16.

Ayla boog zich met de kom afkoelend vocht over de vrouw op het bed. Ze stak haar pink in de vloeistof om de temperatuur te controleren, zette de kom neer en ging gracieus op de grond zitten, waar ze een ogenblik in kleermakerszit zwijgend nadacht.

Haar gedachten werden teruggevoerd naar haar leven bij de Stam en in het bijzonder naar de opleiding die ze had ontvangen van de over veel kennis beschikkende medicijnvrouw die haar had grootgebracht. Iza had de meeste gewone ziekten en kleine kwetsuren met praktische spoed aangepakt, maar als ze een ernstig ongerief moest behandelen - een bijzonder lelijke jacht wond of een levensgevaarlijke ziekte - vroeg ze Creb in zijn hoedanigheid van mog-ur om hogere machten om bijstand te verzoeken. Iza was medicijnvrouw, maar in de Stam was Creb de tovenaar, de heilige, die toegang tot de wereld der geesten had.

Onder de Mamutiërs, en naar Jondalars uitlatingen te oordelen ook bij zijn volk, hoefden de functies van medicijnvrouw en mog-ur niet altijd gescheiden te zijn. Zij die zich met genezing bezighielden, hadden dikwijls contact met de geestenwereld, hoewel niet allen van Degenen Die de Moeder Dienden even deskundig waren in elke voor hen openstaande hoedanigheid. De Mamut van het Leeuwekamp was veel meer zo iemand als Creb. Zijn belangstelling ging uit naar dingen van de geesten en het verstand. Hoewel hij bepaalde remedies en behandelwijzen kende, waren zijn vermogens als genezer betrekkelijk onontwikkeld en dikwijls behandelde Taluts gezellin Nezzie de kleinere kwetsuren in het Kamp. Bij de Zomerbijeenkomst had Ayla vele kundige genezers onder de mamuts ontmoet en met hen kennis uitgewisseld.

Ayla's opleiding was praktisch geweest. Zoals Iza was zij een medicijnvrouw, een genezeres. Ze beschouwde zich ondeskundig op het gebied van de geestenwereld en ze wenste dat ze nu iemand als Creb had om een beroep op te doen. Ze wilde, vanuit het gevoel die nodig te hebben, bijstand vragen van elke macht die groter was dan zij en die bereid zou zijn haar te helpen. Mamut was begonnen haar onderricht te geven over zaken in het geestelijk rijk van de Grote Moeder, maar ze was toch het meest vertrouwd met de geestenwereld waarmee ze was opgegroeid, vooral met haar eigen totem, de geest van de Grote Holeleeuw.

Hoewel het een geest van de Stam was, wist ze dat die veel macht bezat en Mamut had gezegd dat de geesten van alle dieren, zelfs alle geesten, deel uitmaakten van de Grote Aardmoeder. Hij had de haar beschermende Holeleeuwtotem in de ceremonie betrokken toen ze werd geadopteerd en ze wist hoe ze haar totem om hulp moest vragen. Al behoorde zij niet tot de Stam, dacht Ayla, misschien zou de geest van haar Holeleeuw Roshario helpen.

Ayla sloot haar ogen en begon de krachtige, soepele bewegingen van de oudste, heilige, klankloze taal van de Stam te maken, de taal die alle stammen kenden en gebruikten om zich tot de geestenwereld te richten.

'Grote Holeleeuw, deze vrouw, die door de machtige totemgeest is uitverkoren, is daar dankbaar voor. Deze vrouw is dankbaar voor de Gaven die haar zijn geschonken en het meest dankbaar voor de innerlijke Gaven, de lessen die zij heeft geleerd en de kennis die zij heeft verworven.

'Grote Machtige Beschermer, die bekend staat mannen uit te verkiezen die Hem waard zijn en krachtige bescherming behoeven, maar die deze vrouw heeft uitverkoren en gemerkt met het totemteken toen zij nog een meisje was, deze vrouw is dankbaar. Deze vrouw weet niet waarom de geest van de Grote Holeleeuw van de Stam een vrouwelijk kind heeft uitgekozen, ook nog een van de Anderen, maar deze vrouw is dankbaar dat zij waardig is bevonden en dankbaar voor de bescherming van de Grote Totem.

'Grote Totemgeest, deze vrouw, die eerder om leiding heeft gevraagd, wil nu ook om bijstand vragen. De Grote Holeleeuw heeft deze vrouw zo geleid dat zij de bezigheden van een medicijnvrouw heeft geleerd. Deze vrouw kent manieren om te genezen. Deze vrouw kent remedies tegen ziekten en letsel, aftreksels, spoel watertjes, kompressen en andere medicijnen die men van planten maakt, deze vrouw kent behandelwijzen en genezingsmethoden. Deze vrouw is dankbaar voor die kennis en dankbaar voor de nog onbekende kennis der medicijnen, die de Totemgeest misschien naar deze vrouw zal voeren. Maar deze vrouw is niet met de geestenwereld vertrouwd.

'Grote Geest van de Holeleeuw, die bij de sterren der geestenwereld woont, de vrouw die hier op het bed ligt, behoort niet tot de Stam; de vrouw is een van de Anderen, evenals de vrouw die Gij hebt uitverkoren, en voor deze vrouw wordt Uw hulp verzocht. De vrouw lijdt veel pijn, maar de pijn binnenin is veel erger. De vrouw zou de pijn wel willen lijden, maar de vrouw vreest dat zij zonder beide armen nutteloos is. De vrouw zou een goede vrouw willen zijn, een nuttige vrouw. Deze medicijnvrouw zou de vrouw willen helpen, maar de hulp kan gevaarlijk zijn. Deze vrouw wil de hulp inroepen van de Grote Holeleeuw en alle geesten die de Grote Totem zou willen uitverkiezen om deze vrouw leiding te geven en de vrouw die hier ligt te helpen.'

Roshario, Dolando en Jondalar waren even stil als Ayla, ter-wijl zij haar ongewone handelingen uitvoerde. Van hen wist al-leen Jondalar wat ze deed en hij bemerkte even geïnteresseerdnaar de anderen te kijken als naar Ayla. Zijn kennis van de taalvan de Stam was rudimentair - ze was veel ingewikkelder danhij zich had voorgesteld - maar hij begreep dat zij hulp uit degeestenwereld vroeg.

Jondalar zag eenvoudig niet de fijnere nuances van een com-municatiemethode, die op een volkomen andere basis was ont-wikkeld dan welke verbale taal ook. Ze was in ieder geval on-mogelijk volledig te vertalen. Elke omzetting in woorden leekop zijn minst simplistisch, maar hij vond Ayla's sierlijke bewe-gingen heel mooi. Hij herinnerde zich dat er een tijd was ge-weest waarin haar gedrag hem in verlegenheid had kunnenbrengen en glimlachte om zijn dwaasheid. Toch was hijnieuwsgierig hoe Roshario en Dolando Ayla's optreden zoudeninterpreteren.

Dolando was perplex en ook een tikje verontrust, aangezienwat ze deed hem volkomen vreemd was. Zijn bezorgdheid goldRoshario, en alles wat vreemd leek, ook al diende het misschieneen goed doel, deed enigszins bedreigend aan. Toen Ayla klaarwas, keek Dolando Jondalar aan met een vragende uitdrukkingop zijn gezicht, maar de jongere man glimlachte slechts.

De kwetsuur had Roshario zwaar aangepakt, waardoor zezwak en koortsig was, niet voldoende om te ijlen, maar wel uit-geput en gedesoriënteerd, meer vatbaar voor suggestie. Zewerd sterk door de onbekende vrouw geboeid en was vreemdontroerd. Ze had niet het minste idee wat Ayla's bewegingenbetekenden, maar ze kon de vloeiende gratie waarderen. Hetwas alsof de vrouw met haar handen danste, zelfs met meerdan haar handen. Haar gebaren bezaten een subtiele schoon-heid. Haar armen, schouders en romp leken een integraal on-derdeel van haar dansende handen te vormen en gehoor te ge-ven aan een zeker innerlijk ritme, dat een duidelijk omschrevendoel bezat. Ze begreep dit net zo min als ze begreep hoe Aylahad geweten dat ze haar hulp nodig had. Toch was Roshario erzeker van dat het belangrijk was wat ze deed en dat het iets methaar roeping te maken had. Ze was een shamud, dat volstond.Zij bezat kennis die het begrip van gewone mensen te bovenging en alles wat geheimzinnig leek verhoogde slechts haar ge-loofwaardigheid.

Ayla pakte de kom en knielde bij het bed. Opnieuw contro-leerde ze met haar pink de temperatuur van het vocht en zeglimlachte tegen Roshario.

'Moge de Grote Almoeder over je waken, Roshario,' zeiAyla, vervolgens hield zij het kommetje bij de mond van devrouw, en ondersteunde haar hoofd en schouders zodanig dat ze ontspannen kon drinken. Het was een bitter, tamelijk onfris ruikend brouwsel en Roshario vertrok haar gezicht, maar Ayla moedigde haar aan door te drinken tot ze de hele kom leeg had. Ayla liet haar voorzichtig achterover zakken en glimlachte om de gewonde vrouw gerust te stellen, maar tegelijk lette ze op of ze iets van de uitwerking kon zien.

'Laat het me weten als je je slaperig gaat voelen,' zei Ayla, hoewel dat slechts zou dienen als bevestiging van haar waarnemingen, zoals veranderingen in de grootte van Roshario's pupillen en het zich verdiepen van haar ademhaling.

De medicijnvrouw had niet kunnen zeggen dat ze een middel had toegediend dat het parasympatisch zenuwstelsel afremde en de zenuwuiteinden verlamde, maar ze kon de verschillende effecten waarnemen en ze had genoeg ervaring om te weten of die waren zoals ze moesten zijn. Toen Ayla zag dat Roshario's oogleden slaperig omlaag zakten, bevoelde ze haar borstkas en maag om de ontspanning van de gladde spieren van haar spijsverteringsstelsel te controleren - hoewel ze het zo niet zou hebben beschreven - en hield nauwgezet haar ademhaling in het oog om de reacties van haar longen en bronchiën te volgen. Toen ze er zeker van was dat de vrouw ontspannen lag te slapen en zo te zien niet in gevaar verkeerde, stond Ayla op.

'Dolando, het is nu het beste dat je weggaat. Jondalar helpt me wel,' zei ze op ferme, maar zachte toon en haar zelfverzekerde en competente optreden gaf haar gezag.

De leider wilde tegensputteren, maar hij herinnerde zich dat de shamud ook nooit naaste familie of dierbaren in de buurt wilde hebben en weigerde enige hulp te bieden voordat de betrokkenen waren weggegaan. Misschien waren ze zo allemaal, dacht Dolando, en hij verliet na een lange blik op de slapende vrouw de hut.

Jondalar had Ayla eerder in dergelijke situaties het roer in handen zien nemen. Ze scheen in haar aandacht voor een zieke of pijn lijdende medemens zichzelf volkomen te vergeten en gaf anderen zonder na te denken instructies om te doen wat er moest worden gedaan. Het kwam niet bij haar op zich af te vragen of ze het recht had iemand te helpen die haar hulp nodig had, en daarom vroeg niemand zich dat af.

'Ook al slaapt ze, het valt niet mee iemand het bot te zien breken van degene van wie je houdt,' zei Ayla tegen de lange man die haar liefhad.

Jondalar knikte en vroeg zich af of de shamud hem daarom niet had laten blijven, toen Thonolan door de neushoorn was gespietst. Het was een angstaanjagende wond geweest, een gapende, rafelige scheur, die Jondalar braakneigingen bezorgdetoen hij hem voor het eerst zag. En al dacht hij erbij te willen blijven dan nog zou het hem moeilijk zijn gevallen toe te kijken, terwijl de shamud deed wat hij moest doen. Hij wist niet geheel zeker of hij wilde blijven om Ayla te helpen, maar er was niemand anders. Hij haalde diep adem. Als zij het aankon, kon hij op zijn minst proberen de helpende hand te bieden.

'Wat moet ik doen?' vroeg hij.

Ayla bekeek Roshario's arm en probeerde uit in hoeverre die recht wilde buigen en hoe Roshario op dit gemanipuleer reageerde. Ze mompelde en rolde haar hoofd heen en weer, maar dat leken reacties op een of andere droom of innerlijke impuls. Ze leken niet rechtstreeks met pijn in verband te staan. Ayla porde dieper en groef met haar vingers in de slappe spierlaag om te proberen de positie van het bot precies vast te stellen. Toen ze ten slotte genoeg meende te weten, vroeg ze Jondalar te komen en ving tegelijkertijd een glimp van Wolf op, die gespannen vanaf zijn plekje in de hoek toekeek.

'Als eerste wil ik dat je haar arm bij de elleboog ondersteunt, terwijl ik probeer die te breken op de plek waar hij bezig is verkeerd vast te groeien,' zei ze. 'Als ik hem heb gebroken, moet ik er hard aan trekken om hem recht te krijgen en om hem op de goede manier te laten aansluiten. Nu haar spieren zo slap zijn kunnen de botten van een gewricht uiteengetrokken worden; ik zou de elleboog of schouder kunnen ontwrichten, dus je moet haar stevig vasthouden en misschien naar de andere kant trekken.'

'Ik begrijp het,' zei hij, en hij meende het ook te begrijpen.

'Zorg dat je stevig staat, strek haar arm en steun haar elleboog tot ongeveer zover en laat me weten als je zover bent,' instrueerde Ayla.

Hij pakte Roshario's arm en zette zich schrap. 'Ja, ik ben zo ver,' zei hij.

Met beide handen, een aan elke kant van de breuk waar een onnatuurlijke knik in de arm zat, pakte Ayla Roshario's bovenarm en probeerde haar greep op ettelijke plaatsen uit, tastend naar de uitstekende uiteinden van het slecht vergroeide bot onder de huid en de spieren. Als het te stevig was vastgegroeid, zou ze het nooit met haar blote handen kunnen breken en het op een andere, veel minder goed te controleren wijze moeten proberen of ze zou de arm helemaal niet meer op de juiste wijze kunnen breken. Staand boven het bed om de beste hefboomwerking te krijgen, haalde ze diep adem en drukte met haar beide sterke armen kort en krachtig op de kromming in het bot.

Ayla voelde het knappen. Jondalar hoorde een misselijk makend gekraak. Roshario kwam even krampachtig in haar slaapomhoog en toen weer tot rust. Ayla voelde door de spierlaag het net gebroken bot. Het littekenweefsel had de breuk nog niet te vast laten groeien, wellicht omdat het bot in deze onnatuurlijke positie minder makkelijk genas. Het was een mooie rechte breuk. Ze slaakte een zucht van verlichting. Dit deel was achter de rug. Met de rug van haar hand veegde ze het zweet van haar voorhoofd.

Jondalar keek in stomme verbazing naar haar. Al was de breuk slechts gedeeltelijk geheeld, ze moest zeer sterke handen hebben om zo'n bot te kunnen breken. Hij had steeds van haar pure fysieke kracht genoten, toen hij die in haar vallei ontdekte. Hij besefte dat zij in haar eenzame bestaan haar lichaamskracht dubbel en dwars nodig had en hij had gemeend dat haar spieren zich sterker hadden ontwikkeld doordat ze alles alleen moest doen, maar hij had niet geweten hoe sterk ze eigenlijk was.

Ayla's kracht kwam niet alleen voort uit de inspanningen die ze zich had moeten getroosten om te overleven toen ze alleen in de vallei woonde; die had zich steeds ontwikkeld vanaf het moment dat ze door Iza werd geadopteerd. De gewone taken die ze werd geacht te verrichten, waren een oefenprogramma geworden. Om alleen maar het voor een vrouw van de Stam minimale competentieniveau te halen, had ze zich volgens de maatstaven van de Anderen tot een uitzonderlijk sterke vrouw ontwikkeld.

'Dat ging goed, Jondalar. Nu wil ik dat je je weer schrap zet en haar arm hier bij de schouder vasthoudt,' zei Ayla, hem de plek wijzend. 'Je moet niet loslaten, maar je moet het me meteen zeggen als je het gevoel hebt dat je vingers wegglijden.' Ayla besefte dat het bot in die verkeerde positie niet had willen genezen, maar dat de spieren en pezen zich veel beter hadden kunnen herstellen dan het bot. 'Als ik deze arm rechtbuig, zal een deel van de spieren scheuren, net als bij de eerste breuk, en zullen de pezen worden uitgerekt. Spieren en pezen zijn moeilijk te forceren en ze zal er pijn van hebben, maar het moet gebeuren. Zeg me maar als het kan.'

'Hoe weet je dit allemaal, Ayla?'

'Iza heeft me onderricht.'

'Ik weet dat ze je heeft onderricht, maar hoe weet je dit allemaal? Over het weer breken van een bot dat al is begonnen te genezen?'

'Brun heeft eens zijn jagers meegenomen om ver weg op jacht te gaan. Ze bleven lang weg, ik weet niet meer hoe lang. Een van de jagers brak zijn arm kort nadat ze op weg waren gegaan, maar hij wilde niet terug naar de Grot. Hij bond de arm tegen zijn zij en jaagde met één arm. Toen hij terugkwam, moest Iza het in orde maken,' legde Ayla vlug uit.

'Maar hoe kreeg hij dat voor elkaar? Doorlopen met een gebroken arm?' vroeg Jondalar met een ongelovige blik. 'Heeft hij geen vreselijke pijn gehad?'

'Natuurlijk had hij veel pijn, maar daarover werd niet veel drukte gemaakt. De mannen van de Stam zouden liever doodgaan dan toegeven dat ze pijn hebben. Zo zijn ze, zo worden ze opgevoed,' zei Ayla. 'Ben je zover?'

Hij wilde nog meer vragen, maar het was niet het ogenblik ervoor. 'Ja, ik sta klaar.'

Ayla pakte Roshario's arm net boven de elleboog stevig vast, terwijl Jondalar haar onder de schouder vasthield. Met langzaam maar gestaag uitgeoefende kracht begon Ayla het bot naar achteren te trekken, niet alleen achteruit zodat het recht op het andere stuk zou aansluiten, maar ook eromheen, om zo te vermijden dat het ene stuk bot tegen het andere stootte en het misschien beschadigde en om te verhinderen dat de banden scheurden. Op een bepaald moment moest de arm tot iets verder dan zijn oorspronkelijke lengte worden uitgerekt om het bot weer in een normale positie te krijgen.

Jondalar wist niet hoe ze de krachtige, beheerste spanning stand kon laten houden; hij hield het zelf maar nauwelijks vol. Ayla deed zich door de inspanning geweld aan en het zweet liep tappelings over haar gezicht, maar ze mocht niet loslaten. Om het bot in de juiste positie te krijgen, moest het met een gestage, soepele beweging worden rechtgezet. Maar toen ze het punt van even té ver uitrekken, voorbij het afgebroken uiteinde van het bot, was gepasseerd, schoof de arm bijna vanzelf in de juiste positie terug. Ze voelde het bot op zijn plaats klikken, liet de arm voorzichtig op het bed zakken en icon ten slotte loslaten.

Toen Jondalar opkeek, beefde ze en ademde zwaar met gesloten ogen. De beheersing houden over haar bewegingen onder de spanning was het moeilijkste geweest en nu vocht ze om de controle over haar spieren terug te krijgen.

'Ik geloof dat het je is gelukt, Ayla,' zei hij.

Ze haalde nog enkele keren diep adem, keek toen naar hem en glimlachte, een brede, blijde, zegevierende glimlach. 'Ja, ik geloof het ook,' zei ze. 'Nu moet ik de spalk aanbrengen.' Ze tastte voorzichtig langs de nu rechte en normaal uitziende arm. 'Als het op de juiste manier geneest, als ik haar arm niet heb beschadigd toen er geen gevoel in zat, denk ik dat ze hem weer kan gaan gebruiken, maar ze zal erge kneuzingen hebben en de arm zal ook opzetten.'

Ayla doopte de reepjes gemzehuid in het hete water, legde er nardus en duizendblad op, bond dit losjes om de arm en droeg Jondalar op Dolando te vragen of hij de spalken klaar had.

Toen Jondalar de hut uitstapte, werd hij door een zee van gezichten begroet. Niet alleen Dolando, maar allen van de Grot, zowel Shamudiërs als Ramudiërs, hadden een wake gehouden op de plaats van bijeenkomst om de grote vuurplaats. 'Ayla moet de spalken hebben, Dolando,' zei hij.

'Is het gelukt?' vroeg de leider der Shamudiërs en gaf hem de platte stukken hout.

Jondalar vond dat hij het aan Ayla moest overlaten uitsluitsel te geven, maar hij glimlachte even. Dolando sloot zijn ogen, ademde lang en diep in en sidderde van opluchting.

Ayla legde de spalken op hun plaats en bond een aantal repen gemzeleer eromheen. De arm zou gaan opzetten en het kompres zou weer moeten worden vervangen. De spalken moesten de botten op hun plaats houden, zodat Roshario's bewegingen de verse breuk niet uit het verband zouden laten schieten. Later, als de zwelling afnam en ze rond wilde lopen, zou met heet water bevochtigde berkebast de vorm van de arm aannemen en tot een stijf omhulsel opdrogen.

Ze controleerde opnieuw de ademhaling van de vrouw en het kloppen in haar hals en pols, luisterde aan haar borstkas, schoof haar oogleden omhoog en liep toen naar de ingang van de hut.

'Dolando, je mag nu binnenkomen,' zei ze tegen de man die even buiten de opening stond te wachten.

'Is het goed met haar?'

'Kom zelf maar kijken.'

De man ging naar binnen, knielde naast de slapende vrouw en staarde naar haar gezicht. Hij bleef vele ademtochten lang naar haar kijken, zich overtuigend dat ze inderdaad ademde; toen keek hij eindelijk naar haar arm. Onder de spalken en het verband leek de vorm recht en normaal.

'Dat ziet er goed uit! Zal ze haar arm weer kunnen gebruiken?'

'Ik heb gedaan wat ik kon. Met de hulp van de geesten en de Grote Aardmoeder zou ze hem weer moeten kunnen gebruiken. Misschien niet meer zo volledig als eerst, maar ze moet hem kunnen gebruiken. Nu moet ze slapen.'

'Ik blijf bij haar,' zei Dolando in een poging haar met zijn gezag te overbluffen, maar hij wist dat hij zou weggaan als ze er op stond.

'Ik dacht al dat je dat zou willen,' zei ze. 'Nu het achter de rug is, is er iets dat ik erg prettig zou vinden.'

'Vraag maar. Ik geef je alles wat je wilt hebben,' zei hij zonder aarzeling, zich afvragend wat ze van hem zou verlangen.

'Ik zou me graag willen wassen. Kun je de poel gebruiken om in te zwemmen en je te wassen?'

Dit had hij niet verwacht en een ogenblik was hij onthutst.

Toen zag hij voor het eerst dat haar gezicht vol bramesapvlek- ken zat en haar armen onder de krassen van doornige braamstruiken, dat haar kleren versleten en vuil waren en dat haar haar in de war zat. Met een blik vol geërgerde spijt en een wrange glimlach zei hij: 'Roshario zou me mijn slechte gastheerschap nooit vergeven. Niemand heeft je zelfs een slok water aangeboden. Je moet doodmoe zijn na jullie lange reizen. Laat me Tholie halen. Wat je ook wilt hebben, als we het bezitten, is het van jou.'

Ayla wreef de saponienrijke bloemen in haar natte handen tot ze schuim kreeg en deed dit in haar haar. Het schuim van de sikkelbloem was niet zo overvloedig als van zeepwortel, maar de lichtblauwe bloemblaadjes lieten een aangename, zachte geur achter. Het terrein in de buurt en de planten hadden zo bekend geleken dat Ayla zeker had geweten een plant te vinden waarmee ze haar haar kon wassen, maar ze was verrast zowel zeepwortel als sikkelbloem te vinden, toen ze de bagagemanden en het sleeptoestel met de kano gingen halen. Ze waren even bij de paarden gaan kijken en Ayla bedacht dat ze straks de tijd zou nemen om Whinney te kammen, niet alleen om haar vacht te verzorgen, maar ook om het dier gerust te stellen.

'Zijn er nog bloemen voor schuim over?' vroeg Jondalar.

'Daar, op die steen bij Wolf,' zei Ayla. 'Maar dat zijn de laatste. We kunnen er de volgende keer meer plukken en het zou fijn zijn als we wat extra zouden kunnen drogen en meenemen.'

Ze dook onder water om haar haar uit te spoelen.

'Hier zijn gemzehuiden om je mee af te drogen,' zei Tholie, die naar de poel kwam lopen met verscheidene gele, zachte huiden in haar armen.

Ayla had haar niet zien aankomen. De Mamutische had geprobeerd zo ver mogelijk bij de wolf uit de buurt te blijven; ze was helemaal omgelopen en kwam nu vanaf het open eind van het terrein op hen toe. Een meisje van drie of vier dat achter haar had aangelopen, klemde zich aan haar moeders been vast en staarde de vreemdelingen met grote ogen en een duim in haar mond aan.

'Ik heb binnen wat eten voor jullie achtergelaten,' zei Tholie, de huiden neerleggend. Jondalar en Ayla hadden een bed gekregen in de woning die zij en Markeno gebruikten als ze aanwezig waren. Het was dezelfde behuizing die Thonolan en Jetamio met hen hadden gedeeld en Jondalar maakte nare ogenblikken door toen ze binnentraden, terugdenkend aan de tragedie waardoor zijn broer was weggegaan en uiteindelijk was gestorven.

'Maar bederf je eetlust niet,' voegde Tholie eraan toe. 'We hebben vanavond een grote feestmaaltijd ter ere van Jondalars terugkeer.' Ze zei niet dat het eveneens ter ere van Ayla was, voor haar hulp aan Roshario. De vrouw sliep nog en niemand wilde het noodlot tarten door die woorden uit te spreken, voordat men zeker wist dat ze weer wakker zou worden en herstellen.

'Dank je, Tholie, voor alles,' zei Jondalar. Toen glimlachte hij naar het meisje. Ze boog haar hoofd en verstopte zich nog verder achter haar moeder, maar ze bleef toch naar Jondalar staren. 'Het ziet ernaar uit dat ook het laatste restje van die rode brandplek op Shamio's gezicht is weggetrokken. Ik zie er geen spoortje meer van.'

Tholie pakte het meisje op, zodat Jondalar haar beter kon zien. 'Als je heel goed kijkt, kun je zien waar de brandwond is geweest, maar het valt nauwelijks op. Ik ben er heel dankbaar voor, de Moeder is vriendelijk voor haar geweest.'

'Het is een heel mooi kind,' zei Ayla met een glimlach naar beiden en met een oprecht verlangen in haar blik naar het meisje kijkend. 'Je bent een gelukkige vrouw. Eens wil ik ook een dochter zoals zij.' Ayla kwam de poel uit. Het water was verfrissend, maar bijna te koel om er lang in te blijven. 'Zei je dat ze Shamio heet?'

'Ja, en ik beschouw mezelf ook gelukkig dat ik haar heb,' zei de jonge moeder, het kind neerzettend. Tholie kon niet onverschillig blijven onder het compliment aan haar telg en ze glimlachte warm naar de lange, mooie vrouw, die niet was wie ze beweerde te zijn. Tholie had besloten haar met terughoudendheid en omzichtigheid te behandelen, totdat ze meer over haar kwam te weten.

Ayla pakte een huid en begon zich af te drogen. 'Wat zacht en zo lekker om je mee te drogen,' zei ze. Ze trok de huid strak om zich heen en stopte een uiteinde bij haar middel in. Ze pakte een tweede huid om haar haar mee te drogen en wond die toen om haar hoofd. Ze had gezien dat Shamio naar de wolf stond te kijken, weliswaar zich stevig vasthoudend aan haar moeder, maar duidelijk nieuwsgierig. Wolf had ook belangstelling voor haar; hij kronkelde van verlangen om naar haar toe te gaan, maar bleef waar hem was gezegd te blijven. Ayla wenkte het dier, liet zich op één knie zakken en legde haar arm om hem heen.

'Wil Shamio met Wolf kennismaken?' vroeg ze het meisje. Toen ze knikte, keek Ayla naar haar moeder om toestemming te vragen. Tholie keek nerveus naar het enorme dier met de scherpe tanden. 'Hij doet haar heus geen kwaad, Tholie. Wolf is dol op kinderen. Hij is met de kinderen van het Leeuwekamp opgegroeid.'

Shamio had haar moeder al losgelaten en een voorzichtig stapje in hun richting gezet, hevig geboeid door dat vreemde wezen dat haar even gefascineerd had zitten aankijken. Het kind sloeg hem met een ernstige blik en zonder te glimlachen gade, terwijl de wolf jankte en piepte van verlangen om te gaan spelen. Tenslotte zette ze weer een stap vooruit en strekte haar beide armpjes naar hem uit. Tholie hapte naar adem, maar dit geluid werd overstemd door Shamio's gegiechel toen Wolf haar in het gezicht likte. Ze duwde zijn gretige snuit weg, greep een hand vol haren, verloor haar evenwicht en viel over hem heen. De wolf wachtte geduldig tot het meisje was opgestaan en likte haar weer in het gezicht, waardoor opnieuw verrukte, giechelende lachjes waren te horen.

'Kom maar, Woffie,' zei het kind, het dier in de vacht van zijn nek grijpend en trekkend om hem met haar mee te laten komen; nu al beschouwde ze hem als haar persoonlijke, levende speeltje.

Wolf keek Ayla aan en kefte. Ze had hem nog geen sein gegeven te gaan.

'Je mag met Shamio mee, Wolf,' zei ze en ze maakte het gebaar waarop hij wachtte. Bijna geloofde ze dankbaarheid in de blik in zijn ogen te zien en de blijdschap waarmee hij het meisje volgde, was overduidelijk. Tholie glimlachte.

Jondalar had onder het afdrogen de wisselwerking met belangstelling aangezien. Hij raapte hun kleren op en wandelde met de beide vrouwen mee naar de zandstenen overkraging. Tholie hield een oogje op Shamio en Wolf, voor alle zekerheid, maar ze werd door het tamme dier geïntrigeerd. Ze was niet de enige. Vele mensen keken naar het meisje en de wolf. Toen een jongetje dat iets ouder was dan Shamio naar hen toeliep, werd ook hij begroet met een natte uitnodiging mee te komen spelen. Op dat moment kwamen er twee andere kinderen, kibbelend over een houten voorwerpje, een van de woningen uit. Het kleinste kind gooide het ding weg om te verhinderen dat de ander dit kreeg, hetgeen Wolf opvatte als het sein dat ze een van zijn lievelingsspelletjes wilden spelen. Hij rende achter de met houtsnijwerk versierde stok aan, bracht hem terug, legde hem op de grond en bleef hijgend - met zijn tong uit zijn bek - en kwispelend staan voor het volgende spelletje. De jongen pakte de stok en gooide hem weer weg.

'Ik geloof dat je gelijk hebt, hij speelt met ze. Hij moet van kinderen houden,' zei Tholie. 'Maar waarom vindt hij het leuk om te spelen? Het is een wolf!'

'Wolven en mensen lijken in bepaalde opzichten op elkaar,' zei Ayla. 'Wolven spelen graag. Vanaf hun welpentijd spelen de jongen met elkaar en de half volwassen en volwassen dierenvinden het heerlijk dit met de kleintjes te doen. Wolf had geen broertjes of zusjes toen ik hem vond; hij was de enig overgeblevene en had nauwelijks zijn ogen open. Hij is niet in een wol- veroedel opgegroeid, maar met kinderen en hij heeft altijd met ze gespeeld.'

'Kijk eens. Hij is zo verdraagzaam, zelfs zacht met de kinderen. Ik weet zeker dat het pijn doet als Shamio aan zijn vacht trekt. Waarom duldt hij dat?' vroeg Tholie, die nog steeds haar best deed het te begrijpen.

'Het is voor een volwassen wolf heel natuurlijk zachtmoedig met kleintjes van een roedel om te gaan en het was niet zo moeilijk hem te leren voorzichtig te zijn, Tholie. Vooral met kleine kinderen en baby's is hij heel lief en hij verdraagt bijna alles van ze. Dat heb ik hem niet geleerd, zo is hij. Als ze te ruw met hem doen, loopt hij weg, maar hij komt later terug. Van oudere kinderen neemt hij niet zo veel en hij schijnt ook het verschil te weten tussen een kind dat hem per ongeluk bezeert en een kind dat hem opzettelijk pijn doet. Hij heeft nooit iemand kwaad gedaan, maar hij zal een ouder kind, dat aan zijn staart trekt of aan zijn haar rukt, een kneepje geven - even het vel tussen zijn tanden nemen - om het eraan te herinneren dat bepaalde dingen pijn doen.'

'Het idee dat iemand, in het bijzonder een kind, er zelfs maar aan denkt een wolf aan zijn staart te trekken, is moeilijk te bevatten... tot vandaag althans,' zei Tholie. 'En ik had nooit gedacht nog mee te maken Shamio met een wolf te zien spelen. Je hebt... sommige mensen aan het denken gezet, Ayla... Ayla van de Mamutiërs.' Tholie wilde eigenlijk meer zeggen, vragen stellen, maar ze wilde de vrouw niet echt van liegen beschuldigen, niet na wat ze voor Roshario had gedaan of scheen te hebben gedaan. Niemand wist nog hoe dat zou aflopen.

Ayla voelde Tholies terughoudendheid en betreurde die. Zij liet een onuitgesproken spanning tussen hen ontstaan, terwijl Ayla de kleine, mollige Mamutische wel mocht. Ze liepen zwijgend door en keken naar de met Shamio en andere kinderen spelende wolf. Ayla bedacht opnieuw hoe graag ze een dochter als die van Tholie zou hebben... De volgende keer een dochter, geen zoon. Het was zo'n snoezig meisje en haar naam paste heel goed bij haar.

'Shamio is een prachtige naam, Tholie, en ongewoon. Hij klinkt als een Sharamudische naam, maar ook als een Mamutische,' zei Ayla.

Tholie moest weer glimlachen. 'Je hebt gelijk. Niet iedereen weet het, maar dat was ook niet de bedoeling. Als ze een Mamutische was, zou ze Shamie heten, hoewel dat geen naam is die je in welk Kamp ook gauw zal vinden. Hij komt uit het Sha-

ramudisch en hoort bij beide talen. Ik ben nu een Sharamudische, maar ik ben geboren bij de Edelhertvuurplaats, die altijd een hoge status heeft gehad. Mijn moeder wilde van Markeno's familie absoluut een goede bruidsprijs hebben, hoewel hij geen Mamutiër was. Shamio kan even trots zijn op haar Mamutische achtergrond als op haar Sharamudische erfgoed. Daarom wilde ik die allebei in haar naam laten uitkomen.'

Tholie bleef staan toen haar iets inviel. Ze keerde zich naar de bezoekster. 'Ayla is ook een ongewone naam. Bij welke Vuurplaats ben jij geboren?' zei ze. Nu ben ik benieuwd je die naam te horen verklaren, dacht ze.

'Ik ben geen Mamutische van geboorte, Tholie. Ik ben door de Mammoetvuurplaats geadopteerd,' zei Ayla, blij dat de vrouw met deze vraag op de proppen was gekomen, die haar duidelijk had dwarsgezeten.

Tholie was er zeker van de vrouw op een leugen te hebben betrapt. 'Er worden geen mensen door de Mammoetvuurplaats geadopteerd,' verklaarde ze stellig. 'Dat is de Vuurplaats van de mamuts. Mensen kiezen voor een opleiding in geestelijke zaken en kunnen bij de Mammoetvuurplaats worden toegelaten, maar ze worden niet geadopteerd.'

'Dat gebeurt gewoonlijk, Tholie, maar Ayla is echt geadopteerd,' kwam Jondalar tussenbeide. 'Ik was er ook. Talut wilde haar bij zijn Leeuwevuurplaats adopteren, maar Mamut verbaasde iedereen door haar als dochter van zijn haardstede bij de Mammoetvuurplaats te adopteren. Hij zag iets in haar - daarom gaf hij haar een opleiding. Hij zei dat ze voor de Mammoetvuurplaats was geboren, of ze een Mamutische was of niet.'

'Bij de Mammoetvuurplaats geadopteerd? Van buiten het Kamp?' zei Tholie verbaasd, maar ze twijfelde niet aan Jondalars woorden. Tenslotte kende ze hem, hij was een verwant van haar. Maar zijn woorden wekten nog sterker haar belangstelling. Nu ze zich niet langer verplicht voelde waakzaam en voorzichtig te zijn, kwam haar natuurlijke, onomwonden nieuwsgierigheid naar boven. 'Bij wie ben je dan geboren, Ayla?'

'Dat weet ik niet, Tholie. De mensen bij wie ik hoor, zijn bij een aardbeving omgekomen toen ik nog klein was, niet veel ouder dan Shamio. Ik ben grootgebracht bij de Stam,' zei Ayla.

Tholie had nog nooit van een volk gehoord dat de Stam heette. Zeker een van de stammen in het oosten, dacht ze. Dat zou veel verklaren. Geen wonder dat ze zo'n vreemd accent heeft, al spreekt ze de taal goed voor iemand van buiten. Die oude Mamut van het Leeuwekamp was een wijze en slimme oude man, peinsde ze. Hij was altijd oud geweest, leek het. Toen ze nog een meisje was, kon niemand zich herinneren dat hij ooitjong was geweest en niemand twijfelde aan de juistheid van zijn inzichten.

Met het natuurlijke instinct van een moeder keek Tholie achterom of alles goed was met haar kind. Toen ze Wolf zag, bedacht ze weer hoe vreemd het was dat een dier er de voorkeur aan gaf zich bij mensen aan te sluiten. Toen keek ze naar de andere kant, naar de paarden die rustig en tevreden op het veldje stonden te grazen, zo dicht bij hun woongebied. Ayla's gezag over dieren was niet alleen verbazingwekkend, maar ook interessant, omdat ze zo aan haar leken toegewijd. De wolf scheen haar te adoreren.

En Jondalar. Die was duidelijk in de ban van de mooie, blonde vrouw en Tholie dacht niet dat het alleen maar door haar schoonheid kwam. Serenio was ook mooi geweest en talloze aantrekkelijke vrouwen hadden hun best gedaan hem voor een serieuze verbintenis te interesseren. Hij had nader tot zijn broer gestaan en Tholie wist nog dat ze zich had afgevraagd of ooit een vrouw tot zijn hart zou kunnen doordringen, maar deze vrouw was het gelukt. Zelfs zonder haar kennelijk aanwezige vaardigheden als genezeres scheen ze iets bijzonders te hebben. De oude Mamut moest het goed hebben gezien. Ze was waarschijnlijk voorbestemd om tot de Mammoetvuurplaats te behoren.

In de woning kamde Ayla haar haar uit, bond het in haar nek met een stukje zacht leren veter bijeen en deed de schone tuniek en de korte broek aan, die ze apart had gehouden voor als ze mensen tegenkwamen, zodat ze niet in haar vieze reiskleding op bezoek zou hoeven gaan. Toen ging ze bij Roshario kijken. Ze glimlachte naar Darvalo die lusteloos buiten de woning zat, knikte bij binnenkomst naar Dolando en liep naar de op het bed liggende vrouw. Ze onderwierp haar aan een kort onderzoek om zich ervan te vergewissen dat alles in orde was.

'Is het goed dat ze nog steeds slaapt?' vroeg Dolando met een frons.

'Ze maakt het best en zal nog een poosje in slaap blijven.' Ayla keek naar haar medicijnbuidel en besloot dat dit een goed moment was om verse ingrediënten te verzamelen voor een opwekkende thee om Roshario te helpen uit de verdoving te komen als ze wakker begon te worden. 'Ik heb onderweg een lindeboom gezien. Daarvan wil ik bloemen hebben om een thee voor haar te maken en als ik ze kan vinden ook andere kruiden. Als Roshario wakker wordt voordat ik terug ben, kun je haar een beetje water geven. Je moet erop voorbereid zijn dat ze verward is en duizelig. De spalken zullen haar arm rechthouden, maar laat haar er niet te veel mee bewegen.'

'Denk je het allemaal te kunnen vinden?' vroeg Dolando.

'Misschien moet je Darvo meenemen.'

Ayla was er zeker van alles zonder moeite te kunnen vinden, maar ze besloot de jongen toch mee te nemen. In alle drukte en bezorgdheid om Roshario was hij wat over het hoofd gezien, hij had zich ook zorgen over de vrouw gemaakt.

'Ja, dank je, dat doe ik,' zei ze.

Darvalo had het gesprek gehoord en stond al klaar om met haar mee te gaan, zo te zien blij zich nuttig te kunnen maken.

'Ik denk dat ik weet waar die lindeboom is,' zei hij. 'In deze tijd van het jaar vliegen er altijd een boel bijen omheen.'

'Dat is het beste moment om de bloemen te verzamelen,' zei Ayla, 'als ze naar honing ruiken. Weet je waar ik een mand kan vinden om ze in te vervoeren?'

'Roshario bewaart haar manden hier,' zei Darvalo en hij nam Ayla mee naar een opslagruimte achter het woninkje. Ze zochten twee manden uit.

Toen ze onder de zandstenen overkraging uit stapten, zag Ayla Wolf naar haar kijken en riep hem. Ze was er nog niet gerust op dat ze de wolf alleen bij deze mensen kon achterlaten, hoewel de kinderen protesteerden toen hij bij hen wegliep. Later, als iedereen zich meer vertrouwd met de dieren voelde, zouden de zaken anders kunnen liggen.

Jondalar was met twee mannen bij de paarden op het veld. Ayla liep naar hen toe om hem te zeggen waar ze heen ging. Wolf rende voor haar uit en ze draaiden zich om toen hij en Whinney hun neuzen tegen elkaar wreven, terwijl de merrie ter begroeting zachtjes hinnikte. Toen nam de wolf een speelse houding aan en kefte als een jonge hond tegen de jonge hengst. Renner hief zijn hoofd in een hoog gehinnik en schraapte met zijn hoef over de grond als antwoord. De merrie kwam op Ayla toe en legde haar hoofd op haar schouder. De vrouw sloeg haar armen om Whinney's hals en ze bleven in een vertrouwde houding vol troost en geruststelling tegen elkaar geleund staan. Renner kwam enkele stappen naar voren en wreef zijn neus langs Ayla en Whinney, omdat hij ook contact wilde. De vrouw sloeg haar arm om zijn nek en beklopte en streelde hem, beseffend dat ze blij waren met eikaars vertrouwde aanwezigheid op deze plek waar zo veel onbekenden waren.

'Ik hoor je eigenlijk voor te stellen, Ayla,' zei Jondalar.

Ze keerde zich naar de beide mannen. De ene was bijna even lang als Jondalar, maar magerder, de andere was kleiner en ouder, maar niettemin was de gelijkenis tussen hen opvallend. De kleinere stapte het eerst naar voren, met uitgestrekte handen.

'Ayla van de Mamutiërs, dit is Carlono, de Ramudische leider van de Sharamudiërs.'

'In de naam van Mudo, de Moeder van Allen in het water en op het land, je bent welkom, Ayla van de Mamutiërs,' zei Car- lono, haar beide handen vattend. Hij sprak nog beter Mamutisch dan Dolando, het resultaat van vele handelsreizen naar de monding van de Grote Moederrivier en Tholies onderricht.

'In de naam van Mut, ik dank je voor je welkomstwoorden, Carlono van de Sharamudiërs,' antwoordde ze.

'Je moet gauw eens naar onze steiger beneden komen,' zei Carlono en hij dacht: wat een vreemd accent heeft ze. Ik geloof niet dat ik ooit zo'n accent heb gehoord en ik heb er toch vele gehoord. 'Jondalar vertelde mij dat hij je een tocht in een echte boot heeft beloofd, niet in een van die uit hun krachten gegroeide drinkkommetjes van de Mamutiërs.'

'Heel graag,' zei Ayla met een van haar stralende glimlachjes.

Carlono's gedachten dwaalden af van de eigenaardigheden van haar spraak naar haar uiterlijk. Deze vrouw die Jondalar heeft meegebracht is beslist een schoonheid. Ze past goed bij hem, besloot hij.

'Jondalar heeft me over jullie boten verteld en over de steu- renjacht,' vervolgde Ayla.

Beide mannen lachten alsof ze een grapje had gemaakt en keken naar Jondalar, die glimlachte, zij het dat hij enigszins bloosde.

'Heeft hij je verteld hoe hij een halve steur heeft gevangen?' vroeg de lange jongeman.

'Ayla van de Mamutiërs,' onderbrak Jondalar hem, 'dit is Markeno van de Ramudiërs, de zoon van Carlono's vuurplaats en Tholies metgezel.'

'Welkom, Ayla van de Mamutiërs,' zei Markeno op informele toon, wetend dat ze vele malen volgens het juiste ritueel was begroet. 'Heb je Tholie al ontmoet? Zij zal het leuk vinden dat je er bent. Soms mist ze haar Mamutische verwanten.' Zijn beheersing van de taal van zijn gezellin was vrijwel volmaakt.

'Ja, ik heb haar ontmoet en Shamio ook. Een heel mooi meisje is dat.'

Markeno straalde. 'Dat vind ik ook, al hoor je dat niet van de dochter van je eigen vuurplaats te zeggen.' Toen wendde hij zich tot de jongeman. 'Hoe gaat het met Roshario, Darvo?'

'Ayla heeft haar arm in orde gemaakt,' zei hij. 'Ze is een genezeres.'

'Jondalar heeft ons verteld dat ze de breuk opnieuw en nu goed heeft gezet,' zei Carlono op neutrale toon. Hij wilde eerst afwachten hoe haar arm genas.

Ayla bemerkte de terughoudende reactie van de Ramudische leider, maar ze vond die gezien de omstandigheden begrijpelijk. Hoe graag ze Jondalar ook mochten, zij was tenslotte een vreemdelinge.

'Darvalo en ik gaan kruiden verzamelen die ik onderweg naar hier heb zien staan, Jondalar,' zei ze. 'Roshario slaapt nog, maar ik wil een drank klaarmaken voor als ze wakker wordt. Dolando is bij haar. Ik vind ook dat Renners ogen er niet goed uitzien. Ik zal later meer van die witte planten zoeken om hem te helpen, maar daar wil ik nu niet de tijd voor nemen. Je zou kunnen proberen ze met koel water uit te spoelen.' Ze glimlachte naar iedereen, wenkte Wolf, knikte naar Darvalo en ging op weg naar de rand van het omsloten woonterrein.

Het uitzicht vanaf het pad langs de rotswand was niet minder spectaculair dan de eerste keer. Ze moest diep inademen toen ze omlaag keek, maar ze kon geen weerstand aan de verleiding bieden. Ze liet Darvo voorgaan en was blij dat hij haar een kortere route wees die hij kende. De wolf verkende het terrein langs het pad en ging druk achter allerlei boeiende geurtjes aan, waarna hij telkens naar hen terugliep. De eerste keren dat Wolf plotseling weer opdook, liet hij de jongen schrikken, maar gaandeweg raakte Darvalo gewend aan zijn komen en gaan.

De grote, oude lindeboom maakte zijn aanwezigheid lang voordat ze er waren kenbaar door een zoete geur, die aan honing deed denken, en door het zachte gezoem van bijen. De boom kwam na een bocht in het zicht en daarmee de bron van het rijke aroma: kleine, groen met gele bloemen die uit langgerekte, op vleugeltjes lijkende schutblaadjes neerdaalden. De bijen waren zo bedrijvig nectar aan het verzamelen dat ze zich niets aantrokken van de mensen die hen kwamen storen, ook al moest de vrouw er enkele uit de bloemen schudden die ze hadden afgesneden. De insekten vlogen terug naar de boom en zochten andere bloemen op.

'Waarom zijn deze juist goed voor Rosh?' vroeg Darvalo. 'Iedereen maakt toch lindethee?'

'Ja, die is lekker, hè? Maar hij is ook goed. Als je van streek bent, zenuwachtig of kwaad, kan lindethee heel kalmerend werken; en als je moe bent, werkt hij opwekkend en geeft energie. Je hoofdpijn kan ervan overgaan en hij werkt kalmerend als je last van je maag hebt. Roshario zal van al deze dingen last hebben door het drankje dat haar in slaap heeft gebracht.'

'Ik wist niet dat lindethee dat allemaal deed,' zei de jongeman, de bekende, breed uitwaaierende boom met de gladde, donkerbruine bast opnieuw bekijkend. Dat iets wat op het eerste gezicht heel gewoon leek zulke speciale eigenschappen had, maakte diepe indruk op hem.

'Er is nog een boom die ik graag zou vinden, Darvalo, maar ik weet niet hoe hij in het Mamutisch heet,' zei Ayla. 'Het iseen kleine boom en hij groeit soms in het kreupelhout. Er zitten doorns aan en de bladeren hebben een beetje de vorm van een hand met vingers. Eerder in de zomer zitten er trosjes witte bloemen aan en rond deze tijd rode bessen.'

'Je bedoelt toch geen rozestruik?'

'Nee, maar dat komt in de buurt. De boom die ik moet hebben wordt gewoonlijk groter dan een rozestruik, maar de bloemen zijn kleiner en de bladeren anders.'

Darvalo dacht met een frons op zijn gezicht na en glimlachte plotseling. 'Ik geloof dat ik weet welke je bedoelt; niet ver van hier staan er een paar. In de lente plukken we, als we er langskomen, altijd de bladknoppen en eten die op.'

'Ja, dat lijkt me de boom die ik bedoel. Kun je me daar heen brengen?'

Wolf was nergens te zien en Ayla floot. Hij verscheen bijna onmiddellijk en keek haar met een gretige, verwachtingsvolle blik aan. Ze wenkte hem haar te volgen. Ze liepen enige tijd door tot ze bij een opstandje meidoornboompjes kwamen.

'Dat is precies wat ik moet hebben, Darvalo!' zei Ayla. 'Ik wist niet of mijn beschrijving duidelijk genoeg was.'

'En waar is dit goed voor?' vroeg hij, terwijl ze bessen en bladeren stonden te plukken.

'Dit is voor het hart; het werkt herstellend, versterkend en stimulerend, het laat het hart flink kloppen - maar het heeft een milde werking voor een gezond hart. Dus niet voor iemand met een zwak hart die een krachtig middel nodig heeft,' zei Ayla, zoekend naar de juiste woorden om de jongeman uit te leggen wat zij op grond van haar waarnemingen en ervaring wist. Ze was door Iza onderricht in een taal en op een wijze die moeilijk waren over te brengen. 'Je kunt deze ook goed met andere medicijnen mengen. Het verhoogt hun werking.'

Darvalo vond het leuk dingen met Ayla te zoeken. Ze wist allerlei zaken die niemand wist en ze vond het niet erg die te vertellen. Op de terugweg bleef ze bij een droge, zonnige aarden wal staan en sneed enkele aangenaam ruikende, paarse hysop- bloemen af. 'Waar is dat voor?' vroeg hij.

'Het verruimt de ademhalingswegen en bevordert de ademhaling. En dit,' zei ze, onderwijl zachte, donzige muizeoorvormige blaadjes plukkend van het dichtbij staande havikskruid, 'bevordert alle functies. Het is sterker en het smaakt niet erg lekker, dus ik gebruik maar een beetje. Dit zal haar hoofd helder maken en haar het gevoel geven er weer helemaal bij te zijn.'

Verderop bleef Ayla weer staan om een grote bos bekoorlijke anjelieren te plukken. Darvalo verwachtte nog meer medische kennis te horen te krijgen toen hij vroeg waarvoor die waren.

'Die neem ik alleen mee omdat ze lekker ruiken en een zoete, kruidige smaak geven. Ik ga er een paar voor de thee gebruiken en de rest in water bij haar bed zetten om haar een prettig gevoel te geven. Vrouwen houden van mooie, lekker ruikende dingen, Darvalo, vooral als ze ziek zijn.'

Hij besloot ook van mooie, lekker ruikende dingen te houden, zoals Ayla. Hij vond het leuk dat ze hem Darvalo bleef noemen en geen Darvo, zoals de anderen. Hij vond het niet vervelend als Dolando of Jondalar hem zo noemde, maar het was fijn haar zijn volwassen naam te horen gebruiken. Haar stem klonk prettig, ook al zei ze bepaalde woorden op een wat rare manier. Daardoor ging je beter op haar letten als ze praatte en bedacht je na een tijdje dat ze een leuke stem had.

Er was een tijd geweest dat hij meer dan iets anders had gewenst dat Jondalar een verbintenis met zijn moeder zou aangaan en bij de Sharamudiërs zou blijven. De metgezel van zijn moeder was gestorven toen hij nog klein was en tot de komst van de lange Zelandoniër had er nooit een man bij hen gewoond. Jondalar had hem behandeld als de zoon van zijn vuurplaats - was zelfs begonnen hem het bewerken van vuursteen te leren - en Darvalo had zich zeer gekwetst gevoeld toen de man wegging.

Hij had gehoopt, maar eigenlijk nooit verwacht, dat Jondalar zou terugkomen. Toen zijn moeder met die Mamutiër, Gu- lec, vertrok, had hij zeker geweten dat de Zelandoniër, als hij terugkwam, geen reden zou hebben om te blijven. Maar nu hij met een andere vrouw was teruggekomen, gaf het niet meer dat zijn moeder er niet was. Iedereen mocht Jondalar en vooral na Roshario's ongeluk had iedereen het erover gehad hoe hard ze een genezer nodig hadden. Hij was ervan overtuigd dat Ayla een goede genezeres was. Waarom zouden ze niet beiden kunnen blijven? dacht hij.

'Ze is een keer wakker geworden,' zei Dolando toen Ayla de hut betrad. 'Dat geloof ik tenminste. Ze kan ook in haar slaap hebben gewoeld. Ze kalmeerde en ligt nu weer te slapen.'

De man was opgelucht haar te zien, hoewel hij dit duidelijk niet wilde laten merken. Anders dan Talut, die volstrekt open en voorkomend was geweest en wiens leiderschap had berust op zijn sterke karakter, zijn bereidheid tot luisteren, zijn accepteren van verschillen tussen mensen en zijn uitwerken van compromissen - met een stem die luid genoeg was om de aandacht van een lawaaierige groep in een verhitte discussie te trekken - deed Dolando haar meer aan Brun denken. Hij was gereserveerder en, hoewel een goed luisteraar die een situatie zorgvuldig taxeerde, gaf hij niet graag zijn gevoelens prijs. Ayla was gewend de subtiele, door zo iemand uitgezonden signalen te vertalen.

Wolf kwam samen met haar binnen en liep voordat ze hem een seintje gaf naar zijn hoek. Ze zette haar mand met kruiden en bloemen neer om Roshario's toestand te controleren en sprak even met de bezorgde man aan het bed. 'Ze zal zo wel wakker worden, maar ik denk nog tijd te hebben om een speciale thee voor haar te maken die ze dan kan drinken.'

De geur van de bloemen was Dolando opgevallen zodra Ayla binnenkwam en de dampende drank die ze ervan trok, bezat een warm, zoet aroma toen ze zowel voor hem als voor de vrouw een beker bracht.

'Waarvoor is dit?' vroeg hij.

'Ik heb het gemaakt om Roshario te helpen wakker te worden, maar jij knapt er misschien ook van op.'

Hij nam een teugje in de verwachting een licht bloemenaf- treksel te proeven en was verrast toen een zacht zoete, volle smaak met een heel eigen karakter zijn mond vulde. 'Dit is lekker!' zei hij. 'Wat zit erin?'

'Vraag maar aan Darvalo. Ik denk dat hij het je met genoegen zal vertellen.'

De man knikte en begreep wat ze met haar suggestie wilde bereiken. 'Ik moet hem inderdaad meer aandacht geven. Ik heb me zo veel zorgen om Roshario gemaakt dat ik nergens anders aan heb gedacht en hij is vast ook heel ongerust geweest.'

Ayla glimlachte. Ze begon de eigenschappen te onderkennen die hem tot de leider van deze groep hadden gemaakt. Zijn vlugge geest beviel haar en haar sympathie voor hem groeide snel. Roshario maakte een geluidje en meteen waren ze met alle aandacht bij haar.

'Dolando?' zei ze met zwakke stem.

'Hier ben ik,' zei hij, en de tederheid in zijn stem gaf Ayla een brok in haar keel. 'Hoe voel je je?'

'Een beetje duizelig en ik heb zo raar gedroomd,' zei ze.

'Ik heb hier iets te drinken voor je.' De vrouw vertrok haar gezicht, zich het vorige drankje herinnerend. 'Dit zul je lekker vinden, denk ik. Hier, ruik maar eens,' zei Ayla, die de beker omlaag bracht zodat het heerlijke aroma haar neus bereikte. De frons trok weg en de medicijnvrouw tilde Roshario's hoofd op en bracht de beker aan haar lippen.

'Lekker,' zei Roshario na een paar slokjes en dronk nog wat. Toen ze de beker leeg had, ging ze weer achterover liggen en sloot haar ogen, maar deed ze kort daarna weer open. 'Mijn arm! Hoe is het met mijn arm?'

'Hoe voelt hij?' zei Ayla.

'Hij is pijnlijk, maar niet zo erg als eerst, en anders,' zei ze. 'Laat me eens kijken.' Ze strekte haar hals om naar de arm te kunnen kijken en probeerde overeind te komen.

'Ik zal je helpen,' zei Ayla en ze gaf haar een steuntje in haar rug.

'Hij is recht! Mijn arm ziet er goed uit. Het is je gelukt,' zei de vrouw en haar ogen stonden vol tranen toen ze ging liggen. 'Nu hoef ik geen nutteloze, oude vrouw te worden.'

'Je zult het gebruik misschien niet geheel terugkrijgen,' waarschuwde Ayla, 'maar hij is nu goed gezet en krijgt de kans op de juiste manier te genezen.'

'Dolando, vind je het niet ongelooflijk? Alles komt nu in orde,' snikte Roshario, met tranen van vreugde en opluchting.