40.

Ayla dacht na hoe ze zich aan de man van de Stam verstaanbaar kon maken en wierp een blik op de jonge vrouw, die dicht bij hen zat en er zenuwachtig en geschokt uitzag. Toen herinnerde ze zich de Stambij eenkomst en probeerde of ze meer succes had met de oude, officiële en voornamelijk ongesproken taal die Stammensen gebruikten om de wereld van geesten aan te roepen en contact te krijgen met andere stammen die een afwijkende taal hadden.

De man knikte en maakte een gebaar. Ayla was enorm opgelucht en opgewonden toen ze merkte dat ze hem begreep. Deze mensen kwamen inderdaad van dezelfde oorsprong als haar Stam. Ergens in een ver verleden had deze man dezelfde voorouders als Creb en Iza. Plotseling ging haar een licht op, ze dacht terug aan een vreemd visioen en wist dat zij dezelfde wortels had als hij.

Jondalar keek gefascineerd toe toen ze in gebarentaal begonnen te praten. Het was moeilijk hun snelle bewegingen te volgen en hij kreeg het gevoel dat die taal ingewikkelder en subtieler was dan hij had verondersteld. Toen Ayla de mensen van het Leeuwekamp in de gebarentaal van de Stam had onderwezen, zodat Rydag voor het eerst in zijn leven met hen kon communiceren - de officiële taal, omdat die makkelijker voor de jongen was te leren - had ze hun alleen de grondbeginselen geleerd. De jongen had het steeds prettiger gevonden met haar dan met iemand anders te praten. Jondalar begon nu het grote bereik en de diepte van de taal in te zien.

Ayla was verbaasd dat de man een aantal formaliteiten van de kennismaking oversloeg. Hij noemde geen namen, plaatsen of verwantschap. 'Vrouw van de Anderen, deze man zou willen weten waar je hebt geleerd te spreken.'

'Toen deze vrouw een klein kind was, verloor ze bij een aardbeving familie en volk. Deze vrouw is door een Stam grootgebracht,' legde ze uit.

'Deze man kent geen Stam die een kind van de Anderen heeft opgenomen,' liet hij in gebarentaal weten.

'De Stam van deze vrouw woont ver weg. Kent de man de rivier die bij de Anderen bekend is als de Grote Moeder?'

'Dat is de grens,' gebaarde hij ongeduldig.

'De rivier gaat over een grotere afstand verder dan de meesten weten, naar een grote zee, ver in het oosten. De stam van deze vrouw woont nog na het eind van de Grote Moeder,' zei Ayla in gebaren.

Hij keek ongelovig en bestudeerde haar aandachtig. In tegenstelling tot de mensen van de Stam, wier taal ook het begrijpen van onbewuste bewegingen en gebaren van het lichaam omvatte waardoor het onmogelijk was het één te zeggen en het ander te bedoelen, waren er andere gewoonten bij de Anderen, die met klanken spraken en dat wist hij. Daarom wist hij niet zeker of hij haar kon geloven. Hij zag geen tekenen dat ze iets verborgen hield, maar haar verhaal was erg onwaarschijnlijk.

'Deze vrouw is al op reis vanaf het begin van het laatste warme jaargetijde,' voegde ze eraan toe.

Hij werd weer ongeduldig en Ayla begreep dat hij ontzettend veel pijn had. 'Wat wil de vrouw? Anderen zijn vertrokken, waarom gaat de vrouw niet?' Hij wist dat ze waarschijnlijk zijn leven had gered en zijn gezellin had geholpen, en dat betekende dat hij een verplichting tegenover haar had, wat hen bijna tot familie maakte. Die gedachte maakte hem wat van streek.

'Deze vrouw is een medicijnvrouw. Deze vrouw wil naar het been van de man kijken,' legde Ayla uit.

Hij snoof van minachting. 'De vrouw kan geen medicijnvrouw zijn. De vrouw is niet van de Stam.'

Ayla had geen zin in redetwisten. Ze dacht een ogenblik na en besloot het over een andere boeg te gooien. 'Deze vrouw zou met de man van de Anderen willen spreken,' vroeg ze. Hij knikte instemmend. Ze stond op, liep een stukje achteruit, draaide zich toen pas om om met Jondalar te overleggen.

'Kun je goed met hem communiceren?' vroeg hij haar. 'Ik zie je je best doen, maar de Stam waarbij jij hebt gewoond is zo ver, dat ik me afvraag of het je lukt.'

'Ik ben begonnen met de taal die mijn Stam gebruikte en toen konden we elkaar niet verstaan. Ik had moeten weten dat hun gewone gebaren en woorden niet dezelfde zouden zijn, maar toen ik de oude, officiële taal gebruikte, hadden we geen moeite elkaar te begrijpen,' legde Ayla uit.

'Begrijp ik je goed? Wil je me vertellen dat de Stam op een manier kan communiceren die door iedereen wordt begrepen? Waar ze ook wonen? Dat kan ik haast niet geloven.'

'Zo is het,' antwoordde ze, 'hun oude manier van contact maken ligt in hun geheugen.'

'Bedoel je dat ze bij hun geboorte al weten hoe ze moeten praten? Kan elke baby dat?'

'Niet precies. Ze worden met hun herinneringen geboren, maar moeten leren hoe ze die herinneringen moeten gebruiken. Ik weet niet hoe het werkt, ik heb die herinneringen niet, maar het schijnt iets te zijn als te worden herinnerd aan iets dat ze al weten. Meestal hoeven ze er maar een keer aan te worden herinnerd. Daarom dachten sommigen dat ik niet erg pienter was.

Ik was zo langzaam met leren tot ik mezelf dwong snel te onthouden, en zelfs toen was het nog niet makkelijk. Rydag had wel herinneringen, maar niemand die hem kon leren... zich te herinneren. Daarom kende hij geen gebarentaal tot ik verscheen.'

'Jij, langzaam met leren! Ik heb nooit iemand gezien die talen zo snel aanleert,' zei Jondalar.

Ze haalde haar schouders op over zijn opmerking. 'Dat is wat anders. Ik geloof dat de Anderen een soort geheugen voor woordtalen hebben, maar wij leren de klanken van de mensen om ons heen spreken. Om een vreemde taal te leren, moet je een ander stel klanken onthouden en soms een andere manier om ze samen te voegen,' zei ze. 'Ook als je dat niet helemaal beheerst, kun je elkaar toch verstaan. Zijn taal is moeilijker voor ons, maar communicatie is nu geen probleem tussen ons. Het probleem zit in een verplichting.'

'Verplichting? Dat begrijp ik niet,' zei Jondalar.

'Hij heeft vreselijke pijn, maar zal dat nooit laten merken. Ik wil hem helpen. Ik wil dat been zetten. Ik weet niet hoe ze moeten terugkomen bij hun Stam, maar daarover kunnen we later piekeren. Ik moet eerst zijn been verzorgen. Maar hij staat al bij ons in de schuld en weet, dat als ik zijn taal begrijp, ik ook de verplichting begrijp. Als hij denkt dat we zijn leven hebben gered, is het een verwantschapsverplichting. Meer wil hij ons niet zijn verschuldigd,' zei Ayla in een poging een heel ingewikkelde relatie op een eenvoudige manier uit te leggen.

'Wat is een verwantschapsverplichting?'

'Dat is een verplichting...' Ayla probeerde een manier te vinden om het duidelijk uit te leggen. 'Het gaat meestal tussen jagers van een Stam. Als de ene man het leven van een andere redt, heeft hij recht op een stukje geest van die ander. De man die bijna was gestorven, geeft een stukje weg om weer te mogen leven. Omdat een mens niet graag wil dat er stukjes van zijn geest sterven - dat die in de volgende wereld zijn voor hij er is - als een ander mens een stukje van zijn geest bezit, zal hij alles doen om die man zijn leven te redden. Dat maakt dat ze verwant zijn, inniger dan broers.'

'Dat begrijp ik,' zei Jondalar knikkend.

'Als mannen samen gaan jagen,' vervolgde Ayla, 'moeten ze elkaar helpen en vaak redden ze eikaars leven, dus er is altijd een stukje van ieders geest dat aan elk van de anderen toebehoort. Dat maakt ze verwant in veel groter verband dan alleen als familie. Jagers van een stam kunnen familie van elkaar zijn, maar familieverwantschap kan nooit sterker zijn dan de band tussen de jagers, omdat ze de ene band niet boven de andere kunnen prefereren. Ze zijn allen van elkaar afhankelijk.'

'Daarin zit een zekere wijsheid,' zei Jondalar peinzend.

'Dat is een verwantschapsverplichting. Deze man kent de gebruiken van de Anderen niet en hij heeft geen hoge dunk van wat hij er wel van weet.'

'Na Charoli en zijn bende kun je hem dat moeilijk kwalijk nemen.'

'Het gaat veel verder, Jondalar. Maar hij is er niet gelukkig mee bij ons een verplichting te hebben.'

'Heeft hij dat allemaal gezegd?'

'Nee, natuurlijk niet, maar de taal van de Stam is meer dan gebaren met je handen. Dat is ook hoe een mens zit, staat, uitdrukkingen op zijn gezicht, kleine dingen, die allemaal een betekenis hebben. Ik ben bij een stam opgegroeid. Die dingen zijn evenzeer een deel van mij als van hem. Ik weet wat hem dwarszit. Als hij mij als medicijnvrouw van de Stam zou aanvaarden, is dat veel makkelijker voor hem.'

'Wat voor verschil maakt het?' vroeg Jondalar.

'Het betekent dat ik een stukje van zijn geest bezit,' zei Ayla.

'Maar je kent hem niet. Hoe kun je dan een stukje van zijn geest bezitten?'

'Een medicijnvrouw redt levens. Ze kan een stukje van de geest opeisen van iedereen die ze redt en over een aantal jaren stukjes van iedereen "bezitten". Daarom geeft ze als ze medicijnvrouw wordt een stukje van haar geest aan de Stam en krijgt daarvoor een stukje van de geest van elke persoon van de Stam. Op die manier is iedere schuld van tevoren betaald, wie ze ook zal redden. Daarom heeft een medicijnvrouw een eigen status.' Ayla keek nadenkend en zei: 'Dit is de eerste keer dat ik blij ben dat de Stamgeesten niet zijn teruggenomen...' Ze zweeg.

Jondalar wilde iets zeggen, maar zag dat ze in het niets staarde en begreep, dat ze in zichzelf keek.

'...toen ik werd vervloekt met de dood,' vervolgde ze. 'Ik heb me daarover een hele tijd zorgen gemaakt. Toen Iza was gestorven, heeft Creb alle stukjes geest teruggenomen, zodat deze niet met haar naar de andere wereld zouden gaan. Maar toen Broud mij liet vervloeken, heeft niemand deze van mij teruggenomen, al ben ik dood in de ogen van de Stam.'

'Wat gebeurt er als zij dat weten?' vroeg Jondalar en wees met een onopvallende hoofdbeweging op de twee Stammensen die naar hen keken.

'Ik zal voor hen niet meer bestaan. Ze zien me niet meer, ze zullen zich niet toestaan mij te zien. Ik kan vlak voor ze staan gillen en ze horen het niet. Ze denken dat ik een kwade geest ben die hen in de andere wereld probeert te lokken,' zei Ayla. Ze sloot haar ogen en huiverde bij de herinnering.

'Maar waarom zei je blij te zijn dat je de geeststukjes nog bezit?' vroeg Jondalar.

'Omdat ik niet het ene kan zeggen en het andere bedoelen. Ik kan tegen hem niet liegen. Hij zal dat weten. Maar ik kan nalaten iets te zeggen. Dat mag, uit beleefdheid, voor de persoonlijke vrijheid. Ik hoef niets over de vloek te zeggen, al weet hij waarschijnlijk dat ik iets achterhoud, maar ik zal er wel over praten dat ik een medicijnvrouw van de Stam ben, want dat is de waarheid. Dat ben ik. Ik bezit nog steeds de geeststukjes.' Toen fronste ze bezorgd. 'Maar eens ga ik echt dood, Jondalar. Als ik met alle geeststukjes van iedereen in de Stam naar de andere wereld ga, wat gebeurt er dan met ze?'

'Dat weet ik niet, Ayla.'

Ze haalde haar schouders op en zette de gedachte van zich af. 'In ieder geval moet ik me nu om déze wereld bekommeren. Als hij mij als medicijnvrouw van de Stam wil aanvaarden, hoeft hij zich niet veel zorgen te maken mij iets schuldig te zijn. Het is erg genoeg een verwantschapsverplichting tegenover iemand van de Anderen te hebben, maar nog erger als dat een vrouw is en helemaal als die met wapens kan omgaan.'

'Je hebt toch gejaagd toen je bij de Stam was?' herinnerde Jondalar haar.

'Dat was een uitzondering, alleen omdat ik een maancyclusvervloeking heb overleefd, die eigenlijk mijn dood had moeten betekenen, omdat ik had gejaagd en een slinger gebruikt. Brun vond het goed, omdat mijn Holeleeuwtotem me beschermde. Hij beschouwde het als een beproeving en ik denk dat dit hem uiteindelijk aanleiding gaf een vrouw met zo'n sterke totem toe te laten. Hij gaf me mijn jachttotem en noemde mij Vrouw Die Jaagt.'

Ayla raakte even het leren buideltje aan dat ze altijd om haar nek droeg en dacht terug aan haar eerste, het eenvoudige buideltje met een trekkoord, dat Iza voor haar had gemaakt. Omdat ze haar moeder was, had Iza er een stukje rode oker in gedaan toen Ayla door de Stam werd geaccepteerd. Die amulet leek op niets in vergelijking met het fijn versierde buideltje dat ze nu droeg, gekregen tijdens haar adoptieplechtigheid bij de Mamutiërs, waarin ze steeds al haar bijzondere tekenen bewaarde, waaronder dat stukje rode oker. Alle tekenen die haar totem aan haar had gegeven zaten erin, ook het roodgekleurde, ovale stukje mammoetslagtand, haar jachttalisman, en de zwarte steen, een blokje zwart mangaandioxyde met de geeststukjes van de Stam, dat ze had gekregen toen ze de medicijnvrouw van Bruns stam werd.

'Jondalar, ik denk dat het helpt als jij met hem praat. Hij is zo onzeker. Zijn houding is zo traditioneel en er zijn zo veel ongewone dingen gebeurd. Als hij met een man praat, al is hij een van de Anderen, zou hij misschien minder gespannen zijn dan met een vrouw. Weet je nog het teken als een man een man begroet?'

Jondalar maakte een gebaar en Ayla knikte. Ze zag dat het geen verfijnde uitvoering ervan was, maar de betekenis was duidelijk. 'Je moet niet proberen de vrouw te groeten. Dat is niet gepast, en hij kan dat als een belediging opvatten. Het is niet gebruikelijk en onjuist als mannen zonder een goede reden met vrouwen praten, vooral vreemde mannen. En je hebt zijn toestemming nodig. Bij familie zijn er minder formaliteiten en een intieme vriend mag zich bij haar zelfs verlichten - Genot met haar delen - maar het is altijd beleefder zijn toestemming te vragen.'

'Zijn toestemming vragen en niet de hare? Waarom laten de vrouwen zich behandelen alsof ze minder belangrijk zijn dan mannen?' vroeg Jondalar.

'Zo vatten zij dat niet op. Ze weten dat vrouwen en mannen even belangrijk zijn, maar mannen en vrouwen van de Stam verschillen veel van elkaar,' probeerde Ayla uit te leggen.

'Natuurlijk doen ze dat. Alle mannen en vrouwen zijn verschillend... daar ben ik blij om.'

'Ik bedoel niet alleen verschillend in de uiterlijkheden die je kunt zien. Jij kunt alles wat een vrouw kan, Jondalar, behalve een kind baren, en al ben jij sterker, toch kan ik bijna alles wat jij kunt. Maar mannen van de Stam kunnen vele dingen niet die vrouwen doen, zoals vrouwen niet die dingen kunnen die mannen doen. Ze hebben er geen herinneringen aan. Toen ik mezelf heb leren jagen, waren veel mensen verbaasder dat ik het vermogen had dat te leren, dan dat ik tegen de gebruiken van de Stam inging. Ze zouden even verstomd hebben gestaan als jij een baby had gekregen. Ik geloof dat de vrouwen verbaasder waren dan de mannen. Dat idee zou eenvoudig niet bij een vrouw van de Stam opkomen.'

'Ik dacht dat jij altijd zei dat Stammensen en de Anderen veel op elkaar lijken,' zei Jondalar.

'Dat doen ze ook. Maar in zekere zin verschillen ze meer dan je denkt. Zelfs ik kan het me niet goed voorstellen en ik ben een tijd een van hen geweest,' zei Ayla. 'Voel je je nu klaar om met hem te praten?'

'Ik denk het wel,' zei hij.

De lange blonde man liep naar de stevige, gedrongen man, die nog steeds op de grond zat. Ayla volgde. Jondalar bukte zich en ging tegenover de man zitten met een blik naar Ayla, die goedkeurend knikte.

Hij had nooit eerder zo dicht bij een volwassen, mannelijkeplatkop gezeten en direct kwam het beeld van Rydag hem voor de geest. Nu hij deze man goed zag, was het nog duidelijker dat de jongen geen volwaardige van de Stam was geweest. Toen Jondalar aan dat vreemde, pientere, ziekelijke kind terugdacht, besefte hij dat Rydags gelaatstrekken behoorlijk waren veranderd - verzacht was het woord dat hem te binnen schoot. Het gezicht van deze man was groot, zowel lang als breed, en het stak iets naar voren uit, met een grote, vooruitstekende, scherpe neus. Het haar van zijn baard was heel fijn en je kon zien dat de baard onlangs op een uniforme lengte was afgesneden. Dat haar kon niet verhullen dat de man een terugwijkende kaak had zonder kin.

Het haar op zijn gezicht ging over in een dikke bos licht krullend, zachtbruin haar, dat een enorm groot, lang hoofd bedekte, dat aan de achterzijde dik en rond was. De zware wenkbrauwbogen besloegen het grootste deel van zijn voorhoofd, dat achteruit helde in een lage haarlijn. Jondalar moest zich bedwingen niet even zijn eigen hoge voorhoofd en gewelfde schedel aan te raken. Hij begreep nu waarom ze platkoppen werden genoemd. Het leek alsof iemand een hoofd als het zijne had gepakt, iets groter, dat van kneedbaar materiaal als natte klei was gemaakt, en het toen een nieuw model had gegeven door het voorhoofd omlaag te duwen en af te platten, waardoor de grootste hoofdmassa naar achteren werd gedrukt.

De man had zware, borstelige wenkbrauwen en zijn lichtbruine ogen met gouden vlekjes getuigden van nieuwsgierigheid, intelligentie en een onderstroom van pijn. Jondalar kon goed begrijpen waarom Ayla de man wilde helpen.

Jondalar voelde zich vreselijk onhandig toen hij het gebaar voor de begroeting maakte, maar vatte moed door de verraste blik van de man van de Stam, die het gebaar beantwoordde. Jondalar wist niet zeker wat hij nu moest doen en deed zijn best zich de gebaren die hij van Rydag had geleerd te herinneren.

Hij gebaarde: 'Deze man heet...' en noemde zijn naam en belangrijkste afkomst. 'Jondalar van de Zelandoniërs.'

Het was te zangerig, te vol lettergrepen, te veel voor de man van de Stam dit allemaal tegelijk te horen. Hij schudde zijn hoofd als om zijn oor te ontstoppen, hield zijn hoofd scheef met het idee zo beter te kunnen luisteren en tikte op Jondalars borst.

Het was niet moeilijk te begrijpen wat hij bedoelde, vond Jondalar. Hij gebaarde weer: 'Deze man heet...' en zei zijn naam, alleen zijn naam, heel langzaam, 'Jondalar.'

De man sloot zijn ogen, concentreerde zich, opende ze, haalde diep adem en zei hardop: 'Dyondar.'

Jondalar glimlachte en knikte ja. De stem kwam heel diep uitzijn keel en het woord had iets ongearticuleerds, of de klinkers werden ingeslikt, maar het klonk aardig en merkwaardig bekend. Toen wist hij het. Natuurlijk! Ayla! Haar woorden hadden ook diezelfde karakteristiek, al was die niet half zo opvallend. Dat was haar vreemde accent. Geen wonder dat niemand dat kon thuisbrengen. Ze had een accent van de Stam en niemand wist dat ze konden spreken!

Ayla was verbaasd hoe de man Jondalars naam zo goed had kunnen zeggen. Ze twijfelde of zij het zo goed had kunnen doen, de eerste keer dat ze het probeerde en vroeg zich af of de man al eerder contact met Anderen had gehad. Als hij was aangewezen zijn volk te vertegenwoordigen of een vorm van contact te leggen met mensen die bekend stonden als Anderen, zou dat een aanwijzing zijn voor een hoge status. Des te meer reden, begreep ze, om terughoudend te zijn in banden met Anderen, vooral Anderen met een onbekende status. Hij zou zijn status niet graag verminderen, maar een verplichting was een verplichting en ze hadden hulp nodig, of ze dat wilden of niet. Op de een of andere manier moest ze hem overtuigen dat zij en Jondalar Anderen waren die de betekenis van deze situatie begrepen en het contact waard waren.

De man tegenover Jondalar sloeg op zijn borst, leunde iets naar voren en zei: 'Guban.'

Jondalar had even veel moeite met het uitspreken van die naam als Guban met 'Jondalar', en Guban was even makkelijk in het aanvaarden van de verkeerde uitspraak van de lange man als Jondalar met de zijne.

Ayla voelde zich opgelucht. Het uitwisselen van namen was nog niet veel, maar een begin. Ze keek naar de vrouw en weer verbaasde het haar een haarkleur bij een vrouw van de Stam te zien die lichter was dan de hare. Haar hoofd was bedekt met een donzige, krullende laag, die bijna wit leek. Ze was jong en heel aantrekkelijk. Waarschijnlijk de tweede vrouw bij zijn vuurplaats. Guban was een man in de kracht van zijn leven en deze vrouw kwam waarschijnlijk van een andere stam en was een hele verovering.

De vrouw keek naar Ayla en wendde snel weer haar blik af. Dat was vreemd, vond Ayla. Ze had ongerustheid en angst in de ogen van de vrouw gezien en ze keek weer naar haar, maar nu op een even bescheiden manier als de jonge vrouw van de Stam had gedaan. Was ze dikker in haar middel? Zat haar omslag strakker om haar borsten? Ze is zwanger! Geen wonder dat ze ongerust is. Een man met een verkeerd genezen gebroken been zou niet langer in de kracht van zijn leven zijn. Al had hij misschien een hoge status, hij had ook een zware verantwoordelijkheid. Ayla vond dat ze Guban hoe dan ook ervan moestovertuigen zich door haar te laten helpen.

De twee mannen hadden elkaar zitten aankijken. Jondalar wist niet goed wat hij verder moest doen en Guban wachtte af. Jondalar werd wanhopig en wendde zich uiteindelijk tot haar.

'Deze vrouw is Ayla,' liet hij weten in zijn eenvoudige gebarentaal en sprak daarna haar naam uit.

Even dacht Ayla dat hij een grote blunder beging, maar toen ze Gubans reactie zag, stelde ze vast dat dit niet zo was. Als zij snel werd voorgesteld, was dat een aanwijzing voor de hoogachting die ze genoot en die paste bij een medicijnvrouw. Toen hij doorging, kreeg ze het gevoel dat hij haar gedachten had geraden.

'Ayla is genezeres! Heel goede genezeres. Goede medicijn. Wil Guban helpen.'

In de ogen van de man van de Stam was Jondalars gebarentaal niet veel meer dan kleuterpraat. Er zat geen nuance in wat hij overbracht, geen suggestieve schakering, geen gradatie in complexiteit, maar zijn oprechtheid kwam duidelijk over. Het was op zich een verrassing een man van de Anderen mee te maken die op de juiste wijze kon spreken. De meesten kwebbelden, mompelden of gromden als dieren. Ze leken op kinderen met hun overdreven gebruik van geluiden, maar de Anderen waren nu eenmaal niet erg pienter.

De vrouw daarentegen bezat een opvallend vermogen dingen te begrijpen met een fijn gevoel voor nuance en een heldere, expressieve vaardigheid in communiceren. Met onopvallende verfijning had ze enkele van de subtielere bedoelingen van Dyondar vertaald, waardoor hun communicatie werd vergemakkelijkt zonder iemand in verlegenheid te brengen. Hoe moeilijk het ook was te geloven dat ze door een stam was grootgebracht en zo'n lange afstand had gereisd, ze was zo bedreven in het spreken, dat hij bijna kon geloven dat ze van de Stam was.

Guban had nooit gehoord van de stam waarover de vrouw het had en hij kende er vele, maar de taal die ze had gebruikt, was geheel onbekend. Zelfs de taal van de stam van zijn gezellin geel-haar was niet zo merkwaardig en toch kende deze vrouw van de Anderen de oeroude, heilige gebaren en wist die heel bekwaam en nauwkeurig te gebruiken. Bijzonder voor een vrouw. Er was wellicht enige aanduiding dat ze iets achterhield, maar daarvan was hij niet zeker. Ze was een vrouw van de Anderen en hij zou het nooit vragen. Vrouwen, speciaal medicijnvrouwen hielden wel vaker iets voor zich.

Zijn gebroken been klopte en de pijn werd hem bijna te machtig, maar hij moest zich concentreren om de pijn de baas te blijven.

Hoe kon zij een medicijnvrouw zijn? Ze was niet van deStam. Daarvoor had ze geen herinneringen. Dyondar beweerde dat ze genezeres was en sprak overtuigend over haar vaardigheid... en zijn been was gebroken - inwendig schreeuwde Guban het uit van de pijn, maar hij zette zijn tanden op elkaar. Misschien was ze een genezeres; de Anderen moesten die ook hebben, maar daarmee was ze nog geen medicijnvrouw van de Stam. Hij had al zo'n grote verplichting. Een verwantschapsverplichting aan deze man was erg genoeg, maar aan een vrouw, een vrouw die een wapen gebruikte?

En toch, wat zouden hij en zijn geel-haar zonder hun hulp moeten beginnen? Zijn geel-haar... die een kind verwachtte. Als hij aan haar dacht, werd hij helemaal week van binnen. Hij had woede gevoeld als nooit tevoren toen die mannen haar achterna gingen, haar pijn deden en haar probeerden te nemen. Daarom was hij vanaf die rots naar beneden gesprongen. Hij had er een hele tijd over gedaan om erop te klauteren maar moest al gauw de vrouw te hulp schieten.

Hij had sporen van herten gezien en was omhooggeklommen om rond te kijken en te zien of er iets te jagen viel, terwijl zij de onderste boombast verzamelde en tappen zette voor het sap, dat snel omhoog zou komen. Ze had gezegd dat het spoedig warmer zou worden, hoewel anderen haar niet hadden geloofd. Ze was nog steeds een vreemde, maar zei dat ze er herinneringen over had en het wist. Hij wilde haar graag een kans geven zich tegenover de anderen te bewijzen en daarom had hij haar meegenomen, al wist hij van de gevaren... van die mannen.

Het was koud en hij had gedacht ze te kunnen ontlopen door dicht bij de ij stop te blijven, die hem een goede plek had geleken om de streek te verkennen. De ontzettende pijn nadat hij zo hard was neergekomen en hij zijn been voelde knappen, maakte hem duizelig, maar hij mocht niet bezwijken. De mannen sprongen op hem en hij moest ze van zich af slaan, pijn of geen pijn. De herinnering aan de manier waarop zij naar hem toe kwam rennen, was hartverwarmend. Hij had versteld gestaan toen hij zag hoe ze erop los sloeg. Hij had nooit meegemaakt dat een vrouw dit deed en hij zou het niemand vertellen, maar het deed hem erg goed dat ze zo had geprobeerd hem te helpen.

Hij ging verzitten en verbeet de scherpe pijnscheut. Het was niet alleen de pijn. Lang geleden had hij al geleerd pijn te verdragen, andere angsten waren moeilijker te beheersen. Wat zou er gebeuren als hij nooit meer kon lopen? Het duurde lang voor een gebroken been of arm genas en als de botten verkeerd aaneen groeiden, misvormd of te kort... stel je voor dat hij niet meer kon jagen?

Als hij dat niet meer kon, verloor hij een deel van zijn statusen kon hij geen leider meer zijn. Hij had de leider van haar Stam beloofd voor haar te zorgen. Zij was een van de meest geliefden geweest, maar zijn status was hoog en ze wilde graag met hem mee. Ze had hem zelfs in de intimiteit van hun eigen huiden verteld dat ze hem had gewild.

Zijn eerste vrouw was niet erg gelukkig toen hij met een jonge, mooie tweede vrouw thuiskwam, maar ze was een goede vrouw van de Stam. Ze had goed voor zijn vuurplaats gezorgd en bleef de status van Eerste Vrouw houden. Hij beloofde voor haar en haar twee dochters te zorgen. Dat vond hij niet erg. Hoewel hij had gehoopt dat ze een zoon zou krijgen, waren de dochters van zijn gezellin een ware vreugde om bij de vuurplaats te hebben. Ze werden binnenkort echter volwassen en zouden dan weggaan.

Maar als hij niet kon jagen, kon hij voor niemand meer zorgen. Alsof hij een oude man was, zou de Stam voor hém moeten zorgen. En zijn mooie geel-haar die misschien een zoon zou baren, hoe kon hij voor haar zorgen? Ze zou geen moeite hebben een man te vinden die haar wilde hebben, maar hij zou haar kwijt zijn.

Hij kon niet eens naar de Stam terug als hij niet kon lopen. Zij zou hulp moeten zoeken en dan zouden ze hem moeten komen halen. Als hij niet op eigen kracht kon teruggaan, zou hij in de ogen van zijn stam minder betekenen, maar nog veel erger was het, als het gebroken been hem trager maakte, waardoor hij niet meer zo goed zou kunnen jagen of helemaal niet meer.

Misschien moet ik met die genezeres van de Anderen praten, dacht hij, al is zij een vrouw die een wapen gebruikt. Haar status moet hoog zijn. Dyondar heeft veel eerbied voor haar, en zijn status zal ook wel hoog zijn, anders was hij niet met een medicijnvrouw verbonden. Zij had die andere mannen even goed als de man weggejaagd... zij en de wolf. Waarom zou een wolf hen helpen? Hij had gezien dat ze tegen het dier sprak. Haar teken was eenvoudig en direct, ze zei dat hij moest wachten bij de boom waar de paarden stonden en de wolf begreep haar en deed wat ze zei. Daar zat hij nog steeds te wachten.

Guban keek een andere kant uit. Het was moeilijk aan die dieren te denken zonder in je diepste wezen angst voor geesten te ervaren. Hoe konden de wolf en de paarden anders bij hen horen? Wat kon het anders zijn waardoor de dieren zich zo... gedroegen, zo verschillend van normale dieren.

Hij kon zien dat zijn geel-haar zich zorgen maakte, wat hij haar niet kwalijk kon nemen. Nu Dyondar het een geschikt moment had gevonden zijn vrouw voor te stellen, was het misschien juist dit nu met de zijne te doen. Hij wilde niet dat ze dachten dat de status die zij aan hem ontleende, minder belangrijk was dan die van Dyondar. Guban maakte een subtiel gebaar in de richting van de vrouw, die steeds had zitten kijken en alles had gezien, maar als een goede vrouw van de Stam erin was geslaagd onopgemerkt te blijven.

'Deze vrouw is...' gebaarde hij, en hij tikte op haar schouder en zei: 'Yorga.'

Jondalar kon niet eens beginnen met het uitspreken van dat geluid. Ayla zag hem worstelen en moest iets bedenken om de situatie elegant te redden. Ze herhaalde de naam zodat Jondalar die kon nazeggen, maar daarbij sprak ze de vrouw aan.

'Yorga,' en voegde in gebaren eraan toe: 'Deze vrouw groet je. Deze vrouw heet...' zei ze langzaam en zorgvuldig: 'Ayla.' Daarna, in gebaren en met woorden, zodat Jondalar het kon begrijpen: 'De man Dyondar wil ook de vrouw van Guban groeten.'

Het was niet de wijze waarop dit bij de Stam zou zijn gebeurd, dacht Guban, maar zij waren Anderen en het was niet beledigend. Hij was benieuwd wat Yorga zou doen.

Ze knipperde met haar ogen naar Jondalar, heel even, en keek weer omlaag. Guban verschoof iets, net genoeg om haar te laten merken dat hij tevreden was. Ze had het bestaan van Dyondar erkend, maar meer niet.

Jondalar was minder subtiel. Hij was nog nooit zo dicht bij mensen van de Stam geweest... hij was gefascineerd. Zijn blik bleef op haar rusten. Haar gelaatstrekken waren gelijk aan die van Guban, met enkele vrouwelijke trekjes, en hij had al gezien dat ze klein maar stevig was, de lengte van een meisje. Ze was verre van mooi volgens hem, behalve haar lichtgele, donzig zachte krullen, maar hij kon begrijpen waarom Guban haar mooi vond. Plotseling kreeg hij er erg in dat Guban op hem lette, knikte werktuiglijk en keek een andere kant op. De man van de Stam keek dreigend, hij moest voorzichtiger zijn.

Guban was niet gecharmeerd van de aandacht die Jondalar voor zijn vrouw had, maar begreep dat het niet oneerbiedig was bedoeld. Hij had steeds meer moeite zijn pijn te beheersen. Hij moest meer over deze genezeres te weten zien te komen.

'Ik wil spreken met jouw... genezeres, Dyondar,' liet Guban in gebarentaal weten.

Jondalar begreep hem en knikte. Ayla had zitten kijken, kwam vlug naar voren en ging eerbiedig voor de man zitten.

'Dyondar heeft gezegd dat de vrouw een genezeres is. De vrouw zegt medicijnvrouw. Guban wil weten hoe een vrouw van de Anderen een medicijnvrouw van de Stam kan zijn.'

Ayla sprak terwijl ze gebaren maakte, zodat Jondalar kon begrijpen wat ze Guban vertelde. 'De vrouw die mij opnam, grootbracht, was een medicijnvrouw van de hoogste rang. Izastamde af van de oudste lijn van medicijnvrouwen. Iza was als moeder voor deze vrouw, onderwees deze vrouw samen met de dochter geboren in de lijn,' legde Ayla uit. Ze kon zien dat hij sceptisch was, maar toch meer wilde weten. 'Iza wist dat deze vrouw geen herinneringen had als haar echte dochter.'

Guban knikte, allicht niet.

'Iza leerde deze vrouw onthouden, liet deze vrouw telkens opnieuw dingen herhalen en zien, tot de medicijnvrouw wist dat deze vrouw de herinneringen niet zou verliezen. Deze vrouw was gelukkig met dit in praktijk brengen, en dat ze door vele malen herhalen de gebruiken van een medicijnvrouw leerde.'

Al bleven haar gebaren gestileerd en officieel, haar woorden werden steeds minder vormelijk naarmate ze haar uitleg vervolgde.

'Iza vertelde me dat zij dacht dat deze vrouw ook van een lange lijn medicijnvrouwen afstamde, medicijnvrouwen van de Anderen. Iza zei dat ik als medicijnvrouw dacht, maar heeft me geleerd hoe ik als een vrouw van de Stam over medicijnen moet denken. Deze vrouw is niet geboren met de herinneringen van een medicijnvrouw, maar Iza's herinneringen zijn nu de mijne.'

Ayla had alle aandacht. 'Iza werd ziek, een hoestziekte die ze zelf niet kon genezen en ik ging steeds meer doen. Zelfs de leider was blij dat ik een brandwond behandelde, maar Iza gaf status aan de Stam. Toen zij te ziek werd om de tocht naar de Stambij eenkomst te maken en omdat haar echte dochter te jong was, besloten de leider en de mog-ur mij tot medicijnvrouw te maken. Omdat ik haar herinneringen had, zeiden ze dat ik een medicijnvrouw van haar lijn was. De mog-urs en leiders op de Stambij eenkomst waren het er in het begin niet erg mee eens, maar hebben me uiteindelijk ook geaccepteerd.'

Ayla kon zien dat Guban belangstelling had en voelde dat hij haar graag wilde geloven, maar nog steeds twijfels had. Ze deed het versierde buideltje om haar nek af, maakte de koordjes los en liet een deel van de inhoud in haar handpalm rollen. Ze nam een kleine zwarte steen en hield die de man voor.

Guban wist wat die betekende, de zwarte steen die een teken achterliet was een mysterie. Zelfs het kleinste stukje kon een klein deel van de geesten van alle volken van de Stam bevatten en zo'n steentje werd aan een medicijnvrouw gegeven als een stukje van haar geest werd weggenomen. De amulet die ze droeg was vreemd, vond hij, typerend voor de manier waarop de Anderen iets maakten, maar hij had niet geweten dat ze amuletten droegen. Misschien waren de Anderen niet zo onwetend en grof als hij altijd had gedacht.

Guban zag nog een voorwerp van haar amulet en wees dat aan. 'Wat is dat?'

Ayla stopte de andere voorwerpen in haar amulet terug. 'Dat is mijn jachttalisman,' zei ze.

Dat is niet waar, dacht Guban. Dit was het bewijs dat ze niet de waarheid sprak. 'Vrouwen van de Stam jagen niet.'

'Dat weet ik, maar ik ben niet bij de Stam geboren. Ik ben uitgekozen door een Stamtotem, die me heeft beschermd en naar de stam gebracht die de mijne zou worden. Mijn totem wilde dat ik ging jagen. Onze mog-ur is in het verleden gaan zoeken en hij heeft de oude geesten gevonden die het hem hebben gezegd. Ze hebben een speciale ceremonie gehouden. Ze hebben me de Vrouw Die Jaagt genoemd.'

'Wat is die Stamtotem die je heeft uitgekozen?'

Tot Gubans grote verbazing lichtte Ayla haar tuniek op, maakte de koordjes van haar beenstukken los die om haar middel waren gebonden, en liet de zijkant voldoende zakken om haar linkerdij te tonen. Vier evenwijdige lijnen waren duidelijk zichtbaar, de littekens van klauwen die over haar linkerdij hadden gekrast toen ze nog een meisje was. 'Mijn totem is de Holeleeuw.'

De vrouw van de Stam hield haar adem in. De totem was te sterk voor een vrouw. Het zou moeilijk voor haar zijn kinderen te krijgen.

Guban gromde als bevestiging. De Holeleeuw was de sterkste jachttotem, een totem voor een man. Hij had nog nooit meegemaakt dat een vrouw deze had, maar het waren dezelfde tekens die in de rechterdij van een jongen werden gesneden wiens totem de Holeleeuw was, nadat hij zijn eerste grote dier had gedood en een man was geworden. 'Het zit op je linkerbeen. Het teken wordt op het rechterbeen van een man gezet.'

'Ik ben een vrouw, geen man. De vrouwelijke kant is de linkerzijde.'

'Heeft jouw mog-ur je daar getekend?'

'De Holeleeuw zelf heeft me getekend toen ik een meisje was, kort voor mijn stam me heeft gevonden.'

'Daarmee wordt het gebruik van een wapen verklaard,' gebaarde Guban, 'maar hoe zit het met kinderen? Heeft deze man met haar in de kleur van dat van Yorga zo'n sterke totem, dat die boven de jouwe kan uitgaan?'

Jondalar leek niet op zijn gemak. Dat had hij zich ook al afgevraagd.

'De Holeleeuw heeft ook hem gekozen en zijn teken achtergelaten. Ik weet het, want de Mog-ur heeft me gezegd dat de Holeleeuw mij had verkozen en zijn tekens op mijn been gezet om dat te bewijzen, zoals de Holebeer hem had verkozen en zijn oog had weggenomen...'

Guban ging overeind zitten, zichtbaar van zijn stuk gebracht. Hij stapte van officiële naar gewone taal over, maar Ayla begreep hem.

'Mogor Een-Oog! Ken jij Mogor Een-Oog?'

'Ik heb bij zijn vuurplaats gewoond. Hij heeft me grootgebracht. Hij en Iza waren broer en zuster en nadat haar metgezel was gestorven, heeft hij haar en haar kinderen bij zich genomen. Op de Stambijeenkomst werd hij Mog-ur genoemd, maar voor hen die bij zijn vuurplaats woonden, was hij Creb.'

'Zelfs op onze Stambij eenkomsten wordt over Mogor Een- Oog gesproken en zijn machtige...' Hij wilde meer zeggen, maar bedacht zich. Het werd niet juist geacht dat mannen met vrouwen over besloten esoterische, mannelijke ceremoniën spraken. Daarmee werd ook haar vaardigheid in het gebruik van de oude gebarentaal verklaard, als ze was onderwezen door Mogor Een-Oog. En Guban herinnerde zich dat de grote Mogor Een-Oog een zuster had die een geëerbiedigde medicijnvrouw uit een oude lijn was. Plotseling leek Guban zich te ontspannen en hij liet een pijnlijke trek op zijn gezicht komen. Hij haalde diep adem, keek naar Ayla, die met haar benen gekruist zat en omlaag keek, de houding van een echte vrouw van de Stam. Hij tikte op haar schouder.

'Geëerbiedigde medicijnvrouw, deze man heeft een... kleine moeilijkheid,' gebaarde Guban in de oude, zwijgende taal van de Stam van de Holebeer. 'Deze man wil de medicijnvrouw vragen naar been te kijken. Het been is misschien gebroken.'

Ayla sloot haar ogen en durfde vrij te ademen. Ze was erin geslaagd hem te overtuigen. Hij zou haar toestaan zijn been te behandelen. Ze vroeg Yorga in gebarentaal of zij een slaapplaats voor hem wilde inrichten. Het gebroken bot was niet door de huid gegaan en ze dacht dat er goede kans was dat hij het weer volledig zou kunnen gebruiken. Als het been goed wilde genezen, moest ze het recht trekken, weer op zijn plaats zetten en een berkebast omhulsel maken om het stijf te houden, zodat hij het niet kon bewegen.

'Het wordt een pijnlijke behandeling om het recht te trekken, maar ik heb iets om het been te ontspannen en te laten inslapen.' Ze wendde zich tot Jondalar. 'Wil jij ons kamp hierheen verplaatsen? Ik weet dat het een heel karwei is met al die brandstenen, maar ik wil de tent voor hem opzetten. Zij hebben er niet op gerekend een nacht buiten te blijven en hij mag niet in de kou liggen, zeker niet als ik hem iets om te slapen geef. We hebben ook brandhout nodig. Ik wil niet nu al de brandstenen gebruiken. En we moeten hout voor spalken afsnijden. Ik ga berkebast halen als hij slaapt en misschien kan ik loopstokken voor hem maken. Hij zal toch willen lopen.'

Jondalar keek hoe zij de leiding nam en glimlachte. Hij vonddit oponthoud heel onwelkom, zelfs een dag leek hem te veel,maar hij wilde ook helpen. Bovendien zou Ayla toch niet ver-trekken. Hij hoopte alleen dat ze niet te lang zouden blijven.

Jondalar nam de paarden mee naar hun kamp, laadde alles op,verhuisde, laadde alles weer af en bracht Whinney en Rennernaar een open plek waar ze gedroogd gras konden zoeken. Hetwas op korte afstand van hun nieuwe kamp, maar uit het zicht,zodat de paarden de mensen van de Stam minder zouden ver-ontrusten. Ze schenen te denken dat de tamme dieren een zo-veelste uiting van het vreemde gedrag van Anderen waren, enAyla zag dat Guban en Yorga opgelucht waren, toen de onna-tuurlijk volgzame paarden uit het zicht waren en ze was blij datJondalar er erg in had gehad.

Zodra hij terug was, haalde Ayla haar medicijnbuidel uit eenpakmand. Guban had besloten haar hulp als medicijnvrouw teaanvaarden, maar was extra gerustgesteld toen hij haar oude,in Stamstijl gemaakte medicijnbuidel van ottervel zag, functio-neel en niet versierd. Ze hield opzettelijk Wolf wat achteraf enhet was opvallend dat het dier, meestal nieuwsgierig en vriende-lijk tegen mensen met wie Ayla en Jondalar waren bevriend,geen neiging vertoonde contact met de mensen van de Stam temaken. Hij scheen het best te vinden op de achtergrond te blij-ven, waakzaam, maar beslist niet bedreigend, en Ayla vroegzich af of hij begreep dat ze zich niet op hun gemak voelden alshij dichterbij kwam.

Jondalar hielp Yorga en Ayla om Guban in de tent te leggenen was verbaasd hoeveel de man woog, maar de spierkrachtvan zo'n sterk lichaam dat door zes mannen nauwelijks in be-dwang kon worden gehouden, telde natuurlijk in het gewichtmee. Jondalar begreep dat dit transport uiterst pijnlijk was,ook al liet Guban niets merken. Door de weigering van de manaan pijn toe te geven, vroeg Jondalar zich af of hij pijn voelde.Ayla legde hem uit dat zo'n stoïcijnse ontkenning van jongs afaan bij de mannen van de Stam werd ingeprent. Zij waren geenras van zwakkelingen.

De vrouw was ook verbazend sterk, kleiner dan de man,maar niet veel. Ze kon een even zwaar gewicht als Jondalar til-len en als ze kracht wilde uitoefenen, was de greep van haarhand ontzettend sterk, maar hij had gezien dat ze haar handenook heel beheerst en met fijne precisie kon gebruiken. Hijraakte geboeid door het ontdekken van overeenkomsten enverschillen tussen mensen van de Stam en die van zijn eigensoort. Hij wist niet wanneer het was gebeurd, maar hij ging opeen bepaald moment beseffen dat hij er niet langer aan twijfel-

de dat het mensen waren. Ze waren verschillend, zeker, maar het stond vast dat mensen van de Stam mensen waren, geen dieren.

Uiteindelijk gebruikte Ayla enkele brandstenen om het vuur heter te krijgen, waardoor ze de doornappelthee sneller kon klaarmaken en deed zelfs hete kookstenen in het water om dit aan de kook te krijgen. Guban weigerde eerst de thee te drinken die ze hem wilde geven en zei het niet prettig te vinden lang te moeten wachten voor de drank was uitgewerkt, maar ze vroeg zich af of dit misschien werd ingegeven door de vraag of ze wel in staat was de doornappelthee goed klaar te maken. Geholpen door Yorga en Jondalar wist Ayla het been te zetten en maakte daarna een stevige spalk. Toen dat was gebeurd, viel Guban eindelijk in slaap.

Yorga stond erop een maaltijd klaar te maken, hoewel Jondalars belangstelling voor de bereiding en verschillende smaken haar in verlegenheid bracht. Die avond, bij het vuur, begon hij krukken voor Guban te snijden. Tegelijkertijd legde Ayla Yorga uit hoe je een medicijn tegen pijn klaar moest maken en ze vond het prettig haar beter te leren kennen. Ayla demonstreerde het gebruik van krukken en liet zien dat er een zachte vulling onder de armen moest komen. Yorga verbaasde zich telkens weer over Ayla's kennis van de Stam en de Stamgebruiken. Uiteindelijk vertelde ze Ayla over zichzelf, wat Ayla voor Jondalar vertaalde.

Yorga had boombast nodig en wilde bepaalde bomen aftappen. Guban ging mee om haar te beschermen, omdat al veel vrouwen door Charoli's bende waren aangevallen en vrouwen niet meer alleen mochten weggaan, wat voor de stam veel ongemak betekende. De mannen hadden minder tijd om te jagen, omdat ze een deel van hun tijd aan het begeleiden van vrouwen moesten besteden. Guban klom op die hoge rots om uit te kijken naar dieren waarop hij kon jagen, terwijl Yorga boombast verzamelde. Charoli's mannen dachten vermoedelijk dat zij alleen was en hadden haar misschien niet aangevallen als ze Guban hadden gezien. Toen hij in de gaten kreeg dat ze werd aangevallen, sprong hij van de rots om haar te verdedigen.

'Het verbaast me dat hij niet meer dan een been heeft gebroken,' zei Jondalar terwijl hij opkeek naar het hoogste punt van de rots.

'Stambotten zijn heel zwaar,' zei Ayla, 'en dik. Die breken niet gauw.'

'Die mannen hoefden niet zo ruw met mij te doen,' gaf Yorga in gebarentaal als commentaar. 'Ik was gaan liggen als ze me het teken hadden gegeven. Maar toen ik zijn schreeuw hoorde wist ik dat er iets heel ergs was gebeurd.'

Ze vervolgde haar verhaal. Verscheidene mannen vielen Guban aan, terwijl drie kerels Yorga probeerden te overweldigen. Ze hadden niet zo ruw hoeven zijn, ze had zich aan hen onderworpen als ze hadden geweten hoe ze haar het juiste teken moesten geven. Ze was van plan geweest te berusten, maar toen sprongen ze op Guban. Doordat ze hem van pijn had horen schreeuwen, wist ze dat er iets ergs met hem aan de hand was en ze probeerde zich daarom aan die mannen te ontworstelen. Dat was toen die twee haar vasthielden. Toen kwam Jondalar plotseling te voorschijn en de wolf.

Ze keek plagerig naar Ayla. 'Je man is heel lang en zijn neus erg klein, maar toen ik hem met die andere mannen zag vechten, kon deze vrouw hem als een kind zien.'

Ayla keek onzeker, maar glimlachte al gauw.

'Ik heb niet goed begrepen wat ze heeft gezegd of wat ze bedoelde,' zei Jondalar.

'Ze maakte een grapje.'

'Een grapje?' vroeg hij. Hij had niet gedacht dat die mensen tot grapjes in staat waren.

'Het komt er ongeveer op neer dat ze, al ben jij een lelijke man, je wel had kunnen kussen toen je haar te hulp kwam,' zei Ayla en legde het daarna aan Yorga uit.

De vrouw leek enigszins van haar stuk gebracht en keek even naar Jondalar en meteen weer naar Ayla. 'Ik ben jouw lange man dankbaar. Als het kind een jongen is en Guban mij toestaat een naam te kiezen, zal ik hem misschien Dyondar noemen.'

'Dat was geen grapje, hè, Ayla?' vroeg Jondalar, verrast door die plotselinge stroom van gevoelens.

'Nee, ik geloof dat dat geen grap was, maar zij kan alleen maar een suggestie doen. Het zal voor een jongen van de Stam moeilijk worden om met zo'n naam op te groeien, want hij is heel ongebruikelijk. Misschien wil Guban het ook. Voor een man van de Stam staat hij buitengewoon open voor nieuwe ideeën. Yorga heeft me over hun verbintenis verteld en ik heb begrepen dat ze verliefd op elkaar zijn geworden, dat is heel zeldzaam. De meeste verbintenissen worden gepland en afgesproken.'

'Waarom denk je dat ze verliefd zijn geworden?' vroeg Jondalar. Hij was zeer benieuwd naar een liefdesverhaal van de Stam.

'Yorga is de tweede vrouw van Guban. Haar stam woont hier heel ver vandaan en hij ging daarheen om bericht over een grote Stambij eenkomst te brengen en plannen over ons, de Anderen, te bespreken. Onder andere over Charoli, die hun vrouwen lastig valt - ik heb haar verteld over de plannen van de Lo-

saduniërs daar een eind aan te maken - en als ik het goed hebbegrepen, heeft een groep van de Anderen stammen over demogelijkheid van handel benaderd.'

'Dat is een verrassing!'

'Ja. Communicatie is het grootste probleem, maar de man-nen van de Stam, onder wie Guban, vertrouwen de Anderenniet. Toen Guban die verre stam bezocht, heeft hij Yorga ge-zien en zij zag hem. Guban wilde haar hebben, maar gaf als re-den op dat hij nauwer contact wilde onderhouden met een aan-tal verre stammen, zodat ze nieuws konden uitwisselen, vooralover alle nieuwe ideeën. Hij heeft haar mee teruggenomen! Datdoen mannen van de Stam niet. De meesten zouden hun bedoe-ling bij de leider kenbaar hebben gemaakt, zouden zijn terug-gekeerd en het met hun eigen stam hebben besproken en zou-den hun eerste vrouw de gelegenheid hebben gegeven aan hetidee te wennen dat ze haar vuurplaats met een andere vrouwmoest gaan delen,' zei Ayla.

'Wist de eerste vrouw van zijn vuurplaats het niet? Die mandurft,' zei Jondalar.

'Zijn eerste vrouw heeft twee dochters, hij wil een vrouw dieeen zoon baart. Mannen van de Stam stellen zoons van hun ge-zellin erg op prijs en natuurlijk hoopt Yorga dat haar baby dejongen zal zijn die hij wenst. Ze heeft moeite gehad aan denieuwe stam te wennen - die heeft haar schoorvoetend aan-vaard - en als Gubans been niet goed geneest en hij zijn statuskwijtraakt, is zij bang dat ze haar de schuld geven.'

'Geen wonder dat ze overstuur leek.'

Ayla verzuimde Jondalar te vertellen dat ze Yorga had ge-zegd dat zij op weg was naar het huis van haar man, ook vervan haar volk. Ze zag geen reden hem te verontrusten, maarmaakte zich zorgen hoe zijn volk haar zou accepteren.

Ayla en Yorga hadden elkaar graag nog eens opgezocht omover hun ervaringen te praten. Ze hadden het gevoel bijna aanelkaar verwant te zijn, omdat er een verwantschapsverplichtingtussen Jondalar en Guban bestond, en Yorga voelde zich in dekorte tijd dat ze elkaar kenden meer met Ayla verbonden danmet welke vrouw ook. Maar Stam en Anderen kwamen niet bijelkaar op bezoek.

Guban werd midden in de nacht wakker, maar was nogsteeds verdoofd. Tegen de ochtend was hij goed bij bewustzijn,maar door de spanningen van de vorige dag totaal uitgeput.Toen Jondalar 's middags zijn hoofd in de tent stak, verbaasdeGuban zich hoe blij hij was de lange man te zien, al wist hij nietwat hij met de loopstokken aanmoest die hij bij zich had.

'Ik gebruikte hetzelfde ding nadat een leeuw mij had aangevallen,' legde Jondalar uit. 'Helpt bij lopen.'

Guban was ineens vol belangstelling en wilde ze uitproberen,maar Ayla stond dit niet toe, het was nog te vroeg. Uiteindelijkberustte Guban, maar kondigde aan dat hij ze de volgende dagzou proberen. Die avond liet Yorga Ayla weten dat Guban metJondalar over zeer belangrijke zaken wilde spreken en vroeg haarhulp bij het vertalen. Ayla voelde dat het ernstig was en vermoed-de waarover het ging en sprak van tevoren met Jondalar om hemte helpen begrijpen welke moeilijkheden het konden zijn.

Guban zat er nog steeds over in dat hij een verwantschaps-verplichting aan Ayla schuldig was, die verder ging dan de aan-vaardbare ruil van stukjes geest met een medicijnvrouw. Zehad immers met een wapen geholpen zijn leven te redden.

'We moeten hem ervan overtuigen dat hij die verplichting bijjou heeft, Jondalar. Als je hem zegt dat je mijn metgezel bent,

kun je ook zeggen dat alle verplichtingen die hij tegenover mijheeft, eigenlijk tegenover jou zijn, omdat jij verantwoordelijkvoor mij bent.'

Jondalar stemde hiermee in en na enige voorbereiding omhet verloop van het gesprek vast te leggen, begonnen ze aan deernstige bespreking. 'Ayla is mijn gezellin, ze is van mij,' zeihij, terwijl Ayla een vertaling gaf met een hele variatie van fijnenuances. 'Ik ben verantwoordelijk voor haar, verplichtingenvan anderen aan haar zijn aan mij verschuldigd.' En Jondalarvoegde tot haar grote verbazing eraan toe: 'Ik heb ook een ver-plichting die zwaar op mijn geest drukt. Ik heb een verwant-schapsverplichting tegenover de Stam.'

Guban was nieuwsgierig.

'Die verplichting heeft zwaar op mijn geest gedrukt, omdatik niet wist hoe ik die moest inlossen.'

'Vertel me erover,' liet Guban in gebarentaal weten. 'Mis-schien kan ik helpen.'

'Ik ben aangevallen door een holeleeuw, zoals Ayla zei. Ge-tekend, verkozen door de Holeleeuw, die nu mijn totem is.Ayla heeft me gevonden. Ik was de dood nabij en mijn broerdie met mij was, liep reeds in de wereld der geesten.'

'Het spijt me dat te horen. Het is heel erg een broer te verlie-zen.'

Jondalar knikte slechts. 'Als Ayla me niet had gevonden,was ik ook dood geweest. Toen Ayla een kind was en dicht bijde dood, heeft de Stam haar opgenomen en grootgebracht. Als~e Stam Ayla niet als kind had opgenomen, had ze niet geleefd.

Is Ayla niet had geleefd en niet van een medicijnvrouw van detam had geleerd hoe je moet genezen, had ik niet geleefd eniep ik nu in de volgende wereld. Ik dank mijn leven aan detam, maar weet niet hoe of aan wie ik die schuld moet inlos-

en.'

Guban knikte vol begrip. Het was een ernstig probleem eneen grote schuld.

'Ik wil een verzoek aan Guban doen,' vervolgde Jondalar.'Omdat Guban een verwantschapsverplichting aan mij schul-dig is, vraag ik hem in ruil daarvoor de mijne aan de Stam aante nemen.'

De man van de Stam overwoog het verzoek heel ernstig enwas dankbaar dat hij van dit probleem op de hoogte werd ge-steld. Een verwantschapsverplichting ruilen was meer aan-vaardbaar dan je leven te danken hebben aan een man van deAnderen en hem een stukje van je geest te geven. Uiteindelijkknikte hij. 'Guban is het met de ruil eens,' zei hij en voelde gro-te opluchting.

Guban maakte de amulet los die om zijn nek hing en maaktedie open. Hij schudde de inhoud in zijn hand en haalde er eenvoorwerp uit, een van zijn eerste tanden. Hij had geen gaten inzijn gebit, maar zijn tanden waren op een merkwaardige ma-nier afgesleten, voornamelijk doordat hij ze als gereedschapgebruikte. De tand in zijn hand was afgesleten, maar lang nietzo als die in zijn mond.

'Neem dit alsjeblieft aan als teken van verwantschap,' zeiGuban.

Jondalar werd verlegen. Hij had niet beseft dat persoonlijketekenen zouden worden uitgewisseld om de schuldenruil te be-krachtigen en wist niet wat hij de man van de Stam kon gevendat dezelfde betekenis had. Ze hadden haast niets bij zich en hijhad maar weinig om weg te geven. Plotseling kreeg hij een idee.

Uit een lus in zijn riem haalde hij een zakje te voorschijn enliet de inhoud in zijn hand rollen. Guban keek verrast. In Jon-dalars hand lagen klauwen en twee hoektanden van een hole-beer - de holebeer die hij afgelopen zomer had gedood kort na-dat ze aan hun lange Tocht waren begonnen. Hij gaf Gubaneen van de tanden. 'Alsjeblieft, neem dit als teken van verwant-schap aan.'

Guban bedwong zijn begerigheid. De tand van een holebeerwas een machtig teken dat hem hoge status verleende en als ie-

mand je die gaf, was dat een grote eer. Het deed hem genoegendat de man van de Anderen zo gepast zijn positie had erkenevenals de verplichting die hij aan de hele Stam had. Het zodiepe indruk maken als hij zijn volk over de ruil vertelde. Hinam het teken van verwantschap aan, legde het in zijn hand esloot die stevig tot een vuist.

'Goed!' zei Guban beslist, alsof er een koop was geslotenToen deed hij een verzoek. 'Omdat we nu verwant zijn, moetewe elkaar over onze stammen vertellen en over het gebied dze gebruiken.'

Jondalar beschreef de ligging van zijn geboorteland in hetalgemeen. Het grootste deel van het gebied aan de anderekant van de gletsjer was Zelandonisch of daarmee verwant.Daarna vertelde hij gedetailleerd over de Negende Grot van deZelandoniërs. Guban beschreef het zijne en Ayla kreeg de in-druk dat ze niet zover uiteen woonden als ze had veronder-steld.

Voor het eind van hun gesprek kwam Charoli's naam nog tersprake. Jondalar had het over de moeilijkheden die de jonge-

nan iedereen had bezorgd en vertelde wat men van plan wasm een eind aan zijn wandaden te maken. Guban vond die in-

ichtingen voldoende belangrijk om deze aan andere stammenJoor te geven en vroeg zich af, of zijn gebroken been niet eeneluk bij een ongeluk zou blijken te zijn.Guban zou zijn stam veel te vertellen hebben. Niet alleen date Anderen ook last van de man hadden en van plan waren ietsegen hem te doen, maar ook dat een aantal Anderen bereidas tegen hun eigen soort te vechten om mensen van de Stam teelpen. Sommigen konden zelfs behoorlijk spreken! Eenrouw die heel goed kon communiceren, een man met een be-er kte, maar nuttige vaardigheid, wat in zekere zin nog meeraarde had, omdat hij een man was en nu ook verwant. Eenergelijk contact met de Anderen en dat hij hen kende en be-reep, zou hem nog meer status verlenen, zeker als hij zijn beeneer helemaal kon gebruiken. Ayla legde die avond het berke-

astwindsel aan. Guban voelde zich uitstekend toen hij ginglapen en zijn been deed nauwelijks pijn.

Ayla werd de volgende morgen met een heel onbehaaglijk ge-oel wakker. Ze had weer een vreemde droom gehad, heel le-ensecht, waarin grotten en Creb voorkwamen. Ze verteldeeze aan Jondalar. Wat later overlegden ze hoe ze Guban bijjn volk zouden terugbrengen. Jondalar noemde de paarden,

aar maakte zich gelijktijdig zorgen dat hun oponthoud teng duurde. Ayla meende dat Guban hiermee nooit zou in-

emmen, de tamme paarden verwarden hem.

Nadat ze waren opgestaan, hielpen ze Guban en terwijl Aylaochtendmaaltijd klaarmaakte, demonstreerde Jondalar hetbruik van de loopstokken. Guban stond erop deze ook teoberen, tegen Ayla's bezwaren in, en was verbaasd hoe han-

g die waren. Hij kon echt lopen zonder gewicht op zijn beenlaten rusten.

'Yorga,' riep Guban naar zijn vrouw toen hij de krukkend neergelegd, 'maak je gereed om te vertrekken. Na de maal-

d gaan we. Het is de hoogste tijd om naar de Stam terug teren.'

'Het is nog te vroeg,' zei Ayla en maakte onderwijl de geba-

ren van de Stam. 'Je moet je been laten rusten anders geneest het niet goed.'

'Mijn been rust als ik hiermee loop.' Hij wees op de krukken.

'Als je beslist weg wilt, kun je op een van de paarden rijden,' zei Jondalar.

Guban keek verschrikt. 'Nee! Guban loopt op eigen benen. Met deze loopstokken. We delen nog een maaltijd met onze nieuwe verwanten, en dan gaan we.'