6

 

Frontman

 

 

 

 

 

‘Ik zei tegen Brian en Roger: “Waarom verspillen jullie hier tijd aan? Jullie zouden meer eigen nummers moeten spelen. Jullie zouden de muziek op een demonstratievere manier moeten uitdragen. Dat zou ik doen als ik jullie zanger was!”’

FREDDIE MERCURY

 

‘Je speelt beter als je alles een beetje vet aanzet. Als je het podium opkomt, word je iemand anders. Het is belangrijk om niet meer die performer te zijn als je het podium verlaat. Bowie had dat tot een ware kunst verheven. Hij was bijna iedere week een volkomen andere persoon. Freddie pikte dat heel goed op. Ik durf te wedden dat hij geen enkel pasje van tevoren uitdacht. Zijn présence op het podium, alles wat hij deed, was pure intuïtie. Het is een kunstvorm op zich. Ik heb geen idee wat hij zou hebben gedaan als hij geen artiest was geworden.’

RICK WAKEMAN

 

 

Nog steeds geobsedeerd door Jimi Hendrix en geïnspireerd door het gitaarspel van Brian, had Freddie een tweedehands gitaar gekocht. Hij vroeg Tim om nieuwe fretten te plaatsen en de gitaar aan te passen aan zijn specifieke wensen. Daarna kocht hij een paar oefenboeken en leerde zichzelf gitaar spelen. Freddie moet hebben geweten dat hij nooit een echte gitaarheld zou worden, maar dat was ook niet zijn bedoeling. Opeens wilde hij niets liever dan zelf liedjes schrijven en componeren, en hij hoefde alleen maar genoeg van de gitaar te weten om de akkoorden uit te werken. Die eerste stappen op het gebied van compositie waren net als die van ieder ander: ongepolijst, onbeholpen, al te persoonlijk. Hij zou al snel een meer abstracte benadering kiezen en leren onder de oppervlakte van zijn emoties te duiken, verder te kijken dan zijn eigen ervaringen en te experimenteren met universele thema’s.

 

De bandleden van Ibex die in het appartement aan Ferry Road woonden, kregen al snel gezelschap van de rest van de groep uit Liverpool. In Londen hoopten ze een nieuw platencontract in de wacht te slepen. Gitarist Mike Bersin, bassist John ‘Tupp’ Taylor en drummer Mick ‘Miffer’ Smith hadden de jonge Ken Testi als manager. Soms speelde Geoff Higgins met de band mee. Hij nam dan af en toe de baslijnen voor zijn rekening, zodat Tupp fluit kon spelen. Ibex speelde covers van hits van Rod Stewart, The Beatles en Yes. Ze begonnen hun optredens meestal met ‘Jailhouse Rock’, twaalf jaar eerder een superhit van Elvis Presley. Hoe indrukwekkend ze ook waren, het viel Freddie op dat ze geen goede leadzanger hadden. Net zoals hij bij Smile had gedaan, woonde hij hun repetities en optredens bij, en soms klom hij op het podium en begon mee te zingen met Mike Bersin.

‘Hij maakte er toen al net zo’n show van als op het hoogtepunt van zijn carrière,’ herinnerde Ken Testi zich. ‘Hij was al een ster voordat hij een ster was, als je begrijpt wat ik bedoel. Hij paradeerde over het podium als een trotse pauw.’

Ibex had nog steeds zijn thuisbasis in Liverpool, waar Freddie enige tijd bivakkeerde bij de familie van Geoff Higgins. Het gezin woonde boven de pub Dovetale Towers op Penny Lane, de straat die legendarisch werd door The Beatles. Freddie sliep op de vloer van Geoffs slaapkamer, maar hij klaagde nooit, vastbesloten zijn eigen ouders eer aan te doen door zich te gedragen als de ideale gast. Naar verluidt adoreerde Geoffs moeder Ruth hem.

‘Mijn moeder mocht hem omdat hij netjes sprak en omdat hij uit het zuiden kwam,’ legde Geoff uit aan Mark Hodkinson, auteur van Queen: The Early Years. ‘Freddie was heel erg aardig tegen haar.’

Hoewel de band in 1969 zo veel mogelijk optrad in het hele land, had Ibex geen uitzicht op een platencontract. Uiteindelijk overwogen ze ermee te stoppen. Miffer kreeg problemen thuis en had een regelmatig inkomen nodig. Richard Thompson, een vriend van de band, verving hem als drummer. In de nieuwe samenstelling gaf de band slechts één, rampzalig, optreden. Alles wat mis kon gaan, ging mis: lichten, geluid, apparatuur. Zelfs de microfoon voldeed niet aan de verwachtingen. Als Freddie de rol van leadzanger op zich nam, zwaaide hij altijd met zijn microfoon in het rond alsof het een majorettestokje was. Maar deze microfoon had een onhandige, zware standaard en toen hij het ding optilde, viel het onderste deel eraf. Onverstoorbaar ging Freddie verder met de bovenste helft.

En dat werd zijn handelsmerk.

Het vreemde contrast tussen Freddie de performer en Freddie Bulsara de persoon werd nu zo groot dat het niemand ontging. Zelfs op een provisorisch podium, zelfs als hij niet officieel was aangewezen als leadzanger, straalde Freddie een ongenaakbaar zelfvertrouwen uit. Ieder gebaar, iedere pose was flamboyant en melodramatisch. Voorafgaand aan het optreden verschool hij zich koket in keukentjes en krappe kasten – die in de pubs en clubs moesten doorgaan voor kleedruimten – om zich in een handgemaakt, superstrak pakje te hijsen waarin hij nauwelijks kon ademen, laat staan zitten. Hij was relatief klein, tenger en niet op een conventionele manier aantrekkelijk, maar hij wist dat hij opviel door zijn donkere huid en zijn duistere uiterlijk. Soms schaamde hij zich voor dat uiterlijk. Zo verborg hij zijn donkere ogen achter een zware pony en als hij moest lachen, legde hij een hand voor zijn konijnentanden. Zijn aangeboren verlegenheid kreeg de overhand als hij probeerde na een optreden een praatje te maken met zijn fans. Hij wist nooit wat hij moest zeggen. Erger nog, hij sprak weliswaar keurig Engels maar had een fluisterende, aarzelende stem. Hij lispelde ook een beetje, waarschijnlijk door die vooruitstekende tanden. Daarvan was hij zich pijnlijk bewust. Alleen als hij zich op zijn gemak voelde bij zijn vrienden, liet hij zijn humor en ‘ware’ persoonlijkheid zien en durfde hij voluit te lachen. De rest van de tijd, als hij niet op het podium stond, deed hij zijn uiterste best om niet op te vallen. Hij had nog niet de gewoonte opgevat om zich te buiten te gaan aan alcohol of drugs – daar had hij het geld niet voor, dus moest hij zich tevredenstellen met zo nu en dan een damesachtig portje met citroen in de pub – en als hij werd omringd door onbekenden straalde hij nooit veel zelfvertrouwen uit. Hoe prettig en op z’n gemak hij zich ook voelde op zijn eigen feestjes, op andermans feestjes voelde hij zich als een vis op het droge.

Freddie kreeg genoeg van het heen en weer pendelen naar Liverpool, van het altijd maar weer met moeite de eindjes aan elkaar knopen, van het slapen op de vloer van steeds weer andere huizen in de steden waar de band speelde. Vlak na zijn drieëntwintigste verjaardag stopte hij met Ibex en ging hij voorgoed terug naar Londen met Mike Bersin, waar hij de woningadvertenties uitpluisde.

Zoals Ken Testi het later verwoordde: ‘Ik denk dat Ibex voor Freddie een leegte opvulde. Hij wilde in een band zingen en Ibex heeft erg veel aan hem gehad. Het was voor beide partijen een verstandshuwelijk. We waren allemaal erg naïef. Voor Freddie was het als zijn eerste tweedehandsauto, iets wat je koopt als je een klein beetje geld bij elkaar hebt geschraapt. Uiteindelijk wil je iets beters.’

Niemand gaf Freddie de schuld voor de ondergang van de band. Ze bewonderden hem en waren geroerd door zijn ambitie, volle overgave en meeslepende levenslust. Ken Testi sprak voor iedereen toen hij zei: ‘We hebben veel van hem geleerd. Hij zette zich altijd voor honderd procent in. Hij had een soort vasthoudendheid, een doelgerichtheid, een verlangen om uit te blinken.’

Bersin en Taylor keerden terug naar Liverpool. Thompson ging op in de Londense muziekscene. De rest van hen bleef bij elkaar wonen in dat overvolle flatje in West-Londen. Freddie zonder band, Roger en Brian zonder leadzanger. Waarom vroegen ze hem niet meteen?

‘De jongens van Smile namen Freddie niet helemaal serieus,’ gaf hun vriend Chris Dummett later toe. ‘Ze staken altijd de draak met hem, gebruikten hem als pispaaltje. Allemaal op een goedmoedige manier, naar mijn idee.’

Vaak ligt de oplossing die we zoeken vlak onder onze neus.

 

Alsof hij nog niet genoeg zorgen had, begon Freddie te worstelen met zijn seksuele geaardheid. Hoewel hij al vriendinnen had gehad, onder anderen een meisje van de opleiding die Rosemary Pearson heette, herinneren sommigen zich dat hij graag wilde omgaan met homoseksuelen, maar het niet durfde.

Zoals een voormalige kameraad van de kunstopleiding het verwoordde: ‘Hij dacht dat hij van vrouwen hield en het duurde even voordat hij besefte dat hij homoseksueel was. Ik geloof niet dat hij de gevoelens die dat bij hem losmaakte, onder ogen durfde te zien. Het was duidelijk dat hij veel bezig was met homoseksualiteit, maar dat hij er ook bang voor was. Ik denk dat hij niet durfde te accepteren dat hij homo was.’

Een andere vriend herinnert zich dat Freddie regelmatig langsging bij een paar homoseksuele jongens die een etage deelden in Barnes. Hij verzweeg deze bezoekjes voor zijn eigen huisgenoten, omdat hij niet in staat was aan zijn vrienden uit te leggen wat hij zelf niet begreep. Hij was altijd bezig met welke indruk hij op anderen maakte en af en toe kroop hij in zijn schulp en sloot zich af voor de buitenwereld. Ongeveer in dezelfde periode begon hij minder aangename trekjes te vertonen. Hij kon egocentrisch en zelfzuchtig zijn, om nog maar te zwijgen van zijn humeurige en sombere buien, alsof hij gekweld werd door een innerlijke worsteling.

We hebben allemaal een duistere kant. In wezen was Freddie een vriendelijke, gulle en attente jongen. Hij weigerde anderen te gebruiken om te krijgen wat hij wilde, maar vond het geen probleem als anderen hém gebruikten. Daar hoefde hij niets voor terug. Misschien was zijn ijdelheid zijn slechtste eigenschap. Hij frunnikte eindeloos aan zijn haar en zijn kleren, en was tot vervelens toe bezig met hoe hij eruitzag. Hij werkte mensen op de zenuwen met zijn eindeloze verkondigingen dat hij een ‘legende’ zou worden. Dat hij altijd deed alsof alles voor de wind ging, hielp ook niet. Hoewel hij net als zijn meeste makkers van de hand in de tand leefde, weigerde hij met het openbaar vervoer te gaan. Hij besteedde liever zijn laatste geld aan een taxirit naar huis dan aan eten voor zichzelf.

Zijn vrienden begonnen zich zorgen over hem te maken. Wat moest er van Freddie worden, vroegen ze zich af, als hij het niet zou redden in de muziekwereld? Hoewel hij een diploma grafische vormgeving op zak had, wisten ze dat hij nooit een reguliere baan zou vinden.

Het ontbrak aan stabiliteit en richting in zijn leven en het was dan ook geen wonder dat hij zich onzeker voelde. Freddie wist dat hij anders was dan andere mensen. Hij wist ook dat hij in zijn levensonderhoud moest voorzien. Hoewel zijn slaapkamer in zijn ouderlijk huis in Feltham nog vrij was voor hem, weigerde hij zijn nederlaag toe te geven en met hangende pootjes terug te keren. Hij wist dat zijn familie moeite zou hebben met het leven dat hij nu leidde, en hij nam nooit vrienden mee naar huis om ze voor te stellen aan zijn ouders en zijn zus.

‘Als ouder maak je je zorgen – maar je moet je kind zijn eigen leven laten leiden,’ zei zijn moeder Jer.

Freddie at wel ongeveer eens per week bij zijn ouders en zijn moeder kookte dan altijd zijn favoriete maaltje: dhansak, een verrukkelijk maar bewerkelijk Indiaas gerecht dat zeer populair was bij de Parsi-gemeenschap en waarin elementen uit de Perzische en de Gujarati-keuken met elkaar worden gecombineerd. De ingrediënten zijn groenten, linzen, knoflook, gember, specerijen, vlees – meestal lamsvlees – en pompoen. Gezien het feit dat hij in die tijd geen cent te makken had, is het waarschijnlijk dat dat de enige gezonde maaltijd was die Freddie wekelijks at.

In de eerste koude weken van 1970 ging hij met zijn portfolio langs alle grafische bureaus in Londen. Austin Knight, in Holborn, besloot voor hem op zoek te gaan naar vormgevingsopdrachten. Maar Freddie was ongeduldig en kon er niet tegen om bij de telefoon te zitten wachten. Hij besloot freelancer te worden en plaatste advertenties. Maar hij besteedde meer tijd aan het bijwonen van repetities en optredens van Smile dan aan het zoeken naar werk.

Er zat maar één ding op: hij moest zijn eigen band oprichten. Freddie kreeg Richard Thompson, de vervangende drummer van Ibex, Mike Bersin en Tupp Taylor mee en veranderde de naam Ibex in Wreckage. Hun eerste live-optreden vond plaats op Ealing College of Art en werd bijgewoond door een stomverbaasde Brian May, Roger Taylor, zijn huisgenoten en een aanmoedigingen scanderende delegatie van Kensington. Brian en Roger, die tot dan toe maar niet wilden inzien dat de theatrale, eigenwijze Freddie ‘wel iets had’ als leadzanger, waren sprakeloos. De band was muzikaal gezien misschien maar matig, maar niemand kon zijn ogen van Freddie afhouden. Het optreden was een succes en Wreckage werd uitgenodigd voor een optreden in Imperial College, waarna nog een reeks concerten bij rugbyclubs volgde.

Freddie bleef gefrustreerd. Hij wist dat hij het in zich had, maar voelde dat er iets niet goed zat. Of hij verwacht had onmiddellijk een contract voor drie albums te krijgen bij een grote platenmaatschappij, of dat hij zich gewoon niet thuis voelde bij de muziekstijl en ambities van Wreckage, hij wist het niet. In ieder geval stopte hij al snel met de band, besloot te wachten tot het kwartje viel bij Brian en Roger en auditeerde voor een band die Sour Milk Sea heette.

 

‘Sour Milk Sea’ was een nummer dat George Harrison had geschreven tijdens de opnamesessies voor The White Album van The Beatles. Het werd opgenomen door Jackie Lomax (voor Apple Records) en in 1968 als single uitgegeven. Het was een van de weinige songs die niet op naam van The Beatles stonden, maar waaraan wel drie Beatles meededen: George Harrison speelde samen met Eric Clapton gitaar, Paul McCartney speelde bas, Ringo Starr drums en Nicky Hopkins piano. Chris Dummett (die zijn achternaam later veranderde in Chesney) en Jeremy Gallop, twee vrienden van de privéschool St Edward’s in Oxford, waren zo onder de indruk, dat ze de naam van hun schoolband, Tomato City, veranderden in de naam van dat nummer. Een ander bandlid van Sour Milk Sea was drummer Robert Tyrell, die op Charterhouse School samen met Mike Rutherford en Anthony Philips in The Anon (voorloper van Genesis) had gespeeld.

Het debuutoptreden van Sour Milk Sea vond plaats in Guildford City Hall, waar de band het voorprogramma verzorgde voor opkomende bands als Deep Purple, Blodwyn Pig en Junior’s Eyes, de groep die roem vergaarde als begeleidingsband van David Bowie in 1969. De oprichter van Junior’s Eyes, gitarist Mick Wayne, zou samen met Rick Wakeman als gastmuzikant deelnemen aan Bowies doorbraak, ‘Space Oddity’.

Sour Milk Sea werd in juni 1969 professioneel, ook al beseften ze maar al te goed dat ze het je ne sais quoi misten. Dat je ne sais quoi kwam in de vorm van Freddie Bulsara, die naar een crypte van een kerk in Dorking ging om te auditeren als leadzanger. Met zijn lange, zwarte haar en gekleed in een dandyachtig, fluwelen pak, straalde hij nonchalance en klasse uit. Hij was een paar jaar ouder dan de jongens van Sour Milk Sea, en dat was te zien. Hij stelde zich voor als ‘Fred Bull’.

‘Hij had een enorm charisma, en dat was de reden dat we hem kozen,’ herinnerde Jeremy ‘Rubber’ Gallop zich, die later gitaarleraar werd en in januari 2006 stierf aan alvleesklierkanker. ‘Hoewel we die dag eigenlijk ruime keus hadden. Meestal had je bij audities vier of vijf jongens die er niks van bakten, maar nu waren er twee andere sterke kandidaten. De ene was een zwarte jongen met een goddelijke stem, maar zonder de uitstraling van Fred, en de ander was folkzangeres Bridget St John, die later “de vrouwelijke John Martyn” werd genoemd.’

Freddie trad toe tot de band en kon eindelijk serieus aan het werk. Sour Milk Sea sleepte al snel een prestigieuze schnabbel in de wacht: een optreden in de balzaal van het Randolph Hotel in Oxford voor debutantes in galajurken.

‘Onze sound was niet geweldig,’ gaf Gallop toe. ‘Maar Freddie wond alle aanwezigen om zijn vinger met zijn uitdagende houding en aantrekkelijke voorkomen. Hij was heel gemaakt en aanstellerig en behoorlijk ijdel. Ik herinner me nog dat hij een keer bij mij thuis kwam, in de spiegel keek, wat aan zijn lange haar plukte en zei: “Ik zie er vandaag goed uit, vind je niet, Rubber?” Ik was nog maar achttien en zag er de lol niet van in.’

Het enige andere noemenswaardige optreden van Sour Milk Sea met Freddie als leadzanger was op een benefietgala voor de daklozenorganisatie Shelter, in maart 1970 in Highfield Parish Hall, Headington, Oxford. De band gaf een interview in de Oxford Mail, waarin ook de tekst van Freddies nummer ‘Lover’ werd gepubliceerd, met de onsterfelijke openingszin: ‘You never had it so good/the yoghurt-pushers are here’ (Je hebt het nog nooit zo goed gehad/de yoghurtdealers zijn er). Maar na deze veelbelovende start kregen de oude schoolvrienden Chesney en Gallop ruzie.

‘Al heel snel wilde Freddie ons veranderen,’ legde Gallop uit. ‘Op het podium werd hij een volkomen ander persoon. Hij was net zo opzwepend als later in zijn leven. Daarbuiten was hij heel rustig. Ik zal me hem altijd blijven herinneren als een eigenaardig stille, beleefde jongen. Mijn moeder vond hem aardig. Ik schaam me er wel voor dat ik een einde maakte aan de band.’

Jeremy Gallop was de halfoom van Jonathan Morrish. Deze oud-directeur van CBS Records en Sony, die achtentwintig jaar lang publiciteitsmedewerker en vertrouweling was van Michael Jackson, herinnert zich dat hij als tiener het optreden in Oxford bijwoonde. ‘Op dat moment was Freddie een nieuwe Martin Peters,’ zegt Jonathan, verwijzend naar de Engelse voetballegende van het WK in 1966, van wie manager Sir Alf Ramsey zei dat hij zijn tijd tien jaar vooruit was. Peters was zo’n veelzijdig talent dat hij bij West Ham United op iedere positie kon worden ingezet, zelfs als doelman.

‘Freddie was de flamboyante performer in een tijd dat bands in hun alledaagse kloffie op het podium stonden. Iedereen kon zien dat hij wist hoe je je op het podium moest gedragen, ook toen al. Voor de mensen die er niet bij waren, is het moeilijk zich voor te stellen hoe de rockmuziek er toen voor stond. Je zat in het wereldje om muziek te maken. Je was zuiver en alleen een muzikant, zo leefde je ook. Freddie wist intuïtief wat de gouden regel van de showbusiness was: maak er een spektakel van! Dat was ook wat Epstein met The Beatles deed. “Mach Schau!” schreeuwden de Duitse promotors in de Star Club in Hamburg tegen de jongens. Met andere woorden, het ging niet alleen maar om het zingen. Het ging ook om de reversloze jasjes, de kapsels, de schuwe lachjes. Maar The Beatles bleven zich acht jaar verzetten tegen die poppenkast, alsof ze wilden bewijzen dat het alleen maar om de muziek ging. Freddie wist hoe het werkelijk zat, ook al kwam hij nog maar net kijken.’

Jonathan had een hechte band met Michael Jackson, tot het einde van diens leven. Volgens degenen die hen allebei kenden, lag de vriendschap die uiteindelijk tussen Freddie en Michael ontstond voor de hand.

‘Geen van beiden was alleen maar muzikant of zanger,’ aldus Jonathan. ‘Wat Freddie deed met “Bohemian Rhapsody”, deed Michael met “Thriller”. Wat ik daarmee wil zeggen is dat de grote artiesten het gewoon snappen. Ze weten instinctief dat ze multimediaal moeten zijn. Freddies genialiteit zat in zijn inzicht – niet alleen inzicht in het nummer waarvan hij de tekst en de melodie had geschreven, of inzicht in hoe het geheel klonk, maar ook in hoe je een nummer zo moet presenteren dat luisteraars het echt begrijpen en dat het ze raakt. Hoe je het nummer moet opnemen, hoe je het brengt op het podium, hoe je de video vormgeeft, hoe je je aankleedt. Je kunt je voorstellen hoe het eraan toeging bij de opnames: “Jongens! Make-up, kostuums, actie!” Wie droeg er in godsnaam make-up? Een man deed dat niet. In 1970 werd je al bestempeld als “mietje” als je gezichtscrème opdeed, maar nu, al die jaren later, gaan er miljarden om in de mannencosmetica. Zoals ik zei, hij was zijn tijd ver vooruit. Al in 1970 zei Freddie: “Nee, jongens, dít is waar het in de showbusiness om draait!”’

 

Na het uiteenvallen van Sour Milk Sea wisten Brian en Roger eindelijk wie ze als leadzanger moesten kiezen. Queen werd geboren. Gedurende het hele bestaan van de groep heeft er een misverstand bestaan over de alternatieve bandnamen die de jongens de revue hebben laten passeren.

‘Brian en Roger hadden allebei als kind de trilogie van C.S. Lewis Out of the Silent Planet gelezen, waaruit de frase “the Grand Dance” kwam,’ legden Jacky Gunn en Jim Jenkins uit in de ‘officiële biografie’ van Queen, As It Began (1992). Deze informatie is in zo veel boeken over Queen en Freddie Mercury herhaald, dat het een ‘feit’ is geworden – het staat nu zelfs op de officiële website van de band, waar Queen-deskundige Rhys Thomas in ‘A Review’ (7 maart 2011) zegt dat Queen de namen ‘The Grand Dance’, ‘The Rich Kids’ (later door Glen Matlock van de Sex Pistols gebruikt voor zijn nieuwe groep) en ‘Build Your Own Boat’ heeft overwogen. In een interview met het Britse muziekblad Q uit maart 2011 zei -Brian: ‘We hadden een aantal opties en “Queen” kwam van Freddie. Een van de andere opties was “The Grand Dance”, wat naar mijn mening geen goede keus was geweest.’

Maar de verwijzing klopt niet helemaal. Out of the Silent Planet is het eerste deel van de sciencefictiontrilogie van Lewis. De andere twee delen van de reeks, die was geïnspireerd op A Voyage to Arcturus van David Lindsay (1920), zijn Perelandra en That Hideous Strength. In het tweede boek, Perelandra, introduceert Lewis een nieuwe Hof van Eden op de planeet Venus, met een alternatieve Adam en Eva en een nieuwe slang die hen verleidt. De auteur onderzoekt wat er gebeurd zou kunnen zijn als Eva de verleiding had weerstaan en er geen zondeval was geweest. In Perelandra vinden we de bewuste verwijzing: een beschrijving van het mystieke visioen van de ‘Great Dance’ – niet ‘Grand’ –, van het multidimensionale ruimte-tijdcontinuüm, de tijdkosmos: ‘Zo is het met de Grote Dans. Richt je blik op één beweging en zij zal je door alle patronen leiden, en voor jou zal zij de hoofdbeweging lijken. Maar het is allemaal schijn… Er lijkt geen plan te zijn, omdat alles een plan is, er lijkt geen middelpunt te zijn omdat alles het middelpunt is. Gezegend zij Hij!’

Namen die uit één woord bestaan werken beter, stelde Freddie echter, omdat ze krachtiger zijn en gemakkelijker te onthouden. Zijn eigen excentrieke voorstel was ‘Queen’. De anderen sputterden honend en snuivend tegen, vooral vanwege de homoseksuele connotatie van het woord. Het woord gay voor homoseksueel hoorde je toen nog maar zelden. Waarschijnlijk kwam het later op als protest tegen de term queer, waaruit minachting sprak. Hoewel Freddie niet uit de kast was gekomen – wat hij ook nooit officieel zou doen – was hij eraan gewend om een ‘old queen’ (oude nicht) genoemd te worden. Het beviel hem wel. Hij was verrukt over de androgyniteit die erin tot uitdrukking kwam en over de associatie met koninklijkheid. Beter nog, de naam zou hem het volmaakte excuus geven om zich zo nichterig mogelijk te gedragen op het podium. Al snel draaiden Brian en Roger bij; ze zagen er de grap wel van in, want niemand had een sterkere macho-uitstraling, was ondubbelzinniger heteroseksueel en hield meer van vrouwen dan deze twee. In hun ogen was de naam ‘Queen’ pure ironie – en het werkte.

Toen er overeenstemming was bereikt over de naam van de band, maakte Freddie werk van zijn eigen naamsverandering. Bulsara moest plaatsmaken voor Mercury, naar de Romeinse boodschapper van de goden, Mercurius. Net als Hermes, zijn Griekse tegenhanger, werd Mercurius afgebeeld met gevleugelde sandalen en een staf met slangen. Het Engelse woord mercury betekent ook kwik, het vloeibare metaal dat lang geleden veelvuldig werd gebruikt in de Chinese en hindoestaanse cultuur en dat in oud-Egyptische tombes is gevonden. Bovendien is Mercurius de planeet die het dichtst bij de zon staat en heeft hij geen manen.

In de loop van de jaren zijn allerlei theorieën ontstaan rondom de vraag waarom Freddie voor die achternaam koos. Queens-fan en auteur Jim Jenkins zegt daarover: ‘Freddie zelf vertelde me in 1975 dat hij zich had genoemd naar de boodschapper van de goden. Ik herinner het me nog als de dag van gisteren. Later werd beweerd dat hij zich had genoemd naar Mike Mercury uit de sciencefictionserie Fireball XL5, maar ik kan je verzekeren dat het niets met dat personage te maken had.’

Brian May herinnert zich: ‘Freddie had een nummer geschreven dat “My Fairy King” heette, en daar komt de volgende zin in voor: “Oh Mother Mercury, what have you done to me?” [Eigenlijk luidt de tekst: “Mother Mercury Mercury/look what they’ve done to me/I cannot run, I cannot hide.”] Daarna zei hij: “Ik wil Mercury worden, want de moeder in dit nummer is mijn moeder.” En wij zeiden allemaal: “Ben je gek geworden?”’

‘Die naamsverandering vloeide voort uit zijn besluit om zich een andere identiteit aan te meten,’ voegt May toe. ‘De jonge Bulsara was niet verdwenen, maar voor het publiek moest hij een god worden.’

Hoewel algemeen wordt aangenomen dat Freddie in of rond 1970 zijn naamsverandering officieel liet vastleggen, is daar geen enkel bewijs van. Er is geen officiële vermelding te vinden in het bevolkingsregister in Kew, West-Londen – waar wel een vermelding is te vinden voor Elton John. Een ambtenaar vertelde mij: ‘Slechts tien procent van de naamswijzigingen verloopt via de rechtbank en komt in ons register terecht. Tegenwoordig zelfs nog maar vijf procent. Het is niet wettelijk verplicht: je mag je noemen zoals je wilt. De kans is groot dat Mercury zijn naamswijziging wel liet vastleggen bij zijn advocaat. In zo’n geval krijgt zowel de advocaat als de betrokkene een exemplaar van de ondertekende documenten.’

Freddie gaf blijk van zijn fascinatie voor mythologie en astrologie, toen hij het inmiddels legendarische logo van Queen ontwierp. Het belangrijkste element is een feniks met gespreide vleugels, het symbool van onsterfelijkheid in het embleem van zijn oude school St Peter’s in Panchgani, waar Freddie met warme gevoelens aan terugdacht. In het logo zaten ook de sterrenbeelden van alle bandleden verwerkt: twee leeuwen, voor Taylor en Deacon, een krab voor Kreeft May (de Engelse naam van dit sterrenbeeld, Cancer, betekent ‘krab’) en twee elfjes voor Maagd Mercury. Het werd gecompleteerd met een gestileerde ‘Q’ en een rijkversierde kroon.

Hoewel ze nog verplichtingen hadden staan onder hun oude naam, was de band klaar voor zijn debuut als Queen: een optreden op een benefietgala van het Rode Kruis in de City Hall in Truro, Cornwall, het zuidwestelijkste puntje van Groot-Brittannië. Het concert, dat plaatsvond op 27 juni 1970, was mede georganiseerd door Win Hitchens, Rogers moeder, en die avond speelde Mike Grose bas (hij hield het maar drie optredens vol). Hun openingsnummer was ‘Stone Cold Crazy’, gebaseerd op een energiek nummer van Wreckage. Maar het sloeg een beetje dood in de halflege zaal. Getuigen herinneren zich dat de band nog niet genoeg een eenheid was en dat Freddie nog te ongeleid was.

‘Freddie was nog niet degene die hij later zou worden,’ merkte Rogers moeder op. ‘Zijn poses en danspassen kwamen nog niet goed uit de verf.’

Maar: ‘Freddie had grote plannen met de band,’ herinnert zijn zus Kashmira zich. ‘Hij was vastbesloten succesvol te worden.’

Op 18 juli volgde een optreden op Imperial College met voornamelijk covers – onder meer van James Brown, Little Richard, Buddy Holly en Shirley Bassey – en slechts twee oorspronkelijke composities: ‘Stone Cold Crazy’, waaraan de hele band had meegeschreven, en ‘Liar’.

‘In onze eigen nummers zat meer harde rock-’n-roll om de mensen iets te geven wat ze niet zouden vergeten – opkomen, iedereen plat spelen en weer afgaan,’ zei Brian.

Mike Grose werd vervangen door bassist Barry Mitchell, die in de periode van de zomer tot Kerstmis elf keer met Queen optrad, op universiteiten, in de beroemde Cavern Club in Liverpool en in een paar kerken. Maar Queen had nog steeds niet degene gevonden die ze zochten.

Nu Roger zich had ingeschreven bij de Technische Universiteit in Noord-Londen om biologie te studeren, kreeg hij een beurs als aanvulling op zijn magere inkomen. Freddie was op dat moment het enige bandlid dat geen hogere opleiding volgde. Niet dat ze daarmee zaten. Queen stortte zich met nieuw elan in het live-circuit. In september dat jaar regelde Brian een presentatie op Imperial College, waarvoor hij een aantal gerenommeerde boekingsagenten uit Londen uitnodigde. Weliswaar kwamen er een paar opdagen, maar geen van hen was genoeg onder de indruk om Queen een tournee aan te bieden. Het viel de bandleden, die hunkerden naar roem en succes, rauw op het dak.

 

Een dramatische gebeurtenis voor Freddie (en vele anderen) was de dood van Jimi Hendrix op 18 september 1970. De ultieme rockmuzikant, die het jaar daarvoor een beroemd geworden versie van het Amerikaanse volkslied, ‘Star Spangled Banner’, had gespeeld op Woodstock, die net in Greenwich Village zijn eigen, hypermoderne opnamestudio Electric Lady had geopend en die nog maar een maand eerder op het Isle of Wight Festival voor zijn grootste publiek ooit had gespeeld – 600.000 mensen –, was dood gevonden in het appartement van zijn vriendin Monika Dannemann in het Samarkand Hotel, Notting Hill. Hij lag in een voornamelijk uit rode wijn bestaande plas braaksel en hoewel ingewijden jarenlang beweerden dat Hendrix is vermoord, is waarschijnlijk een overdosis Vesparax, ingenomen met veel wijn, de doodsoorzaak. Dannemann pleegde later zelfmoord.

Freddie was ontroostbaar. Te zeer van slag om te werken, sloten Roger en hij uit respect hun marktkraam. Later die dag, tijdens een repetitie op Imperial College, bijna op de stoep van het appartement waar Hendrix de dood vond, brachten Brian, Roger en Freddie hun eigen eerbetoon in een jamsessie waarin ze ‘Voodoo Chile’, ‘Purple Haze’, ‘Foxy Lady’ en andere onsterfelijke hits van Hendrix speelden.

Nog steeds had het trio de volmaakte bassist niet gevonden. Pas in februari 1971 ontmoetten ze bij toeval John Deacon in een Londense discotheek. De in Leicester geboren Deacon, die al sinds zijn veertiende in bandjes speelde, studeerde elektrotechniek op Chelsea College. Hij was een man van weinig woorden, maar dat compenseerde hij met een uitstekend ritmegevoel en een rusteloze geest. Hij wist ook alles van versterkers en andere muziekapparatuur – en hij was op zoek naar een band.

‘Maar wat het mooiste was,’ zegt Roger, ‘we vonden hem geweldig. Wij waren allemaal zo aan elkaar gewend, zo vol van onszelf. Omdat hij zo rustig was, gingen we ervan uit dat hij in de groep kon worden opgenomen zonder dat het tot al te veel onrust leidde. Bovendien was hij een fantastische bassist – en het feit dat hij kon toveren met elektronica, was zonder meer een doorslaggevende factor.’ Van februari 1971 tot Queens laatste optreden op 9 augustus 1986 bleef deze samenstelling intact.

Er volgden zes maanden van intensief repeteren, waarin Brian, Roger en Freddie John inwijdden in hun repertoire. Op dat moment studeerde John nog en werkte Brian aan zijn proefschrift. Ze zagen Queen nog als een hobby, een tijdverdrijf buiten de studie om. Alleen Roger en Freddie konden al hun tijd aan Queen besteden en droomden van een heuse carrière in de rock-’n-roll. Op 11 juli 1971 begon Queen aan een tournee van elf dagen door Cornwall, die op 12 augustus zijn hoogtepunt bereikte op een openluchtfestival, het Tregye Festival of Contemporary Music. Er volgden meer optredens tijdens het nieuwe academische semester, waaronder weer een concert op Imperial College op 9 december en een nieuwjaarsconcert bij de rugbyclub in Twickenham, een buitenwijk van Londen.

Ondertussen was Roger de belangstelling voor zijn marktkraam kwijtgeraakt. Het nieuwe was eraf en, erger nog, hij voelde zich er inmiddels te goed voor. Hij stopte met de kashba en Freddie vormde een nieuw team met mede-kraamhouder Alan Mair. Freddie genoot nog net zo van de sfeer in Kensington Market als altijd. Niet alleen omdat hij intussen een doorgewinterde handelaar was geworden, maar ook omdat hij verliefd was.