9.

Jondalar bekeek de opstelling van de kudde oerossen langs de rivier. De runderen stonden verspreid tussen de voet van de helling en de rand van het water, op verschillende weitjes met voedzaam groen gras en hier en daar kreupelhout en bomen. De gevlekte koe stond alleen op een veldje, dat aan een zijde werd begrensd door een dichte groep berken en laaggroeiende elzen die haar van de andere leden van de kudde scheidde. Het kreupelhout zette zich onder aan de heuvelhelling voort en ging aan de andere zijde van het veldje over in pollen zeggegras en scherpbladige rietsoorten, waar de drassige grond afliep naar een moerassige inham die vol hoge bamboeplanten en katte- staarten stond.

Hij keerde zich naar Ayla en wees naar het moeras. 'Als jij doorrijdt langs de rivier, voorbij die bamboe en kattestaarten, en ik door die opening in het elzenbosje naar haar toega, krijgen we haar tussen ons en kunnen we haar klem rijden.'

Ayla bekeek de situatie en knikte instemmend. Toen stapte ze af. 'Ik wil mijn speerhouder vastbinden voor we beginnen,' zei ze, en ze bevestigde de lange, buisvormige houder van onge- looid leer aan de riemen van haar rij deken van zachte hertehuid. In de stijve leren houder staken ettelijke goedgemaakte, elegante speren met slanke ronde punten van been, die tot naaldscherpte waren geslepen en gepolijst en onderaan gespleten om ze aan de lange houten schachten te kunnen bevestigen. Elke speer was aan het uiteinde getooid met twee rechte veren en een inkerving overdwars.

Terwijl Ayla haar speerhouder vastbond, pakte Jondalar een speer uit zijn speerhouder, die op zijn rug aan een over één schouder lopende riem was bevestigd. Hij had zijn speerhouder altijd zo gedragen als hij te voet op jacht ging en hij was eraan gewend. Maar bij het lopend reizen met een draagstel op zijn rug, had hij zijn speren in een speciale houder opzij van zijn draagstel meegedragen. Hij legde de speer in zijn speerwerper om die klaar te hebben.

Jondalar had de speerwerper uitgevonden in de zomer die hij bij Ayla in haar vallei had doorgebracht. Het was een unieke en opzienbarende vernieuwing, een geïnspireerde, absoluut geniale schepping, die was voortgekomen uit zijn natuurlijke technische aanleg en een intuïtief gevoel voor natuurkundige principes die pas over honderden eeuwen zouden worden omschreven en vastgelegd. Het idee was zeer ingenieus, maar de speerwerper op zich was een bedrieglijk eenvoudig apparaatje.

Hij was uit een enkel stuk hout gevormd, ongeveer vijftigcentimeter lang en vijf centimeter breed, en liep aan de voorzijde toe. Hij werd horizontaal gehouden en bezat een groef in de lengte over het midden waarin de speer rustte. Een simpele achter aan de werper uitgesneden pin paste in de gleuf in het stompe uiteinde van de speer en fungeerde als hulpmiddel om hem niet te laten verschuiven en op koers te houden als hij werd geworpen, wat bijdroeg tot de trefzekerheid van het jachtwapen. Voor aan Jondalars speerwerper waren aan weerskanten twee lussen van zachte hertehuid bevestigd.

Om de speer te gebruiken, werd hij met het stompe eind tegen de pen in de speerwerper gelegd. Duim en wijsvinger werden door de leren lussen aan de voorzijde van de speerwerper gestoken, die tot bijna halverwege de veel langere speer kwam, op een goed evenwichtspunt, en hielden de speer min of meer op zijn plaats. Maar bij het werpen trad een belangrijker functie in werking. Als men de voorkant van de werper stevig vasthield, kwam het achtereind omhoog waardoor de werpende arm als het ware werd verlengd. Dit verhoogde de hefboomwerking en de vaart van de worp, waardoor de kracht en de lengte ervan weer werden vergroot.

Het met een speerwerper werpen van een speer ging ongeveer als een worp met de hand; het verschil school in de resultaten. Met de speerwerper kon de schacht met de lange punt meer dan tweemaal zo ver worden voortgestuwd dan een met de hand geworpen speer, met vele malen meer kracht.

Bij Jondalars uitvinding werd van een mechanisch handigheidje gebruik gemaakt om die spierkracht over te brengen en te verveelvoudigen, maar dit was niet het eerste werktuig waarbij die principes werden aangewend. De mensen van zijn volk hadden een traditie van creatieve uitvindingen achter zich en hadden soortgelijke ideeën op andere wijzen ten nutte gemaakt. Bijvoorbeeld een scherp stuk vuursteen dat men in de hand hield, was een doeltreffend snijwerktuig, maar als men er een handvat aan maakte, verschafte dat de gebruiker de mogelijkheid veel meer kracht te zetten en nauwkeuriger te werken. Het ogenschijnlijk simpele idee om handvatten aan dingen te bevestigen - aan messen, bijlen, dissels en andere snij-, hak- en boorwerktuigen, een langere steel aan scheppen en harken en zelfs een soort los handvat om een speer mee te werpen - vergrootte de effectiviteit van die werktuigen vele malen. Het was niet zomaar een simpel ideetje, maar een belangrijke uitvinding die het werk vergemakkelijkte en de overlevingskansen sterk vergrootte.

Hoewel de mensen voor hen allengs verschillende gebruiksvoorwerpen en werktuigen hadden ontwikkeld en verbeterd, waren de mensen van Jondalars en Ayla's soort de eersten diezo uitzonderlijk fantasierijk en vernieuwend bezig waren. Hun hersenen waren makkelijk tot het werken met abstracties in staat. Ze konden op nieuwe ideeën komen en bedenken hoe ze die moesten uitwerken. Uitgaand van eenvoudige voorwerpen waarbij intuïtief begrepen, geavanceerde principes werden toegepast, kwamen ze tot bepaalde conclusies die ze in andere omstandigheden gingen toepassen. Ze deden meer dan bruikbare werktuigen uitvinden, ze vonden het wetenschappelijk denken uit. En uit dezelfde bron van creativiteit en door datzelfde vermogen tot abstraheren te gebruiken, waren zij de eersten, die de wereld om hen heen waarnamen in symbolische vorm, de eersten die het wezen ervan konden vangen en reproduceren; bij hen begon de kunst.

Toen Ayla klaar was met het vastbinden van haar speerhouder steeg ze weer op. Toen ze zag dat Jondalar een speer gereedhield, legde ook zij er een in haar speerwerper en reed, deze losjes maar behoedzaam vasthoudend, in de door Jondalar aangegeven richting. De wilde runderen bewogen zich langzaam grazend voort langs de rivier en de koe die ze hadden uitgekozen, bevond zich nu op een andere plek, niet meer zo afgezonderd van de andere. Een stierkalf en een koe waren dicht in de buurt. Ayla volgde de rivier, Whinney leidend met knieën, dijen en de beweging van haar lichaam. Bij het naderen van hun beoogde prooi zag ze de lange man door de opening in het kreupelhout aan de overkant van het groene weitje komen aanrijden. De drie oerossen bevonden zich tussen hen in.

Jondalar hief de arm waarmee hij de speer vasthield, in de hoop dat Ayla zou begrijpen dat hij dit bedoelde als teken dat ze moest wachten. Misschien hadden ze de strategie uitvoeriger moeten doornemen voordat ze uiteengingen, maar het was moeilijk de tactiek van een jacht precies uit te stippelen. Zoveel hing af van de situatie die ze aantroffen en hetgeen het prooidier deed. De beide dieren die nu dicht bij de gevlekte koe graasden, vormden een bijkomende complicatie, maar ze hoefden zich niet te haasten. Hun aanwezigheid scheen de dieren niet te verontrusten en hij wilde een plan uitwerken voordat ze op het beest toestormden.

Plotseling richtten de koeien hun koppen op en hun tevreden onverschilligheid veranderde in gespannen verontrusting. Jondalar bekeek de dieren en voelde ergernis opkomen die aan echte woede grensde. Wolf was gekomen en liep met zijn tong uit zijn bek naar de runderen toe, er tegelijkertijd dreigend en schalks uitziend. Ayla had hem nog niet opgemerkt en Jondalar moest een impuls haar toe te schreeuwen dat ze het dier moest laten weggaan onderdrukken, maar de koeien zouden van geschreeuw slechts schrikken en er op een holletje vandoorgaan. Dus zwaaide hij met zijn arm om haar blik te vangen en wees met zijn speer naar de wolf.

Ayla zag Wolf, maar ze begreep niet helemaal wat Jondalar met zijn gebaren wilde en probeerde dat in de gebarentaal van de Stam naar hem terug te seinen en om uitleg te vragen. Hoewel hij enige basiskennis van de taal van de Stam bezat, interpreteerde Jondalar op dat moment de gebaren niet als taal en herkende haar handbewegingen niet. Hij concentreerde zich op de vraag hoe hij een uit de hand lopende situatie moest redden. De koeien waren gaan loeien en het kalf dat hun angst aanvoelde, zette een keel op. Ze leken alle drie op het punt te staan weg te stormen. Wat begonnen was als een bijna perfecte situatie waarin ze moeiteloos konden toeslaan, was snel bezig in verspilling van moeite en tijd te ontaarden.

Voordat de zaak nog meer verergerde, liet Jondalar Renner in beweging komen, juist toen de effen gekleurde koe besloot er voor de man en het paard vandoor te gaan in de richting van bomen en kreupelhout. Het blatende kalf volgde haar. Ayla wachtte lang genoeg om zich ervan te vergewissen op welk dier Jondalar zijn zinnen had gezet en galoppeerde toen op de gevlekte koe af. Ze kwamen ieder van een kant naar de oeros, die nog in de wei stond en hen nerveus loeiend in het oog hield tot zij plotseling wegrende in de richting van het moeras. Ze stoven er achteraan, maar toen ze het dier bijna klem hadden, dook de koe ineens weg, maakte rechtsomkeert en stormde tussen de beide paarden door naar de bomen aan de andere kant van de wei.

Ayla verplaatste haar gewicht en Whinney veranderde meteen van richting. De merrie was aan snelle koers- en tempover- anderingen gewend. Ayla had eerder te paard gejaagd, zij het op kleinere dieren die ze met haar slinger neerhaalde. Jondalar had meer problemen. Een bevel via een leidsel was minder snel door te geven dan een verplaatsing van lichaamsgewicht en de man en zijn jonge hengst hadden veel minder ervaring in het samen jagen, maar na een aanvankelijke aarzeling galoppeerden ook zij achter de wit gevlekte oeros aan.

De koe ging op volle snelheid naar het groepje bomen en het dichte kreupelhout vóór haar. Als ze die dekking haalde, zou ze daar moeilijk te volgen zijn en bestond er een gerede kans dat ze zou ontkomen. Ayla op Whinney en achter haar Jondalar op Renner liepen op de oeros in, maar alle grazende dieren verlieten zich op hun snelheid om aan roofdieren te ontsnappen. En wilde runderen konden als het moest bijna zo snelvoetig als paarden zijn.

Jondalar dreef Renner aan en het paard reageerde met een explosie van snelheid. Zijn speer in balans brengend om eenpoging te kunnen doen de vluchtende koe te treffen, kwam Jondalar naast Ayla rijden en stormde dan voor haar uit, maar op een subtiel teken van de vrouw hield de merrie hem bij. Ayla hield haar speer eveneens gereed en zelfs in galop reed ze met een soepele, moeiteloze gratie die het resultaat was van veel oefening en de wijze waarop ze het paard in het begin onbedoeld had geleerd. Ze had het gevoel dat veel signalen aan het paard meer een verlengstuk van haar gedachten waren, dan een bewust leiden van het dier. Ze hoefde slechts te denken hoe en waarheen ze het dier wilde laten lopen en Whinney gaf gehoor aan haar wensen. Ze voelden elkaar zo volledig aan dat ze nauwelijks besefte dat de subtiele bewegingen van haar lichaam die de gedachten begeleidden haar wensen aan het sensitieve en intelligente dier doorgaven.

Toen Ayla haar speer richtte, rende Wolf plotseling naast de vluchtende koe mee. De oeros werd door de haar meer vertrouwde rover van haar stuk gebracht en veranderde haar pas vertragend van richting. Wolf sprong tegen de kolossale oeros op en de gevlekte koe draaide zich om om de viervoetige jager met haar grote scherpe horens af te weren. De wolf viel terug, sprong opnieuw en beet zich, in een poging een kwetsbare plek waar dan ook te vinden, met zijn scherpe tanden en sterke kaken in de zachte, onbeschermde neus vast. De enorme koe loeide luid, richtte haar kop op, zodat ze Wolf van de grond tilde, en schudde heftig haar kop heen en weer om zich van de oorzaak van haar pijn te ontdoen. De half versufte, jonge hondachtige bleef vasthouden, als een slappe zak van bont bungelend aan haar neus.

Jondalar had onmiddellijk de verandering van snelheid waargenomen en stond gereed om er zijn voordeel mee te doen. Hij stormde in galop op de dieren toe en smeet van dichtbij zijn speer met grote kracht naar de koe. De scherpe benen punt doorboorde de zwoegende flank en drong via de ribben diep in vitale inwendige organen. Ayla volgde vlak achter hem en haar speer trof een ogenblik later doel en gleed aan de andere kant schuin achter de ribbenkast diep naar binnen. Wolf bleef aan de neus van de koe hangen tot zij op de grond viel. Doordat het gewicht van de grote wolf haar omtrok, viel ze zwaar op haar zij, zodat Jondalars speer brak.

'Maar hij heeft ons wel degelijk geholpen,' zei Ayla. 'Hij heeft de koe tegengehouden voordat ze bij de bomen was.' De man en de vrouw probeerden moeizaam de enorme oeros om te rollen om bij de onderzijde van het dier te kunnen, daarbij over de plas dik bloed stappend die was ontstaan onder de diepe snede waarmee Jondalar de strot van het dier had geopend.

'Als hij haar in het begin niet had opgejaagd, zou die koe pas op de loop zijn gegaan wanneer we bijna bij haar waren. Dan hadden we haar makkelijk te pakken gekregen,' zei Jondalar. Hij raapte de schacht van zijn afgebroken speer op, maar gooide die weer op de grond met de gedachte dat hij de speer misschien had kunnen redden als Wolf de koe er niet op had laten belanden. Het was veel werk een goede speer te maken.

'Dat kun je nooit weten. Die koe ontweek ons heel handig en hard lopen deed ze ook.'

'Die koeien trokken zich niets van ons aan, totdat Wolf kwam. Ik probeerde je nog duidelijk te maken dat je hem moest roepen, maar ik wilde niet schreeuwen, want dan waren ze weggelopen.'

'Ik wist niet wat je wilde. Waarom zei je het niet in Stamge- baren? Ik vroeg het je almaar, maar je lette niet op,' zei Ayla.

Stamgebaren? dacht Jondalar. Het was niet bij hem opgekomen dat ze de taal van de Stam gebruikte. Dat was inderdaad een goede manier om elkaar seinen door te geven geweest. Toen schudde hij zijn hoofd. 'Ik betwijfel of het enig nut zou hebben gehad. Hij zou waarschijnlijk toch niet zijn blijven staan, ook al had je geprobeerd hem te roepen.'

'Misschien niet, maar ik denk dat Wolf zal kunnen leren ons te helpen. Hij helpt me al klein wild op te jagen. Kleintje heeft ook geleerd met me op jacht te gaan. Hij was een goede jacht- kameraad. Als een holeleeuw kan leren met mensen mee te jagen, zal Wolf dat ook kunnen,' zei Ayla, met het gevoel hem te moeten verdedigen. Tenslotte hadden ze die oeros neergelegd en Wolf had daarbij geholpen.

Jondalar vond Ayla's inschatting van de vaardigheden die een wolf kon aanleren niet realistisch, maar het had geen zin met haar in discussie te gaan. Ze behandelde het dier al als een kind en ze zou het slechts heftiger gaan verdedigen.

'Wel, we moeten deze koe maar eens gaan leeghalen voordat ze gaat opzetten. We zullen haar hier moeten villen en in stukken snijden, zodat we die naar het Kamp kunnen vervoeren,' zei Jondalar, waarbij hem een nieuw probleem inviel. 'Maar hoe moet dat met die wolf?'

'Wat is er met Wolf?' vroeg Ayla.

'Als we die oeros in stukken snijden en een deel naar het Kamp sjouwen, zal hij aan het vlees kunnen vreten dat hier achterblijft,' zei de man met stijgende ergernis, 'en als we teruggaan om de rest te halen, kan hij aan het vlees zitten dat we naar het Kamp hebben gebracht. Een van ons moet hier blijven om het vlees in de gaten te houden en de ander moet daar blijven. Maar hoe kunnen we dan nog meer stukken in het Kamp krijgen? We zullen hier een tent om het vlees te drogen moetenopzetten in plaats van een hut in het Kamp te kunnen gebruiken, alleen door Wolf!'

Hij was zeer geprikkeld door de problemen die de wolf in zijn ogen gaf en dacht niet helder.

Hij maakte Ayla boos. Misschien zou Wolf zich op het vlees storten als zij er niet was, maar hij zou het niet aanraken zolang zij bij hem was. Ze zou er gewoon voor zorgen dat Wolf bij haar bleef. Zoveel last gaf hij ook weer niet. Waarom vitte Jondalar zo op hem? Ze wilde iets terugzeggen, bedacht zich en floot Whinney. Met een soepele sprong steeg ze op en wendde zich naar Jondalar. 'Maak je geen zorgen. Ik krijg die koe wel naar het Kamp,' zei ze onder het wegrijden en riep Wolf.

Ze reed met grote snelheid terug naar de woning van aarde, sprong van haar paard, haastte zich naar binnen en kwam naar buiten met een stenen bijl met korte steel, die Jondalar voor haar had gemaakt. Toen steeg ze weer op en dreef Whinney naar het berkenbosje. Jondalar zag haar naar boven rijden, weer naar beneden komen en het bos in gaan en vroeg zich af wat ze van plan was. Hij was begonnen de buik van de oeros open te snijden om ingewanden en maag te verwijderen, maar onder dat werk was hij ten prooi aan gemengde gevoelens. Hij meende dat zijn bezorgdheid voor de jonge wolf absoluut gerechtvaardigd was, maar het speet hem die tegenover Ayla te hebben uitgesproken. Hij wist hoe ze tegenover het dier stond. Zijn klachten zouden niets uitrichten en hij moest toegeven dat ze met de opvoeding van de wolf veel meer had bereikt dan hij voor mogelijk had gehouden.

Toen hij haar hout hoorde hakken, drong het tot hem door wat ze van plan was en zette ook hij koers naar het bos. Hij zag Ayla nijdig inhakken op een hoge, rechte berk midden in het bosje dicht bij elkaar staande bomen, zo tegelijk haar woede afreagerend. Wolf is niet zo erg als Jondalar zegt, dacht ze. Misschien heeft hij die oeros bijna op de vlucht gejaagd, maar hij heeft ook geholpen. Ze hield even op om te rusten en fronste haar voorhoofd. Als ze geen prooi hadden kunnen neerhalen, zou dat dan hebben betekend dat ze niet welkom waren? Dat de geest van de Moeder niet wilde dat ze hun intrek in het Kamp namen? Als Wolf hun jacht had laten mislukken, zou ze er nu niet over staan te denken hoe ze die koe moesten vervoeren, dan zouden ze nu bezig zijn te vertrekken. Maar als het de bedoeling was dat ze bleven, had hij hun jacht niet kunnen laten mislukken, waar of niet? Ze begon opnieuw te hakken. Het werd te ingewikkeld. Ze hadden de gevlekte koe gedood, ook al had Wolf zich ermee bemoeid - en geholpen - dus mochten ze de woning gebruiken. Misschien waren ze toch naar deze plek geleid, dacht ze.

Plotseling verscheen Jondalar. Hij probeerde haar de bijl uit handen te nemen. 'Waarom zoek jij geen andere boom en laat je me deze afmaken,' zei hij.

Hoewel niet meer zo boos, verzette Ayla zich tegen zijn bemoeienis. 'Ik heb je gezegd dat ik die koe naar het Kamp zou krijgen. Dat kan ik heus wel zonder jouw hulp.'

'Ik weet dat je dat kunt, op dezelfde manier waarop je mij naar je grot in de vallei hebt gekregen. Maar met z'n tweeën heb je die nieuwe palen veel vlugger klaar,' zei hij, en hij voegde eraan toe: 'Ja, ik moet toegeven dat je gelijk had. Wolf heeft ons inderdaad geholpen.'

Ze onderbrak haar beweging halverwege de bijlslag en keek naar hem. Op zijn voorhoofd zag ze zijn oprechte bezorgdheid, maar uit zijn expressieve blauwe ogen spraken gemengde gevoelens. Hoewel ze zijn verontrusting over Wolf niet begreep, straalde de intense liefde die hij voor haar voelde uit zijn ogen. Ze werd naar die ogen getrokken door het pure mannelijke magnetisme van zijn nabijheid, de fascinatie die hij niet volledig besefte te bezitten en waarvan hij de kracht niet kende, en ze voelde haar weerstand verdwijnen.

'Maar jij hebt ook gelijk,' zei ze enigszins berouwvol. 'Hij heeft ze op hol laten slaan voordat we klaar waren en hij had de hele jacht kunnen laten mislukken.'

Jondalars frons verdween in een opgeluchte glimlach. 'Dan hebben we allebei gelijk,' zei hij en het volgende ogenblik lagen ze in eikaars armen en vond zijn mond de hare. Ze hielden elkaar innig omklemd, opgelucht dat hun twist voorbij was en verlangend de afstand die tussen hen was ontstaan door fysieke intimiteit op te heffen.

Toen ze voldoende uiting aan hun intense opluchting hadden gegeven, maar nog met de armen om elkaar heen stonden, zei Ayla: 'Ik denk echt dat Wolf zal kunnen leren ons bij de jacht te helpen. We moeten hem het alleen bijbrengen.'

'Ik weet het niet. Misschien wel. Aangezien we hem de hele reis bij ons zullen hebben, vind ik dat je hem alles moet leren wat hij wil leren. Je kunt hem misschien in ieder geval leren zich er niet mee te bemoeien als we op jacht zijn,' zei hij.

'Jij moet ook helpen, zodat hij naar ons beiden luistert.'

'Ik betwijfel of hij zal letten op wat ik zeg,' zei hij. Hij voegde eraan toe, toen hij zag dat ze hem weer wilde tegenspreken: 'Ik wil het proberen als jij dat wilt.' Hij nam haar de stenen bijl uit handen en besloot het over een ander idee te hebben dat ze geopperd had. 'Je zei iets over het gebruik van Stamgebaren als we niet naar elkaar willen roepen. Dat zou handig kunnen zijn.' Toen Ayla naar een andere boom van de juiste vorm en lengte op zoek ging, glimlachte ze.

Jondalar bekeek de boom waarmee ze bezig was geweest om te zien hoeveel hak werk die nog zou vereisen. Het viel niet mee om een harde boom met een stenen bijl om te hakken. Het snel splinterende vuursteen van het snijvlak was niet te dun geslepen, zodat het niet te makkelijk door de kracht van de slag zou breken, en veroorzaakte geen diepe snee, maar liet slechts spaanders weg springen. De boom zag er meer uit alsof hij was doorgeknaagd dan doorgehakt. Ayla luisterde naar het ritmische geluid van steen op hout terwijl ze nauwkeurig de bomen van het bosje bekeek. Toen ze een geschikte vond, maakte ze een kerfje in de schors en ging op zoek naar een derde.

Toen de bomen die ze nodig hadden waren geveld, sleepten ze die naar de open plek en haalden met messen en de bijl de takken eraf. Daarna legden ze die naast elkaar op de grond. Ayla bekeek hun lengte en tekende die af, waarna ze de boomstammen met een bijl op gelijke lengte brachten. Terwijl Jondalar de inwendige organen van de oeros verwijderde, liep zij naar het Kamp om touwen te halen en een hulpmiddel dat ze had gemaakt van aaneen geknoopte en gevlochten leren riemen en veters. Ze bracht bij haar terugkeer ook een van de uiteengetrokken vloermatten mee, riep Whinney bij zich en hing haar het speciale tuig om.

Ze pakte twee lange palen - de derde had ze alleen nodig voor de driepoot waarmee ze voedsel buiten bereik van ronddolende aaseters hield - en bevestigde het dunnere eind aan het tuig dat ze het paard had omgedaan, waarbij ze ze boven de schoften liet kruisen. De zwaardere onderkanten sleepten over de grond, één aan elke kant van de merrie. Met koorden bevestigde ze de biezen mat op de dicht boven de grond verder uiteenlopende palen van het sleeptoestel en maakte er nog extra koorden aan om de oeros vast te binden en op haar plaats te houden.

Met een blik op de omvang van de enorme koe begon Ayla zich af te vragen of die zelfs voor de sterke steppepaarden niet te veel zou zijn. De man en de vrouw moesten beiden zwoegen om de oeros op het sleeptoestel te krijgen. De mat had minimale draagkracht, maar door het dier op de palen vast te binden, voorkwamen ze dat het over de grond sleepte. Na hun inspanningen was Ayla nog bezorgder dat de last voor Whinney te zwaar zou zijn en ze kwam bijna op haar idee terug. Jondalar had inmiddels de maag, ingewanden en andere organen verwijderd, misschien moesten ze het dier toch ter plekke villen en in beter te hanteren stukken snijden. Ze voelde niet meer zo'n grote behoefte hem te laten zien dat ze de koe alleen naar het Kamp kon krijgen, maar aangezien het dier al op het sleeptoe-

stel was geladen, besloot ze Whinney het maar te laten proberen.

Was Ayla verbaasd toen het paard de zware last over het ruwe terrein begon te slepen, Jondalar was nog veel verbaasder. De oeros was groter en zwaarder dan Whinney en het was een hele inspanning, maar doordat twee punten over de grond sleepten en het grootste deel van het gewicht dat de palen droegen op de grond rustte, was de last te hanteren. De helling was moeilijker, maar het stoere steppepaard volbracht ook die opdracht. Op de oneffen bodem van ieder willekeurig natuurlijk oppervlak was het sleeptoestel verreweg het meest efficiënte voertuig voor het transporteren van lasten.

Het ding was Ayla's uitvinding, geboren uit nood, gelegenheid en een intuïtieve gedachtensprong. Toen ze alleen woonde zonder iemand om haar te helpen, zag ze zich dikwijls geconfronteerd met de noodzaak iets te verplaatsen dat te zwaar was om zelf te kunnen dragen of slepen - zoals een geheel, volgroeid dier - en moest ze dat gewoonlijk in kleinere stukken opdelen en daarna een manier bedenken om dat wat ze niet meteen kon meenemen tegen aaseters te beschermen. Haar werd een unieke gelegenheid geboden door de merrie die ze had grootgebracht: ze kreeg de kans de kracht van een paard te gebruiken om haar te helpen. Maar haar speciale voordeel lag in het bezit van een brein dat de mogelijkheden kon zien en de middelen bedenken.

Toen ze bij de aardhut kwamen, maakten Ayla en Jondalar de oeros los en leidden na woorden en omhelzingen van dank en lof het paard weer naar beneden om de ingewanden van de koe op te halen. Ook deze waren nuttig. Toen ze bij de open plek kwamen, pakte Jondalar zijn gebroken speer. Het voorste deel van de schacht was afgebroken: de punt zat nog in het karkas vast, maar het lange, rechte deel was heel. Misschien kon hij het ergens voor gebruiken, dacht hij, en nam het mee.

Terug in het Kamp haalden ze Whinney's tuig van haar af. Wolf liep om de inwendige organen te snuffelen; ingewanden waren een lievelingskostje van hem. Ayla aarzelde even. Als ze ze nodig had gehad, kon ze ze voor verschillende doeleinden gebruiken, van het opslaan van vet tot het waterdicht maken van iets, maar ze konden niet veel meer meenemen dan ze al bij zich hadden.

Waarom leek het, dacht ze, dat ze, omdat ze paarden hadden en meer konden meenemen, ook meer nodig hadden? Ze herinnerde zich dat, toen ze bij de Stam vertrok en te voet reisde, ze alles wat ze nodig had in een bagagemand op haar rug meedroeg. Het was waar dat een tent veel gerieflijker was dan het lage afdakje van huiden dat ze toen had gebruikt, dat ze extrastellen kleding bij zich hadden, winterkleren die ze nu niet droegen, en meer eten en gebruiksvoorwerpen en... ze zou nooit alles in een bagagemand kunnen meedragen, besefte ze. Ze gooide Wolf de nuttige, maar nu onnodige, ingewanden toe en zij en Jondalar zetten zich aan het uitbenen van de koe. Na ettelijke, strategisch geplaatste sneden, begonnen ze samen aan de huid te trekken, wat efficiënter was dan het villen met een mes. Ze gebruikten alleen een scherp stuk gereedschap om enkele toompjes door te snijden op plekken waar de huid aan de spierlaag vastzat. Met een beetje inspanning kwam het vlies tussen huid en spierlaag keurig los en uiteindelijk hielden ze alleen de twee gaten van de speerpunten over in een anderszins volmaakte huid. Ze rolden die op om te voorkomen dat zij te snel droogde en ze legden de kop opzij. De kop en de hersenen waren vet en mals en ze namen zich voor die heerlijkheden 's avonds te consumeren. De schedel met de grote horens zouden ze in het Kamp achterlaten. Hij kon voor iemand een speciale betekenis hebben en zo niet, dan zaten er nog vele bruikbare delen aan.

Daarop nam Ayla de maag en de blaas mee naar het stroompje dat het Kamp van water voorzag om ze te wassen, en Jondalar ging naar de rivier om kreupelhout en dunne boompjes te zoeken, die zich zouden laten buigen tot een rond, komvormig geraamte voor het bootje. Ook zochten ze naar afgevallen takken en drijfhout. Ze zouden enkele vuren moeten aanleggen om dieren en insekten van hun vlees weg te houden, en ook 's nachts binnen een vuur brandend moeten houden.

Ze werkten tot het bijna donker was; eerst verdeelden ze de koe in grote stukken, sneden toen het vlees tot tongvormige reepjes en hingen die te drogen over van rijshout gemaakte rekken, maar nog waren ze niet klaar. Ze zetten de rekken voor de nacht in de woning. Hun tent was nog vochtig, maar ze vouwden haar op en namen haar ook mee naar binnen. De volgende dag zouden ze die weer opzetten als ze het vlees eveneens naar buiten brachten om wind en zon het droogproces te laten voltooien.

De volgende ochtend begon Jondalar, nadat ze het laatste vlees hadden kleingesneden, aan de bouw van de boot. Met zowel stoom als in het vuur verhitte stenen boog hij het hout voor het skelet in vorm. Ayla was hevig geïnteresseerd en wilde weten waar hij die werkwijze had geleerd.

'Van mijn broer Thonolan. Hij was speermaker,' legde Jondalar uit. Hij hield het uiteinde van een boompje dat hij had gebogen neer terwijl zij het met een pees uit de achterpoot van de oeros aan een rondlopend deel vastsnoerde.

'Maar wat heeft het maken van speren te doen met het maken van boten?'

'Thonolan kon een speerschacht maken die zuiver recht was. Maar om te leren hoe je de kromming uit hout moet halen, moet je eerst leren hoe je hout moet buigen en dat kon hij even goed. Hij was er veel beter in dan ik. Hij had er echt gevoel voor. Ik denk dat je zou kunnen zeggen dat zijn handwerk niet alleen het maken van speren was, maar ook het vormen van hout. Hij kon de beste sneeuwschoenen maken, dat wil zeggen dat je een rechte tak of kleine boom moet nemen en die helemaal rondbuigen. Misschien voelde hij zich daarom bij de Sha- ramudiërs zo thuis. Dat waren experts in het werken met hout. Zij gebruikten heet water en stoom om hun boomkano's in de gewenste vorm te buigen.'

'Wat is een boomkano?' vroeg Ayla.

'Dat is een uit een hele boom gesneden boot. De voorkant is tot een smal toelopende punt gevormd en de achterkant ook, en hij glijdt zo makkelijk en soepel door het water dat het net lijkt of je daar met een scherp mes doorheen snijdt. Het zijn prachtige boten. Deze, waar we nu mee bezig zijn, is daarbij vergeleken log, maar hier zijn geen grote bomen. Je zult die boomstamkano's of prauwen te zien krijgen als we bij de Sha- ramudiërs komen.'

'Hoe lang duurt het nog voordat we daar zijn?'

'Het is nog een hele afstand. Achter die bergen,' zei hij, met zijn blik naar het westen in de richting van de zich vaag tegen de heiige zomerlucht aftekenende hoge pieken.

'Oh,' zei ze met een gevoel van teleurstelling. 'Ik hoopte dat het niet zo ver zou zijn. Het zou leuk zijn mensen te zien. Ik wou dat er in dit Kamp iemand was geweest. Misschien komen ze nog terug voordat wij weg zijn.' Jondalar bemerkte een zeker melancholiek verlangen in haar stem.

'Voel je je eenzaam?' vroeg hij. 'Je hebt zo lang alleen in de vallei gewoond dat ik dacht dat je eraan gewend zou zijn.'

'Misschien is dat juist de reden. Ik ben lang genoeg alleen geweest. Een tijdje vind ik het niet erg, soms wel prettig, maar we hebben al lang geen mensen meer gezien... Het leek me leuk met iemand te praten,' zei ze en keek hem aan. 'Ik ben zo blij dat jij bij me bent. Zonder jou zou het erg eenzaam zijn.'

'Ik ben ook blij, Ayla. Blij dat ik deze reis niet alleen heb hoeven maken, blijer dan ik kan zeggen dat jij meegekomen bent. Ik verheug me er ook weer op mensen te zien. Wanneer we bij de Grote Moederrivier komen, moeten we ze tegenkomen. We hebben over open land gereisd. Mensen wonen meestal in de buurt van vers water, rivieren of meren, niet midden op het droge land.'

Ayla knikte en hield het uiteinde vast van de volgende slanke boom die boven hete stenen en stoom was verhit, terwijl Jon-

dalar hem zorgvuldig tot een cirkel boog. Daarop hielp ze hem die aan de andere vast te sjorren. Aan de grootte van het bouwsel kon ze zien dat ze de hele oeroshuid voor de bespanning nodig zouden hebben. Er zouden niet meer dan een paar flardjes overblijven, niet genoeg om een nieuwe vleestas van ongelooid leer te maken om de tas te vervangen die ze bij de overstroming was kwijtgeraakt. Ze hadden de boot nodig om de rivier over te komen. Ze zou iets anders moeten bedenken wat ze kon gebruiken. Misschien kan het ook in een mand, dacht ze, een dicht gevlochten, lange en tamelijk platte mand die is afgedekt. Er waren kattestaarten, rietplanten en wilgen in de buurt, meer dan genoeg materiaal voor het maken van manden, maar zou het met een mand gaan?

Het probleem van het vervoeren van vers vlees was dat er bloed uit bleef sijpelen en hoe dicht je een mand ook vlocht, uiteindelijk zou het er toch door lekken. Daarom voldeed dik, hard, ongelooid leer zo goed. Het absorbeerde het bloed langzaam, lekte niet en kon, na een tijd gebruikt te zijn, worden gewassen en opnieuw gedroogd. Ze moest iets hebben dat aan dezelfde voorwaarden voldeed. Ze moest erover nadenken.

Het probleem hoe ze haar vleestas moest vervangen, bleef haar bezighouden en toen het skelet voor de boot klaar was en ze het lieten liggen om de pees hard en stijf te laten indrogen, ging Ayla naar de rivier om materialen voor het maken van een mandje te halen. Jondalar ging met haar mee tot aan het berkenbosje. Aangezien hij alles klaar had liggen voor het bewerken van hout, had hij besloten nieuwe speren te maken om de speren die hij was kwijtgeraakt of die waren gebroken te vervangen.

Wymez had hem voor zijn vertrek nog goede vuursteen gegeven, al ruw in vorm gehakt, zodat er makkelijk nieuwe speerpunten van konden worden gemaakt. De speer met benen punten had hij gemaakt voordat ze van de Zomerbijeenkomst weggingen om te laten zien hoe men dat deed. Ze waren kenmerkend voor de soort die zijn volk gebruikte, maar hij had ook de van een vuursteenpunt voorziene speren van de Mamutiërs leren maken. Omdat hij een bedreven vuursteenklopper was, ging dat hem vlugger af dan het in vorm snijden en polijsten van benen punten.

's Middags begon Ayla een speciale mand te maken om vlees in te bewaren. Toen ze in de vallei woonde, had ze vele, lange winteravonden haar eenzaamheid verlicht door het maken van onder andere manden en matten en ze was zeer snel en handig in het vlechten geworden. Ze kon een mand bijna in het donker maken en haar nieuwe vleesdraagmand was af voordat ze naar bed ging. Het was een uitstekend stukje werk, ze had zorgvuldig nagedacht over vorm, grootte en materialen en hoe strak zij gevlochten moest zijn, maar ze was niet helemaal tevreden.

Ze ging in de zich verdiepende schemering naar buiten om haar absorberende kussentje wol te verwisselen en dat wat ze had gedragen in het beekje uit te spoelen. Ze hing het dicht bij het vuur te drogen, maar buiten Jondalars blikveld. Daarna ging ze zonder hem rechtstreeks aan te kijken naast hem op hun slaapvachten liggen. Vrouwen van de Stam leerden tijdens hun maandstonde mannen zoveel mogelijk te mijden en nimmer rechtstreeks aan te kijken. Het maakte mannen van de Stam heel nerveus om een vrouw in haar periode om zich heen te hebben. Het had haar verbaasd dat Jondalar er geen enkele moeite mee had, maar zij had dat nog wel en zij deed alle moeite discreet te zijn als ze zich verzorgde.

Jondalar had haar altijd tijdens haar maandstonde ontzien, omdat hij haar innerlijke onrust aanvoelde, maar toen zij in bed lag, boog hij zich over haar heen om haar te kussen. Hoewel ze haar ogen dichthield, reageerde ze vol warmte. Hij ging weer op zijn rug liggen en naast elkaar lagen ze te kijken naar het spel van het vlammenlicht op muren en plafond van hun gerieflijk onderkomen en praatten wat, terwijl ze er op lette hem niet aan te kijken.

'Ik zou die huid willen aansmeren als zij om het skelet zit. Als ik de hoeven, de restjes huid en botten lang in water laat koken, wordt het een heel dikke, kleverige soort bouillon, die bij drogen hard wordt. Hebben we iets dat ik voor dat koken kan gebruiken?'

'We kunnen vast wel iets bedenken. Moet het lang koken?'

'Ja. Het moet inkoken om dik te worden.'

'Dan kan je het het beste pal boven het vuur koken, zoals soep... Misschien een stuk huid. We zullen moeten opletten en er water bij blijven doen, maar zolang ze nat blijft, zal ze niet gaan branden... Wacht eens, wat vind je van de maag van die oeros? Ik heb er water in laten staan, om haar niet te laten uitdrogen en om water bij de hand te hebben voor koken en wassen, maar ze zou een goede nieuwe kookzak zijn,' zei Ayla.

'Dat lijkt me niet,' zei Jondalar. 'We moeten er niet steeds water bij blijven doen. Het moet dik worden.'

'Dan is een waterdichte mand met hete stenen erin het beste. Ik kan er morgenochtend een maken,' zei Ayla. Maar hierna wilden haar levendige gedachten haar niet in slaap laten vallen, al lag ze rustig en ontspannen. Ze bleef denken dat er een betere manier was om het mengsel van Jondalar te laten inkoken. Het schoot haar alleen niet te binnen. Ze sliep al bijna, toen ze het wist. 'Jondalar! Nu weet ik het weer.'

Ook hij dommelde, maar schoot met een ruk wakker. 'Hé! Wat is er?'

'Niks. Ik herinner me net hoe Nezzie vet smolt en dat lijkt me de beste manier om dat dikke spul van jou te maken. Je graaft een ondiepe kuil in de grond, in de vorm van een kom, en bekleedt die met een stuk huid - er moet een stuk van de oeros over zijn dat groot genoeg is. Dan breek je wat botten en strooit die over de bodem en dan zet je het water met de hoeven en wat je nog meer wilt erin. Je kunt het laten koken zolang je stenen blijft verhitten en de stukjes bot zullen voorkomen dat de hete stenen het leer raken, waardoor het niet doorbrandt.'

'Goed, Ayla. Dat doen we,' zei Jondalar, nog half in slaap. Hij rolde zich op zijn zij en lag weldra te snurken.

Nog iets anders hield Ayla's gedachten bezig en wakker. Ze was van plan geweest om als ze vertrokken de oerosmaag voor de mensen van het Kamp achter te laten om als waterzak te gebruiken, maar zij moest nat gehouden worden. Wanneer ze uitdroogde, werd ze stijf en zou ze niet meer haar oorspronkelijke soepele, bijna waterdichte toestand terugkrijgen. Zelfs als ze de maag met water vulde, zou dat er uiteindelijk door sijpelen en verdampen, en ze wist niet wanneer het volk van het Kamp zou terugkomen.

Plotseling had ze het. Bijna had ze weer een kreet geslaakt, maar ze onderdrukte die op tijd. Jondalar sliep al en ze wilde hem niet wekken. Ze zou de maag laten drogen en als voering voor haar nieuwe vleestas gebruiken, waarbij ze die precies kon laten passen door haar als zij nog nat was de goede vorm te geven. Ayla viel in de duistere woning in slaap met een blij gevoel dat het haar was gelukt een manier te bedenken om het zeer noodzakelijke, kwijtgeraakte gebruiksvoorwerp te vervangen.

De volgende dagen, waarin het vlees droogde, waren ze beiden druk bezig. Ze voltooiden de ronde boot en smeerden de bekleding in met de lijm, die Jondalar had gemaakt door hoeven, beenderen en stukjes huid in te koken. Terwijl die droogde, maakte Ayla manden voor het vlees dat ze als geschenk voor de mensen van het Kamp achterliet, kookmanden ter vervanging van die ze verloren had en plukmanden waarvan ze er eveneens enkele wilde achterlaten. Ze verzamelde dagelijks eetbare planten en medicinale kruiden en droogde het een en ander om mee te nemen.

Jondalar ging op een dag met haar mee om naar iets te zoeken waarvan hij peddels voor de boot kon maken. Kort nadat ze op weg waren gegaan, vonden ze tot zijn genoegen de schedel van een reuzenhert dat was omgekomen voordat de grote, handvormige geweibladen waren afgebroken, zodat hij twee even grote had. Dat was al vroeg in de ochtend, maar hij bleefde rest van de morgen buiten bij Ayla. Hij begon bepaalde voedselplanten te identificeren en daardoor te begrijpen hoeveel Ayla eigenlijk wist. Haar kennis van planten en hun toepassingen was ongelooflijk. Toen ze bij het Kamp terugkwamen, verwijderde Jondalar de kartels van de brede geweibladen en bevestigde deze aan stevige, vrij korte stokken, zodat het uitstekend te gebruiken peddels werden.

De volgende dag besloot hij het gereedschap voor het vormen van hout, dat hij had neergezet om het hout voor het skelet van de boot te buigen, voor het recht maken van schachten voor nieuwe speren te gebruiken. Het vormgeven en glad schuren nam het grootste deel van de twee volgende dagen in beslag, zelfs met de speciale gereedschappen die hij in een met veters dichtgebonden, opgerolde leren lap bij zich droeg. Iedere keer dat hij bij het werken de kant van de hut passeerde waar hij hem had neergegooid, zag Jondalar de kapotte speerschacht die hij uit de vallei had meegenomen en voelde hij een steek van ergernis. Wat jammer dat hij op geen enkele manier die rechte schacht kon redden zonder er een afgeknotte en niet in balans zijnde speer van te maken. Elke speer die hij nu met zoveel inspanning maakte, kon niet zo makkelijk afbreken.

Toen hij zich ervan had overtuigd dat de speren in de lucht een rechte baan zouden beschrijven, gebruikte hij een ander stuk gereedschap, een smal vuursteenblad met een beitelachtig uiteinde, dat in een van een geweitak gemaakt handvat stak om een diepe gleuf in de dikkere, stompe einden van de schacht uit te steken. Daarna klopte Jondalar uit de al voorbereide vuursteenknollen die hij bij zich had nieuwe speerpunten en bevestigde die aan de schachten met de dikke lijm, die hij als buiten- laag voor de boot had gemaakt, en verse pees. De taaie, vezelige pees kromp bij het drogen, zodat de verbinding sterk en solide werd. Hij maakte zijn werk af door aan elke speer lange veren te bevestigen, die hij bij de rivier had gevonden en die afkomstig waren van de talrijke adelaars met hun witte staartveren, valken en zwarte wouwen, die in deze streek leefden en zich met de in overvloed aanwezige marmotten en kleine knaagdieren voedden.

Zij hadden een doelwit neergezet in de vorm van een dik, met gras gevuld bedkussen dat de das had opengescheurd en onbruikbaar had gemaakt. Bekleed met restjes huid van de oeros absorbeerde het de kracht van een worp zonder de speren te beschadigen. Zowel Jondalar als Ayla oefende elke dag. Ayla deed dat om haar trefzekerheid te behouden, maar Jondalar experimenteerde met schachten van verschillende lengten en punten van diverse grootten om te zien welke, samen met de speerwerper, het best voldeden.

Toen zijn nieuwe speren klaar waren en gedroogd, namen hij en Ayla ze mee naar hun oefenterrein om ze met de speerwerper uit te proberen en ieder een aantal uit te kiezen. Hoewel ze beiden zeer handig met het jachtwapen waren, gooiden ze bij hun oefenworpen er onvermijdelijk wel eens naast en miste de speer het gecapitonneerde doel, waarna deze gewoonlijk zonder schade aan te richten of op te lopen op de grond neerkwam. Maar toen Jondalar een juist voltooide speer met zijn machtige armzwaai wegwierp, die niet alleen het doel miste maar een groot mammoetbeen trof dat als zitje in de open lucht werd gebruikt, vertrok zijn gezicht pijnlijk. Hij hoorde een krakend geluid toen de speer dubbelknakte en stuiterde. De houten schacht was versplinterd op een zwakke plek, ongeveer vijfentwintig centimeter achter de punt.

Toen hij ging kijken, zag hij dat de brosse vuursteenpunt eveneens langs één rand was afgebroken en er een groot stuk vanaf was gesprongen, zodat een scheve punt overbleef waarvan niets meer te redden viel. Hij was woedend op zichzelf omdat hij een speer die hem zoveel tijd en inspanning had gekost, teloor had laten gaan voordat hij voor iets wat de moeite waard was had kunnen worden gebruikt. In plotselinge woede brak hij de geknakte speer over zijn knie in tweeën en wierp haar op de grond.

Toen hij opkeek, zag hij Ayla naar hem kijken en hij draaide zich met een rode kleur van gêne over zijn emotionele reactie om, bukte zich om de beide stukken op te rapen en wenste dat hij zich er onopvallend van kon ontdoen. Toen hij weer opkeek, maakte Ayla zich op voor het werpen van de volgende speer alsof ze niets had gezien. Hij liep naar hun behuizing en gooide de gebroken speer bij de schacht die tijdens de jacht in tweeën was gegaan en staarde naar de stukken met het gevoel zich te hebben aangesteld. Het was belachelijk zich zo kwaad te maken over het breken van een speer.

Maar het is een hoop werk er een te maken, dacht hij, neerkijkend op de lange schacht waar het uiteinde van was afgebroken en het deel van de speer met de kapotte vuursteen er nog aan die er net voor lag. Jammer dat van die twee stukken niet een hele was te maken.

Starend naar de stukken vroeg hij zich af of dat toch niet zou kunnen, raapte beide stukken weer op en bekeek de kapotte uiteinden nauwgezet. Hij paste ze tegen elkaar en even bleven de versplinterde uiteinden vastzitten; toen vielen ze uiteen. Bij het bekijken van de lange schacht zag hij de inkerving die hij in het stompe uiteinde had gesneden voor de pin van de speerwerper, en hij bekeek het afgebroken uiteinde nog eens.

Als ik in dit eind eens een dieper gat uitsneed, dacht hij, en het uiteinde van het stuk met de kapotte vuursteen in een toelopende punt sneed en ze dan ineen schoof, zou dat dan blijven zitten? Opgewonden liep Jondalar de grote hut in, pakte zijn opgerolde lap leer met gereedschappen en kwam ermee naar buiten. Hij ging op de grond zitten en rolde de lap open, zodat de verscheidenheid aan zorgvuldig gemaakte vuurstenen gereedschappen was te zien en koos het gereedschap uit dat hij als beitel gebruikte. Hij legde het naast zich neer, bekeek de gebroken schacht en pakte het vuursteenmes uit de schede aan zijn gordel; toen begon hij de splinters weg te snijden en het uiteinde glad af te werken.

Ayla had het oefenen met haar speerwerper beëindigd en stopte die samen met haar speren in de houder, die ze nu zodanig aan riemen had bevestigd dat ze hem aan een riem over haar schouder op haar rug kon dragen, net zoals Jondalar. Ze liep met enkele planten die ze had uitgegraven in haar hand naar hun onderdak terug, toen hij haar met een grote glimlach tegemoetkwam.

'Kijk eens, Ayla!' zei hij, de speer omhooghoudend. Het stuk met de afgebroken punt stak in het boveneind van de lange speerschacht. 'Ik heb de speer gemaakt. Ik ga kijken of hij het zo ook doet!'

Ze volgde hem naar het oefendoelwit en keek hoe hij de speer op de werper legde, zijn arm naar achteren boog, mikte en vervolgens de speer met grote kracht wegsmeet. De lange werpspies trof het doelwit en stuiterde. Toen Jondalar ging kijken, zag hij dat de aan het kleine, toelopende stuk schacht vastzittende gebroken punt stevig in het doel zat verankerd. Bij de klap was de lange schacht losgeraakt en weggesprongen, maar toen hij die bekeek, bleek die onbeschadigd. De tweedelige speer had naar verwachting gefunctioneerd.

'Ayla! Besef je wat dit betekent?' Jondalar schreeuwde bijna van opwinding.

'Niet precies,' zei ze.

'Kijk, de punt heeft doel getroffen en is van de schacht losgeschoten zonder te breken. Dat betekent dat ik de volgende keer slechts een nieuwe punt hoef te maken en die aan zo'n kort stuk bevestigen. Ik hoef geen nieuwe, lange schacht te maken. Ik kan twee van deze soort speerpunten maken, meer zelfs, en ik heb maar een paar lange schachten nodig. We kunnen veel meer korte schachten met een punt eraan meenemen, dan allemaal lange speren aan één stuk en als we er een kwijtraken, zal die niet zo moeilijk te vervangen zijn. Hier, probeer jij het eens,' zei hij, de afgebroken punt uit het doel wrikkend.

Ayla bekeek hem. 'Ik ben niet zo goed in het maken van lange, rechte speerschachten en mijn speerpunten zijn niet zo mooi als de jouwe,' zei ze. 'Maar ik geloof dat zelfs ik een vandeze zou kunnen maken.' Ze was al even opgewonden als Jondalar.

Op de dag voordat ze van plan waren te vertrekken, controleerden ze hun reparaties van de door de das aangerichte schade, legden de huid van het dier zo neer dat duidelijk zou zijn dat dit de oorzaak van de vernielingen was geweest en zetten hun geschenken neer. De mand met gedroogd vlees hingen ze aan een van mammoetbot gemaakte dakspant, zodat die moeilijk was te vinden voor ieder ander op buit belust dier. Ayla zette keurig uitgestald manden klaar en hing ook ettelijke bosjes geneeskrachtige kruiden en voedselplanten op, vooral die soorten die door de Mamutiërs algemeen werden gebruikt. Jondalar liet voor de eigenaar van hun onderdak een extra goed gemaakte speer achter.

Ze hingen ook de ten dele gedroogde schedel van de oeroskoe, met de enorme horens er nog aan, aan een paal buiten de woning, zodat aaseters er niet bij konden. De horens en andere delen van de schedel waren voor van alles te gebruiken en zo konden ze meteen aangeven welk vlees er in de mand zat.

De jonge wolf en de paarden schenen aan te voelen dat er verandering op til was. Wolf sprong vol opwinding en energie om hen heen en de paarden waren rusteloos; Renner deed zijn naam eer aan door voortdurend even in korte galop weg te stuiven. Whinney bleef dichter bij het Kamp, uitkijkend naar Ayla en hinnikend als ze haar zag.

Voordat ze naar bed gingen, pakten ze alles in behalve hun slaaprollen en de benodigdheden voor het ontbijt; ook de droge tent, die nu moeilijker was te vouwen en in de bagagemand te proppen. De huiden waren gerookt voordat de vellen leer tot een tent waren verwerkt, zodat ze zelfs na door en door nat te zijn geworden redelijk soepel waren, maar het draagbare afdakje was nog steeds stijf. Het zou bij gebruik weer handelbaarder worden.

Hun laatste nacht in het comfortabele onderkomen lag Ayla te kijken naar de flakkerende weerschijn van het stervende vuur, die over de wanden van de ruime hut speelde, en ze voelde haar emoties in een soortgelijk spel van licht en schaduw door zich heen flakkeren. Ze zag er verlangend naar uit weer op weg te zijn, maar het speet haar de plek te verlaten, die voor haar gevoel in de korte tijd dat ze er waren geweest een thuis was geworden - afgezien van het feit dat er geen mensen waren. De afgelopen dagen had ze zich erop betrapt dat ze veel naar de bovenkant van de helling keek, in de hoop de mensen die in het Kamp woonden te zien terugkeren voordat zij en Jondalar moesten vertrekken.

Hoewel ze nog steeds graag wilde dat ze onverwacht zouden arriveren, had ze de hoop opgegeven en verheugde ze zich eropde Grote Moederrivier te bereiken en langs haar loop misschien iemand te ontmoeten. Ze hield van Jondalar, maar ze vond het heel stil zonder andere mensen, vrouwen, kinderen en ouderen. Ze verlangde ernaar met anderen van haar soort te kunnen lachen, praten en weer van alles te kunnen delen. Maar ze wilde niet verder dan de volgende dag of het volgende Kamp met mensen denken. Ze wilde niet aan Jondalars volk denken of hoe lang ze nog moesten reizen om zijn woonplaats te bereiken, ze wilde er niet aan denken hoe ze die grote, snelstromende rivier gingen oversteken met slechts een kleine ronde boot.

Ook Jondalar lag wakker, zich zorgen makend over hun Tocht en popelend die voort te kunnen zetten, hoewel hij vond dat hun korte oponthoud zeer de moeite waard was geweest. Hun tent was droog, hun vleesvoorraad aangevuld en noodzakelijke onderdelen van hun uitrusting die teloor waren gegaan of beschadigd vervangen. Hij was opgewonden over zijn ontwikkeling van de tweedelige speer en blij dat ze de kano hadden, maar desondanks was hij niet gerust op de oversteek die ze moesten maken. Het was een grote waterloop, breed en snel stromend. Ze waren mogelijk niet ver van zee en het was niet waarschijnlijk dat de rivier smaller zou worden. Er kon van alles gebeuren. Hij zou blij zijn als ze aan de overkant waren.