook kon overnachten. In zijn bestaan heeft Rockfield een indrukwekkend rijtje artiesten zien langskomen, waaronder Mott the Hoople, Black Sabbath, Motorhead, Simple Minds, Aztec Camera, de Manic Street Preachers, The Darkness (bijna een tributeband voor Queen) en Nigel Kennedy.

De studio veroverde een warm plekje in het hart van de Queen-leden. Op 15 juli 1974 begonnen ze aan opnamesessies in Trident, waar ze weer samenwerkten met producer Roy Thomas Baker, die inmiddels de ‘vijfde Queenie’ werd genoemd. In de vroege jaren zestig was hij technicus geweest bij Decca, waar hij werkte met The Rolling Stones, T. Rex, Frank Zappa en Eric Clapton. Hij had daar ook de leiding over opnames van onder meer Nazareth, Dusty Springfield en Lindisfarne, en gold als een van de beste producers van zijn tijd. De opnames, die deels plaatsvonden in andere studio’s dan Trident, namelijk Air, Sarm en Wessex, werden al snel stilgelegd toen Brian opnieuw met spoed naar het ziekenhuis moest, dit keer met een ontsteking in de twaalfvingerige darm. Ook de tweede Amerikaanse tournee, die voor september op het programma stond, moest worden afgelast. Brian raakte diep in de put en vreesde dat de band op zoek zou gaan naar een nieuwe gitarist. Hij had zich geen zorgen hoeven maken. De rest van de band zette het werk voort. Ze namen zo veel mogelijk op en lieten ruimte over voor Brians gitaarloopjes, zodat die later konden worden toegevoegd.

Maar er gebeurde ook weer iets positiefs: de band kreeg een Zilveren Plaat voor Queen II, waarvan meer dan 100.000 exemplaren waren verkocht. Geheel in de traditie van Queen bedacht Brainsby een slimme stunt voor de ceremonie in het Londense Cafe Royal: hij liet de aantrekkelijke actrice Jeannette Charles opdraven, die haar geld verdiende als dubbelgangster van koningin Elisabeth en een nationaal televisie-icoon was geworden. Het was een goede keuze, vooral omdat Queen een niet-aanstootgevende rockversie van het Britse volkslied had gemaakt, waarmee ze voortaan hun concerten wilden afsluiten.

‘Killer Queen’, dat later zou verschijnen op het derde album van de band, Sheer Heart Attack, werd in oktober 1974 uitgebracht als derde single van de groep.

‘“Killer Queen” gaat over een callgirl uit een deftig milieu. Ik wilde benadrukken dat ook chique mensen hoeren kunnen zijn,’ zei Freddie, alsof hij het over zichzelf had. ‘Daar gaat het nummer over, hoewel ik liever heb dat iedereen er zijn eigen interpretatie aan geeft, dat ze erin lezen wat ze willen. De mensen zijn gewend aan de hardrock-energie van Queen, maar deze single is meer iets voor Noël Coward. Je ziet er meteen een hoge hoed en zwarte jarretelles bij,’ voegde hij eraan toe, refererend aan zijn favoriete film, Cabaret met Liza Minnelli. ‘Niet dat Noël Coward die zou dragen!’

‘Dat was het keerpunt,’ merkte Brian later op. ‘Het was het nummer dat het best onze muziekstijl samenvatte, en het werd een enorme hit. Dat hadden we heel erg nodig, een tastbaar succes. We hadden geen cent te makken, weet je, net als alle andere ploeterende rockbands. Woonden allemaal in piepkleine appartementjes in Londen, net als iedereen.’

‘Killer Queen’ kwam met stip binnen op nummer 2, maar moest de nummer 1-notering overlaten aan de blauwogige hartenbreker David Essex, wiens hit ironisch genoeg ‘Gonna Make You a Star’ heette. Door een bizarre samenloop van omstandigheden zou Queens volgende tournee door Groot-Brittannië worden gepromoot door topimpresario Mel Bush, die een ster had gemaakt van niemand minder dan… David Essex. De tournee beloofde ambitieuzer en omvangrijker te worden dan alles wat Queen tot dan toe had gedaan. De muziekbladen moesten nu toegeven dat deze unieke groep niet genegeerd kon worden. Niet alleen kreeg Sheer Heart Attack zeer lovende kritieken, maar bovendien stonden alle drie de Queen-albums tegelijkertijd in de hitlijst.

Het ontwerp van de platenhoes, van de hand van Mick Rock, was heel anders dan dat van Queen II. ‘We willen eruitzien alsof we gestrand zijn op een onbewoond eiland,’ was Freddies instructie aan Rock, die dit in zijn oren knoopte. Hij smeerde hun gezichten en naakte torso’s in met vaseline en besproeide ze vervolgens met water. Toen gaf hij ze opdracht in een cirkel op de grond te gaan liggen en fotografeerde ze van boven. Ook muzikaal gezien was het album verrassend. Zowel critici als fans stonden versteld.

‘In 1974 kocht mijn vader Sheer Heart Attack,’ herinnert Kim Wilde, dochter van rock-’n-rollmuzikant Marty Wilde, zich. In de jaren tachtig werd zij zelf een popster; haar debuutsingle ‘Kids in America’ schoot pijlsnel naar nummer 2. ‘Ik was veertien, begon net zelf platen te kopen en was een enorme fan van popmuziek. Ik was weg van Slade, Sweet, Mud, Elton John en Marc Bolan. En niet te vergeten: de Bay City Rollers… tja, ik was veertien!

Sheer Heart Attack is nog steeds een van de opwindendste albums die ik ooit heb gehoord. Later was het het eerste album dat ik downloadde van iTunes toen de wereld “virtueel” werd. Ik hield van de hoge uithalen van Freddie, zijn harmonieën en zijn humor. Ik hield ook van het gitaarspel van Brian met zijn intense energie en passie, en ik was verliefd op Roger Taylor. John Deacon was de lijm die alles bij elkaar hield. Wat een band!’

Eind oktober 1974 ging opnieuw een tournee door Groot-Brittannië van start, die zou eindigen met een eenmalig concert in Londen, in het Rainbow Theatre. Maar toen de kaartjes binnen een paar dagen waren uitverkocht, moest de tournee worden verlengd met twee concerten: op 19 en 20 november. Beide concerten werden gefilmd en opgenomen voor het nageslacht en voor de verkoop. Bij het feest ter afsluiting van de tournee, dat werd gehouden in de Swiss Cottage Holiday Inn en opvallend keurig was vergeleken met de latere bacchanalen, gaf promotor Mel Bush de band een plaquette ter ere van het feit dat hun hele tournee uitverkocht was. Hun eerste Europese concerten – in Scandinavië, België, Duitsland en Spanje – stonden voor eind november op het programma. De verkoopcijfers van het derde album rezen de pan uit en de meeste concerten waren uitverkocht. In Barcelona, de stad waar Freddie onmiddellijk verliefd op werd en waar hij regelmatig naar zou terugkregen, was de zaal die plaats bood aan 6000 personen binnen vierentwintig uur uitverkocht.

In december besloten de bandleden dat hun positie bij Trident onhoudbaar was geworden. Hoewel hun oorspronkelijke honorarium van £ 20 per week na het succes van Sheer Heart Attack was verhoogd tot £ 60, was het nog niet genoeg om van te leven. Erger nog, hoewel er een flink bedrag aan royalty’s in het verschiet lag, weigerde Trident de jongens een voorschot te geven. John Deacon wilde een bescheiden huis kopen voor zichzelf en zijn zwangere vriendin, Veronica Tetzlaff, maar Trident besloot hem de £ 4.000 die hij nodig had voor de aanbetaling niet te lenen. Freddie wilde een nieuwe piano en Roger een kleine auto. Alle aanvragen voor een voorschot werden botweg afgewezen. De relatie was inmiddels zo verziekt dat het noodzakelijk bleek een advocaat in de arm te nemen om een oplossing te vinden. De band zocht een advocaat die was gespecialiseerd in de muziekindustrie, en zo kwamen ze in contact met Henry James ‘Jim’ Beach, seniorpartner muziek bij advocatenkantoor Harbottle & Lewis. In 1978 zou hij hun manager worden, een functie die hij nog steeds bekleedt. Hij had negen maanden nodig om alle contracten met Trident, die de band uiteraard wilden behouden, te ontbinden. Ondertussen was zowel de single ‘Killer Queen’ als het album Sheer Heart Attack doorgedrongen tot de Amerikaanse top 10. De band werd klaar geacht voor een grote tournee door de VS.

Op 18 januari 1975 trouwde John met Veronica, met wie hij zes kinderen zou krijgen. Op 5 februari begon de band aan hun grote Amerikaanse avontuur. Ondanks de enthousiaste steun van hun Amerikaanse label Elektra, ondervonden ze opnieuw problemen. Zo trokken de recensenten een voor Queen ongunstige vergelijking met Led Zeppelin. Verder kreeg Freddie stemproblemen; hij had poliepen – of niet, de diagnoses zijn niet eensluidend. Hoewel de dokter hem adviseerde drie maanden niet te praten – belachelijk! – zong hij op het volgende concert in Washington uit volle borst. De ernst van zijn klachten fluctueerde en Queen zag zich gedwongen een flink aantal concerten af te gelasten. Langzamerhand begon duidelijk te worden dat Freddie te veel gaf op het podium, meer dan zijn lichaam en stembanden konden verdragen. Om echt te kunnen herstellen zou hij een tijd geen tournees en opnames mogen maken. Het duurde even voordat Freddie en de anderen dat accepteerden.

Er waren nog meer gevaren waaraan ze ternauwernood ontsnapten. Tijdens de tournee in Amerika stemde Queen in met een ontmoeting met de alom gevreesde Don Arden – een oorspronkelijk Britse vaudeville-zanger en cabaretier die eigenlijk Harry Levy heette – met het plan hem als manager in de arm te nemen als hij ze kon bevrijden van hun knellende contract met Trident. Ze moeten wanhopig zijn geweest. De inmiddels overleden manager en agent, die de Small Faces, ELO en Black Sabbath beroemd had gemaakt, had de bijnaam ‘de Britse godfather’ gekregen vanwege zijn agressieve en illegale praktijken. Arden stond erom bekend dat hij zijn toevlucht nam tot geweld als de onderhandelingen niet naar zijn wens verliepen. Het verhaal gaat dat hij zelfs artiesten op een hoge verdieping uit het raam heeft gehangen om ze te dwingen hun handtekening te zetten. Toen zijn dochter Sharon met de bandleider van Black Sabbath trouwde, werd Arden de schoonvader van Ozzy Osbourne. Stel je voor dat Queen in de greep was geraakt van de Al Capone van de rockwereld… zouden ze het dan zo lang hebben volgehouden?