3

 

Panchgani

 

 

 

 

 

‘Ik was een vroegrijp kind en mijn ouders dachten dat kostschool me goed zou doen. Dus toen ik nog maar zeven was, stuurden ze me naar school in India. Het was een drastische ommekeer in mijn opvoeding die gewerkt lijkt te hebben, geloof ik…’

FREDDIE MERCURY

 

‘Freddies ouders stuurden hem naar school in India, en het deed me verdriet om hem te zien vertrekken. Maar in het Zanzibar van die tijd was de standaard van onderwijs voor jongens niet zo hoog. Ik meen me te herinneren dat zijn ouders rond diezelfde tijd naar het eiland Pemba werden overgeplaatst om er te werken. Daar was zeker geen hoge onderwijsstandaard. Ze vonden dat ze hem het beste naar Bomi’s zuster Jer – mijn tante, in Bombay – konden sturen, waar hij fatsoenlijk kon studeren.’

PERVIZ DARUNKHANAWALA, FREDDIES NICHT

 

 

In november 1996 werd ik uitgenodigd voor een cocktailparty en privé-voorvertoning van de Freddie Mercury Fototentoonstelling in de Royal Albert Hall in Londen. De expositie was ter gelegenheid van zijn vijfde sterfjaar. Alle aanwezigen hadden een nauwe band met Freddie en Queen – van Marje, zijn schoonmaakster, en Ken Testi, de eerste manager van Queen ooit, tot Denis O’Reagan, een fotograaf die Queen regelmatig portretteerde. Freddies bejaarde en fragiel ogende ouders waren er ook.

Toen ik mezelf voorstelde, begroetten ze me hartelijk. Zijn vader Bomi Bulsara hield mijn hand vast. ‘Het is fantastisch om al deze foto’s tentoongesteld te zien, en al die mensen die hier ter nagedachtenis van onze lieve zoon zijn. We zijn erg trots,’ zei hij.

De tentoonstelling reisde vervolgens de wereld over en deed verschillende belangrijke steden als Parijs, Montreux en Mumbai aan. Na de opening in Londen vond een aantal collega-journalisten het nodig om ‘The Great Pretender’, zoals ze Freddie noemden, in een kwaad daglicht te stellen, omdat hij zijn Indiase oorsprong had verzwegen. In krantenkoppen als ‘Bombay Rhapsody’ en ‘Ster uit India’ werd Freddie ‘ontmaskerd’ als de eerste Indiase popster van Engeland. Hoewel er niets van klopte, werd het verhaal breed uitgemeten in de sensatiepers. Freddies Perzische achtergrond stond ineens centraal en leidde in brede kring tot discussie. Dit gaf aanstoot binnen de Perzische gemeenschap in Londen. Niet dat het journaille zich hier iets van aantrok. ‘Ons volk heeft sinds de negende eeuw niet meer in Perzië gewoond, maar dat maakt ons niet minder Perzisch,’ verklaarde een zegsman van de Perzische gemeenschap in Londen.

‘Hoewel Perzen worden beschreven als “Indiase zoroastrianen”, stammen we af van de Perzische zoroastrianen die naar India vluchtten in de zevende en achtste eeuw om aan de vervolging door de moslims te ontsnappen. Het feit dat we naar India emigreerden, maakt van ons nog geen Indiërs. Als je Joods bent, maar je familie heeft de afgelopen tweeduizend jaar niet in Palestina gewoond, ben je dan minder Joods? Er is veel verschil tussen ras en nationaliteit, tussen herkomst en staatsburgerschap. De Perzische Parsi’s hebben misschien geen thuisland [het tegenwoordige Iran was ooit hun vaderland], maar blijven in hun hart altijd Perzisch.’

Wat Freddie betreft hoefde je alleen maar naar hem te kijken. Zijn klassieke Perzische trekken weken onmiskenbaar af van wat over het algemeen als Indiase uiterlijke kenmerken geldt. Alle foto’s bewijzen het, in weerwil van de ‘extra tanden’.

Freddies ouders Bomi en Jer, geboren in het koloniale India van voor de onafhankelijkheid, hadden de Brits-Indiase nationaliteit. Dit was officieel vastgelegd, bij hun geboorte en bij die van hun zoon. Dat ze bij hun ras Parsi invulden, is veelbetekenend. Freddie werd in Zanzibar geboren en werd beschouwd als Zanzibari. Er viel over te twisten of hij meer Afrikaans of meer Aziatisch was. Het ging te ver om hem ‘Engelands eerste Aziatische popster’ te noemen, maar het bood de journalisten een nieuwe manier om oude dingen op te rakelen. Waarom maakte zijn familie er eigenlijk geen bezwaar tegen dat hij zo vaag deed over hun verleden en hun heilige erfgoed verwierp?

Hun gedrag leek vaak raadselachtig. Het waren rustige, hardwerkende en huiselijke mensen, tevreden met hun lot en niet materialistisch. Vader en moeder Bulsara handelden altijd weloverwogen, ze namen de rituelen, voorschriften en beperkingen van hun religie en cultuur in acht. Beiden waren ze klein en tenger gebouwd. Freddie leek uiterlijk het meest op zijn moeder. Hij had haar volle lippen, open lach en ongewone gebit geërfd. In het openbaar waren ze beleefd en gereserveerd, maar thuis waren Bomi en Jer altijd aardig en iets uitbundiger, al bleven ze altijd beheerst.

Hoewel ze een plichtsgetrouwe familie vormden die erg aan traditie hechtte, was Bomi nooit een dominant rolmodel of macho-held voor zijn zoon. Freddie voelde zich meer thuis tussen de vrouwelijke gezinshoofden van de familie en vertoonde geen enkele neiging om in zijn vaders kerkelijke voetsporen te treden. Zijn moeder had graag gezien dat hij rechten ging studeren, maar Freddie liep niet warm voor een kantoorbaan.

Omdat ze zo gereserveerd en gesloten waren, was er weinig fysiek contact tussen de ouders Bulsara en hun kinderen, vertelde Freddie later aan zijn minnaars Barbara Valentin en Jim Hutton.

Toen ze nog in Zanzibar woonden, werden de kinderen verzorgd door zijn ayah Sabine. Freddie en Kashmira werden dan misschien niet opgevoed met lijfstraffen, ze werden ook niet bepaald veel geknuffeld. Volgens Jim vroeg Freddie zich van tijd tot tijd af of het tekort aan affectie in zijn jeugd misschien de oorzaak was van een ‘onevenredige obsessie’ met lichamelijke liefde toen hij volwassen was… een hunkering die zich vaak manifesteerde in betekenisloze seks, omdat hij het ene meestal niet zonder het andere kon krijgen. Seks was nooit een vervanging voor datgene waarnaar hij verlangde, genegenheid… het bewijs dat er van hem werd gehouden. Hij was hier nogal kinderlijk in. De knuffels en aaien die hij de kat toebedeelde, wilde hij eigenlijk zelf ondergaan.

Op 14 februari 1955 werd Freddie ingeschreven in St Peter’s Church of England School in Panchgani (West-India), waar hij in groep 3 kwam. Hij heette toen nog Farrokh en was slechts acht jaar oud. Hij komt in het officiële schoolregister voor onder de naam ‘Farookh Bomi Bulsara’ (let op de verandering in spelling ten opzichte van zijn geboorteakte). Hij verbleef er tien jaar en zag zijn ouders maar één keer per jaar, gedurende een maand in de zomervakantie. Het is geen wonder dat zijn relatie met zijn moeder en vader afstandelijk werd. Dit blijkt uit de respectvolle maar emotieloze brieven die hij hen schreef. Hij werd aangemoedigd om zich groot en dapper te houden, maar je kunt je voorstellen dat Freddie zich eenzaam en kwetsbaar voelde zo ver van huis, zonder de luxe van een telefoon waarmee hij met zijn ouders kon praten wanneer hij ze miste. En dat was vaak.

‘Hij was zes jaar toen ik werd geboren, dus ik heb hem maar een jaar meegemaakt. Toch was ik altijd trots op mijn grote broer die mij beschermde,’ herinnerde zijn zus Kashmira zich in een interview met Mail on Sunday in november 2000.

‘Hij kwam niet altijd thuis in de vakanties – soms logeerde hij bij de zus van mijn vader in Bombay, of bij de zus van mijn moeder. Die laatste stimuleerde hem om piano te spelen en te tekenen. Hij had overal talent voor. Daar was ik natuurlijk wel jaloers op. Mam en pap bewaarden al zijn schoolrapporten.’

Voor de achtjarige Freddie was de reis naar zijn nieuwe school erg zwaar. ‘Hij reisde het eerste stuk per schip met zijn vader voordat hij de trein naar Poona [nu Pune] nam,’ vertelt Freddies nicht Perviz. ‘Het was een erg lange en vermoeiende reis. Er gingen regelmatig boten van Zanzibar naar Bombay’ – toen al de drukste, meest geïndustrialiseerde en modernste stad van India – ‘en we gingen er vaak heen omdat we er familie hadden. Freddie ging in de schoolvakanties dikwijls naar mijn tante Jer, Bomi’s zuster. Zij was een goede, aardige vrouw die ook op de kinderen van een van mijn vaders andere broers in India paste.’

Panchgani (‘Vijf Heuvels’), een typisch Britse koloniale post in de bergen in West-India, driehonderd kilometer van Mumbai vandaan, staat bekend om zijn ongewone oude bungalows, openbare gebouwen, klassieke Parsi-huizen en weelderige aardbeienvelden. De rustige koloniale stad werd door de Britten gesticht als een sanatorium en rustoord. Het is niet moeilijk te begrijpen waarom. Het uitzicht over kustvlaktes, dichte bossen en de rivier Krishna, die van grote hoogte omlaag stroomt met haar mineraalrijke water en fijne, rode vulkanische zand, maakt het een populair toevluchtsoord voor toeristen. Velen rijden vier of vijf uur van Mumbai naar Panchgani om van speciale ‘moesson-uitstapjes’ te genieten. Ze wandelen, rijden en ontspannen ver weg van de hitte en het stof van het Indiase platteland. Sommige mensen sturen hun kinderen hier naar internaten met op Britse leest geschoeid onderwijs.

St Peter’s School staat er nog altijd. De school werd in 1904 opgericht en houdt de traditionele Indiase waarden en cultuur in ere, terwijl men tegelijk tolerantie predikt voor godsdienstbeleving van katholicisme tot zoroastrisme. Het devies van de school is Ut Prosim (‘opdat ik mag dienen’). In het wapen, ‘een symbool van hoop en wedergeboorte’, is een feniks afgebeeld die uit de vlammen oprijst, met als vredessymbool een olijftak in zijn snavel.

Het hoofd van de school in Freddies tijd, Oswald D. Bason, begon er in 1947, het jaar dat India zijn onafhankelijkheid kreeg. Hij bleef schoolhoofd tot 1974, toen Queen net het eerste succes kon opsnuiven. Hoewel de schoolleiding niet te koop loopt met de rock-’n-rollconnectie, weigert ze zelden toegang aan nieuwsgierige bezoekers. Het personeel heeft zelfs geassisteerd bij onderzoek naar en de opnames voor documentaires over het leven van Freddie Mercury. Samen met zijn vriend en tijdgenoot Victory Rana – later luitenant-generaal van het Nepalese leger – en Ravi Punjabi, filantroop en zakenman, hoort Freddie bij de beroemdste oud-leerlingen van de school.

Tegen de tijd dat hij aankwam op deze plezierige, uitgestrekte campus, was hij al totaal geïndoctrineerd met het familiegeloof en was hij een volledig ontwikkelde zoroastriaan. Op zijn achtste onderging hij de Naojote (‘Navjote’) ceremonie. Net als bij de christelijke confirmatie gold deze ceremonie zowel voor jongens als voor meisjes, hoewel de stijl van het evenement meer leek op die van de mannelijke Joodse bar mitswa. Het ritueel houdt een reinigend bad in, dat zuivering van geest en ziel symboliseert; het dragen van een wit hemd van speciale snit en een wollen koord om het middel; en het monotoon zingen van klassieke gebeden bij een heilige, eeuwig brandende vlam. Zulke vlammen zijn karakteristiek voor het zoroastriaanse geloof. Er wordt beweerd dat er speciale tempels zijn met vuren die duizenden jaren onafgebroken hebben gebrand. De Zendavesta, of heilige geschriften, bevatten geen formele geboden, maar eenvoudigweg de ‘Drie Goede Dingen’ waarnaar Parsi’s al lang proberen te leven. Humata, Hukhta, Huvareshta: ‘goede gedachten, goede woorden, goede daden’.

In Freddies tijd werd St Peter’s algemeen beschouwd als de beste openbare jongensschool in Panchgani. De school bood volledig op Engelse leest geschoeid onderwijs, als voorbereiding op Cambridge University (zowel O- als A-examenniveau), en behaalde voortdurend uitstekende resultaten. St Peter’s trok families aan vanuit de Verenigde Staten, Canada en de Golfstaten en ook vanuit heel India. Het schooljaar liep van midden juni tot midden april. Rekening houdend met het Indiase klimaat, viel de acht weken durende grote vakantie tussen april en juni, met een extra vakantie van twee weken met kerst.

St Peter’s was een strenge school en de omstandigheden waren aan de zware kant. Hoewel er op woensdagen en zaterdagen tijdens de lunch warm water was om te baden, was het water de rest van de week koud. Het baden gebeurde onder toeziend oog van de hoofdverpleegster, die ook het schoolziekenhuis runde met de hulp van een inwonende verpleegster en een oproepbare arts. De school had zijn eigen kerk, met een flexibele houding ten opzichte van geloofsovertuigingen: hoewel jongens van alle mogelijke gezindten de school bezochten en hun geloof gerespecteerd werd, was de zondagse mis verplicht voor iedereen. Leerlingen mochten de campus alleen onder begeleiding van een personeelslid verlaten.

Gezien al deze kenmerken stond St Peter’s bekend als een zorgzaam instituut met een gemoedelijke en leuke familiaire sfeer, dat de sterke kanten van de leerlingen voedde om het beste in elk individu naar boven te halen. Hoe hij er in die tijd ook over heeft gedacht, Freddie gaf later toe dat hij zich bevoorrecht voelde dat hij daarnaartoe was gestuurd, zich bewust van wat zijn ouders ervoor hadden moeten opofferen.

Niet alleen was het moeilijk om het schoolgeld te betalen – Freddies vader had een bescheiden salaris als kantoorbeambte bij de overheid en er bleef weinig geld over om opzij te zetten – maar het was ook pijnlijk voor Bomi en Jer om van hun enige zoon gescheiden te zijn, en voor zijn zuster om haar enige broer te moeten missen.

Het gevoel van bevoorrecht zijn was niet sterk genoeg om de verlatingsangst te verdrijven. Als jongetje had Freddie nauwe banden met zijn moeder en zus Kashmira. Het moet hartverscheurend voor hem zijn geweest om op jonge leeftijd weggestuurd te worden om duizenden kilometers verderop naar school te gaan. De jeugdige Freddie moet zich vreselijk alleen en angstig hebben gevoeld. Wat zal hij verlangd hebben naar een knuffel en een verhaaltje voor het slapengaan.

Mensen met wie hij op latere leeftijd intiem was, hebben verteld dat Freddie een diepe wrok tegen zijn ouders koesterde voor het feit dat ze hem hadden ‘weggestuurd’. Toch was hij als volwassene altijd een respectvolle en liefhebbende zoon. Hij deed duidelijk erg zijn best om over zijn gevoelens van afwijzing heen te komen.

Jer en Bomi moeten gedacht hebben dat ze toen het juiste deden. Om hun zoon de best mogelijke start in het leven te geven, moesten zij financieel afzien. Maar een verlegen klein jongetje als Freddie zo ver weg naar school sturen, was waarschijnlijk de grootste fout die ze hadden kunnen maken. Sommige kinderen lijken er beter tegen bestand om langdurig van hun ouders te worden gescheiden. Voor Freddie, een gevoelig en naar eigen zeggen aanhankelijk kind, was die hartverscheurende afstand op achtjarige leeftijd in het begin ondraaglijk. Hij huilde zichzelf iedere nacht in slaap in zijn smalle bed op de slaapzaal, omringd door negentien andere bibberende nieuwkomertjes. Omdat hij verstoken was van persoonlijke affectie en aandacht in de meest cruciale periode van zijn ontwikkeling en op een zeer ontvankelijke leeftijd, veranderden zijn kijk op het leven en zijn verwachtingen onvermijdelijk.

Hij zocht troost bij gelijkgestemde jongens en raakte bevriend met Victory Rana en Derrick Branche, die later naar Australië verhuisde en acteur werd. In 1985 toen Freddie de show stal op Live Aid, speelde Derrick een rol in de film My Beautiful Laundrette, een komisch drama met Daniel Day-Lewis over de relaties tussen blanke en Aziatische gemeenschappen, waarbij thema’s als homoseksualiteit en racisme indringend aan de orde kwamen.

Farang Irani die later een restaurant in Bombay opende, en Bruce Murray die zou eindigen als kruier in Victoria Station in Londen, werden ook vrienden van Freddie. In de daaropvolgende jaren werden de vijf jongens onafscheidelijk, ze sliepen dicht bij elkaar in hun slaapzaal, en haalden samen allerlei kwajongensstreken uit. Omdat Freddie tijdens de schoolvakanties naar Jer, zijn tante van vaders kant, of naar Sheroo, zijn tante van moeders kant ging, werd hij tijdens zijn jaren op St Peter’s zelden met zijn ouders herenigd.

‘Je moest doen wat je gezegd werd, dus was het verstandig om er het beste van te maken,’ zei Freddie jaren later. ‘Ik leerde voor mezelf te zorgen en groeide snel op.’ Zo begon de vorming van de persoonlijkheid van de ‘echte’ Freddie, waar hij tot het eind van zijn leven trouw aan zou blijven.

Door het besef dat hij er alleen voor stond, leerde hij zich al snel tegen de pestkoppen van de school te verweren. Het begon hem ook te dagen dat hij een andere naam moest nemen. ‘Farrokh’ was op zijn Perzisch uitgesproken een hele mond vol: ‘Farroch’ als in ‘lach’ in tegenstelling tot het Afrikaanse ‘Farouk’. Hij was opgelucht toen leraren en vrienden het verkleinwoord van de respectabele Engelse naam Fred goedkeurden. Hij werd ‘Freddie’. Gelukkig beklijfde die naam. Zijn ouders en familie maakten geen bezwaar en verwijzen tot op de dag van vandaag nog altijd naar hem als ‘Freddie’. Hij zou zijn achternaam pas jaren later veranderen, om geheel andere redenen.

Toen Freddie tien jaar was, begon hij wat hooghartige trekjes te vertonen, die hij de rest van zijn leven zou houden. Hoewel hij soms opvliegend kon zijn, was hij nooit onvriendelijk of kwaadaardig. Hij was gewoon geen typische teamspeler. In sporten blonk hij uit in solo- en 1-op-1-activiteiten als schaken, sprinten, boksen en tafeltennis. Hij werd voor zijn elfde al tafeltenniskampioen van de school. Hoewel rugby en voetbal niet zijn ding waren, werd er gezegd dat hij van cricket hield, wat hij later ontkende. Dacht hij dat het zijn hardrockimago zou schaden als hij hier openlijk voor uitkwam? Wie zal het zeggen. In 1958, toen hij bijna twaalf was, won hij de Junior All-Rounder Award, en het jaar daarop de eerste prijs voor academische bekwaamheid. Hij speelde hoofdrollen in uiteenlopende toneelstukken en zong een solo in de productie The Indian Love Call, een stuk van de bovenbouwleerlingen. Kunst was zijn favoriete vak. Veel van zijn vrije tijd bracht hij door met tekenen, schetsen en schilderen, vooral voor zijn tante Sheroo en zijn grootouders in Bombay. Hij stortte zich ook enthousiast in buitenschoolse muzieklessen.

Zelfs gedurende de late jaren vijftig en vroege jaren zestig heerste er in Bombay een kosmopolitische ‘Oost-ontmoet-West’-cultuur, die het mogelijk maakte dat westerse popmuziek en rock er voet aan de grond kregen. Naast zijn liefde voor de klassieke muziek en voor opera in het bijzonder, aanbad Freddie de moderne muziek van zijn tijd. Hij nam pianolessen en haalde voor de piano praktijk- en theorie-examens tot en met graad 4. Hij werd lid van het schoolkoor.

Samen met zijn beste vrienden richtte hij zijn eerste band op, The Hectics. Dankzij zijn levendige boogiewoogie-speelstijl in deze band werd Freddie al snel hét onderwerp van gesprek. The Hectics begonnen op te treden op schoolconcerten en jaarlijkse festiviteiten. Meisjes van de lokale scholen stonden vooraan en schreeuwden de longen uit hun lijf. Ze hadden gehoord dat je je zo moest gedragen bij een optreden.

De popidolen van die tijd waren onder meer Elvis Presley, Cliff Richard, Fats Domino en Little Richard. Freddie liet zich door hen inspireren. Hij oefende vaak om hun stijlen te kunnen evenaren. Maar hij was nog niet goed genoeg om leadzanger te zijn. Die plaats stond hij gewillig af aan zijn vriend Bruce Murray, die gitaar speelde en zong.

‘Er was natuurlijk ook een schoolkoor, dat alle traditionele werken en psalmen zong, en dat regelmatig oefende om tijdens de kerkdiensten in de gezangen voor te gaan,’ herinnert Derrick Branche zich, Freddies voormalige schoolkameraad en medebandlid van The Hectics. ‘Het jongenskoor telde vijfentwintig leden en werd vaak gemengd met meisjes van een van onze zusterscholen in de stad. Freddie hield niet alleen van het koor, maar ik geloof dat hij ook verliefd was op een van de meisjes, de vijftienjarige Gita Bharucha, als ik me niet vergis!’ Hoewel er is gemeld dat Freddie vanaf zijn veertiende seksueel actief was op St Peter’s en dat zijn ontmoetingen vooral met andere jongens waren, en zelfs met een paar personeelsleden van de school, is zijn eerste vriendinnetje daar niet zo zeker van.

‘Ik heb nooit gedacht dat Bucky homo was,’ vertelde Gita me. ‘Helemaal niet. Heb daar nooit bewijs voor gezien. Misschien wisten zijn leraren het wel, maar gingen ze er discreet mee om. Wij, zijn vrienden, waren het ons niet bewust. Hij was een nogal uitbundige artiest en hij was helemaal in zijn element op het podium. In de toneelstukken speelde hij altijd meisjesrollen!’ Gita was niet makkelijk te achterhalen, ze is getrouwd en heeft haar naam veranderd in Choksi. Ze verhuisde naar Frankfurt, waar ze voor een Indiase reisorganisatie werkte. Toen ik haar ontmoette, wilde ze in eerste instantie niet over Freddie praten. Uiteindelijk stemde ze in en ontmoetten we elkaar in Londen.

‘Ik heb Freddie voor het eerst ontmoet in 1955, toen ik naar de Kimmins School in Panchgani ging,’ vertelde ze. ‘De school werd gerund door protestantse missionarissen uit Engeland. Ik ben daar in 1963 weggegaan. Het grootste deel van de tijd dat Freddie in “Panch” was, waren we vrienden. Ik kwam uit Bombay, maar ik woonde met mijn moeder en grootouders in Panchi. Ik was een dagscholier en zat niet intern. De jongens van St Peter’s gingen op de Kimmins School naar de kleuterklas, en van daaruit als groep 3-leerlingen naar het echte St Peter’s. Een aantal van ons heeft jarenlang in dezelfde klas gezeten, Victory Rana en ik hebben de hele school samen doorlopen. Dat gold ook voor Bucky, zoals we Freddie noemden vanwege zijn tanden [buck is een mannetjeskonijn, buckteeth zijn konijnentanden – vert.]. Derrick Branche was er nog zo een. Bucky en ik konden het heel goed met elkaar vinden – maar alleen als goede vrienden. Niet intiem. Handjes vasthouden, verder ging het niet. We huurden fietsen voor drie roepies per dag en maakten tochten. We gingen ook wel roeien op het Mahableshwar-meer. Mijn moeder liet me feestjes geven, of vriendjes mee naar huis nemen voor de lunch, waarna we gingen wandelen of spelletjes deden. Bucky verbleef tijdens de vakanties vaak bij ons thuis. Hij was zeer goed opgevoed en erg beleefd. Mijn moeder en grootouders mochten hem enorm graag.’

Janet Smith, een onderwijzeres uit Panchgani die in St Peter’s woonde tijdens Freddies verblijf daar, en wier moeder hem kunstonderwijs gaf, twijfelde geen moment aan zijn homoseksualiteit.

‘Hij had de gewoonte om iedereen “schat” te noemen, wat een beetje artistiekerig leek. Ik wist in zijn tijd daar al dat hij homoseksueel was. Eerlijk is eerlijk, het was ongewoon in die tijd, maar van een jongen als Freddie werd het bijna geaccepteerd. Normaal gesproken zouden mensen het afschuwelijk hebben gevonden. Maar bij Freddie was het dat op de een of andere manier niet. Het was oké. Het was geen fase: homoseksualiteit zat in hem, en was een fundamenteel deel van hem. Ik had medelijden met Freddie, omdat de anderen hem belachelijk maakten. Het rare was, dat hij dat niet erg leek te vinden.’

Hoewel Gita Bharucha en Freddie onafscheidelijk waren geweest, heeft ze nooit meer iets van hem vernomen, sinds hij uit Panchgani was vertrokken. ‘Erg jammer inderdaad, maar zo ging het nu eenmaal. Alsof hij zichzelf wilde losmaken van zijn leven in India en door wilde gaan naar de volgende fase.’

 

Toen Freddie in groep 10 kwam haalde hij steeds slechtere cijfers. Hij zakte voor het overgangsexamen en verliet de school voordat hij in groep 11 kwam. Zijn toelatingsexamens voor het hoger onderwijs heeft hij nooit gedaan. Mogelijk afgeleid door de verwarring over zijn seksualiteit, en door zijn meer creatieve aspiraties in muziek en kunst, verloor hij interesse in zijn studie en richtte hij zich op aantrekkelijker en sensationelere doelen. Voorgaande biografieën melden dat hij van St Peter’s vertrok met een rits cijfers op O-niveau, en met uitzonderlijk goede cijfers voor Engelse taal, geschiedenis en kunst. Maar dit klopt niet.

Waarom eerdere journalisten de feiten verdraaiden wordt duidelijk, wanneer je Freddies prestaties afzet tegen de ongelooflijk goede academische inspanningen van zijn medebandleden bij Queen. Brian May studeerde wis- en natuurkunde op het Imperial College in Londen en studeerde cum laude af in natuurkunde. Het proefschrift over astrofysica waaraan hij begon, maakte hij dertig jaar later af. John Deacon studeerde cum laude af in de elektrotechniek op het Chelsea College, tegenwoordig onderdeel van King’s College in Londen, terwijl Roger Taylor een plek won op het London Hospital Medical College om tandheelkunde te studeren. Hij brak zijn studie af om zich geheel aan de muziek te kunnen wijden.

‘Freddie wilde niet overkomen als een… onbenul vergeleken bij de andere leden van Queen die zo veel hadden bereikt,’ is het commentaar van Jim Jenkins, officieel Queen-biograaf en co-auteur van As It Began. ‘Misschien heeft hij daarom gezegd dat hij zijn toelatingsexamens had gehaald, terwijl dit niet zo was. Dat is begrijpelijk onder die omstandigheden.’

Freddies tante van moeders kant, Sheroo Khory, vertelde me over haar geliefde neef vanuit haar huis in de Dadar Parsi-kolonie in Bombay. Bombay werd in 1995 Mumbai, toen de voormalige naam tot ongewenste erfenis van de koloniale tijd werd bestempeld.

‘Zelfs wanneer Freddie bij Jer logeerde, kwam hij na het ontbijt altijd bij me langs en bleef hij de hele dag bij me. Hij kon heel goed tekenen en ik stimuleerde hem. Toen hij acht was maakte hij een prachtige tekening van twee paarden in de storm en ondertekende deze met “Farrokh”. Die tekening hing altijd bij zijn moeder thuis; ik weet niet of ze hem nog heeft.’

Maar toen Freddie eenmaal in Engeland was, ‘toen was het gebeurd’, vertelde ze. ‘Hij wilde niet terug naar India. Hij noemde zichzelf Brits, hij hield van de meer beschaafde levensstijl daar en vooral van het betere rechtssysteem – vergeleken bij de corruptie hier in India. Maar hij hield regelmatig contact met me. Hij stuurde me zelfs geld voor een dringende oogoperatie en wilde me meenemen op een rondreis door Europa. Hij vergat zijn oude tante nooit.’

Jaren later onthulde Sheroo dat ze regelmatig met Mary Austin, de ex-vriendin van haar neef, correspondeerde. Ze ruilden foto’s van Freddie in zijn jeugd en Freddie als beroemde rockster. Ze stipte ook het onderwerp van Freddies vijanden in Engeland aan, en hoe ze zich zorgen maakte om zijn veiligheid. Ze raakte van streek door discussies over zijn geloof, zei ze, vooral door de geruchten dat Freddie zich vlak voor zijn dood bekeerde tot het christendom.

‘De hele familie was ontzet door dit nieuws,’ zei ze. ‘Het was een enorme klap. We hadden allemaal genoeg van al die kwetsende dingen die over onze Freddie werden gezegd, van alle leugens die er werden verteld. Vooral dat hij christen zou zijn geworden. Ik weet zeker dat hij dit niet heeft gedaan. Niet bij mijn weten, en ik ben ervan overtuigd dat ik het had geweten als het zo was.’

In tegenstelling tot geruchten hierover is Freddie in 1963 wel teruggekeerd naar Zanzibar, waar hij de laatste twee jaar van zijn opleiding afmaakte aan de Roman Catholic St Joseph’s Convent School. Bonzo Fernandez, voormalig politieman in Zanzibar, die later als taxichauffeur werkte, kende Freddie van deze school.

‘Ik herinner me dat hij een hele goede relatie met zijn ouders had en dat hij een leuke zus had,’ aldus Bonzo. ‘Freddie was erg goed opgevoed. Het was een welgemanierde familie. We speelden samen hockey en cricket. Hij was vooral goed in cricket. Ik wist dat hij weg was geweest en in India op school had gezeten, maar hij sprak nooit over zijn leven daar. Soms sprongen we na schooltijd uit het raam en gingen we zwemmen in zee, wat Freddie heerlijk vond. We zwommen ook bij The Starhe Club in Shangani Street, die een heel schoon strand had. We fietsten naar Fumba in het zuiden, naar Mungapwani in het noordwesten, de plek van de oude slavengrotten, of naar Chwaka op het puntje van het zuidoostelijke schiereiland. Soms ging een hele groep van ons erheen. We zwommen, aten snacks en klommen in de kokospalmen. We waren ondeugend, maar niet slecht. Geen alcohol, drugs of sigaretten, toen nog niet.

Ik zie hem nog zo voor me, dat iele blije jongetje in zijn blauwe korte broek en witte overhemd. Hij zag er altijd goed gekleed uit, speciaal voor het cricket. Zijn onberispelijke witte uniform leek altijd witter dan dat van de rest.

Na de revolutie vertrokken we allemaal van het eiland. Ik heb nooit geweten waar Freddie heen ging, of wat er van hem was geworden. Veel later kwam ik erachter dat we tegelijkertijd in Engeland hadden gewoond. Pas na zijn dood ontdekte ik dat mijn voormalige klasgenoot en goede vriend een wereldberoemde rockzanger was geworden.’

Gita Choksi had een soortgelijke ervaring. ‘Jaren later toen ik erachter kwam wie hij was geworden, heb ik wat platen van hem gekocht en genoot ik enorm van zijn muziek,’ zei ze. ‘Ik heb hem echter nooit live zien spelen. Daar ben ik altijd teleurgesteld over gebleven. Een andere schoolkameraad van ons ging een keer naar een optreden van Queen en probeerde backstage Freddie te zien te krijgen. Maar toen hij het voor elkaar had en recht tegenover hem stond, keek Freddie dwars door hem heen en zei: “Sorry, maar ik ken jou niet.” Toen wisten we zeker dat hij niets meer met ons te maken wilde hebben. Hij was vastbesloten om zijn verleden achter zich te laten.’