2

 

Zanzibar

 

 

 

 

 

‘Ik werd altijd gewekt door de bediende. Met een glas jus d’orange in de hand stapte ik letterlijk zo het strand op.’

FREDDIE MERCURY

 

‘Hij liet heel weinig los over zijn achtergrond. Hij heeft me zelfs nooit zijn echte naam verteld. Hij had een vrij donkere huid, een kruising tussen oriëntaals en Aziatisch, dus hij kon niet verhullen dat hij uit een bijzondere omgeving kwam, of op zijn minst exotische ouders had. Dat moet hij voor zichzelf hebben ontkend. Niet uit duistere motieven, of omdat hij op de een of andere manier een racist was. Onmogelijk als je bedenkt hoe idolaat hij was van Jimi Hendrix.’

TONY BRAINSBY, DE EERSTE PR-MEDEWERKER VAN QUEEN

 

 

Misschien geloofde Freddie dat muziekfans in de jaren zeventig nog niet toe waren aan een rockster met Afrikaanse en Indiase wortels. Nu zou dat niets uitmaken. Integendeel, velen zouden het als een voordeel beschouwen. Hoe gevarieerder en obscuurder de culturele en muzikale erfenis van de artiest, hoe liever. Maar in die tijd was dat anders. Het is niet moeilijk voor te stellen dat hij vond dat de feiten van zijn leven niet strookten met het beeld dat hij zo graag wilde creëren. Een rockster was, per definitie, idealiter Amerikaans en afkomstig uit Californië (The Beach Boys), New York (Lou Reed), Florida (Jim Morrison), Mississippi (Elvis Presley) of de staat Washington (Jimi Hendrix). Liverpool mocht ook, dankzij The Beatles, net als Londen, vanwege Mick Jagger en Keith Richards van The Rolling Stones. Blank en Angelsaksisch was favoriet, zwart en Amerikaans bijna net zo goed. Het was in die dagen gebruikelijk dat muzikanten vaag deden over hun achtergrond, want dat versterkte de glamour en het mysterie – dit was precies het soort imagebuilding waarvoor pr-mensen fiks worden betaald. Er was zo veel tegenstrijdige informatie over de geboorte en jeugd van Freddie dat ik begreep dat ik zelf op onderzoek uit moest gaan.

Ik vloog via Nairobi naar Dar es Salaam en nam een boot naar Zanzibar-stad. We voeren door een haven waar dhows en eenvoudige viskano’s lagen te dobberen. Alles daar was exotisch. Voor iemand als ik, geboren in het saaiste gat ter wereld, was het een raadsel waarom Freddie Zanzibar de rug had toegekeerd. Het is toch heerlijk om je voor te stellen dat hij bij dinertjes zijn tafelgenoten vermaakte met verhalen over Ali Baba en Sinbad, over wilde Arabische prinsen en een overvloed aan oosterse beloften. Waarom deed hij dat niet? Er moest een reden zijn. Een sprookjesachtig verleden paste juist zo goed bij Freddie.

 

Zanzibar, niet meer dan een stipje op de wereldbol, ligt voor de oostkust van Afrika, net ten zuiden van de evenaar. Als je beter kijkt zie je dat het eigenlijk twee stipjes zijn: het hoofdeiland, Unguja, en het meer geïsoleerde Pemba, een bestemming die tegenwoordig in trek is bij pasgetrouwde stellen uit Europa. Samen met de aangrenzende, ooit Duitse en later Britse kolonie Tanganyika vormen ze nu de Verenigde Republiek Tanzania. Voor zo’n klein land heeft Zanzibar onevenredig veel geleden onder corruptie, ontwrichting en bloedbaden. In de loop van de eeuwen is het binnengevallen door Assyriërs, Sumeriërs, Egyptenaren, Feniciërs, Indiërs, Perzen, Arabieren, Maleiers, Chinezen, Portugezen, Hollanders en Britten, en de geschiedenis van het land leest als Duizend-en-een-nacht. Sommigen, met name de Shirazi (Perzen) die stammen uit wat nu Zuid-Iran is, de Omani (Arabieren) en veel later de Britten, bleven en heersten over het land. De Swahili-beschaving hier stamt al uit de ontstaansperiode van de islam.

Toen in 1818 de kruidnagelboom werd geïmporteerd, kwam de specerijenindustrie van Zanzibar tot ontwikkeling. Gember, nootmuskaat, vanille, kruidnagel en kardemom werden over de hele wereld verhandeld. Missionarissen en ontdekkingsreizigers die hier aanmeerden op doorreis naar het donkere continent, en terugkwamen vol verhalen over harems, paleisintriges en geschaakte prinsessen, droegen bij aan de romantiek. Als bloeiend handelscentrum voor ivoor en slaven verwierf Zanzibar een sinistere reputatie. Tot de afschaffing van de slavernij in 1897 werden per jaar zo’n 50.000 Afrikanen, afkomstig uit verre streken zoals de landen rond de grote meren van Afrika, over de barbaarse markten gesleurd waar ze werden afgeranseld en als slaaf te koop werden aangeboden.

Langs de kustlijn van Unguja staan imposante sultanspaleizen, een eeuwenoud Arabisch fort met roestende kanonnen, koloniale gebouwen en koopmanshuizen, sommige in een blijvende staat van renovatie, andere onherstelbaar verwaarloosd. Daarachter liggen doolhoven van bazaars en smalle straatjes met dicht opeengepakte huisjes. De eerste achttien jaar van zijn leven woonde Freddie op een etage in Stone Town met uitzicht op zee.

Zijn moeder Jer was zelf niet veel ouder dan een kind toen ze hem baarde in het Government Hospital, op donderdag 5 september 1946 – wat toevallig nieuwjaarsdag was voor de Parsi’s. Het was een geluk dat de kleine eerstgeborene van het achttienjarige meisje een jongetje was. Toen haar man Bomi Bulsara het nieuws op zijn werk hoorde, was hij dolgelukkig: zijn familienaam zou voortbestaan. Althans, dat dachten ze, in gelukzalige onwetendheid over de keuzes die in de verre toekomst zouden worden gemaakt. Het stel dacht samen na over een naam voor hun baby. Als Parsi’s – volgelingen van het monotheïstische zoroastrisme dat begin zesde eeuw v.Chr. in Perzië is ontstaan – waren hun mogelijkheden beperkt. Ze kozen voor Farrokh en lieten hem onder die naam inschrijven in het bevolkingsregister.

‘Ik herinner me nog heel goed dat Freddie geboren werd,’ vertelde Perviz Darunkhanawala, geboren Bulsara, toen ik haar opzocht in de stadswijk Shangani. Perviz was een nicht van Bomi Bulsara. Haar vader Sorabji en Freddies vader waren broers in een gezin met acht zoons.

‘Freddies vader en de mijne zijn geboren en getogen in Bulsar, een klein stadje ten noorden van Bombay [nu Mumbai] in de Indiase staat Gujarat,’ legde ze uit.

‘Vandaar de naam Bulsara. Een voor een kwamen alle broers naar Zanzibar op zoek naar werk. Mijn vader kreeg een baan bij een telegraafmaatschappij. Bomi ging bij het hooggerechtshof werken, als kassier voor de Britse overheid. Toen Bomi naar Zanzibar kwam, was hij nog niet getrouwd. Pas later keerde hij terug naar India en trouwde hij in Bombay met Freddies moeder Jer. Hij nam haar mee hiernaartoe en daarna werd Freddie geboren.

Hij was zo schattig, als een jong poesje. Toen hij nog heel jong was, namen zijn ouders hem mee naar ons huis. Dan gingen ze uit en lieten hem achter bij mijn moeder. Toen hij wat ouder was, speelde hij bij ons. Het was zo’n ondeugend ventje. Ik was veel ouder dan hij en ik vond het heerlijk om op hem te passen. Het was zo’n klein jochie, een heel lief kind. Ik was dol op hem en hoopte altijd dat hij mocht blijven, maar na hun avondje uit kwamen zijn ouders hem altijd weer ophalen.’

Perviz vertelde dat de Bulsara’s, binnen de strenge normen van hun religie en cultuur, een tamelijk mondain sociaal leven leidden. Met een inkomen waarmee hij in Groot-Brittannië zou worden beschouwd als een lagere ambtenaar, kon Bomi zich daar een comfortabel huis en bedienden veroorloven. Een van die bedienden was Freddies ayah (kindermeisje), Sabine. Het ontbrak het gezin aan niets en ze leefden in gunstige omstandigheden. In 1952, toen Freddie zes was, werd zijn zusje Kashmira geboren.

Bomi Bulsara werkte in Beit-el-Ajaib, het Huis van de Wonderen, dat eind negentiende eeuw door sultan Sayyid Barghash was gebouwd als ceremonieel paleis. In zijn tijd was dat het hoogste gebouw in Oost-Afrika en het beschikte over een weelderige botanische tuin. Het overleefde een bombardement door Britse schepen na een korte opstand en werd later ingrijpend verbouwd om het grootste museum van Zanzibar te huisvesten. Bomi moest voor zijn werk veel reizen, ook naar India, wat mogelijk van invloed is geweest op zijn beslissing om zijn enige zoon naar een school ver van huis te sturen. Maar wat ook meetelde, was dat zijn zoon in Zanzibar geen goede opleiding zou kunnen krijgen. Hoewel zijn ouders trouw bleven aan het zoroastrisme, ging Farrokh vanaf zijn vijfde naar de Zanzibar Missionary School, waar hij les kreeg van Anglicaanse nonnen. Hij was bovengemiddeld intelligent en gaf al vroeg blijk van talent voor schilderen, tekenen en boetseren.

‘Hij ontwikkelde zich heel snel tot een voorkomende, serieuze en keurige jongen,’ herinnerde Perviz zich. ‘Hij had een twinkeling in zijn ogen en ondeugende trekjes, die zo nu en dan de overhand kregen. Maar ik herinner me hem vooral als zwijgzaam en verlegen. Pijnlijk verlegen. Hij zei niet veel, ook niet als hij met zijn ouders bij ons kwam. Dat zat in zijn aard. Toen hij ouder werd zagen we elkaar niet meer zoveel, omdat hij altijd op straat en op het strand speelde met de andere jongens.’

‘Het was een heel gelukkig kind dat veel van muziek hield,’ herinnerde zijn moeder Jer zich. ‘Volksmuziek, opera, klassiek, hij vond het allemaal prachtig. Ik denk dat hij altijd al artiest wilde worden.’

Perviz was verbaasd toen ik vertelde dat mijn pogingen om bij de officiële instanties een kopie van het geboortebewijs van haar neef te bemachtigen op niets waren uitgelopen. Zelfs een audiëntie bij de directeur van het bevolkingsregister had niet mogen baten.

‘Dus u wilt het geboortebewijs van Freddie Mercury?’ zei hij met een glimlach. ‘Dat hebben we niet. We hádden het wel. Een paar jaar geleden was hier een Argentijnse vrouw die het wilde zien. Er werd een kopie voor haar gemaakt en sindsdien heeft niemand het origineel ooit nog gezien, ook al is er talloze malen naar gevraagd, waarschijnlijk door zijn fans. Het grootste probleem is dat er in 1946 en 1947 geen goede administratie werd bijgehouden. Het was niet veel meer dan wat velletjes papier die nu overal verspreid liggen. Ik zal het u laten zien.’

Achter de balie van het centrale kantoor rommelde de directeur wat in dossierkasten, waarna hij terugkwam met een handvol losse geboortecertificaten. Een stuk of tien papiertjes viel op de grond en bleef daar liggen.

‘Er is wel iemand, een arts die dr. Mehta heet. Hij is nu in Oman maar komt volgende week terug, en ik weet dat hij een kopie van het geboortebewijs heeft.’ Maar hoezeer ik ook mijn best heb gedaan, het is me nooit gelukt dr. Mehta op te sporen.

Mijn onderzoek naar zijn familiegeschiedenis kon niet op ieders instemming rekenen. Diana, de mooie dochter van Perviz, was niet onder de indruk en beweerde dat ze absoluut niet geïnteresseerd was in ‘Freddie Mercouri’. Waarom niet?

‘Hij ging weg uit Zanzibar toen ik nog maar een baby was,’ zei ze schouderophalend, terwijl ze begon te blozen. ‘Hij heeft afstand gedaan van zijn familienaam. Hij leefde anders dan wij. Hij wilde niets met ons te maken hebben en is nooit teruggekomen. Hij was niet trots op Zanzibar. Hij was een vreemde, iemand uit een ander leven.’

Verder wilde ze niet uitweiden. Dus er was meer.

Deze houding kwam ik vaker tegen. Hoewel sommige Zanzibarianen beweerden te wonen in huizen die ooit eigendom waren van de familie Bulsara, kon niemand tastbare bewijzen overleggen, en eigenlijk leek het niemand veel te kunnen schelen.

Zoals een Indiase winkelier uitlegde: ‘Ik weet niets – net als alle anderen. Wie beweert het wel te weten, zuigt maar wat uit zijn duim. Zeker de gidsen die je over het eiland rondleiden en je de attracties laten zien. Die willen alleen maar geld. Er is hier niemand meer die het weet. Een hele tijd geleden zijn er in één klap heel veel mensen tegelijk vertrokken. Maar als je ooit meer te weten komt, wil je dan alsjeblieft terugkomen en het mij vertellen? Want ik heb zo genoeg van al die mensen die er steeds naar vragen. Amerikanen, Zuid-Amerikanen, Engelsen, Duitsers, Japanners. De mensen die hier wonen begrijpen er niets van. Wie was die kerel eigenlijk?’

Wie was de beroemdste zoon van Zanzibar? Voor Queen-bedevaartgangers is dit eiland de ultieme bestemming. Gespecialiseerde reisorganisaties bieden dure, fanvriendelijke vakantiereizen aan naar de geboorteplaats van de zanger, waar een paar restaurants met mooi uitzicht en een paar cadeauwinkels flink van profiteren. Maar Freddie heeft hier tijdens zijn leven nooit een sterrenstatus behaald. Geen onderscheiding van de stad, geen officiële vermelding in de archieven, geen plaatsje in het lokale museum – althans niet op het moment van mijn bezoek. Geen ooit door hem bewoond huis dat is omgetoverd tot een persoonlijke eretempel. Geen standbeeld, wassen beeld of grafbeeld, geen in grote aantallen geproduceerde asbakken of koelkastmagneten, niet eens een ansichtkaart met zijn beeltenis – terwijl er van bijna alles een ansichtkaart bestaat. Misschien zit er in de thermometers hier niet eens kwik (mercury betekent ‘kwik’). Als iemand ooit op zoek is naar de antithese van Elvis Presley’s Graceland in Memphis, dan moet hij hier zijn.

Toen ik thuiskwam, stak het mysterie van het verdwenen geboortebewijs de kop weer op. Uit het niets nam Marcela Delorenzi, een Argentijnse vrouw – díe Argentijnse vrouw – contact met me op. Ze vertelde dat ze op weg was naar Londen met een cadeau voor mij. Wat de in Buenos Aires woonachtige televisiemedewerkster en journaliste voor me meenam, was een kopie van Freddies geboortebewijs. Ik had er niet naar gevraagd, we hadden elkaar zelfs nooit gesproken en ik had ook niet geprobeerd haar op te sporen. Ze hoefde er niets voor terug. Als er al sprake was van een kwaad geweten, werd dat niet uitgesproken. Toen ze de kopie in handen kreeg, zo vertelde ze, lag het originele, handgeschreven document gewoon op zijn plek in het kantoor van het bevolkingsregister. Ze had het met eigen ogen gezien. Misschien is het uiteindelijk verkocht voor een hoge prijs en zit het nu verstopt in een particuliere collectie.

In 2006 protesteerde de Association for Islamic Mobilisation and Propagation (UAMSHO), een islamitische groepering in Zanzibar, fel tegen het plan om Freddies zestigste verjaardag op het eiland te vieren. Ze vonden dat hij de islam had beledigd met zijn openlijk homoseksuele, flamboyante levensstijl, die hij volhield tot aan zijn vroegtijdige dood in 1991 als gevolg van aids. Woedend eiste de groepering dat een strandfeest voor ‘homotoeristen’ zou worden afgelast en dat duizenden fans die vanuit alle delen van de wereld naar dit feest op weg waren, zouden worden teruggestuurd.

Het kwam niet echt als een verrassing. In 2004 had Zanzibar homoseksuele relaties officieel verboden, wat tot felle kritiek leidde vanuit homogemeenschappen over de hele wereld.

Abdallah Said Ali, leider van de UAMSHO, stelde dat het evenement ‘een verkeerd signaal zou afgeven’. ‘We willen onze jonge generatie niet het idee geven dat homoseksuelen in Zanzibar geaccepteerd worden,’ zei hij. ‘Wij hebben de morele plicht om de moraal van de maatschappij te bewaken en iedereen die de islamitische moraal schaadt, moet worden tegengehouden.’

Afgezien van de islamitische moraal was er ook nog de religie van Freddies eigen familie. Hij hield met heel zijn hart van zijn ouders en zuster, en hij respecteerde ze. Maar hij wist ook dat orthodoxe zoroastrianen instemmen met de onderdrukking van homoseksualiteit – misschien was dit de belangrijkste reden dat Freddie zo lang probeerde zijn geaardheid te negeren. In de Vendidad, het heilige zoroastrische boek, staat: ‘De man die met een man ligt zoals een man met een vrouw ligt, of zoals een vrouw met een man ligt, is een man die een Daeva (demon) is: deze man is een aanbidder van de Daevas, een mannelijke concubine van de Daevas.’

Voor de Parsi’s is homoseksualiteit niet alleen zondig maar, onbegrijpelijk genoeg, ook een vorm van duivelsaanbidding.

Laten we dit gegeven in een context plaatsen. Homoseksuele activiteit met wederzijds goedvinden is nog steeds illegaal in ongeveer 70 van de 195 landen ter wereld. In 40 daarvan is alleen seks tussen mannen verboden. Seksuele handelingen tussen twee volwassen mannen werden in 1967 legaal in Engeland en Wales, maar pas in 1980 in Schotland en in 1982 in Noord-Ierland. In de jaren tachtig en negentig zetten homo-belangengroepen zich in voor gelijktrekking van de seksuele meerderjarigheid voor homo’s en hetero’s. Tegenwoordig ben je in Engeland, Schotland, Wales en Noord-Ierland op je zestiende seksueel meerderjarig.

‘Freddie leefde niet zoals wij,’ had zijn nicht Diana gezegd. ‘Hij was -iemand uit een ander leven.’

De naakte waarheid is beter dan de best aangeklede leugen. Freddie had zijn Afrikaanse vaderland blijkbaar de rug toegekeerd om een zeer fundamentele reden.

Misschien voelde hij in zijn hart wel hiraeth. Er bestaat geen letterlijke vertaling voor dit oude Welshe woord. Het verwijst naar melancholie, een diepgeworteld verdriet om wat je kwijt bent. Rouwde Freddie, zoals de meesten van ons, heimelijk om zijn verloren onschuld, verlangde hij naar momenten uit zijn verleden die hij niet meer kon bereiken?

Soms gaan we terug, brengen we een bezoek aan ons verleden. We troosten ons volwassen zelf met stille herinneringen. Dat heeft Freddie nooit kunnen doen. Hij moest de leegte ergens anders opvullen. Sommigen geloven dat hij met ‘Seven Seas of Rhye’ – de eerste hit van de band in 1974 – vrede sloot met zijn verleden. Het was een klassiek hardrocknummer op een verder vernieuwend album. De tekst was gebaseerd op een fantasiewereld die de jonge Freddie had geschapen met zijn jongere zusje Kashmira. Kan het zijn dat de mysteries van hun Perzische afkomst, en vooral de epische reis van de profeet Zarathoestra, hun fantasie voedden en de inspiratie vormden voor hun sprookjes over Rhye? Het lijkt er wel op, volgens radioproducer, muziekarchivaris en platenverzamelaar Phil Swern.

‘Ik heb altijd de indruk gehad, door opmerkingen die hij in de loop van de jaren in interviews maakte, dat “Seven Seas of Rhye” over zijn leven in Zanzibar ging,’ zegt Phil. ‘Dat was de wereld waar hij naartoe vluchtte – althans, in zijn hoofd. Dat deed hij altijd, als de werkelijkheid hem te veel werd.’

In een radiointerview beschreef Freddie het onderwerp van het nummer als een hersenspinsel: ‘Mijn teksten en nummers zijn meestal fantasieën. Ik verzin ze. Ze zijn niet aards, ze zijn eigenlijk een beetje vaag. Ik ben niet zo’n schrijver die op straat loopt en plotseling een visioen krijgt, en ik ben ook niet iemand die op safari moet om geïnspireerd te worden door de wilde dieren om hem heen of die een berg moet beklimmen of zo. Nee, ik krijg inspiratie als ik in bad zit.’

Hoe het ook zij, Rhye zou een terugkerend thema worden. Ook in andere vroege nummers van Queen speelde het fantasieland een rol, zoals ‘Lily of the Valley’, ‘The March of the Black Queen’ en ‘My Fairy King’. Steeds meer mensen raakten ervan in de ban. In de futuristische jukebox-musical We Will Rock You, die in 2002 in Londen in première ging, is Seven Seas of Rhye een gebied waar de opstandige Bohemians naartoe worden gebracht als ze zijn gehersenspoeld door Khashoggi, de commandant van de Globalsoft-politie.

Tijdens de laatste, wegstervende maten van ‘Seven Seas of Rhye’ klinkt een vluchtige echo van een oud Engels deuntje, gezongen door een groepje rauwe cafégasten: ‘Oh, I do like to be beside the seaside’. Weer een verwijzing naar Freddies zorgeloze leven aan het strand, naar de met palmen omzoomde, ongerepte koraalriffen van zijn jeugd?

We weten het niet. Wat we wel weten is dat de man die de regels van zijn familiereligie overtrad, er nooit een warm welkom zou mogen verwachten.