37.

De mensen van de Grot van de Heilige Hete Bronnen bereidden met veel enthousiasme het Feest ter Ere van de Moeder voor. Hartje winter, in het algemeen saai en vervelend, waren Ayla en Jondalar gekomen en hadden zo veel levendigheid veroorzaakt, dat het leven in de Grot lange tijd veel actiever was geworden. En door het onvermijdelijke vertellen van verhalen zou de opwinding nog vele jaren duren. Vanaf het ogenblik dat ze kwamen aanrijden, zittend op hun paarden en gevolgd door de Wolf Die van Kinderen Hield, was iedereen vol verwachting over wat er verder zou gebeuren. Ze vertelden boeiende verhalen over hun reizen, gaven nieuwe ideeën door en toonden fantastische instrumenten als de speerwerper en de draadtrekker.

Iedereen sprak nu over iets toverachtigs dat de vrouw tijdens de ceremonie zou laten zien, iets met vuur. Losaduna had het erover gehad toen ze hun avondmaaltijd gebruikten. De bezoekers hadden ook beloofd de speerwerper op het veld voor de grot te demonstreren, zodat iedereen de mogelijkheden van dat wapen kon zien, en Ayla zou tonen wat je met een slinger kon doen. Maar hun nieuwsgierigheid werd het meest geprikkeld door het geheim dat met vuur te maken had.

Ayla ontdekte dat de hele tijd in het middelpunt van de belangstelling staan op een bepaalde manier even vermoeiend was als steeds onderweg zijn. De hele avond hadden verschillende mensen enthousiast vragen gesteld en haar mening en ideeën gevraagd over onderwerpen waarover ze niets wist. Toen de zon onderging, was ze moe en had ze geen zin meer in praten. Nadat het donker was geworden, verliet ze al gauw de bijeenkomst rondom het vuur in het midden van de grot om eindelijk naar bed te gaan. Wolf ging met haar mee en Jondalar volgde snel. De mensen van de Grot konden, nu ze weg waren, naar hartelust roddelen en fantaseren.

In het slaapgedeelte dat hun was toegewezen in de ceremoniële ruimte, de woonruimte van Losaduna, troffen ze nog enkele voorbereidingen voor de volgende dag en kropen toen onder hun bontvachten. Jondalar nam haar in zijn armen en dacht er al over de eerste avances te maken die Ayla als zijn voorspel tot paren beschouwde. Maar zij maakte een nerveuze en verstrooide indruk en hij wilde zich sparen. Je kon niet weten wat je stond te wachten op een Moederfeest en Losaduna had erop gezinspeeld dat het misschien goed was zich in te houden en met het Eren van de Moeder te wachten tot na het speciale ritueel dat aan bod zou komen.

Hij had met de Ene Die de Moeder Dient gesproken over zijnongerustheid dat hij misschien geen kinderen kon krijgen, die bij zijn vuurplaats werden geboren, en over de vraag of de Grote Moeder zijn geest wel geschikt vond voor een nieuw leven. Ze hadden besloten een geheim ritueel voor het eigenlijke feest te houden, om de Moeder rechtstreeks Haar Hulp af te smeken.

Ayla lag nog lang wakker toen ze het diepe ademen van de man naast zich hoorde en wist dat hij sliep. Ze was moe, maar kon niet slapen. Ze draaide zich telkens om en probeerde Jondalar met haar rusteloze gewoel niet te storen. Eindelijk dommelde ze in, maar de echte slaap kwam langzaam en haar gedachten dwaalden in vreemde patronen, toen zij zweefde tussen bewuste fantasieën en grillige dromen...

Het weiland zag fris groen met sappig nieuw lentegras en werd opgevrolijkt door verschillende kleuren van bonte bloemen. In de verte zag ze de ivoor-witte, hoge voorzijde van een rotswand, vol holen en gaten, die werden afgewisseld met zwarte, omhooglopende stroken en rondom grote overkragingen. Hoog uit de helder blauwe hemel wierp de zon haar stralende licht op het tafereel. Het zonlicht werd weerspiegeld door de rivier die aan de voet van de rotsen liep, soms dicht er tegenaan, dan weer vrij door het landschap, maar steeds de omtrek van de rotswand schetsend, zonder deze nauwkeurig te volgen.

Ongeveer halverwege het veld, dat zich vanaf de rivier vlak uitstrekte, stond een man naar haar te kijken, een van de Stam. Toen draaide hij zich om en liep in de richting van de rots. Hij leunde op een stok en trok met zijn voet, maar liep vrij snel. Hoewel hij geen teken gaf en niets zei, wist ze dat zij hem moest volgen. Ze snelde naar hem toe en na hem te hebben ingehaald, keek hij haar met zijn ene, goede oog aan. Het was een diep glanzend, bruin oog vol medeleven en kracht. Ze wist dat zijn mantel van berehuid de stomp van een arm bedekte, die toen hij nog een jongen was bij de elleboog was geamputeerd. Zijn grootmoeder, een medicijnvrouw van grote reputatie, had de nutteloze, verlamde arm afgesneden toen zich gangreen voordeed, nadat hij door een holebeer was verscheurd. Creb had daarbij ook zijn oog verloren.

Toen ze dichter bij de rotswand kwamen, zag ze bij de top een merkwaardige formatie van een overkragende rots. Een tamelijk lange, enigszins platte, zuilvormige rolsteen die donkerder was dan de roomkleurige kalkstenen massa waarin hij vastzat, hing over de rand alsof die daar was vastgevroren op het moment dat hij begon te vallen. De steen gaf haar niet alleen de indruk ieder ogenblik te kunnen vallen, waardoor ze een onbehaaglijk gevoel kreeg, maar ze wist eveneens dat hij duidde opiets belangrijks, iets dat ze zich moest herinneren, iets dat ze had gedaan of nog moest doen of juist niet moest doen.

Ze sloot haar ogen en probeerde het zich voor de geest te halen. Ze zag duisternis, dikke fluwelen, tastbare duisternis, zo totaal zonder licht als het slechts heel diep in een berggrot was. Er verscheen in de verte een heel klein flikkerend licht waar ze op de tast door een nauwe gang heen ging. Toen ze dichterbij kwam, zag ze Creb met andere mog-urs en ze werd plotseling vreselijk bang. Ze wilde zich dat niet herinneren en deed snel haar ogen open.

Nu bevond ze zich op de oever van het riviertje dat aan de voet van de rotswand stroomde. Ze keek naar de overkant van het water en zag Creb, die een pad in de richting van de vallende steenformatie opliep. Ze liep achter hem aan, maar wist niet hoe ze de rivier moest oversteken om hem in te halen. Ze riep hem: 'Creb, het spijt me. Ik was niet van plan je in de grot te volgen.'

Hij draaide zich om en wenkte haar met een dringend gebaar. 'Schiet op,' wenkte hij aan de overkant van de rivier, die breder en dieper was geworden en vol ijs. 'Niet langer wachten! Opschieten!'

Het ijsoppervlak werd groter en hij kwam steeds verder te staan. 'Wacht op me! Creb, laat me hier niet achter!' riep ze.

'Ayla! Ayla, wakker worden! Je droomt weer,' zei Jondalar terwijl hij haar zachtjes aanstootte.

Ze deed haar ogen open en werd een enorm gevoel van verlies gewaar. Een merkwaardige, hevige angst overviel haar. Ze zag de met huiden bedekte muren van de woonruimte en een roodachtige gloed van de vuurplaats, terwijl haar blik op het donkere silhouet van de man naast haar rustte. Ze strekte haar armen uit en klampte zich aan hem vast. 'We moeten opschieten, Jondalar! We moeten hier meteen weg,' zei ze.

'Dat doen we ook,' zei hij. 'Zodra we kunnen. Maar morgen is het Moederfeest en we moeten ook nog beslissen wat we over het ijs meenemen.'

'IJs!' zei ze. 'We moeten over een ijsrivier!'

'Ja, dat weet ik,' zei hij haar in zijn armen houdend en pogend haar te kalmeren. 'We moeten nog bedenken hoe we het met de paarden en Wolf gaan doen. We hebben voedsel nodig en iets om water voor ons allemaal te maken. Het ijs is daar heel erg dik.'

'Creb zei dat we moeten opschieten. We moeten weg!'

'Zodra we kunnen, Ayla. Ik beloof het, zodra we kunnen,' zei Jondalar, die een knagende ongerustheid begon te voelen. Ze moesten weg en zo snel mogelijk over die gletsjer trekken, maar ze konden toch niet vóór het Moederfeest vertrekken?

De late middagzon gaf slechts weinig warmte in de vrieskou, maar scheen stralend door de boomtakken die het verblindende westelijke zonlicht niet konden tegenhouden. De beijsde bergtoppen in het oosten weerspiegelden de schitterende bol die in vurige wolken afdaalde en waren bedekt met een rozige gloed die vanuit het ijs leek op te stijgen. Het licht zou spoedig doven, maar Ayla en Jondalar waren nog op het veld voor de grot.

Ayla haalde diep adem en hield die in om zich met het dampende wolkje uit haar mond niet het uitzicht te benemen op het moment dat ze mikte. Ze verlegde de twee stenen in haar hand, deed één in de lus van haar slinger, draaide die rond en wierp, terwijl ze het ene eind losliet. Meteen liet ze de slinger door haar hand glijden om het losse eind te pakken, legde een tweede erin, draaide en wierp. Ze kon sneller dan iemand zich kon voorstellen twee stenen achtereen werpen.

'O!' 'Moet je zien!' De mensen die bij de grote ingang van de grot stonden tijdens de demonstraties speerwerpen en steenslingeren lieten ook hun ingehouden adem ontsnappen en maakten verraste en bewonderende opmerkingen. 'Ze heeft beide sneeuwballen vanaf de andere kant van het veld stukgegooid.' 'Ik dacht eerst dat ze heel goed was in het speerwerpen, maar ze is nog beter met die slinger.'

'Ze zei dat je veel moest oefenen om nauwkeurig een speer te leren werpen, maar hoeveel moet je wel niet oefenen om zo twee stenen te slingeren?' merkte Larogi op. 'Ik denk dat een speer werpen makkelijker te leren is.'

De demonstratie was voorbij en omdat de nacht begon te vallen, ging Laduni voor de mensen staan en kondigde aan dat het feestmaal bijna gereed was. 'Het wordt bij de middelste haard opgediend, maar eerst zal Losaduna het Feest aan de Moeder opdragen bij de Ceremoniële Vuurplaats waar Ayla een tweede demonstratie zal geven. Wat ze jullie gaat laten zien, is heel opmerkelijk.'

Toen de mensen opgewonden de grot weer inliepen, zag Ayla Madenia met enkele vriendinnen praten en ze constateerde met vreugde dat ze lachte. Veel mensen hadden gezegd blij te zijn haar weer te zien meedoen met de activiteiten van de groep, al was ze nog wat verlegen en teruggetrokken. Ayla bedacht onwillekeurig wat een verschil het maakte als mensen begrip voor elkaar hadden. In tegenstelling tot haar ervaring, toen iedereen vond dat Broud het recht had haar te dwingen, ieder moment waarop hij dat wenste, en men het raar vond dat zij zich tegen hem verzette en hem haatte, kon Madenia op de steun van haar volk rekenen. Ze kozen haar partij. Ze waren kwaad op degenen die haar hadden gedwongen, ze begrepen wat een beproeving het was geweest en wilden het kwaad dat haar was aangedaan herstellen.

Zodra iedereen een plaatsje had gevonden binnen de omsloten ruimte van de Ceremoniële Vuurplaats, kwam de Ene Die de Moeder Dient uit de schaduw naar voren en ging achter een brandend vuur staan, dat was omringd met een cirkel van bijna volmaakt gelijke, ronde stenen. Hij pakte een kleine stok met een kloddertje pek aan het eind, hield het in het vuur totdat het vlam vatte, draaide zich om en liep naar de stenen wand van de grot.

Omdat zijn lichaam het uitzicht benam, kon Ayla niet zien wat hij deed, maar toen een gloedvol licht zich om hem heen verspreidde, begreep ze dat hij een of ander vuur had aangestoken, waarschijnlijk een lamp. Hij maakte enkele bewegingen en begon een eentonig lied te zingen dat haar bekend voorkwam, dezelfde opsomming van alle namen van de Moeder die hij had gezongen bij het reinigingsritueel van Madenia. Hij riep de geest van de Moeder aan.

Toen hij terugliep en zich omdraaide om tegenover de verzamelde mensen te staan, zag Ayla dat de gloed van een stenen lamp kwam die hij in een nis in de wand had aangestoken. Het vuur modelleerde meer dan levensgrote, dansende schaduwen van een kleine dunai, en belichtte het fijn gesneden beeldje van een vrouw met duidelijk zichtbare moederlijke attributen: grote borsten en een volle buik, niet zwanger maar goed voorzien van een flinke voorraad vet.

'Grote Aardmoeder, Oorspronkelijke Voorouder en Schepster van al het Leven, Uw Kinderen zijn gekomen om U hun waardering te tonen, U te danken voor al Uw geschenken, grote en kleine, om U te eren,' droeg Losaduna monotoon voor, en de mensen van de Grot deden mee. 'Voor de rotsen en stenen, de beenderen van het land die iets van hun geest geven om de aarde te voeden, zijn we hier bijeen om U te eren. Voor de aarde die iets van haar geest geeft om de planten die groeien te voeden, zijn we hier bijeen om U te eren. Voor de planten die groeien en iets van hun geest geven om de dieren te voeden, zijn we hier bijeen om U te eren. Voor de dieren die iets van hun geest geven om de roofdieren te voeden, zijn we hier bijeen om U te eren. En voor allen die iets van hun geest geven om Uw kinderen te voeden, te kleden en te beschermen, zijn we hier bijeen om U te eren.'

Iedereen kende de woorden. Ayla zag dat zelfs Jondalar meedeed, hoewel hij de woorden in het Zelandonisch uitsprak. Ook zij begon het 'erende' deel te herhalen en al kende ze de rest van de woorden niet, ze wist dat deze belangrijk waren en dat ze deze nooit zou vergeten, als zij ze eens had gehoord.

'Voor Uw grote, gloeiende zoon die de dag verlicht en Uw mooie glanzende Metgezel die de nacht bewaakt, zijn we hier bijeen om U te eren. Voor Uw levenbrengende wateren die de rivieren en zeeën vullen en omlaag regenen uit de hemelen, zijn we hier bijeen om U te eren. Voor de mannen die geschapen zijn om de vrouwen te helpen bij het verzorgen van nieuw leven, en wier geest U neemt om vrouwen te helpen leven te scheppen, zijn we hier bijeen om U te eren. Grote Aardmoeder, Uw kinderen zijn op deze avond bijeen om U te eren.'

Een diepe stilte vulde de grot na het gemeenschappelijk aanroepen. Toen begon er een baby te huilen, wat volkomen gepast leek.

Losaduna stapte achteruit en leek in de schaduw te verdwijnen. Solandia kwam overeind, tilde een mand op die naast de Ceremoniële Vuurplaats stond en wierp as en aarde op de vlammen in de ronde vuurkuil, waardoor het ceremoniële vuur werd gedoofd. Er heerste nu bijna gehele duisternis. Er klonken enkele verraste 'Oh's' en 'Ah's' uit de menigte, die vol spanning wachtte op wat ging gebeuren. Het enige licht kwam van de kleine olielamp die in de nis brandde, waardoor de dansende schaduwen van de Moederfiguur leken te groeien, totdat het leek of deze de hele ruimte vulden. Het vuur was nog nooit zo gedoofd en Losaduna zag dat het effect had.

De twee bezoekers en de mensen die bij de Ceremoniële Vuurplaats woonden, hadden al eerder geoefend en iedereen wist wat hij moest doen. Toen de mensen weer rustig waren, liep Ayla in de donkere ruimte naar een andere vuurplaats. Men was tot de slotsom gekomen dat de eigenschappen van de vuurmaaksteen het voordeligst en met het meest dramatische effect zouden worden vertoond als Ayla een nieuw vuur in een koude haardstede aanstak, zo snel mogelijk nadat het ceremoniële vuur was gedoofd. Een vlug brandbare tondel van gedroogd mos was al bij de tweede vuurplaats gelegd, met aan- maakhout en enkele grotere stukken hout om te verbranden. Ten slotte zou bruinkool worden toegevoegd om het vuur aan de gang te houden.

Tijdens het oefenen was hun gebleken dat wind bij het aanblazen van de vonk hielp, vooral de tocht als de huiden deur van de ceremoniële ruimte werd geopend. Daar was Jondalar nu gaan staan. Ayla knielde met het ijzerpyriet in de ene en een stuk vuursteen in de andere hand. Ze sloeg deze tegen elkaar tot er een grote, lang-durende vonk ontstond, die goed in de verduisterde ruimte was te zien. Ze sloeg de stenen, in een iets andere hoek, weer tegen elkaar, waardoor de vonk op de tondel viel.

Dat was het teken voor Jondalar die de toegangsdeur opende. Terwijl de koude tocht naar binnen kwam, blies Aylazachtjes, gebogen over de vonk die in het droge mos lag te smeulen. Plotseling begon het mos op te flakkeren en omhulde de tondel, waarna een koor van verbaasde en opgewonden commentaren losbarstte. Toen werden aanmaakhoutjes toegevoegd. In de donkere ruimte verspreidde de vlam een roodachtige gloed, die alle gezichten verlichtte en nog groter leek dan zij eigenlijk was.

De mensen begonnen druk en opgewonden met elkaar te praten, vervuld van het wonder, en dat verlichtte de spanning die Ayla had opgebouwd. Binnen enkele ogenblikken - voor de Grot leek het vrijwel onmiddellijk - was er een vuur ontbrand. Ayla hoorde enkele commentaren. 'Hoe heeft ze dat gedaan?' 'Hoe kan iemand zo snel een vuur aanmaken?' Met het eerste werd een tweede vuur in de Ceremoniële Vuurplaats aangestoken, toen ging de Ene Die de Moeder Dient tussen de twee brandende plaatsen staan en sprak.

'De meeste mensen die het niet hebben gezien, geloven niet dat stenen kunnen branden, tenzij wij er een hebben om hun dit te tonen. Brandende stenen zijn het Geschenk van de Grote Aardmoeder aan de Losaduniërs. Onze bezoekers hebben ook een Geschenk gekregen, een vuurmaaksteen; een steen die een eerste aanmaakvonk afgeeft als hij tegen een stuk vuursteen wordt geslagen. Ayla en Jondalar willen ons een stuk vuurmaaksteen geven, niet alleen om te gebruiken, maar ook als voorbeeld om hem te herkennen als we er een vinden. In ruil daarvoor willen ze genoeg voedsel en andere voorraden om over de gletsjer te kunnen komen,' zei Losaduna.

'Dat heb ik hun al beloofd,' zei Laduni. 'Jondalar heeft bij mij een toekomstig recht en heeft dat ervoor gevraagd - niet dat het veel voorstelt. We zouden hun toch voedsel en voorraden hebben gegeven.' Er klonk gemompel van instemming vanuit het gezelschap.

Jondalar wist dat de Losaduniërs voedsel zouden hebben gegeven, zoals Ayla en hij de Grot een vuurmaaksteen hadden gegeven, maar hij wilde niet dat ze spijt van het weggeven van voedselvoorraden zouden krijgen en het misschien krap zouden hebben als het voorjaar en het nieuwe groeiseizoen later begonnen. Hij wilde dat ze het gevoel kregen een goed akkoord te hebben gesloten en hij wilde nog iets anders. Hij stond op.

'We hebben Losaduna een vuurmaaksteen voor algemeen gebruik gegeven,' zei hij, 'maar mijn toekomstig recht omvat meer. Wij hebben meer nodig dan voedsel en voorraden voor onszelf. We reizen niet alleen. Onze reisgezellen zijn twee paarden en een wolf en we hebben hulp nodig om ze over het ijs te krijgen. We hebben voedsel voor onszelf en de dieren nodig, maar nog belangrijker, we zullen water nodig hebben. Als hetalleen om Ayla en mij ging, konden we een waterzak met ijs of sneeuw onder onze tunieken op onze blote huid meedragen, om zo voldoende water voor ons te smelten en misschien voor Wolf, maar paarden drinken ontzettend veel. We kunnen niet voldoende voor ze smelten. We moeten een middel bedenken om genoeg water te dragen of te smelten om ons allemaal over die gletsjer te helpen.'

Er klonk een koor van stemmen met suggesties en ideeën, maar Laduni liet hen zwijgen. 'Laten we erover nadenken en morgen met voorstellen samenkomen. Vanavond is het Feest.'

Jondalar en Ayla hadden al voor verrukkelijke opwinding en geheimzinnigheid gezorgd, waardoor de meestal rustige wintermaanden van de Grot waren verlevendigd en er verhalen te vertellen zouden zijn op Zomerbijeenkomsten. Er was nu nog het geschenk van de vuurmaaksteen en dan nog de uitdaging een uniek probleem op te lossen, een boeiende, praktische en intellectuele puzzel, die een kans bood hun geestelijke spieren te oefenen. De reizigers zouden enthousiaste en gretige assistentie krijgen.

Madenia was naar de Ceremoniële Vuurplaats gekomen om de demonstratie met de vuurmaaksteen te zien, en Jondalar merkte dat ze steeds naar hem keek. Hij had verschillende malen naar haar geglimlacht, waarna zij bloosde en haar hoofd had afgewend. Hij liep op haar toe toen de bijeenkomst afliep en iedereen de Ceremoniële Vuurplaats verliet.

'Hallo, Madenia,' zei hij. 'Wat vond je van de vuurmaaksteen?'

Hij voelde de aantrekkingskracht die hij dikwijls op verlegen jonge vrouwen had voor hun Eerste Riten, die niet wisten wat ze moesten verwachten en die een beetje bang waren, vooral die jonge vrouwen, bij wie hij de opdracht had hen in te leiden in het Geschenk van het Genot van de Moeder. Hij had het altijd prettig gevonden hun Haar Geschenk tijdens hun Eerste Riten te tonen en hij had er een speciaal gevoel voor, waardoor er dikwijls een beroep op hem werd gedaan. Madenia's angst was gegrond, niet de onbestemde angsten van de meeste jonge vrouwen, en hij zou het een grote uitdaging hebben gevonden haar zover te krijgen, dat ze de vreugde in plaats van de pijn leerde kennen.

Jondalar keek haar aan met zijn verbazend levendige blauwe ogen en wilde dat ze konden blijven om deel te nemen aan de zomerrituelen van de Losaduniërs. Hij wilde haar oprecht over haar angst heen helpen en voelde zich werkelijk tot haar aangetrokken, waardoor zijn charme en mannelijke aantrekkingskracht ten volle uitkwamen. Op dat moment glimlachte deknappe en gevoelige man en Madenia's adem stokte in haar keel.

Ze had nog nooit zo'n gevoel gehad. Haar hele wezen werd warm, alsof ze in brand stond, en ze voelde een sterke drang hem aan te raken, maar de jonge vrouw wist niet wat ze met dergelijke gevoelens aan moest. Ze probeerde te glimlachen; verlegen sperde ze haar ogen ver open en schrok van haar vrijpostigheid. Ze deed een stap achteruit en rende snel naar haar woonruimte. Haar moeder zag haar weggaan en volgde haar. Jondalar had eerder een dergelijke reactie gezien. Het gebeurde vaker dat jonge vrouwen zo op hem reageerden, en het maakte haar alleen nog innemender.

'Wat heb je met dat arme kind gedaan, Jondalar?'

Hij keek naar de vrouw die dit had gezegd en glimlachte.

'Ik hoef het niet eens te vragen. Ik herinner me de tijd toen zo'n blik mij ook bijna van mijn stuk bracht. Je broer had ook zo'n charme.'

'En liet jou gezegend achter,' zei Jondalar. 'Je ziet er goed uit, Filonia. Gelukkig.'

'Ja. Thonolan heeft een deel van zijn geest in mij achtergelaten en dat maakt me gelukkig. Jij ziet er ook gelukkig uit. Waar heb je deze Ayla ontmoet?'

'Dat is een lang verhaal. Ze heeft mijn leven gered, voor Thonolan was het te laat.'

'Ik hoorde dat een holeleeuw hem te pakken heeft gehad, dat vind ik heel erg.'

Jondalar knikte en sloot even zijn ogen bij de onvermijdelijke, pijnlijke herinnering.

'Moeder?' zei een meisje. Thonolia hield de hand van Solan- dia's oudste dochter vast. 'Mag ik bij Salia eten en met de wolf spelen? Hij houdt echt van kinderen.'

Filonia keek Jondalar met een bedenkelijk gezicht aan.

'Wolf doet haar geen kwaad. Hij houdt inderdaad van kinderen. Vraag maar aan Solandia. Zij laat hem op haar jongste passen,' zei Jondalar. 'Wolf is samen met kinderen grootgebracht en Ayla heeft met hem geoefend. Je hebt gelijk. Ze is een bijzondere vrouw, vooral met dieren.'

'Het is goed, Thonolia. Deze man laat je niets doen dat je pijn zou kunnen doen. Hij is de broer van de man naar wie jij bent genoemd.'

Er klonk luid tumult. Ze probeerden te zien wat er aan de hand was, terwijl de meisjes wegholden.

'Wanneer gaan ze eindelijk iets doen aan die... die Charoli? Hoe lang moet een moeder nog wachten?' klaagde Verdegia tegen Laduni. 'Misschien moeten we een Moederraad bijeenroepen, als de mannen deze zaak niet aankunnen. Ik weet zekerdat die de gevoelens in een moederhart zou begrijpen en snel een oordeel zou uitspreken.'

Losaduna was bij Laduni komen staan om hem te steunen. Het bijeenroepen van een Moederraad was meestal het laatste redmiddel. Dat kon ernstige repercussies geven en werd alleen gebruikt als er geen andere manier werd gevonden om een probleem op te lossen. 'We moeten niet overhaast te werk gaan, Verdegia. De boodschapper die we naar Tomasi hebben gestuurd, kan elke ogenblik terugzijn. Je kunt vast nog even wachten. En met Madenia gaat het veel beter, vind je niet?'

'Daar ben ik niet zo zeker van. Ze is naar onze haardstede gerend en wil niet zeggen wat er is. Ze zegt dat het niets is en dat ik me geen zorgen moet maken, maar daaraan kan ik toch niets doen?' zei Verdegia.

'Ik kan haar zeggen wat het is,' zei Filonia fluisterend, 'maar ik weet niet of Verdegia het zal begrijpen. Ze heeft gelijk. Er moet iets aan die Charoli worden gedaan. Alle Grotten hebben het over hem.'

'Wat kunnen we doen?' vroeg Ayla die bij hen was komen staan.

'Ik weet het niet,' zei Filonia en ze glimlachte tegen haar. Ayla was gekomen om haar baby te bekijken en vond het blijkbaar heerlijk hem vast te houden. 'Ik geloof dat Laduni's plan goed is. Hij vindt dat alle Grotten moeten samenwerken om de jonge mannen te zoeken en terug te brengen. Hij wil dat de leden van die bende worden gescheiden en onder Charoli's invloed uit komen.'

'Dat lijkt me een goed idee,' zei Jondalar.

'Het probleem ligt bij Charoli's Grot en of Tomasi, die familie van Charoli's moeder is, bereid is mee te doen,' zei Filonia. 'We weten meer als de boodschapper terug is, maar ik kan me voorstellen hoe Verdegia zich voelt. Als zoiets ooit met Thono- lia zou gebeuren...' Ze schudde haar hoofd en kon niet verder spreken.

'Ik denk dat de meesten wel begrijpen hoe Madenia en haar moeder zich voelen,' zei Jondalar. 'De mensen zijn overwegend sympathiek, maar één slechterik kan een boel narigheid voor alle anderen brengen.'

Ayla herinnerde zich Attaroa en dacht hetzelfde.

'Daar komt iemand! Daar komt iemand aan!' Larogi en enkele vriendjes kwamen de grot inrennen en riepen dit nieuws, waarbij Ayla zich afvroeg wat ze buiten in de kou en het donker hadden uitgespookt. Enkele ogenblikken na hen kwam een man van middelbare leeftijd binnen.

'Rendoli! Je had geen beter moment voor je terugkeer kunnen uitkiezen,' zei Laduni, zichtbaar opgelucht. 'Geef mij datpak, dan zal ik iets warms voor je te drinken halen. Je bent net op tijd voor het Moederfeest.'

'Hij is de boodschapper die Laduni naar Tomasi heeft gestuurd,' zei Filonia, verrast hem te zien.

'En wat heeft hij gezegd?' vroeg Verdegia.

'Verdegia,' zei Losaduna, 'laat die man eerst uitrusten en op adem komen. Hij is nog maar net binnen.'

'Het geeft niet,' zei Rendoli terwijl hij het pak van zijn rug liet glijden en een beker warme thee van Solandia aannam. 'Charoli's bende heeft een roofoverval gepleegd op de Grot die dicht bij de dorre streken ligt waar zij zich hebben verscholen. Ze hebben voedsel en wapens gestolen en bijna iemand gedood die hen probeerde tegen te houden. De vrouw is nog steeds gewond en wordt misschien nooit meer beter. Alle Grotten zijn woedend. Toen ze het van Madenia hoorden, was de maat vol. Al is hij verwant aan Charoli's moeder, Tomasi is bereid met de andere Grotten mee te doen om ze te pakken en hier een eind aan te maken. Tomasi heeft een vergadering met zoveel mogelijk Grotten bijeengeroepen, daarom duurde het zolang tot ik kon terugkomen. Ik heb op die bijeenkomst gewacht. De meeste Grotten uit de buurt hebben afgezanten gestuurd. Ik heb voor ons een paar beslissingen moeten nemen.'

'Ik weet zeker dat het goede zijn geweest,' zei Laduni. 'Ik ben blij dat je daar was. Wat vonden ze van mijn voorstel?'

'Dat hebben ze aangenomen, Laduni. Elke Grot stuurt verkenners uit om ze op te sporen, enkele mannen zijn al onderweg. Als Charoli's bende is gevonden, gaan de meeste jagers van elke Grot erop af en brengen ze terug. Niemand wil meer iets met ze te maken hebben. Tomasi wil ze voor de Zomerbijeenkomst hebben.' De man draaide zich naar Verdegia om. 'Ze willen dat jij erbij bent om je beschuldiging te uiten en een eis te stellen,' zei hij.

Verdegia was bijna tevreden gesteld, maar nog ongelukkig over het feit dat Madenia niet aan de ceremonie wilde deelnemen, die haar officieel tot vrouw zou maken, en met een beetje geluk in staat te stellen om kinderen te krijgen - haar kleinkinderen.

'Ik zal graag aanklagen en een schadevergoeding eisen,' zei Verdegia, 'en als zij niet bereid is tot haar Eerste Riten, kun je er zeker van zijn dat ik dat niet zal vergeten.'

'Ik heb goede hoop dat ze tegen de zomer van gedachten zal veranderen. Ik zie vooruitgang sinds het reinigingsritueel. Ze komt meer onder de mensen. Ik geloof dat Ayla een grote hulp is geweest,' zei Losaduna.

Toen Rendoli naar zijn woonplek was gegaan, ving Losaduna Jondalars blik en knikte. De lange man verontschuldigdezich en volgde Losaduna in de Ceremoniële Vuurplaats. Ayla wilde hen volgen, maar voelde aan dat ze alleen wilden zijn.

'Ik vraag me af wat ze gaan doen,' zei Ayla.

'Het lijkt op een of ander persoonlijk ritueel,' zei Filonia, waardoor Ayla nog nieuwsgieriger werd.

'Heb je iets bij je dat je zelf hebt gemaakt?' vroeg Losaduna.

'Ik heb een lemmet vervaardigd. Ik had geen tijd er een heft aan te bevestigen, maar ik heb het zo goed mogelijk gedaan,' zei Jondalar en haalde een leren pakje uit zijn tuniek. Hij maakte het open en liet een kleine stenen punt zien met een onbewerkte rand, die zo scherp was dat je je ermee kon scheren. Eén kant liep uit in een punt. Het andere in een lang scherp uitsteeksel, dat in een messeheft kon worden bevestigd.

Losaduna bekeek het van alle kanten. 'Dit is voortreffelijk vakmanschap,' zei hij. 'Ik weet zeker dat dit aanvaardbaar is.'

Jondalar zuchtte opgelucht en had niet verwacht dat hij zich hierover zo druk zou maken.

'En iets van haar?'

'Dat is moeilijker. We hebben op onze Tocht alleen de allernoodzakelijkste spullen bij ons en ze weet precies waar ze alles heeft. Ze heeft enkele dingen weggestopt, meest geschenken van mensen, en daar wilde ik niet aankomen. Ik bedacht dat je had gezegd dat het er niets toe deed of het klein was, als het maar iets persoonlijks was,' zei Jondalar en pakte een heel klein voorwerpje uit het leren pakje en ging verder met zijn uitleg. 'Ze draagt een amulet, een klein versierd leren zakje met dingen uit haar jeugd. Het is heel belangrijk voor haar en ze doet het alleen af als ze gaat zwemmen of baden, niet eens altijd. Ze heeft het achtergelaten toen ze naar de heilige hete bronnen ging en ik heb een van de kralen die erop zijn genaaid losgesneden.'

Losaduna glimlachte. 'Mooi! Dat is uitstekend! Heel knap bedacht. Ik heb die amulet gezien, die is iets heel persoonlijks van haar. Pak ze samen maar weer in en geef het pakje aan mij.'

Jondalar deed dit, maar Losaduna zag zijn vragende blik toen hij het overhandigde.

'Ik kan niet zeggen waar ik het ga leggen, maar Zij zal het weten. Er zijn een paar dingen die ik je moet uitleggen en ik moet je een paar vragen stellen,' zei Losaduna.

Jondalar knikte. 'Ik zal proberen antwoord te geven.'

'Je wilt dat er een kind wordt geboren bij jouw vuurplaats, uit de vrouw Ayla, is dat zo?'

'Ja.'

'Je begrijpt dat een kind dat bij jouw vuurplaats wordt geboren misschien niet van jouw geest is?'

'Ja.'

'Wat vind je daarvan? Is het voor jou van belang wiens geest wordt gebruikt?'

'Ik zou willen dat het van mijn geest was, maar... mijn geest is misschien niet geschikt. Misschien is hij niet sterk genoeg, of kan de Moeder hem niet gebruiken, of wil Zij hem niet gebruiken. Niemand weet zeker wiens geest het is. Als er een kind uit Ayla zou worden geboren, bij mijn vuurplaats, is dat genoeg. Ik geloof dat ik mezelf dan bijna moeder zal voelen,' zei Jondalar en het was duidelijk dat hij het meende.

Losaduna knikte. 'Goed. Vanavond eren we de Moeder, dus dit ogenblik is zeer gunstig. Je weet toch dat de vrouwen die Haar het meest eren degenen zijn die het rijkst worden gezegend. Ayla is een mooie vrouw en zal geen moeite hebben een man of mannen te vinden die Genot met haar willen delen.'

De Ene Die de Moeder Dient zag de frons van de lange man en begreep dat Jondalar een van de mensen was die het moeilijk vond te aanvaarden dat de vrouw die hij had verkozen een ander zou kiezen, al was het alleen maar voor een ceremonie. 'Je moet haar aanmoedigen, Jondalar. Het is ter ere van de Moeder en uiterst belangrijk dat jij oprecht bent in je verlangen Ayla een kind te laten krijgen bij jouw vuurplaats. Ik heb al eerder meegemaakt dat het werkte. Veel vrouwen worden bijna onmiddellijk zwanger. De Moeder is misschien zo tevreden over je dat Ze zelfs jouw geest gebruikt, vooral als je Haar ook op een goede manier eert.'

Jondalar sloot zijn ogen en knikte, maar Losaduna zag hoe hij zijn kaken op elkaar klemde en tandenknarste. Het zou voor de man niet makkelijk worden.

'Ze heeft nog nooit aan een Feest om de Moeder te Eren deelgenomen. Wat gebeurt er als ze... niemand anders wil?' vroeg Jondalar. 'Moet ik haar dan weigeren?'

'Je moet haar aanmoedigen met anderen te delen, maar de keus is uiteraard aan haar. Je moet nooit een vrouw op Haar Feest weigeren als je dit kunt voorkomen, en zeker niet degene die je tot je gezellin hebt gekozen. Daarover zou ik me geen zorgen maken, Jondalar. De meeste vrouwen worden bevangen en hebben geen moeite het Moederfeest te vieren,' zei Losaduna. 'Het is vreemd dat Ayla zonder van de Moeder te weten, is opgevoed. Ik wist niet dat er volkeren waren die Haar niet erkennen.'

'De mensen die haar hebben opgevoed waren... bijzonder, in vele opzichten,' zei Jondalar.

'Daarvan ben ik overtuigd,' zei Losaduna. 'Laten we nu de Moeder gaan vragen.'

De Moeder vragen. De Moeder vragen. Dat zinnetje gonsdedoor Jondalars gedachten toen ze naar de achterwand van de ceremoniële ruimte liepen. Hij herinnerde zich plotseling dat men had gezegd dat hij een gunsteling van de Moeder was, zo'n gunsteling, dat geen vrouw hem kon weigeren, zelfs Doni in Eigen Persoon niet; zo'n gunsteling, dat als hij de Moeder iets vroeg, Zij zijn verzoek zou inwilligen. Hij was gewaarschuwd voorzichtig met een dergelijke gunst te zijn; hij zou kunnen krijgen wat hij vroeg. Op dat ogenblik hoopte hij echter vurig dat het waar was.

Ze bleven bij de nis staan waarin de lamp nog brandde. 'Neem de dunai en houd haar in je handen,' zei de Ene Die de Moeder Dient.

Jondalar pakte voorzichtig het Moederbeeldje uit de nis. Het was een van de mooist gesneden werkjes die hij ooit had gezien. Haar lichaam was volmaakt van vorm. Het zag eruit alsof het naar een levend model van een goed geproportioneerde vrouw van flinke omvang was gesneden. Hij had genoeg naakte vrouwen gezien om te weten hoe een vrouw er uitzag. De armen die op de zware borsten rustten, waren slechts vaag aangeduid, maar de vingers en de armbanden aan haar onderarmen waren aangegeven. Haar twee benen kwamen samen in de vorm van een pin, die in de grond kon worden gedrukt.

Het hoofd was hoogst opvallend. De meeste donii die hij had gezien, hadden weinig meer dan een verdikking als hoofd, soms een gezicht dat door haar werd omlijnd, maar zonder gelaatstrekken. Deze had een ingewikkeld kapsel met strengen strakke hobbelige krulletjes die rondom haar hoofd en gezicht liepen. Behalve een verschil in model was er geen onderscheid tussen achter- en voorzijde van het hoofd.

Toen hij beter keek, zag hij dat het beeldje van zandsteen was gemaakt. Ivoor, been of hout was veel makkelijker te bewerken. Het beeldje was zo volmaakt uitgewerkt en zo schitterend gemaakt dat hij nauwelijks kon geloven dat iemand het in steen had gesneden. Er zullen heel wat vuurstenen bot zijn geworden om dit te kunnen maken, dacht hij.

De Ene Die de Moeder Dient had gezongen, drong tot Jondalar door. Hij was zo verdiept geweest in het bestuderen van de donii dat hij het eerst niet had gemerkt, maar hij had voldoende Losadunisch geleerd om, als hij goed luisterde, enkele namen van de Moeder te onderscheiden, waardoor hij begreep dat het ritueel was begonnen. Hij wachtte, hopend dat zijn waardering voor de materiële, esthetische kwaliteiten van het beeldje hem niet zou afleiden van de veel belangrijker geestelijke kern van de ceremonie. Al was de donii een symbool van de Moeder en al bood het, naar men dacht, een rustplaats aan een van Haar vele verschijningsvormen, hij wist dat het gesneden figuurtje niet de Grote Aardmoeder was.

'Je moet nu duidelijk nadenken en in je eigen woorden, recht uit je hart, de Moeder vragen wat je wilt,' zei Losaduna. 'Door de dunai in je handen te houden kun je al je gedachten en gevoelens beter in je verzoek concentreren. Aarzel niet alles wat er in je opkomt te zeggen. Je moet goed onthouden dat wat je vraagt welgevallig aan de Aardmoeder is.'

Jondalar sloot zijn ogen om hierover na te denken en zich beter te kunnen concentreren. 'O, Doni, Grote Aardmoeder,' begon hij. 'Er zijn tijden in mijn leven geweest waarin ik dacht... dat sommige dingen die ik deed U wellicht hebben mishaagd. Het was niet mijn bedoeling U onwelgevallig te zijn, maar... er zijn dingen voorgevallen. Er is een tijd geweest waarin ik dacht nooit een vrouw te vinden van wie ik werkelijk zou kunnen houden, en ik vroeg me af of dat kwam omdat U boos was over... die dingen.'

Er is zeker iets heel ergs gebeurd in het leven van deze man. Hij is zo'n goede man en lijkt zo vol zelfvertrouwen; je kunt je haast niet indenken dat hij onder zo veel schaamte en zorgen gebukt gaat, dacht Losaduna.

'Toen, nadat ik verder dan het eind van Uw rivier was gereisd en mijn broer... moest missen, mijn broer van wie ik meer hield dan van wie ook, toen bracht U Ayla in mijn leven, en eindelijk wist ik wat liefhebben is. Ik ben dankbaar voor Ayla. Als er niemand in mijn leven was, geen familie, geen vrienden, zou ik tevreden zijn zolang Ayla er was. Maar als het U zou behagen, Grote Moeder, zou ik willen... zou ik willen vragen... om nog iets. Ik zou willen vragen om... een kind, een kind uit Ayla geboren, bij mijn vuurplaats en als het mogelijk is van mijn geest, of geboren uit mijn eigen wezen, zoals Ayla gelooft. Als dat niet mogelijk is, als mijn geest niet... goed genoeg is, laat Ayla dan de baby krijgen die zij wenst en laat die baby bij mijn vuurplaats geboren worden, zodat hij de mijne in mijn hart kan zijn.'

Jondalar wilde de donii al terugzetten, maar was nog niet helemaal klaar. Hij zweeg en hield het beeldje in beide handen. 'Nog één ding. Als Ayla ooit zwanger wordt van een kind van mijn geest, zou ik willen weten dat het een kind van mijn geest is.'

Een interessant verzoek, dacht Losaduna. De meeste mannen zouden dat wel willen weten, maar echt belangrijk vonden ze het niet. Ik vraag me af waarom het voor hem zo belangrijk is. Wat bedoelde hij met een kind van zijn wezen... zoals Ayla gelooft? Dat zou ik haar wel willen vragen, maar dit is een besloten ritueel. Ik kan haar niet vertellen wat hij heeft gezegd. Misschien kunnen we het op een dag nog eens vanuit een filosofisch standpunt bespreken.

Ayla zag de twee mannen uit de Ceremoniële Vuurplaats komen. Ze was overtuigd dat beiden hadden volbracht wat ze van plan waren geweest, maar de kleinere man had een vragende uitdrukking op zijn gezicht en liep met opgetrokken schouders, terwijl de lange man er strakker en meer ongelukkig uitzag, maar vastberaden. Die vreemde verborgen gedachtenstroom maakte haar nog nieuwsgieriger naar wat er in hen omging.

'Ik hoop dat ze van gedachten zal veranderen,' zei Losaduna toen ze naderden. 'Ik vind het voor haar de beste manier om over die vreselijke ervaring heen te komen, als ze haar Eerste Riten liet doorgaan. Maar we zullen heel kieskeurig moeten zijn met degene die we voor haar uitzoeken. Ik wou dat je nog bleef, Jondalar. Ze schijnt belangstelling voor jou te hebben gekregen. Ik vind het een goed teken dat ze wat vriendelijker tegen een man wordt.'

'Ik zou zeker willen helpen, maar we kunnen niet blijven. We moeten zo spoedig mogelijk weg, morgen of de dag daarna als dat mogelijk is.'

'Je hebt gelijk. Het jaargetijde kan ieder ogenblik omslaan. Wees vooral voorzichtig als je merkt dat een van jullie prikkelbaar wordt,' zei Losaduna.

'De Malaise,' zei Jondalar.

'Wat is Malaise?' vroeg Ayla.

'Die komt gelijk met de föhn, de sneeuwsmelter, de lentewind,' zei Losaduna. 'Die wind komt uit het zuidwesten, warm en droog, en hard genoeg om bomen te ontwortelen. Hij laat sneeuw zo snel smelten, dat hoog opgewaaide sneeuwbergen in een dag weg kunnen zijn; wanneer hij toeslaat als jullie op de gletsjer zitten, haal je de andere zijde misschien niet eens. Het ijs kan onder je voeten smelten en je in een spleet laten vallen, of het kan een rivier over je pad vormen, of een scheur pal voor je voeten laten ontstaan. De föhn komt zo snel, dat de kwade geesten die van de kou houden niet weg kunnen komen. Die wind ruimt ze op, veegt ze uit hun verborgen hoeken en duwt ze voor zich uit. Daarom zitten de kwade geesten in de eerste winden van de sneeuwsmelter. Ze komen meestal iets eerder aan en brengen de Malaise. Als je weet wat je te wachten staat, kun je ze de baas blijven, ze kunnen een waarschuwing bevatten, maar ze zijn sluw en het is niet makkelijk ze tot jouw voordeel aan te wenden.'

'Hoe weet je of de kwade geesten zijn gekomen?' vroeg Ayla.

'Zoals ik zei: pas op als je je prikkelbaar gaat voelen. Ze kunnen je ziek maken en als je ziek bent, maken ze het nog erger, maar meestal willen ze alleen maar dat je ruziet of vecht. Sommige mensen worden razend, maar iedereen weet dat ditdoor de Malaise komt. Het wordt de mensen niet kwalijk genomen, tenzij ze ernstige schade aanrichten of verwondingen toebrengen, maar zelfs dan is men heel vergevensgezind. Daarna zijn de mensen blij met de sneeuwsmelter, omdat deze nieuwe groei brengt, nieuw leven, maar niemand verheugt zich op de Malaise.'

'Komen jullie eten!' zei Solandia. Ze hadden haar niet horen komen. 'De mensen beginnen al aan een tweede gang. Als jullie niet opschieten is er niets meer.'

Ze liepen naar de centrale vuurplaats waarin een groot vuur brandde, aangewakkerd door luchtstromen die de grot binnenkwamen. Al waren ze niet geheel gekleed voor de hevige kou buiten, toch droegen de meeste mensen warme kleren in de niet afgezette delen van de grot, waar kou en wind vrije toegang hadden. Het geroosterde lendestuk van de steenbok was van binnen nog rauw, maar door het warm te houden kon het meer garen, en vers vlees was zeer geliefd. Er was ook een stevige vleessoep van gedroogd vlees, mammoetvet, enkele stukjes gedroogde wortelen en bosbessen uit de bergen; ongeveer het laatste van hun voorraad groenten en fruit. Iedereen verlangde naar de verse groenten van het voorjaar.

De harde, koude winter drukte echter nog steeds op hen, en al verlangde Jondalar vurig naar de lente, hij hoopte nog vuriger dat de winter voort zou duren totdat ze de gletsjer, die nog altijd voor hen lag, waren overgestoken.