4

 

Londen

 

 

 

 

 

‘Ik ben een stadsmens. Ik heb niks met al die buitenlucht en koeienstront.’

FREDDIE MERCURY

 

‘Veel mensen komen naar Londen vanwege de relatieve anonimiteit. Je kunt jezelf verliezen in de menigte, heel veel gelijkgestemden ontmoeten. Er is een kritieke massa. Londen bruiste in die tijd. Zanzibar moet benauwend zijn geweest voor iemand als Freddie, voor iemand met een rusteloze geest.’

COSMO HALLSTROM, PSYCHIATER

 

 

In de jaren vijftig nam het aantal nationalistische opstanden tegen de Britse overheersing sterk toe. Groot-Brittannië raakte in 1947 India en Pakistan kwijt, terwijl Birma en Ceylon in 1948 onafhankelijk werden. Samen met de sociale revolutie in China van 1949 hadden die gebeurtenissen grote invloed op het nationalistische verzet in Noord-, Noordoost- en Oost-Afrika.

Ook Zanzibar was niet immuun. De vakbonden ontwikkelden zich tot politieke partijen die streefden naar verandering. De Zanzibar National Party, opgericht in 1956 door de Arabische en Shirazi-minderheden, werd opgevolgd door de Afro-Shirazi Party, waarvan de leiders over het algemeen afkomstig waren van het Afrikaanse vasteland. De arbeiders werden steeds militanter en met stakingen legden ze het bedrijfsleven plat. Pro-Arabische verkiezingsuitslagen en zeer teleurstellende kruidnagel- en kokosnootoogsten spoorden de massa aan tot rellen. In december 1963 werd de onafhankelijkheid uitgeroepen, maar de zwarte Afrikaanse meerderheid voelde zich niet voldoende vertegenwoordigd in de overwegend Arabische regering. Hun woede daarover kwam tot uitbarsting in een radicaal-linkse coup. De gewelddadige revolutie van 1964 leidde tot de afzetting van de nieuwe sultan Jamshid bin Abdulla, en de installatie van sjeik Abeid Amani Karume, voorzitter van de Afro-Shirazi Party, als eerste president van Zanzibar. Duizenden vonden de dood bij bloedige straatgevechten. De Bulsara’s, en velen met hen, vluchtten voor hun leven. Freddies familie vertrok met een paar koffers uit Zanzibar en ging op weg naar Engeland, waar ze werden opgevangen door verwanten. Ze keerden Zanzibar voorgoed de rug toe.

‘Dat was dat, wat onze familierelatie betreft,’ herinnert Freddies nicht Perviz zich met pijn in het hart. ‘Toen ik veel later hoorde dat Freddie een beroemde muzikant was geworden, was ik heel blij dat we zo’n talent in de familie hadden. Wat waren we trots op hem. Maar hij zocht nooit contact met ons. Hij heeft ons zelfs nooit een cassettebandje gestuurd.’

Na de revolutie, in april 1964, verenigde Zanzibar zich met Tanganyika onder de naam Tanzania. Binnen de nieuwe republiek behield het eiland een semi-autonome status. Zanzibarianen zijn tegenwoordig een laconiek, vreedzaam en tolerant volk – met uitzondering van hun vrijwel unanieme afschuw van homoseksualiteit.

 

De Bulsara’s waren niet voorbereid op de cultuurschok toen ze aankwamen in de wijk Feltham in London Borough of Hounslow, een non-descripte stad ruim twintig kilometer ten zuidwesten van Londen en een paar kilometer van Heathrow Airport.

‘Mijn vader had een Brits paspoort,’ legde Kashmira uit, ‘dus het lag voor de hand om naar Engeland te gaan.’

‘Freddie verheugde zich er enorm op,’ herinnerde zijn moeder zich. ‘“We móéten naar Engeland, mama,” zei hij. Maar het was erg zwaar.’

De saaie, grauwe ordelijkheid van de buitenwijk, om nog maar te zwijgen van het kille klimaat, stond in schril contrast met wat ze kenden van Zanzibar en Bombay. In Londen hadden ze geen status, geen salaris, geen bedienden, geen statig huis. Ondanks zijn banden met de regering en zijn werkervaring was er bij de overheid geen accountantsbaan voor Freddies vader. Uiteindelijk vond hij werk als kassier bij cateringgroep Forte, terwijl Freddies moeder verkoopster werd bij een filiaal van Marks & Spencer. Ook toen haar zoon beroemd was, bleef ze daar nog een tijd werken.

‘Ik vond het vreselijk dat we overal zo opvielen,’ herinnerde Kashmira zich, die op dat moment tien was. ‘Freddie besteedde veel aandacht aan zijn uiterlijk. Hij zag er keurig en verzorgd uit, met zijn haar naar achteren gekamd, terwijl alle anderen lang haar hadden en zich slonzig kleedden. Ik liep altijd een paar passen achter hem omdat ik niet wilde dat men zag dat ik bij hem hoorde, maar gelukkig mat hij zich al snel een ander uiterlijk aan.’

Op zijn achttiende zat Freddie in een lastig parket. Hij wilde graag zijn vleugels uitslaan, maar was nog steeds financieel afhankelijk van zijn -ouders en zag zich daardoor gedwongen thuis te blijven wonen. Hij wist maar al te goed wat de metropool allemaal te bieden had en voelde zich opgesloten in zijn ouderlijk huis.

‘In kleine stadjes accepteren de mensen niet gauw dingen of personen die afwijken van de norm,’ stelt James Saez, producer, schrijver, multi-instrumentalist en voormalig geluidstechnicus bij Record Plant, Los Angeles. ‘Iedereen is daar ontzettend conservatief. Freddie, die was opgegroeid in Zanzibar en India, wist daar alles van. Als je op zo’n plek woont, waar je voelt dat je heel anders bent dan de mensen om je heen en dat je niet wordt geaccepteerd, moet je zorgen dat je zo snel mogelijk in de grote stad terechtkomt. Freddie had geluk dat zijn familie op dat moment naar Londen moest verhuizen.’

Terwijl veel van zijn leeftijdsgenoten hun eigen geld verdienden en al voor zichzelf zorgden, wilden Freddies ouders graag dat hij zijn opleiding zou voortzetten. Maar een carrière als jurist of accountant zat er voor hun zoon niet in. Zoals Freddie zelf toegaf, was hij gewoon ‘niet slim genoeg’ voor een hogere opleiding. Hij koos ervoor om zijn artistieke talenten te ontwikkelen en ging in 1966 naar Isleworth College, waar hij voor kunst een A-level [vergelijkbaar met diploma op VWO-niveau – vert.] behaalde. Die herfst begon hij aan een opleiding grafische vormgeving en illustratie op Ealing College of Art. In de zomer van 1969, op zijn drieëntwintigste, behaalde hij zijn diploma grafische kunst en vormgeving. Dat kwam niet in de buurt van een universitaire titel en daarmee stak Freddie’s diploma schril af bij de academische prestaties van zijn toekomstige bandleden.

‘Ik ging naar de kunstacademie om een diploma te halen, wat me is gelukt,’ zei Freddie. ‘En daarna wilde ik illustrator worden – in de hoop als freelancer in mijn onderhoud te kunnen voorzien.’

‘Hij ging ook veel uit,’ herinnerde Kashmira zich, ‘en dan bleef hij de hele nacht weg. Mijn moeder en hij maakten er steeds weer ruzie over. En zij bleef maar op hem inpraten dat hij naar de universiteit moest, maar hij hield voet bij stuk. Er werd veel met deuren geslagen. Maar toen Freddie succesvol werd, was mam heel trots.’

‘Pas in deze periode van de kunstacademie heb ik hem echt leren kennen,’ voegde ze eraan toe. ‘Hij hielp me met mijn huiswerk en ik poseerde voor hem als hij tekende.’

In de vakanties verdiende Freddie wat geld bij de catering van Hea-th-row Airport en in een opslagloods op het industrieterrein van Feltham. Hij verweerde zich tegen de grappen van zijn collega’s, die hem pestten met zijn ‘vrouwelijke handen en aanstellerige maniertjes’, door te zeggen dat hij eigenlijk een muzikant was wiens tijd nog komen moest.

Londen, het mekka van de jongerencultuur, beleefde nu zijn hoogtij. Met de bloei van de popmuziek voor de deur, begonnen de singletjes in de winkel plaats te maken voor lp’s. Dansclubeigenaars, die merkten dat de rock-’n-rollavonden niet meer zo veel mensen trokken, stapten over op dansavonden met popmuziek. The Beatles waren nog steeds de populairste groep ter wereld, maar op de hitlijsten ondervonden ze concurrentie van The Rolling Stones, The Animals, Manfred Mann en Georgie Fame. Tom Jones, een gezette zanger uit de valleien van Wales, was de nieuwste ontdekking in de popwereld. Sandie Shaw en Petula Clark waren de populairste zangeressen en de opkomst van folkmuziek, die het jaar daarvoor was begonnen, zette door. Joan Baez en Bob Dylan droegen hun steentje bij met politieke boodschappen over Vietnam. Donovan sloot vriendschap met Dylan. Elvis Presley, het folktrio Peter, Paul & Mary, The Birds, The Righteous Brothers, Sonny & Cher en andere Amerikanen vonden hun weg naar de Britse hitparade. De televisie raakte verankerd in de samenleving en het Britse popprogramma Ready, Steady, Go van Cathy McGowan maakte furore.

Ook de mode beleefde een bloeiperiode. Mary Quant en Angela Cash domineerden de modewereld en John Stephen werd de ‘Koning van Carnaby Street’, op dat moment het modecentrum van de wereld. Jongeren kregen hun eigen kledingstijl. The Who maakte ‘op art’-ontwerpen populair door T-shirts te dragen met bijvoorbeeld een afbeelding van een schietroos of de Britse vlag. John Lennon deed hetzelfde voor de tweed-pet, terwijl Dave Clark (van de Dave Clark Five en later een goede vriend van Freddie) de witte Levi’s tot een verplicht kledingstuk maakte. De magere Freddie met zijn slanke heupen verkoos strakke heupbroeken van gekreukeld fluweel of ribfluweel. Leren en suède jasjes, satijnen, zijden en gebloemde hemden en enkellaarzen completeerden het geheel.

Het leven net buiten de opwindendste stad ter wereld maakte Freddie rusteloos en opstandig. Meer dan ooit verlangde hij ernaar zijn ouderlijk huis te verlaten en hij sliep steeds vaker bij vrienden op de vloer.

‘Fred leefde als een zigeuner,’ herinnerde Brian May zich.

Hij wilde álles, en hij wilde het nú, zoals Freddie later zou zingen (‘I want it all, and I want it now’). De modewinkels, de platenwinkels en boekhandels, de concertzalen, de pubs en de clubs. Hij hing vaak rond op de trendy Kensington Market en in het gevierde muziekwarenhuis Biba.

Ealing College of Art kan bogen op een aantal beroemde alumni, onder wie Pete Townshend van The Who en Ronnie Wood van The Faces en later The Rolling Stones. Oud-student Jerry Hibbert herinnert zich de kunstacademie als progressief met een praktische instelling, het soort school dat zijn leerlingen voorbereidt op hun loopbaan. Hibbert kwam daar in 1968, vanuit Oxford. Hij zat twee klassen lager dan Freddie, maar hun gezamenlijke passie voor muziek bracht hen bij elkaar.

‘Ealing College onderging in die tijd veel veranderingen,’ herinnert Jerry zich. ‘Het reclamecentrum Madison Avenue in New York was het grote voorbeeld. Daar keken we onze levensstijl van af, tot op de manier waarop we ons kleedden. We wilden eruitzien als New Yorkse reclamejongens. We knipten ons haar kort en gingen in pak en das naar school, omdat je overal hippies zag en kunststudenten nu eenmaal anders willen zijn. Het was allemaal nogal gekunsteld. We maten ons zelfs een bepaalde manier van lopen aan. We voldeden absoluut niet aan het stereotype van de rugbyspelende, bierzuipende student. Het restaurant van de school was ons sociale centrum en trefpunt. Freddie – toen was hij nog Freddie Bulsara – zat vaak bij de groep. Hij hechtte veel waarde aan stijl en kleding. Hij was altijd erg met zijn uiterlijk bezig.’

‘De kunstopleiding leert je modebewuster te zijn,’ merkte Freddie later op, ‘de anderen altijd net een stapje voor te zijn.’

Freddie verveelde zich op school, had weinig discipline en werklust, en verloor al snel zijn belangstelling. Maar hij genoot wel van de hedonistische aspecten van het studentenleven. Tijdens de les besteedde hij vooral tijd aan het tekenen van portretten van zijn klasgenoten en van zijn nieuwe idool, Jimi Hendrix, die een grote invloed zou hebben op Freddies leven. De zwarte Amerikaan uit Seattle, die maar vier jaar ouder was dan Freddie, was in New York ontdekt door Chas Chandler, de bassist van The Animals. Chandler haalde The Beatles, Pete Townshend en Eric Clapton over om naar de optredens van zijn onvoorstelbaar getalenteerde protegé in trendy clubs te komen luisteren – en zo bezorgde hij The Jimi Hendrix Experience al snel een grote groep volgelingen, waartoe ook drummer Mitch Mitchell en bassist Noel Redding gerekend konden worden. De rivalen van de Amerikaan waren sprakeloos. Hendrix haalde toeren uit die hij had overgenomen van een paar naamloze muzikanten: hij bespeelde zijn Fender Stratocaster ondersteboven, achter zijn nek en met zijn tanden, waarbij hij blijk gaf over een indrukwekkend arsenaal van technische vaardigheden te beschikken. Hoewel ook latere rockgitaristen nieuwe wegen zijn ingeslagen met hun instrument, waren er maar weinigen die Hendrix konden evenaren.

‘Jimi Hendrix was gewoon een fantastische kerel, hij wist precies hoe hij het publiek moest bespelen en leefde voor de muziek,’ merkte Freddie later op. ‘Ik reisde het hele land door om hem te horen spelen, want hij had echt alles wat een rock-’n-rollster moet hebben: stijl, charisma. Hij forceerde niks. Hij kwam gewoon op en dan stond meteen de boel in lichterlaaie. Hij was alles wat ik wilde zijn.’

Freddies ambities begonnen steeds concreter te worden. Hoewel hij trouw bleef aan de muzikanten voor wie hij tijdens zijn schooltijd warmliep – Cliff Richard, Elvis Presley, Little Richard en Fats Domino – was Hendrix degene die hij aanbad, en hij mat zichzelf een nieuwe stijl aan naar het evenbeeld van de Amerikaanse rocker. Net als Jimi met zijn gitaarspel wilde Freddie met zijn songs, arrangementen en vocale technieken de conventies doorbreken. Met zijn charisma en extravagante stijl verblufte Hendrix het publiek en Freddie wist dat hij dat ook voor elkaar moest krijgen. Hendrix was van top tot teen origineel, gaf vernieuwende optredens en was zo energiek dat hij zijn luisteraars uitputte. Freddie was vastbesloten ooit hetzelfde effect op zijn eigen fans te hebben. Hendrix kon elk nummer, hoe afgezaagd ook, laten klinken alsof het zijn eigen, unieke compositie was. In 1986 zou ik Freddie hetzelfde zien doen, live op het podium in Boedapest, waar hij duizenden tot tranen toe roerde met zijn versie van een eenvoudig Hongaars liedje. Hij begreep geen woord van de Hongaarse tekst, die hij op zijn hand had geschreven, en de melodie had niets met een rocknummer te maken. Maar Freddie zong het alsof hij het meende, alsof het recht uit zijn hart kwam. Het publiek luisterde ademloos.

Freddie woonde inmiddels in een kamertje in de Londense wijk Kensington. Hij hing de kleurloze muren vol met afbeeldingen van zijn idool en was onvermoeibaar bezig Hendrix’ stijl tot in detail na te bootsen. Felgekleurde jasjes met bloempatroon over een zwart of bont hemd, strakke gekleurde broeken, Chelsea-laarzen, sjaaltjes van chiffon, vastgeknoopt bij de adamsappel, opzichtige zilveren ringen. Volgens medestudent Graham Rose was ‘wat hij droeg niet anders dan wat wij allemaal in die tijd droegen. Over het geheel genomen was Freddie een rustige jongen, hoewel hij nogal eens de slappe lach kreeg. Als dat gebeurde legde hij zijn hand over zijn mond om die enorme tanden van hem te bedekken. Ik herinner me hem als een fantastische kerel, heel lief en attent. Er zat geen kwaad in hem. Velen van ons waren blij voor hem toen hij succesvol werd.’

Jerry Hibbert is het met hem eens dat Freddie niet opviel in zijn studietijd. ‘Behalve dat hij graag zong. Hij zat ongeveer twee jaar boven mij en in het lokaal naast het mijne zat hij vaak samen met zijn maatje Tim Staffell te zingen, meerstemmig. Dat vonden we maar raar, want op dat moment hielden we allemaal van blues. Van John Mayall en Eric Clapton, uit de periode voor Cream. Blues werd bijna een obsessie voor ons. Zo wilden we Eric Clapton niet meer “Hideaway” zien spelen; we wilden dat Freddie King het speelde. Freddie Bulsara had dezelfde interesses als wij. Dus tweestemmig liedjes zingen in een klaslokaal was een beetje idioot. Het stond haaks op wat alle anderen deden. Dat leek hem en Tim niet te deren. Ze zaten daar gewoon met zijn tweeën te werken en te zingen.’

‘De muziek was altijd al op de achtergrond aanwezig en ging een steeds grotere rol spelen,’ merkte Freddie later op. ‘Toen ik klaar was met mijn opleiding, kwam dat hele illustreren me mijn neus uit. Ik was het gewoon zat. Ik dacht: ik zie mij hierin geen carrière maken. Ik vond het gewoon niet interessant. Dus leek het me een goed idee om me een tijdje op de muziek te richten. Iedereen wil een ster zijn, dus ik dacht: als ik die kans krijg, waarom dan niet?’

Gevraagd naar Freddies karakter spreekt Jerry tegen dat hij een aandachttrekker was. ‘Nee, zo was hij niet. Hij was de aardigste jongen die ik kende. En ik had geen idee dat hij homo was. Daar was geen enkele aanwijzing voor. Hij was rustig, vriendelijk. Altijd beleefd, altijd aardig. Zo’n jongen van wie je moeder zou zeggen dat hij “welopgevoed” is. Hij was wel altijd aan het zingen met een liniaal als microfoon, maar dat was voor de lol.’

Toen ze allebei waren afgestudeerd, schond Freddie zijn eigen regel om het contact met mensen te verbreken als hij een fase in zijn leven had afgesloten: Jerry en hij bleven lang bevriend. ‘Het kwam door de muziek,’ legt Jerry uit. ‘Ik speelde blues, op school, op feestjes, bij anderen thuis. Dan kwam Freddie erbij en begon mee te doen. Dat was in de tijd voordat er op feestjes platen werden gedraaid. Als je muziek wilde, liet je een band komen.’

Uiteindelijk zou Freddie Jerry toevertrouwen dat hij droomde van een carrière in de muziek. ‘Na Freddies afstuderen speelde ik ongeveer twee jaar in een band,’ vervolgt Jerry. ‘Op een dag kwam hij langs om te vertellen dat hij bezig was een band op te richten. Ik zei: “Niet doen, ga nou gewoon verder in de grafische vormgeving. In de muziek is geen droog brood te verdienen. Blijf bij je leest.”’

Maar Freddie was vastbesloten.

‘Ik heb hem daarna nog een paar keer gezien – ik kocht apparatuur van hem, of verkocht het juist aan hem, dat weet ik niet meer. Hij kwam een keer op school spelen met een groep die Wreckage heette. Eerlijk gezegd vond ik ze niet zo best. Daarna ben ik hem uit het oog verloren.’

Jerry ging animatiefilms maken, en maakte deel uit van een van de vele teams die aan de Beatles-film Yellow Submarine meewerkten. ‘Ik verloor alle belangstelling voor de muziek. Opeens vond ik er niets meer aan. Ik kocht nooit platen, ging nooit naar concerten. Ongeveer vier jaar later hoorde ik een dj op de radio praten over een band die Queen heette. “Seven Seas of Rhye” was hun eerste hit. Niet slecht. Maar ik bracht de naam Freddie Mercury niet in verband met mijn vriend Freddie Bulsara van Ealing College. Plotseling stond hij enorm in de publiciteit. Je kon niet om hem heen. Op een dag liep ik langs een krantenkiosk en zag ik zijn foto op de voorpagina van Melody Maker. Een enorme foto met een schreeuwende kop eronder. Ik staarde ernaar en dacht: verdomd, dat is Freddie Bulsara.’

Heel toevallig zou Jerry kort voor Freddies dood meewerken aan een project voor Queen, maar zijn studiemaatje zou hij nooit meer in levenden lijve zien.