15.

Darvalo liep voor hen de heuvel af over het slingerende pad door het dicht beboste landschap. Onderaan was een ander pad en ze gingen rechtsaf een meer geleidelijk verlopende helling af. Tijdens de dooiperiode in de lente en in regenachtiger seizoenen diende dit nieuwe voetpad als afvoer voor overtollig water. Hoewel de af en toe als beekbedding fungerende holle weg nu - aan het eind van een hete zomer - droog lag, was ze stenig, waardoor het lopen werd bemoeilijkt.

Paarden waren dieren van de open vlakte, maar Whinney en Renner waren in het bergachtige terrein niet onzeker in hun gang. Ze hadden jong geleerd over het steile, smalle pad naar haar grot in de vallei te gaan. Ayla was echter ongerust dat de paarden zich zouden bezeren door de hobbelige ondergrond en ze was blij dat ze een ander pad insloegen, dat ergens vanaf de heuvel kwam en verder liep. Dit nieuwe weggetje werd kennelijk veel gebruikt en het was op de meeste plaatsen zo breed dat er twee mensen naast elkaar konden lopen, maar dat gold niet voor twee paarden.

Nadat ze de steile helling dwars waren overgestoken en rechtsaf waren gegaan, kwamen ze bij een loodrecht oprijzende rotswand. Toen ze een helling van gruisgesteente bereikten, kwam ook die Ayla bekend voor. Ze had dergelijke ophopingen van scherp, puntig puingesteente onder aan steile rotswanden zien liggen in de bergen waar ze was opgegroeid. Ze bemerkte zelfs de grote witte, hoornvormige bloemen van een forse plant met gekartelde bladeren. De leden van de Mammoetvuurplaats noemden de onwelriekende plant kriekappel vanwege de doornige, groene vruchtjes, en dat riep herinneringen aan haar kindertijd op. Toen had de plant doornappel geheten. Creb en Iza hadden haar gebruikt, ieder voor verschillende doeleinden.

Jondalar kende de plek, omdat hij er fijn grind uit de berg stenen had gezocht om paden en vuurplaatsen mee aan te geven. In het besef er bijna te zijn ging er een golf van vreugdevolle verwachting door hem heen. Na de stenige, glibberige helling was het pad geëffend met een laag rotssplinters en boog om de voet van de hoog oprijzende rotswand. Voor hen konden ze door de bomen en het kreupelhout de hemel zien, en Jondalar wist dat ze de rand van de klif naderden.

'Ayla, ik geloof dat we hier de palen en de bagagemanden van de paarden moeten afhalen,' zei de man. 'Het pad langs de rand van deze rotswand is niet zo breed. We kunnen ze later ophalen.'

Nadat alles was afgeladen, liep Ayla achter de jongeman een stukje langs de wand, in de richting van de open hemel. Jondalar, die wat achterbleef om te kijken, glimlachte toen ze bij de rand van de klif kwam en omlaag keek - en toen snel achteruit stapte. Ze greep zich met een lichte duizeling aan de rotswand vast en liep voetje voor voetje vooruit om omlaag te kijken. Haar mond viel open van opperste verbazing.

Diep onder haar, aan de loodrecht oprijzende klif, liep dezelfde Grote Moederrivier die ze hadden gevolgd, maar Ayla had haar nooit vanuit dit perspectief gezien. Ze had alle vertakkingen van de rivier vaker in één bedding samen gezien, maar altijd vanaf het niveau van een oever die niet veel hoger lag dan het water. De aandrang er vanaf deze hoogte op neer te blijven kijken, was overweldigend.

De dikwijls breed uitwaaierende en meanderende rivier werd door wanden van rotsgesteente gedwongen, die zich loodrecht vanuit het water verhieven, uit wortels die tot diep in de aarde reikten. Terwijl de diepe onderstroom een wedloop aanging met delen van haar die tegen gesteente stuitten, gleed de Grote Moederrivier in al haar gebundelde kracht zwijgend en machtig voorbij, deinend op soepel rollende en wiegende, in hun haast zich over elkaar stortende golven. Hoewel nog vele zijrivieren hun bijdrage zouden leveren voordat de schitterende rivier haar volledige omvang zou bereiken, had ze op deze afstand van de delta al zo'n enorm volume dat enig verschil nauwelijks te zien was, vooral als men op haar enorme massa vlietend water neerkeek.

Hier en daar werd het wateroppervlak midden in de stroom onderbroken door een hoge rotspiek, die de wateren scheidde in krinkelingen van schuim. Terwijl ze stond te kijken, ging een boomstam die zijn weg versperd zag met veel botsen en stoten om zo'n rotspiek heen. Wat ze nauwelijks opmerkte, was een recht onder haar en dicht tegen de klif opgetrokken constructie van hout. Toen ze tenslotte opkeek, zocht Ayla met haar ogen de bergen aan de andere zijde af. Ze bezaten nog afgeronde vormen, maar ze waren hoger en steiler dan stroomafwaarts en evenaarden bijna de hoogte van de spitsere pieken aan haar kant. Nu slechts door de breedte van de rivier gescheiden, waren beide bergketens ooit aaneengesloten geweest, totdat het scherpe lemmet van tijd en getij er een pad tussen sneed.

Darvalo stond geduldig te wachten terwijl Ayla haar eerste aanblik van de opzienbarende toegang tot de woonplaats van zijn volk verwerkte. Hij had daar zijn hele leven gewoond en vond er niets bijzonders aan, maar hij had al eerder gezien hoe vreemden erop reageerden. Het gaf hem een gevoel van trots als mensen zo onder de indruk waren; het deed hem nauwkeuriger kijken en het opnieuw zien, nu door hun ogen. Toen de vrouw zich ten slotte naar hem toekeerde, glimlachte hij en leidde haar om de rand van de bergwand, over een pad dat een met veel moeite verder uitgehakte, oorspronkelijk smalle rotsrichel was. Het bood voldoende ruimte aan twee dicht naast elkaar lopende mensen, zodat het breed genoeg was om vrij makkelijk hout te kunnen dragen of buitgemaakte dieren en andere benodigdheden. Ook voor de paarden was het breed genoeg.

Toen Jondalar op de rand van de klif toeliep, voelde hij de bekende krampen in zijn onderbuik bij het diep omlaag in de leegte kijken. Een gevoel dat hij al die tijd dat hij daar had gewoond nooit helemaal was kwijtgeraakt. Het was niet zo erg dat hij het niet kon beheersen en hij had zeker waardering voor het spectaculaire uitzicht, evenals voor het werk dat het had gekost om zelfs een klein stuk massieve rotswand uit te hakken met geen ander gereedschap dan keien en zware stenen bijlen, maar dat veranderde niets aan de gewaarwording die hij onveranderlijk ervoer. Niettemin was dit beter dan de andere, algemeen gebruikte toegangsweg.

Met Wolf dicht bij zich en Whinney vlak erachter volgde Ayla de jongen om de rotswand. Aan de andere zijde lag een vlak, min of meer U-vormig terreintje van enig formaat. Ooit, in lang vergleden tijden waarin het enorme, door bergen omsloten bassin in het westen nog een zee was die langzaam begon leeg te lopen via de uitloop die dwars door de bergrug werd uitgesleten, had het water veel hoger gestaan en was hier een beschutte baai gevormd. Nu was het een afgeschermde inham in de bergwand, hoog boven de rivier.

Aan de voorzijde werd de bodem door groen gras bedekt dat bijna tot de rand van de loodrecht omlaag lopende klif groeide. Ongeveer halverwege naar achteren tierden welig struiken, die zich dicht tegen de steile zijwanden verdrongen en die langs de steile helling achterin omhoog groeiden. Jondalar wist dat het mogelijk was langs de achterwand omhoog te klimmen, hoewel weinig mensen dat deden. Het was een onhandige omweg, die zelden werd gebruikt. Aan de kant dicht bij hen, in de rondlopende hoek achterin, was een ver uitstekende overkraging van zandsteen, groot genoeg om beschutting te bieden aan uit hout opgetrokken woningen, waardoor een gerieflijk, beschermd woongebied ontstond.

Daar tegenover, aan de met mos begroeide zijde van het terrein, bevond zich het meest gekoesterde onderdeel. Een hoog in de rotswand ontspringende bron van zuiver water sijpelde langs stenen omlaag, viel neer over richels in de wand en liep via een kleinere, zandstenen overkraging in een lange, smalle waterval in een vijver eronder. Het water vervolgde zijn weglangs de er tegenover liggende rotswand naar de rand van de klif en viel omlaag naar de rivier.

Verscheidene mensen hadden hun bezigheden onderbroken toen de stoet met de wolf en de paarden om de bocht van de rotswand verscheen. Toen Jondalar daar kwam, zag hij op elk gezicht gespannen verbijstering.

'Darvo! Wat breng je nu mee?' riep een stem.

'Hola!' zei Jondalar, de mensen in hun eigen taal begroetend. Toen zag hij Dolando. Hij gaf Ayla Renners leidseltouw en liep met een arm om Darvalo's schouder naar de leider van de Grot.

'Dolando! Ik ben het, Jondalar!' zei hij toen hij hem dicht was genaderd.

'Jondalar? Ben jij het werkelijk?' vroeg Dolando, de man herkennend, maar nog aarzelend. 'Waar kom je vandaan?'

'Uit het oosten. Ik heb de winter bij de Mamutiërs doorgebracht.'

'Wie is dat?' vroeg Dolando.

Jondalar wist dat de man wel zeer uit zijn evenwicht moest zijn gebracht toen hij de normale beleefdheidsvormen zó negeerde. 'Haar naam is Ayla, Ayla van de Mamutiërs. De dieren reizen met ons mee. Ze luisteren naar haar of naar mij en ze zullen niemand kwaad doen,' zei Jondalar.

'De wolf ook niet?' vroeg Dolando.

'Ik heb de kop van de wolf aangeraakt en zijn vacht gevoeld,' zei Darvalo. 'Hij heeft niet eens geprobeerd me iets te doen.'

Dolando keek de knaap aan. 'Heb jij hem aangeraakt?'

'Ja. Zij zegt dat je ze moet leren kennen.'

'Hij heeft gelijk, Dolando. Ik zou hier nooit met iemand of iets komen dat jullie kwaad zou kunnen doen. Ga mee en maak kennis met Ayla en de dieren. Je zult het zien.'

Jondalar nam de man mee naar het midden van het veld. Verschillende anderen volgden. De paarden waren aan het grazen, maar hielden bij het naderen van de groep op. Whinney kwam dichter bij de vrouw staan, naast Renner. Ayla hield nog steeds zijn leidsel vast en had haar andere hand op Wolfs kop. De enorme wolf uit het noorden stond waakzaam naast Ayla, zonder echt te dreigen.

'Hoe zorgt ze ervoor dat de paarden niet bang zijn voor de wolf?' vroeg Dolando.

'Ze weten dat ze van hem niets hebben te vrezen. Ze kennen hem al vanaf dat hij een kleine welp was,' legde Jondalar uit.

'Waarom lopen ze niet voor ons weg?' vroeg de leider toen ze dichter bij de dieren kwamen.

'Ze hebben altijd mensen om zich heen gehad. Ik was erbijtoen de hengst werd geboren,' antwoordde Jondalar. 'Ik was ernstig gewond en Ayla heeft mijn leven gered.'

Dolando bleef plotseling staan en keek de man doordringend aan. 'Is zij een shamud?' vroeg hij.

'Ze is lid van de Mammoetvuurplaats.'

Toen verhief een kleine, tamelijk gezette jonge vrouw haar stem. 'Als ze een Mamut is, waar is dan haar tatoeage?'

'We zijn vertrokken voordat ze haar opleiding had voltooid, Tholie,' zei Jondalar en hij glimlachte. De jonge Mamutische was geen zier veranderd. Ze was nog even direct en op de man af als altijd.

Dolando sloot even zijn ogen en schudde zijn hoofd. 'Wat vreselijk jammer,' zei hij en in zijn ogen lag wanhoop. 'Rosha- rio is gevallen en heeft zich lelijk bezeerd.'

'Ja, dat heeft Darvo me verteld. Hij zei dat Shamud is gestorven.'

'Ja, afgelopen winter. Ik wilde een ter zake kundige geneze- res zoeken... We hebben een boodschapper naar een andere Grot gestuurd, maar hun shamud was op reis gegaan. Er is nog een loper naar een andere Grot stroomopwaarts, maar die ligt verder en ik ben bang dat het nu te laat is om nog iets te kunnen doen.'

'Als genezeres is Ayla volledig opgeleid. Ayla is genezeres, Dolando. Een hele goede. Ze heeft haar opleiding gekregen van...' Jondalar herinnerde zich plotseling een van Dolando's weinige blinde vlekken, '... de vrouw die haar heeft grootgebracht. Het is een lang verhaal, maar je kunt me geloven. Ze is ter zake kundig.'

Ze waren bij Ayla en de dieren aangekomen. Ze luisterde oplettend en keek naar Jondalar terwijl hij praatte. Er was enige overeenkomst tussen zijn taal en het Mamutisch, maar zij voelde de betekenis van zijn woorden meer aan door wat zij zag. Ze begreep dat hij pogingen deed de andere man van iets te overtuigen. Jondalar wendde zich naar haar.

'Ayla van de Mamutiërs, dit is Dolando, leider van de Sha- mudiërs, de op het land levende helft van de Sharamudiërs,' zei Jondalar in het Mamutisch. Toen stapte hij over op Dolando's taal: 'Dolando van de Sharamudiërs, dit is Ayla, Dochter van de Mammoetvuurplaats van de Mamutiërs.'

Dolando aarzelde een ogenblik en keek weifelend naar de paarden en daarna naar de wolf. Het was een mooi dier, zoals hij daar waakzaam en rustig naast de lange vrouw stond. De man was geïntrigeerd. Hij was nog nooit zo dicht bij een wolf geweest, hoogstens af en toe bij een wolvehuid. Ze jaagden niet vaak op wolven en hij had ze slechts in de verte of wegrennend op zoek naar dekking gezien. Wolf keek naar hem op een manierdie Dolando het idee gaf op zijn beurt te worden getaxeerd en richtte zijn blik dan weer op de anderen. Het dier leek geen bedreiging, dacht Dolando, en misschien was een vrouw met zo'n gezag over dieren een kundige shamud, ongeacht haar opleiding. Hij stak de vrouw beide handen met de palmen naar boven toe.

'In de naam van de Grote Moeder Mudo, wees welkom, Ayla van de Mamutiërs.'

'In de naam van Mut, de Grote Aardmoeder, dank je, Dolando van de Sharamudiërs,' zei Ayla, zijn beide handen nemend.

De vrouw heeft een vreemd accent, dacht Dolando. Ze spreekt Mamutisch, maar het heeft iets vreemds. Het klinkt niet als het Mamutisch van Tholie. Misschien komt ze uit een andere streek. Dolando kende genoeg Mamutisch om het te kunnen verstaan. Hij was verscheidene malen in zijn leven naar het eind van de grote rivier gereisd om handel met de Mamutiërs te drijven en hij had geholpen Tholie, de Mamutische, te ontvoeren. Dat was wel het minste dat hij voor de leider van de Ramudiërs had kunnen doen, de zoon van zijn vuurplaats te helpen een verbintenis aan te gaan met de vrouw die hij absoluut wilde hebben. Tholie had gezorgd dat vele mensen haar taal leerden, wat bij latere handelsmissies zijn nut had gehad.

Nu Dolando Ayla had welkom geheten, kon iedereen Jondalar begroeten en kennismaken met de vrouw die hij had meegebracht. Tholie stapte naar voren en Jondalar glimlachte naar haar. Via de verbintenis van zijn broer waren ze op een of andere ingewikkelde manier verwanten geworden en hij was op haar gesteld.

'Tholie,' zei hij en hij nam met een brede glimlach haar beide handen in de zijne. 'Ik kan niet zeggen hoe heerlijk ik het vind je weer te zien.'

'Het is ook heerlijk jou te zien en je hebt heel goed Mamutisch leren spreken, Jondalar. Ik moet bekennen dat er ogenblikken zijn geweest waarop ik eraan twijfelde of het je ooit zou lukken.'

Ze liet zijn handen los om naar hem te reiken en hem in plaats van een handdruk een welkomstomhelzing te geven. Hij bukte zich voorover en tilde impulsief, omdat hij zo blij was daar te zijn, het vrouwtje op om haar goed te omhelzen. Enigszins van haar stuk gebracht, bloosde ze en het viel haar in dat de grote, knappe, soms sombere man was veranderd. Ze kon zich niet herinneren dat hij in het verleden zo spontaan zijn genegenheid betuigde. Toen hij haar neerzette, bekeek ze hem goed, ook de vrouw die met hem was meegekomen, overtuigd dat zij er iets mee had te maken.

'Ayla van het Leeuwekamp van de Mamutiërs, dit is Tholie van de Sharamudiërs, vroeger van de Mamutiërs.'

'In de naam van Mut, Mudo of hoe je Haar ook noemt, wees welkom, Ayla van de Mamutiërs.'

'In de naam van de Almoeder, ik dank je, Tholie van de Sharamudiërs, en ik ben heel blij je te ontmoeten. Ik heb zo veel over je gehoord. Heb je geen verwanten in het Leeuwekamp? Ik dacht dat Talut zei dat je familie was toen Jondalar je naam noemde,' zei Ayla. Ze voelde dat de opmerkzame vrouw haar aandachtig bestudeerde. Als Tholie het al niet wist, zou ze heel gauw ontdekken dat Ayla niet bij de Mamutiërs was geboren.

'Ja, we zijn familie. In de verte. Ik kom uit een Kamp in het zuiden. Het Leeuwekamp ligt meer in het noorden,' zei Tholie. 'Ik ken ze wel. Iedereen kent Talut. Het is moeilijk hem niet te kennen en zijn zuster Tulie is een zeer gerespecteerde vrouw,' zei Tholie.

Die vrouw heeft geen Mamutisch accent, dacht Tholie, en Ayla is geen Mamutische naam. Ik weet niet eens of het een accent is, het is gewoon een rare manier van bepaalde woorden uitspreken. Maar ze spreekt het goed. Talut is altijd vlot geweest met mensen opnemen. Hij heeft zelfs die klagerige, oude vrouw opgenomen en haar dochter met die metgezel van veel mindere status. Ik zou meer over deze Ayla en die dieren willen weten, dacht ze, en ze keek Jondalar aan. 'Is Thonolan bij de Mamutiërs?' vroeg Tholie.

Het verdriet in zijn ogen vertelde haar het antwoord al voordat hij de woorden had uitgesproken. 'Thonolan is dood.'

'Het spijt me dat te horen. Markeno zal dat ook erg vinden. Ik kan echter niet zeggen dat ik het niet verwachtte. Zijn wil om te leven is met Jetamio gestorven. Sommige mensen kunnen zich van een tragedie herstellen, sommige niet,' zei Tholie.

De manier waarop de vrouw zich uitdrukte, beviel Ayla. Met gevoel, open en rechtstreeks. Ze was in hart en nieren nog een Mamutische.

De overigen van de Grot, voor zover aanwezig, begroetten Ayla ook. Ze voelde een zekere terughoudende ontvangst, maar de mensen waren nieuwsgierig. Hun begroeting van Jondalar was veel minder gereserveerd. Hij was familie en ze beschouwden hem als een van hen en hij werd warm welkom geheten.

Darvalo had nog de hoed-mand met bramen in zijn handen en wachtte tot alle begroetingen achter de rug waren. Toen gaf hij hem aan Dolando. 'Hier zijn bramen voor Roshario,' zei hij.

De onbekende mand viel Dolando op; die was niet gemaakt zoals zij manden maakten.

'Ik heb ze van Ayla gekregen,' vervolgde Darvalo. 'Ze waren aan het bramen plukken toen ik ze tegenkwam. Deze hadden ze al geplukt.'

Terwijl hij naar de jongeman keek, dacht Jondalar plotseling aan Darvalo's moeder. Hij had niet verwacht dat Serenio daar niet meer zou zijn en dat was een teleurstelling. Op een bepaalde manier had hij oprecht van haar gehouden en hij besefte dat hij zich erop had verheugd haar terug te zien. Was ze in verwachting geweest toen ze vertrok? Van een kind van zijn geest? Misschien kon hij het Roshario vragen. Zij zou het weten.

'Laten we ze haar meteen gaan brengen,' zei Dolando, met een zwijgend knikje als dank naar Ayla. 'Ze zal ze heerlijk vinden. Als je wilt binnenkomen, Jondalar, ik denk dat ze wakker is en ik weet dat ze je graag wil zien. Neem Ayla mee. Ze zal haar ook willen ontmoeten. Ze heeft het heel moeilijk. Je weet hoe ze is. Altijd bezig, altijd de eerste om bezoekers te begroeten.'

Jondalar vertaalde voor Ayla wat er was gezegd en ze knikte bereidwillig. Ze lieten de paarden op het veld achter om te grazen en Wolf gaf ze het teken dat hij bij haar moest blijven. Ze kon zien dat de vleeseter de mensen nog nerveus maakte. Tamme paarden waren vreemd, maar werden niet als gevaarlijk gezien. Wolf was een jager, in staat kwaad aan te richten.

'Jondalar, het lijkt me het beste als Wolf bij me blijft. Wil je Dolando vragen of ik hem mee naar binnen mag nemen? Zeg hem, dat hij gewend is in huis te zijn,' zei Ayla in het Mamutisch.

Jondalar herhaalde haar verzoek, hoewel Dolando haar had verstaan en door zijn subtiele reacties had Ayla dat al vermoed. Ze zou het in gedachten houden.

Ze liepen naar de achterzijde van het terrein, onder de zandstenen overkraging door, langs een centraal gelegen vuurplaats die duidelijk een gemeenschappelijke plaats van samenkomst was, naar een houten bouwsel dat op een schuin aflopende tent leek. Ayla lette op de constructie toen zij naderden. Achteraan stond een nokbalk in de grond verankerd die vooraan door een paal werd ondersteund. Schuin toelopende eiken planken, die waren gemaakt door een grote boomstam in de lengte te splijten, stonden er tegenaan; achteraan waren ze kort, naar voren steeds langer. Toen ze dichterbij kwamen, zag ze dat de planken door boorgaten aan elkaar waren bevestigd met gevlochten, slanke wilgetenen.

Dolando duwde een geel gordijn van zacht leer opzij en hield het op terwijl iedereen naar binnen ging. Hij bond de voorhang samen om meer licht in de hut te krijgen. Binnen waren tussen sommige planken smalle reepjes daglicht te zien, maar op bepaalde plaatsen waren de wanden met tot leer verwerkte huidenafgedekt om tocht tegen te houden, hoewel er in deze baaiachtige, uit de berg geslepen inham niet veel wind kwam. Voor in de hut was een kleine vuurplaats, waarboven een gat in het dak was aangebracht door daar een kortere plank te nemen, maar er was geen voorziening in geval van regen. De overhangende rotswand beschermde het gebouwtje tegen regen en sneeuw. Achterin langs een wand stond een bed bestaande uit een brede houten plank, die aan één kant tegen de wand was vastgemaakt en aan de andere kant door poten werd ondersteund, waarop een leren dek met vulsel en vachten lagen. In het vage licht kon Ayla de gestalte van een liggende vrouw onderscheiden.

Darvalo knielde naast het bed met de bramen in zijn uitgestrekte handen. 'Hier zijn de bramen die ik je heb beloofd, Roshario. Ik heb ze niet geplukt. Ze zijn van Ayla.'

De vrouw opende haar ogen. Ze had niet geslapen, slechts geprobeerd te rusten, maar ze wist niet dat er bezoekers waren aangekomen. Ze verstond de naam die Darvalo noemde niet precies.

'Wie heeft ze geplukt?' vroeg ze met zwakke stem.

Dolando, die over het bed stond gebogen, legde zijn hand op haar voorhoofd. 'Roshario, kijk eens wie er is! Jondalar is terug,' zei hij.

'Jondalar?' zei ze, en ze richtte haar blik op de man die naast Darvalo bij haar bed knielde. Bijna verried zijn gezicht de schrik bij het zien van de pijn die op het hare stond geëtst. 'Ben jij dat echt? Soms droom ik en denk ik dat ik mijn zoon zie, of Jetamio, en dan ontdek ik dat het niet waar is. Ben jij Jondalar of ben je een droom?'

'Het is geen droom, Rosh,' zei Dolando. Jondalar meende tranen in zijn ogen te zien. 'Hij is het echt. Hij heeft iemand meegebracht. Een Mamutische. Ze heet Ayla.' Hij wenkte haar dichterbij te komen.

Ayla gaf Wolf het teken te blijven en liep naar de vrouw toe. Dat zij veel pijn had, was onmiddellijk te zien. Haar ogen stonden glazig en eronder lagen donkere kringen, zodat ze diep leken weggezonken; op haar wangen brandden koortsblosjes. Zelfs op afstand kon Ayla zien dat haar arm onder het lichte dek tussen schouder en elleboog in een groteske hoek lag gekromd.

'Ayla van de Mamutiërs, dit is Roshario van de Sharamudiërs,' zei Jondalar. Darvalo schoof opzij en Ayla nam zijn plaats naast het bed in.

'In de naam van de Moeder, je bent welkom, Ayla van de Mamutiërs,' zei Roshario en ze probeerde overeind te komen, maar gaf deze poging dadelijk op en ging weer liggen. 'Het spijt me dat ik je niet kan begroeten zoals het hoort.'

'In naam van de Moeder, ik dank je,' zei Ayla. 'Je hoeft niet overeind te komen.'

Jondalar vertaalde dit, maar Tholie had tot op zekere hoogte iedereen bij haar taalonderwijs betrokken en een goede basis voor het verstaan van het Mamutisch gelegd. Roshario had Ayla's woorden in grote trekken begrepen en knikte.

'Jondalar, ze heeft verschrikkelijke pijn. Ik ben bang dat het heel erg met die arm is. Ik wil hem bekijken,' zei Ayla, die op het Zelandonisch overstapte opdat de vrouw niet zou weten hoe ernstig ze dacht dat het letsel was, maar de dringende klank in haar stem werd er niet door verbloemd.

'Roshario, Ayla is genezeres, een dochter van de Mammoetvuurplaats. Ze zou je arm willen bekijken,' zei Jondalar, en hij keek naar Dolando om zich ervan te vergewissen dat hij het er mee eens was. De man was bereid alles te proberen wat zou kunnen helpen, zolang Roshario ermee instemde.

'Een genezeres?' zei de vrouw. 'Een shamud?'

'Ja, zoals een shamud. Mag ze even kijken?'

'Ik ben bang dat het te laat is om me nog te kunnen helpen, maar ze kan kijken.'

Ayla ontblootte de arm. Er was kennelijk een poging gedaan hem te zetten en de wond was schoongemaakt en aan het genezen, maar de arm was opgezet en onder de huid stak in een vreemde hoek een stuk bot uit. Ayla voelde aan de arm en probeerde zo voorzichtig mogelijk te werk te gaan. De vrouw vertrok slechts haar gezicht toen Ayla de arm optilde om aan de onderzijde te voelen, maar ze klaagde niet. Ayla wist dat het onderzoek pijnlijk was, maar ze moest aan het bot onder de huid kunnen voelen. Ayla keek in Roshario's ogen, rook haar adem, controleerde het kloppen van de ader in haar hals en pols en liet zich weer op haar hurken zakken.

'Hij is aan het genezen, maar de breuk is niet goed gezet. Ze kan opknappen, maar ik denk niet dat ze ooit haar arm of hand weer zal kunnen gebruiken zoals het er nu voorstaat en ze zal altijd pijn hebben,' zei Ayla in de taal die allen tot op zekere hoogte verstonden. Ze wachtte tot Jondalar het had vertaald.

'Kun jij er iets aan doen?' vroeg Jondalar.

'Ik denk het wel. Het kan te laat zijn, maar ik wil proberen de arm opnieuw te breken op de plek waar hij bezig is verkeerd vast te groeien, en hem daarna op de goede manier te zetten. Het probleem is dat een bot op de plaats waar het opnieuw is vastgegroeid dikwijls sterker is dan elders. Het zou verkeerd kunnen breken. Dan heeft ze twee breuken en meer pijn, voor niets.'

Nadat Jondalar haar woorden had vertaald, viel er een stilte. Tenslotte sprak Roshario.

'Als het verkeerd breekt, kan het niet erger worden dan hetal is, hè?' Het was meer een verklaring dan een vraag. 'Ik bedoel, zo zal ik mijn arm ook niet kunnen gebruiken, dus dat wordt door een tweede breuk niet erger.'

Jondalar vertaalde haar woorden, maar Ayla begon al de klanken en het ritme van het Sharamudisch op te pakken en aan het Mamutisch te relateren. De toon waarop de vrouw sprak en de uitdrukking op haar gezicht brachten nog meer over. Ayla begreep de essentie van wat Roshario zei.

'Maar je moet nog veel meer pijn lijden en je krijgt er misschien niets voor terug,' zei Ayla, die raadde waarvoor Roshario zou kiezen, maar ze wilde dat ze de implicaties goed begreep.

'Ik heb nu niets,' zei de vrouw zonder op de vertaling te wachten. 'Als je het bot goed kunt zetten, kan ik dan mijn arm weer gebruiken?'

Ayla wachtte tot Jondalar haar woorden had overgebracht in de taal die ze kende om er zeker te van zijn dat ze deze correct had geïnterpreteerd. 'Misschien niet volledig, maar ik denk toch tot op zekere hoogte, maar dat kan niemand met zekerheid zeggen.'

Roshario aarzelde niet. 'Als er een kans bestaat dat ik mijn arm weer zal kunnen gebruiken, wil ik dat je het doet. Pijn kan me niets schelen. Pijn is niets. Een Sharamudische moet goede armen hebben om over het pad naar de rivier omlaag te kunnen gaan. Wat is een Sharamudische waard als ze niet eens naar de steiger van de Ramudiërs kan afdalen?'

Ayla luisterde naar de vertaling van haar woorden. Toen zei ze, de vrouw recht in de ogen kijkend: 'Jondalar, zeg haar dat ik zal proberen haar te helpen, maar zeg haar ook dat het er niet om gaat of iemand twee goede handen heeft. Ik heb een man met één arm en één oog gekend, die een nuttig en heel waardevol leven heeft geleid en door zijn hele volk werd bemind en hooglijk gerespecteerd. Ik denk niet dat Roshario bij hem achter zou blijven. Dat weet ik nu al. Het is geen vrouw die het makkelijk opgeeft. Hoe het ook uitpakt, deze vrouw zal zich nuttig blijven maken. Daartoe zal ze een manier vinden en ze zal altijd bemind en gerespecteerd blijven.'

Roshario staarde Ayla aan, terwijl ze naar Jondalars vertaling van haar woorden luisterde. Toen kneep ze haar lippen enigszins samen en knikte. Ze haalde diep adem en sloot haar ogen.

Ayla stond op en bedacht wat ze moest doen. 'Jondalar, wil je mijn bagagemand halen, de rechtse. En zeg Dolando dat ik smalle, lange stukken hout nodig heb om spalken van te maken. En brandhout, en een flinke kookpot, maar eentje waarvan hij het niet erg vindt om hem kwijt te raken. Het is geengoed idee er weer eten in te koken. Ik gebruik hem om een sterk middel tegen pijn te maken.'

Haar gedachten tuimelden voort. Ik moet iets hebben om haar in slaap te brengen voordat we haar arm opnieuw breken, dacht ze. Iza zou doornappel gebruiken. Dat is sterk en werkt het beste tegen de pijn en daardoor zou ze in slaap vallen. Ik heb gedroogde, maar verse zou het beste zijn... wacht eens... heb ik hier niet ergens een plant gezien? Ze sloot haar ogen om het zich te herinneren. Ja! Dat klopt!

'Jondalar, terwijl jij mijn mand haalt, ga ik wat van die doornappel halen die ik onderweg heb zien staan,' zei ze, en ze was in enkele grote passen bij de ingang. 'Wolf, kom mee.'

Ze was het veld al half over toen Jondalar haar inhaalde.

Dolando keek Jondalar, de vrouw en de wolf bij de ingang van de hut na. Hoewel hij niets had gezegd, was hij zich sterk van de aanwezigheid van het dier bewust geweest. Het viel hem op dat de wolf vlak bij de vrouw bleef en zijn stap bij de hare aanpaste. Hij had het kleine handgebaar gezien dat Ayla maakte toen ze op Roshario's bed toeliep en hij had de wolf op zijn buik zien gaan liggen, met opgerichte kop en waakzame oren elke beweging van de vrouw volgend. Toen ze wegging, was hij bij haar bevel meteen opgestaan, vol verlangen weer met haar mee te gaan.

Hij bleef kijken tot Ayla en de wolf, die ze zo zeker van haar zaak onder appèl hield, bij het eind van de rotswand de bocht om gingen. Toen keek hij naar de vrouw op het bed. Voor het eerst sinds dat gruwelijke moment waarop Roshario uitgleed en viel, durfde Dolando een glimpje hoop te voelen.

Toen Ayla terugkwam met een bagagemand en de daturaplan- ten die ze in de poel had gewassen, vond ze een vierkante, houten kookkist - die ze besloot later nauwkeuriger te bekijken - een tweede vol water, een flink heet vuur in de vuurplaats waarin verscheidene gladde, ronde stenen lagen heet te worden, en delen van houten planken. Ze knikte goedkeurend naar Dolando. Ze zocht in de inhoud van de bagagemand tot ze enkele kommen vond en haar oude medicijnbuidel.

Met een kommetje mat ze een hoeveelheid water in de kookkist af, voegde doornappelplanten en wortel toe en gooide een paar druppels water op de kookstenen. Ze liet ze in het vuur liggen om nog heter te worden, haalde haar medicijnbuidel leeg en zocht enkele pakjes uit. Toen ze de rest terugstopte, kwam Jondalar binnen.

'Het is goed met de paarden, Ayla, ze smullen van het gras op het veld, maar ik heb iedereen gevraagd voorlopig bij ze uit de buurt te blijven.' Hij richtte zich tot Dolando. 'Ze kunnenschichtig worden met vreemden in de buurt en ik wil niet dat iemand per ongeluk iets overkomt. We kunnen ze later aan iedereen laten wennen.' De leider knikte. Hij dacht niet dat er op dit moment veel viel te zeggen over wat dan ook. 'Wolf lijkt het buiten niet erg naar zijn zin te hebben, Ayla, en sommige mensen krijgen het van hem op hun zenuwen. Ik vind eigenlijk dat je hem hier moet laten komen.'

'Ik wil hem ook liever hier bij me hebben, maar ik dacht dat Dolando en Roshario misschien liever hadden dat hij buiten wachtte.'

'Laat ik eerst met Roshario praten. Dan wil ze het dier wel binnenlaten,' zei Dolando, zonder op een vertaling te wachten, in een mengeling van Sharamudisch en Mamutisch, dat Ayla zonder problemen begreep. Jondalar wierp hem een verraste blik toe, maar Ayla zette het gesprek gewoon voort.

'Ik moet de maat bij haar nemen, voor de spalken,' zei ze, de stukken plank ophoudend, 'en ik wil dat je deze plankjes afschraapt tot er geen splinters meer aan zitten, Dolando.' Ze pakte een los, tamelijk korrelig brok steen op dat bij de vuurplaats lag. 'En schuur ze dan met deze zandsteen tot ze heel glad zijn. Heb je ook zachte huiden die ik mag versnijden?'

Dolando glimlachte, zij het een tikje grimmig. 'Daar staan we om bekend, Ayla. We gebruiken altijd gemzehuiden en niemand maakt zachter leer dan de Shamudiërs.'

Jondalar keek toe hoe ze zich vol begrip met elkaar onderhielden, al was de taal die ze gebruikten grammaticaal niet bepaald volmaakt en hij schudde verbluft zijn hoofd. Ayla moest hebben geweten dat Dolando Mamutisch kon verstaan, en zij sprak al wat Sharamudisch - wanneer had ze de woorden voor 'plank' en 'zandsteen' geleerd?

'Ik zal er enkele halen als ik met Roshario heb gepraat,' zei Dolando.

Ze liepen naar de vrouw op het bed. Dolando en Jondalar legden uit dat Ayla een wolf als reisgezel had - over de paarden begonnen ze nog maar niet - en dat ze hem graag in de hut wilde laten komen.

'Ze heeft het dier volkomen in de hand,' zei Dolando. 'Hij gehoorzaamt aan haar bevelen en doet niemand kwaad.'

Jondalar wierp hem opnieuw een verraste blik toe. Op een bepaalde manier was er tussen Dolando en Ayla meer doorgekomen dan hij kon nagaan. Roshario stemde dadelijk toe. Hoewel ze nieuwsgierig was naar het dier, leek het helemaal niet verbazingwekkend dat deze vrouw een wolf onder haar gezag had staan. Het gaf haar nog meer vertrouwen in Ayla's kunde. Jondalar had kennelijk een machtige shamud meegebracht, die wist dat ze hulp nodig had, zoals hun oude shamudvele jaren geleden had geweten dat Jondalars broer, die door een neushoorn was opengereten, hulp nodig had. Ze begreep niet hoe Degenen Die de Moeder Dienden die dingen wisten. Ze wisten ze en dat was haar genoeg.

Ayla ging naar de ingang, riep Wolf binnen en bracht hem naar Roshario om kennis te maken. 'Zijn naam is Wolf,' zei ze.

Toen ze het mooie, wilde dier in zijn ogen keek, scheen hij op de een of andere manier haar lijden en kwetsbaarheid aan te voelen. Hij legde een voorpoot op de rand van haar bed. Toen stak hij, met zijn oren plat omlaag en zonder zich in enig opzicht dreigend te gedragen, voorzichtig zijn kop naar voren en likte haar in het gezicht, waarbij hij zachtjes jankte, bijna alsof hij haar pijn voelde. Ayla werd plotseling aan Rydag herinnerd, aan de nauwe band die zich tussen het ziekelijke kind en de opgroeiende wolvewelp had ontwikkeld. Had hij door die ervaring begrip voor menselijke nood en menselijk lijden leren hebben?

Ze stonden allen verbaasd over het zachtmoedige optreden van de wolf, maar Roshario was er volledig door overweldigd. Ze had het gevoel dat er iets wonderbaarlijks was gebeurd dat alleen maar goeds kon voorspellen. Ze strekte haar goede arm uit om hem aan te raken. 'Dank je, Wolf,' zei ze.

Ayla legde de stukken hout tegen Roshario's arm en gaf ze daarna aan Dolando, met een gebaar aangevend hoe lang ze moesten zijn. Toen Dolando naar buiten ging, bracht ze Wolf naar een hoek van het houten optrekje, controleerde weer de kookstenen en besloot dat ze klaar waren. Ze probeerde met twee stukken hout een steen uit het vuur te halen, maar Jondalar kwam met een van gebogen hout gemaakt werktuig, dat speciaal daarvoor was ontworpen en dat genoeg veerkracht bezat om de hete kookstenen stevig beet te pakken, en hij liet haar zien hoe ze het moest gebruiken. Ze legde verscheidene stenen in de kookkist om de datura aan de kook te brengen en bekeek de ongewone bak deze keer nauwkeuriger.

Ze had zoiets nog nooit gezien. De vierkante kist was van één plank gemaakt, die in drie hoeken om een ingekerfde, niet helemaal door het hout gaande groef was gebogen en bij de vierde met pinnen aan haar eigen uiteinde was bevestigd. De vierkante bodem was bij het buigen van de plank onderin in een over de hele lengte aangebrachte groef gelaten. Aan de buitenzijde waren in houtsnijwerk patronen aangebracht en de bovenkant werd afgesloten met een van een handvat voorzien deksel.

Deze mensen hadden zo veel ongewone dingen van hout, dat het Ayla interessant leek te zien hoe ze werden gemaakt. Toen kwam Dolando terug met enkele geelgekleurde huiden en gaf die haar. 'Heb je hier genoeg aan?' vroeg hij.

'Deze zijn te mooi,' zei ze. 'We moeten zachte, absorberende huiden hebben, maar het hoeven niet jullie beste te zijn.'

Jondalar en Dolando glimlachten beiden. 'Dit zijn niet onze beste,' zei Dolando. 'We zouden deze nooit in de handel brengen. Er zitten te veel ongerechtigheden in. Ze zijn voor dagelijks gebruik.'

Ayla wist iets van het bewerken van huiden en van het maken van leer, deze waren soepel en glad en hadden een verrukkelijke zachtheid en fijnheid. Ze was zeer onder de indruk en wilde meer weten, maar het was nu niet het ogenblik. Met het mes dat Jondalar voor haar had gemaakt - een dun, scherp vuurstenen lemmet bevestigd in een ivoren, van mammoettand gemaakt handvat - sneed ze de gemzehuid in brede repen.

Toen opende ze een van haar pakjes en schudde in een kommetje grof poeder van fijngestampte, gedroogde narduswor- tels; de bladeren van de nardusplant leken op die van het vingerhoedskruid, maar de bloemen waren geel en leken op paardebloemen. Ze voegde heet water uit de kookkist toe. Aangezien ze bezig was een kompres te maken om de botbreuk te laten genezen, zou een snufje datura geen kwaad kunnen. De verdovende eigenschappen zouden een handje kunnen helpen. Ze deed er ook verpoederd duizendblad bij vanwege de uitwendig pijnstillende en genezing bevorderende werking. Ze viste de stenen uit de kookkist en deed er nog enkele hete in om het brouwsel aan het sudderen te houden; af en toe rook ze eraan of het sterk genoeg was.

Toen ze vond dat het klaar was, schepte ze wat in een kommetje, liet het vocht afkoelen en bracht het naar Roshario. Dolando zat naast haar. Toen vroeg ze Jondalar precies te vertalen wat ze zei, zodat er geen misverstanden zouden ontstaan.

'Deze medicijn zal zowel de pijn stillen als je in slaap brengen,' zei Ayla, 'een heel sterk en gevaarlijk middel. Sommige mensen kunnen zo'n sterke dosis niet verdragen. Het zal je spieren ontspannen, zodat ik de botten in je arm kan voelen. Het kan zijn dat je je urine verliest of jezelf bevuilt, omdat die spieren zich ook zullen ontspannen. Enkele mensen houden op met ademhalen. Als dat gebeurt, sterf je, Roshario.'

Ayla wachtte tot Jondalar haar boodschap had herhaald, en nog wat langer om er zeker van te zijn dat die geheel was begrepen. Dolando was duidelijk ontsteld.

'Moet je die medicijn gebruiken? Kun je haar arm niet zonder dat spul breken?' vroeg hij.

'Nee. Dat zou te pijnlijk zijn en haar spieren zijn te gespannen. Ze bieden weerstand, waardoor het veel moeilijker is het bot op de goede plek te breken. Ik heb niets anders dat zo goed pijnstillend werkt. Zonder dit kan ik het bot niet opnieuw breken en zetten, maar jullie moeten goed het gevaar beseffen. Ze blijft waarschijnlijk in leven, ook al doe ik niets, Dolando.'

'Maar nergens zal ik meer voor deugen en ik zal altijd pijn hebben,' zei Roshario. 'Dat is geen leven.'

'Je zult pijn hebben, maar dat wil niet zeggen dat je nergens meer voor zal deugen. Er zijn middelen om de pijn te verlichten, hoewel die je ook iets zullen doen. Je kunt dan misschien niet meer zo helder denken,' legde Ayla uit.

'Dus dan ben ik nutteloos of gek,' zei Roshario. 'Als ik sterf, is het dan pijnloos?'

'Je zult in slaap vallen en niet meer wakker worden, maar niemand weet wat er in je dromen kan gebeuren. In je dromen voel je misschien grote angst of pijn. Het is zelfs mogelijk dat jouw pijn je naar de volgende wereld volgt.'

'Geloof jij dat pijn iemand naar de volgende wereld kan volgen?' vroeg Roshario.

Ayla schudde haar hoofd. 'Nee, dat denk ik niet, maar ik weet het niet zeker.'

'Denk je dat ik zal sterven als ik dit drink?'

'Ik zou het je niet geven als ik dacht dat je sterven zou. Maar je kunt ongewone dromen krijgen. Sommigen gebruiken dit, op een andere manier klaargemaakt, om naar andere werelden te reizen, geestenwerelden.'

Hoewel Jondalar de gedachtenwisseling steeds had vertaald, werd het al tussen hen bestaande begrip door zijn woorden slechts verdiept. Ayla en Roshario hadden het gevoel rechtstreeks met elkaar te spreken.

'Misschien moet je het risico niet nemen, Roshario,' zei Dolando. 'Ik wil je niet verliezen.'

Ze keek de man met liefdevolle tederheid aan. 'De Moeder zal een van ons beiden als eerste bij Zich roepen. Of jij verliest mij of ik verlies jou. We kunnen dat op geen enkele manier voorkomen. Maar als Ze bereid is mij nog enige tijd bij je te laten blijven, mijn Dolando, wil ik die niet slechts met pijn en nutteloos doorbrengen. Dan ga ik liever heel rustig nu. En je hebt Ayla gehoord, het is niet waarschijnlijk dat ik aan de medicijn doodga. Al richt dit alles niks uit en schiet ik er niets mee op, dan weet ik tenminste dat ik het heb geprobeerd, wat me de moed zal geven verder te gaan.'

Dolando, die met haar goede hand in de zijne naast haar op het bed zat, keek de vrouw aan met wie hij zo'n groot deel van zijn leven had gedeeld. Hij zag de vastbesloten blik in haar ogen. Ten slotte knikte hij. Toen keek hij naar Ayla.

'Jij bent eerlijk geweest en nu moet ik eerlijk zijn. Ik zal het je niet kwalijk nemen als het niet lukt haar te helpen, maar als ze sterft moet je hier snel vandaan. Ik ben er niet zeker van datik je daarvan dan niet de schuld zal geven en ik weet niet wat ik dan misschien doe. Denk daarover na voordat je begint.'

Jondalar, die dit vertaalde, wist hoeveel verliezen Dolando had geleden: Roshario's zoon, de zoon van zijn vuurplaats en het kind van zijn hart, die net na het bereiken van de volle bloei van zijn mannelijkheid was omgekomen; en Jetamio, het meisje dat als een dochter voor Roshario was geweest en ook Dolan- do's hart had gewonnen. Na de dood van haar eigen moeder was ze bij Roshario opgegroeid en had de door de dood van het eerste kind achtergelaten leegte gevuld. Haar inspanningen om weer te leren lopen, de verlamming te overwinnen die zovelen had weggerukt, vormden haar karakter en ze had door haar beminnelijkheid iedereen voor zich ingenomen, onder wie Thonolan. Het leek zo onrechtvaardig dat ze tijdens de smarten van het kraambed moest worden weggenomen. Hij begreep het dat Dolando, als Roshario stierf, Ayla verantwoordelijk stelde, maar hij zou hem eerder doden dan hem Ayla kwaad te laten doen. Hij vroeg zich af of Ayla niet te veel op haar schouders nam.

'Ayla, misschien moet je er nog eens over nadenken,' zei hij in het Zelandonisch.

'Roshario heeft pijn, Jondalar. Ik moet proberen haar te helpen als zij dat wil. Als zij bereid is het risico te nemen, kan ik niet achterblijven. Er is altijd een risico, maar ik ben medicijnvrouw; dat ben ik nu eenmaal. Ik kan mijzelf evenmin veranderen als Iza dat kon.'

Ze keek naar de vrouw op het bed. 'Ik ben zo ver, als jij dat ook bent, Roshario.'