18.

Ayla knielde op de vochtige grond en staarde, diep de zware bosgeur inademend en door herinneringen overspoeld, naar de planten. Zelfs bij de Stam was het geheim van de wortel weinig bekend. Die kennis had aan Iza's geslacht toebehoord en alleen zij die van dezelfde voorvaderen afstamden - of degenen aan wie ze het had geleerd - kenden de ingewikkelde verwerking die voor het beoogde eindresultaat noodzakelijk was. Ayla herinnerde zich hoe Iza de ongewone methode had uitgelegd om de plant te drogen waardoor de eigenschappen zich in de wortel zouden concentreren. Ze wist dat die bij in het donker bewaren nog sterker werden.

Hoewel Iza haar zorgvuldig en herhaaldelijk had verteld hoe ze de drank van de droge wortels moest maken, kon ze Ayla niet de bereiding laten oefenen voordat ze naar de Stambijeen- komst ging. De drank kon niet zonder het vereiste ritueel worden genuttigd en was, had Iza nog eens benadrukt, te heilig om weg te gooien. Daarom had Ayla de droesem, die ze onder in Iza's oeroude kom had gevonden nadat zij de drank voor de mog-urs had klaargemaakt, opgedronken - al was dat vrouwen niet toegestaan - alleen om deze niet te hoeven weggooien. Ze dacht toen al niet logisch meer. Er gebeurde zo veel, haar geest werd door andere dranken verduisterd en de worteldrank was zo sterk dat zelfs het beetje dat ze bij het maken ervan had ingeslikt een krachtig effect op haar had.

Ze had in smalle gangen door de diepe, sterk vertakte grotten gedwaald en tegen de tijd dat ze Creb en de andere mog-urs zag, kon ze niet meer terug, al had ze dat geprobeerd. Toen was het gebeurd. Op de een of andere manier had Creb geweten dat ze daar was en hij had haar met hen meegenomen, terug in de herinneringen. Als hij dat niet had gedaan, was ze voorgoed de weg in die zwarte leegte kwijtgeraakt, maar die nacht gebeurde er iets waardoor hij veranderde. Na die nacht was hij De Mog- ur niet meer; hij schiep er geen vreugde meer in, tot die laatste keer.

Ze had iets van de wortels bij zich toen ze bij de Stam wegging. Ze zaten in haar medicijnbuidel, in het heilige, roodgekleurde zakje, en Mamut was heel nieuwsgierig geweest toen ze hem erover vertelde. Maar hij beschikte niet over de macht van De Mog-ur, of had de plant op de Anderen misschien een ander effect? Zij en Mamut werden beiden de zwarte leegte ingezogen en keerden er bijna niet meer uit terug.

Terwijl ze op de grond zat en naar die ogenschijnlijk onschuldige plant staarde waarvan zo iets krachtigs kon wordengemaakt, riep ze die ervaring in haar herinnering op. Plotseling rilde ze, door een ander soort kilte bevangen, en ze voelde een duistere schaduw over zich vallen, alsof een wolk boven haar voorbijgleed. Het was niet meer zomaar een herinnering, ze herleefde die vreemde Tocht met Mamut. Het groene bos om haar heen vervaagde en verdween naar de achtergrond, toen ze werd meegezogen in haar herinnering aan de verduisterde, half onderaardse woning. Achter in haar keel proefde ze het donkere, koele leem en de woekerende schimmels van oeroude primitieve wouden. Ze voelde zich met grote snelheid naar de vreemde werelden tuimelen, waar ze met Mamut doorheen was gereisd en ze onderging de verschrikking van de zwarte leegte.

Toen hoorde ze plotseling van ver Jondalars stem, vol folterende angst en innige liefde, die haar riep en haar terughaalde en Mamut ook, puur door de kracht van zijn liefde en zijn verlangen naar haar. In een ogenblik was ze terug, koud tot op het bot, in de warmte van de nazomerzon.

'Jondalar heeft ons teruggehaald!' zei ze hardop. Op dat moment had ze het niet beseft. Hij was degene die ze zag toen ze haar ogen opsloeg, maar daarna was hij verdwenen en in zijn plaats was Ranec verschenen met een hete drank om haar te warmen. Mamut had tegen haar gezegd dat iemand hen had geholpen terug te komen. Ze had niet beseft dat dit Jondalar was geweest, maar nu wist ze het ineens, bijna alsof het de bedoeling was die boodschap door te krijgen.

De oude man had gezegd dat hij de wortel nooit meer zou kunnen gebruiken en had haar ertegen gewaarschuwd, maar hij had ook gezegd dat, als ze hem ooit nog eens zou gebruiken, ze ervoor moest zorgen dat er iemand bij haar was die haar kon terugroepen. Hij had haar verteld dat de wortel meer was dan alleen dodelijk: hij kon haar geest stelen. Dan zou ze voor altijd in de zwarte leegte verdwaald kunnen blijven en nooit naar de Grote Aardmoeder kunnen terugkeren. Toen had dat er niets toe gedaan. Ze had geen wortels meer gehad. Ze had de laatste met Mamut gebruikt. Nu stond daar echter die plant, vlak voor haar.

Dat zij daar stond, wilde niet zeggen dat ze haar ook moest meenemen, dacht ze. Als ze de plant liet staan, zou ze zich nooit ongerust hoeven maken dat ze de wortel nog eens zou gebruiken en haar geest zou kwijtraken. Haar was trouwens gezegd de drank niet te drinken. Die was voor mog-urs bestemd, die zich met de geestenwereld bezighielden, en niet voor medicijnvrouwen, die alleen werden geacht de drank voor de mog- urs te bereiden. Maar zij had hem al gedronken, twee maal zelfs. En bovendien had Broud haar vervloekt; voor de Stam was ze dood. Wie kon haar nu nog tegenhouden?

Ayla stelde zich niet eens de vraag waarom ze de afgebroken tak pakte en die als graafstok gebruikte om voorzichtig verscheidene planten uit de grond te halen zonder de wortels te beschadigen. Zij was een van de weinigen op aarde die de eigenschappen van de wortel kende en die wist hoe de drank moest worden klaargemaakt. Ze kon de planten niet laten staan. Ze had geen bijzonder voornemen ze te gebruiken, wat op zich niet ongewoon was. Ze had vele plantenpreparaten die misschien nooit werden gebruikt, maar met deze plant was dat anders. De andere konden voor geneeskundige doeleinden worden aangewend. Zelfs guldendraad, Iza's tovermedicijn om bevruchtende stoffen te verjagen, was bij uitwendig gebruik een goed middel tegen steken en beten, maar voor zover zij wist bezat deze plant geen andere toepassingsmogelijkheid. De wortel was pure geestenmagie. 'O, daar ben je! We gingen ons al ongerust maken,' riep Tholie toen ze Ayla het pad zag afkomen. 'Jondalar zei dat hij Wolf achter je aan zou sturen als je niet vlug terugkwam.'

'Ayla, waarom ben je zo lang weggebleven?' vroeg Jondalar voor ze Tholie antwoord kon geven. 'Tholie zei dat je meteen terug zou komen.' Hij sprak zonder na te denken Zelando- nisch, wat haar duidelijk maakte hoe ongerust hij was geweest.

'Het pad liep door en ik besloot het iets verder te volgen. En toen vond ik planten die ik wilde hebben,' zei Ayla en ze toonde het materiaal dat ze had verzameld. 'Deze streek lijkt zo sterk op het gebied waar ik ben opgegroeid. Ik heb sommige planten niet meer gezien sinds ik er weg ben.'

'Wat is er zo belangrijk aan deze planten, dat je ze nü moet verzamelen? Waar is die voor?' zei Jondalar, naar de guldendraad wijzend.

Ayla kende hem goed genoeg om te weten dat zijn boze toon het gevolg was van zijn ongerustheid, maar zijn vraag overviel haar. 'Dat is... dat is tegen beten... en steken,' zei ze geagiteerd en beschaamd. Ze had het gevoel te liegen. Haar antwoord was volstrekt juist, maar niet volledig.

Ayla was grootgebracht als vrouw van de Stam en vrouwen van de Stam mochten niet weigeren een rechtstreekse vraag te beantwoorden, vooral niet als die door een man werd gesteld. Iza had Ayla heel sterk op het hart gedrukt nooit iemand, en zeker geen man, te vertellen welke macht de dunne, gouden draadjes bezaten. Iza zou het niet hebben opgebracht om Jondalars vraag niet volledig te beantwoorden, maar ze zou nooit deze vraag hebben hóéven beantwoorden. Geen man van de Stam zou er ooit over denken een medicijnvrouw over haar planten of geneeswijzen te vragen. Iza had bedoeld dat Ayla nooit vrijwillig met die informatie op de proppen moest komen.

Dat je naliet iets te vermelden, werd wel geaccepteerd, maar Ayla wist dat dit uit hoffelijkheid was en om de mensen enige persoonlijke vrijheid te laten. Zij was veel verder gegaan, zij had opzettelijk informatie achtergehouden. Ze kon de medicijn toedienen als ze dat nodig vond, maar Iza had gezegd dat het gevaarlijk kon zijn als mensen, vooral mannen, beseften dat zij wist hoe de sterkste geest kon worden verslagen en zwangerschap kon worden voorkomen. Het was een esoterische kennis, uitsluitend aan medicijnvrouwen voorbehouden.

Plotseling viel Ayla iets in. Als Iza's tovermedicijn kon verhinderen dat de Moeder een vrouw zegende, moest die dan niet sterker zijn dan Zij? Hoe zou dat kunnen? Maar als Zij alle planten had geschapen, moest Zij die plant opzettelijk hebben gemaakt! Ze moest haar hebben bedoeld als hulp voor vrouwen wanneer die door zwangerschap in gevaar of in de problemen zouden komen. Waarom wisten dan niet meer vrouwen van de plant af? Misschien was zij helemaal niet de enige. Wellicht kenden deze Shamudische vrouwen die toepassing ook, omdat zij zo dichtbij groeide. Ze zou het kunnen vragen, maar zouden ze het haar vertellen? En als ze niets wisten, hoe kon zij er dan naar vragen zonder hen op de hoogte te brengen? Als de Moeder de plant voor vrouwen had bedoeld, zou ze er dan niet goed aan doen hen erover te vertellen? De vragen dwarrelden door Ayla's hoofd, maar ze had geen antwoorden.

'Waarom moest je nü planten tegen beten en steken halen?' vroeg Jondalar, nog steeds met bezorgdheid in zijn ogen.

'Ik wilde je niet ongerust maken,' zei Ayla en ze glimlachte, 'het komt alleen omdat ik zo sterk het gevoel heb thuis te zijn dat ik wilde rondkijken.'

Plotseling moest ook hij glimlachen. 'En je hebt ook bramen voor je ontbijt gevonden, hè? Waar of niet? Nu weet ik waarom je zo lang bent weggebleven. Ik heb nog nooit iemand ontmoet die zo dol op bramen is.' Hij had haar onbehagen opgemerkt, en had veel plezier toen hij meende te hebben ontdekt waarom ze zo weinig bereid leek over haar uitstapje uit te weiden.

'Ja, ik heb inderdaad bramen gegeten. Misschien kunnen we straks teruggaan en voor iedereen wat plukken. Ze zijn zo lekker rijp. Er zijn ook nog andere dingen die ik wil zoeken.'

'Ik heb het gevoel dat we met jou in de buurt zo veel bramen krijgen als we maar willen, Ayla,' zei Jondalar en hij kuste haar paars gevlekte mond.

Hij was opgelucht dat haar niets was overkomen en zelfvoldaan haar te hebben betrapt op het stiekem toegeven aan haar zwak voor zoete vruchtjes. Ze glimlachte slechts en liet hem denken wat hij wilde. Ze hield inderdaad erg van bramen, maarhij was haar echte zwak en plotseling voelde ze voor hem zo'n overstelpende liefde dat ze slechts met hem alleen wenste te zijn. Ze wilde hem omhelzen, aanraken, Genot geven en zich door hem Genot laten schenken op zijn onovertroffen wijze. Haar gevoelens spraken uit haar ogen en zijn krachtige, uitzonderlijk blauwe ogen beantwoordden die eens zo sterk. Ze voelde diep van binnen een tinteling en keerde zich af om tot rust te komen.

'Hoe is het met Roshario?' zei ze. 'Is ze wakker?'

'Ja, en ze zegt honger te hebben. Carolio is van de steiger naar boven gekomen en bezig iets voor ons te maken, maar we vonden dat we op jou moesten wachten voor ze iets gaat eten.'

'Ik ga even bij haar kijken en daarna vind ik een zwempartij- tje wel lekker,' zei Ayla.

Toen ze naar de hut ging, trok Dolando juist de toegangsflap opzij om naar buiten te stappen en Wolf stoof uit het optrekje tevoorschijn. Hij sprong tegen haar op, legde zijn voorpoten op haar schouders en likte haar kaak.

'Wolf, af! Ik heb mijn handen vol,' zei ze.

'Hij lijkt blij je te zien,' zei Dolando. Hij aarzelde en voegde eraan toe: 'Ik ook, Ayla. Roshario heeft je nodig.'

Het was een soort erkenning, hij gaf toe niet te willen dat ze bij zijn gezellin wegbleef, ondanks zijn getier van de vorige avond. Ze had dat geweten toen hij haar in zijn hut liet, maar hij had het niet gezegd.

'Heb je iets nodig? Kan ik iets voor je halen?' vroeg de man, die had gezien dat ze haar handen vol had.

'Ik wil deze planten drogen en daarvoor moet ik een rek hebben,' zei ze. 'Ik kan er een maken, maar dan heb ik hout nodig en riempjes of pees voor de verbindingen.'

'Ik heb misschien iets beters. Shamud droogde ook planten voor zijn doeleinden en ik weet waar zijn rekken staan. Zou je er daar een van kunnen gebruiken?'

'Dat lijkt me precies wat ik nodig heb, Dolando,' zei ze. Hij knikte en beende weg terwijl zij naar binnenging. Ze glimlachte toen ze Roshario rechtop in bed zag zitten. Ze legde de planten neer en ging bij haar kijken.

'Ik wist niet dat Wolf weer naar binnen was gegaan,' zei Ayla. 'Ik hoop dat je geen last van hem hebt gehad.'

'Nee. Hij is de wacht bij me komen houden. Toen hij binnenkwam - hij weet hoe hij tussen de flap door kan - kwam hij recht op me af. Toen ik hem had beklopt, ging hij in die hoek liggen en keek alleen maar deze kant op. Het is nu zijn plek, weet je,' zei Roshario.

'Heb je goed geslapen?' vroeg Ayla, terwijl ze het beddegoed rechttrok en kussens en bontvachten om haar heen schikte, zodat ze gemakkelijker zou zitten.

'Beter dan ik na mijn val ooit heb gedaan. Vooral nadat Dolando en ik lang hadden gepraat,' zei ze. Ze keek de lange blonde vrouw aan, de vreemdelinge die Jondalar had meegebracht, die hun leven een nieuwe impuls had gegeven en in zo korte tijd zo veel veranderingen had teweeggebracht. 'Hij meende niet wat hij over je zei, Ayla, maar hij was uit zijn evenwicht. Hij draagt Doraldo's dood al jaren met zich mee en heeft die nooit geheel achter zich kunnen laten. Hij heeft tot gisteravond niet de hele toedracht geweten. Hij probeert jaren van haat en geweld tegen de mensen die naar zijn overtuiging kwaadaardige beesten waren te rijmen met alles wat nu aan het licht is gekomen.'

'Maar jij dan, Roshario? Hij was toch jouw zoon?'

'Ik haatte hen ook, maar toen stierf de moeder van Jetamio en namen we haar bij onze vuurplaats. Ze heeft niet geheel Doraldo's plaats ingenomen, maar ze was ziek en ze had veel verzorging nodig, zodat ik geen tijd had lang bij zijn dood stil te blijven staan. Toen ik steeds sterker het gevoel kreeg dat ze als een eigen dochter voor me was, kon ik de herinnering aan mijn zoon laten rusten. Dolando ging ook van Jetamio houden, maar jongens zijn voor mannen speciaal, vooral jongens die bij hun vuurplaats zijn geboren. Hij kon niet over het verlies van Doraldo heen komen, net toen hij een man was geworden en zijn hele leven voor zich had.' Tranen glinsterden in Roshario's ogen. 'Jetamio is nu ook dood. Ik durfde Darvo bijna niet in huis te nemen uit angst dat hij ook jong zou sterven.'

'Het valt nooit mee een zoon te verliezen,' zei Ayla, 'of een dochter.'

Roshario dacht een smartelijke uitdrukking op het gezicht van de jonge vrouw te zien toen deze opstond en naar het vuur ging om met haar voorbereidingen te beginnen. Toen ze terugkwam, bracht ze haar medicijnen mee in die interessante houten kommen. De vrouw had nooit iets gezien dat erop leek. Hun meeste gereedschappen, gebruiksvoorwerpen, schalen of bakken waren versierd met snijwerk of beschilderingen, of allebei, vooral die van de shamud. Ayla's kommen waren heel mooi gemaakt, glad en mooi van vorm, maar ze hadden geen enkele versiering dan het nervenpatroon van het hout.

'Heb je veel pijn?' vroeg Ayla terwijl ze Roshario hielp te gaan liggen.

'Wel iets, maar zeker niet zo veel als eerst,' zei de vrouw, terwijl de jonge genezeres de windsels verwijderde.

'Ik geloof dat de zwelling is afgenomen,' zei Ayla, naar de arm kijkend. 'Dat is een goed teken. Ik zal de spalken erom doen en een draagdoek voor als je een tijdje op wilt. Vanavond doe ik er een nieuw kompres op. Als de zwelling helemaal isverdwenen, doe ik er berkebast om, die je om moet houden tot het bot is genezen; op zijn minst een hele maan en nog een halve,' legde Ayla uit, terwijl ze handig de vochtige gemzehuid verwijderde en een grote blauwe plek bekeek, die door haar verrichtingen van de vorige dag was veroorzaakt.

'Berkebast?' vroeg Roshario.

'Wanneer je die in heet water weekt, wordt hij zacht en kun je hem makkelijk in een vorm brengen en ergens omheen laten passen. Bij het drogen wordt hij hard en stijf. Je arm zal niet kunnen bewegen, zodat de breuk recht vastgroeit, al loop je gewoon rond.'

'Wil je daarmee zeggen dat ik mag opstaan en iets gaan doen, in plaats van maar een beetje blijven liggen?' vroeg Roshario verrukt.

'Je kunt maar één arm gebruiken, maar er is geen enkele reden waarom je niet op je benen kunt staan. Door de pijn ben je op bed gebleven.'

Roshario knikte. 'Dat is waar.'

'Er is nog iets dat ik je wil laten proberen voordat ik de windsels weer omdoe. Ik wil dat je je vingers probeert te bewegen, als je kunt; het kan pijn doen.'

Ayla trachtte haar bezorgdheid niet te laten blijken. Als eventueel inwendige schade was aangericht, waardoor Roshario haar vingers niet zou kunnen bewegen, zou dat erop kunnen wijzen dat ze die arm maar in beperkte mate zou kunnen gebruiken. Ze keken beiden gespannen naar de hand en glimlachten van opluchting toen ze haar middenvinger naar boven bewoog en toen de andere.

'Mooi!' zei Ayla. 'Kun je je vingers ook krommen?'

'Dat voel ik!' zei Roshario toen ze haar vingers kromde en weer strekte.

'Doet het te veel pijn om een vuist te maken?' Ayla keek hoe ze langzaam haar hand dichtkneep.

'Het doet pijn, maar het gaat.'

'Dat is prachtig. Hoe ver kun je je hand bewegen? Kun je hem bij je pols buigen?'

Roshario's gezicht vertrok van pijn bij de inspanning en ze ademde tussen haar tanden door, maar ze bewoog haar hand omhoog.

'Zo is het genoeg,' zei Ayla.

Ze keken beiden om toen Jondalar door Wolf met een blaf die klonk als een hees kuchje werd aangekondigd en glimlachten toen hij binnenliep.

'Ik kom kijken of ik iets kan doen. Zal ik Roshario naar buiten helpen?' vroeg Jondalar. Hij wierp een blik op Roshario's ontblote arm en keek vlug een andere kant op. Dat opgezette,

verkleurde ding leek hem er niet goed uitzien.

'Ik heb nu niets nodig, maar over een paar dagen zal ik enkele brede repen, verse berkebast moeten hebben. Als je toevallig een flinke berkeboom ziet, wil je hem dan in gedachten houden en hem mij aanwijzen? Die is om haar arm recht te houden en te zorgen dat hij niet beweegt terwijl het bot geneest,' antwoordde Ayla terwijl ze de spalken aanbracht.

'Je hebt me helemaal niet verteld waarvoor dat gewapper met mijn vingers was, Ayla,' zei Roshario. 'Betekende dat iets?'

Ayla glimlachte. 'Het betekent dat er, als we een beetje geluk hebben, alle kans bestaat dat je je arm weer helemaal, of zo goed als, zult kunnen gebruiken.'

'Dat is zeker goed nieuws,' zei Dolando. Hij had haar opmerking opgevangen terwijl hij de hut binnenstapte met in zijn handen een uiteinde van een droogrek. Het andere uiteinde werd door Darvalo ondersteund. 'Is dit goed?'

'O ja, fijn dat je hem binnenbrengt. Sommige planten moeten in het donker drogen.'

'Carolio zegt dat ons ochtendmaal klaar is,' zei de jongeman. 'Ze wil weten of jullie buiten komen eten, omdat het zo'n mooie dag is.'

'Nou, ik wel,' zei Roshario, en tegen Ayla, 'als jij denkt dat het kan.'

'Laat me even een draagdoek om je arm doen, dan mag je lopend naar buiten als Dolando je een beetje steunt,' zei Ayla. De glimlach op het gezicht van de Shamudische leider was voor zijn doen ongewoon breed. 'En als niemand bezwaar heeft, wil ik voor het eten nog even zwemmen.'

'Weet je zeker dat dit een boot is?' vroeg Markeno, terwijl hij Jondalar hielp het ronde geval met de huid erover tegen de rotswand te zetten, naast de lange stokken. 'Hoe stuur je deze kom?'

'Hij is niet zo makkelijk als jullie boten onder controle te houden, maar hij wordt hoofdzakelijk gebruikt om over te steken en de peddels functioneren genoeg om de boot naar de overkant te duwen. Met de paarden maakten we hem gewoon aan de sleep vast en lieten hem trekken,' zei Jondalar.

Ze wierpen beiden een blik naar de overkant van het veld waar Ayla Whinney stond te roskammen met Renner naast hen. Jondalar had de vacht van de hengst al geborsteld en hij had gezien dat de kale plekjes, waar tijdens hun reis over de hete vlakte haar was uitgevallen, dicht begonnen te groeien. Ayla had de ogen van de paarden behandeld. Nu ze zich op koeler, hoogliggend terrein bevonden, ver van de hinderlijke muggen, was er duidelijk verbetering te zien.

'De paarden zijn nog het verbazingwekkendst,' zei Markeno. 'Ik zou me niet hebben kunnen voorstellen dat ze vrijwillig bij mensen in de buurt willen blijven, maar zij lijken het prettig te vinden. Hoewel de wolf me in het begin nog het meest verbaasde.'

'Je bent nu meer aan Wolf gewend. Ayla heeft hem dicht bij zich gehouden, omdat ze dacht dat mensen hem angstwekkender dan de paarden zouden vinden.'

Ze zagen Tholie op Ayla toelopen en Shamio en Wolf spelend om haar heen rennen.

'Shamio is dol op hem,' zei Markeno. 'Moet je toch zien. Ik zou bang moeten zijn, dat dier kan haar uiteenrijten, maar hij is helemaal niet bedreigend. Hij speelt met haar.'

'De paarden kunnen ook speels zijn, maar je kunt je niet indenken hoe het is om op de rug van de hengst te rijden. Je mag het proberen als je wilt, hoewel hij hier niet veel ruimte heeft om eens lekker te rennen.'

'Dat hoeft niet, Jondalar. Ik houd het maar bij boten,' zei Markeno. Toen er aan de rand van de klif een man verscheen, voegde hij eraan toe: 'Daar hebben we Carlono. Ik denk dat Ayla een boottochtje gaat maken.'

Ze verzamelden zich bij de paarden, liepen toen naar de klif- rand en bleven staan op de plek waar het smalle stroompje zich omlaag stortte in de Grote Moederrivier.

'Vind je dat ze die klim naar beneden moet maken? Het is een heel eind en het kan griezelig zijn,' zei Jondalar. 'Zelfs ik word er een tikje nerveus van. Ik heb het al een hele tijd niet gedaan.'

'Je hebt gezegd dat je haar in een echte boot wilde laten varen, Jondalar,' zei Markeno. 'En ze vindt het misschien leuk onze steiger te zien.'

'Zo moeilijk is het ook weer niet,' zei Tholie. 'Er zijn steuntjes voor je voeten en touwen waaraan je je kunt vasthouden. Ik kan haar laten zien hoe het moet.'

'Ze hoeft niet omlaag te klimmen,' zei Carlono. 'We kunnen haar in de voorraadmand naar beneden laten zakken, zoals we jou de eerste keer omhoog hebben gehaald, Jondalar.'

'Dat is misschien het beste,' zei Jondalar.

'Ga met mij naar beneden, dan trekken we deze omhoog.'

Ayla had de discussie aangehoord, terwijl ze keek naar de rivier beneden en het weinig vertrouwenwekkend uitziende pad dat ze gebruikten om omlaag te gaan - het pad waarop Roshario was gevallen, hoewel ze het van haver tot gort kende. Ze zag de stevige touwen met knopen, die aan in smalle spleten in het rotsgesteente gedreven houten pennen waren vastgemaakt en die omlaag liepen vanaf de bovenrand waar zij stonden. Hetstroompje spoelde, neer kletterend van rots op richel, ook over een deel van het steile pad. Ze zag Carlono met geoefend gemak over de rand stappen en met een hand een touw vastgrijpen, terwijl zijn voet de eerste smalle richel in het gesteente vond. Ze zag Jondalar wat wit wegtrekken, diep inademen en de man volgen, al was het langzamer en voorzichtiger. Intussen raapte Markeno met Shamio, die wilde helpen, een grote rol dik touw op. Die liep uit in een lus, die als integraal onderdeel aan het eind erin was gevlochten en over een zware paal werd geschoven, die ongeveer halverwege de rotswanden langs de rand van het halfronde terrein stond. De rest van de lange kabel werd over de klif omlaag geworpen. Ayla vroeg zich af welke vezel ze voor het maken van hun touwen gebruikten. Dit was het zwaarste touwwerk dat ze ooit had gezien.

Kort daarna kwam Carlono weer boven met het andere eind van de kabel in zijn hand. Hij liep naar een tweede paal, die niet ver van de eerste stond, en begon het touw op te hijsen en netjes in een spiraal naast zich te leggen. Weldra verscheen tussen de palen een groot, ondiep, mandachtig voorwerp boven de rand van de klif. Ayla ging het, een en al nieuwsgierigheid, van dichterbij bekijken.

Evenals de touwen was de mand ook uitzonderlijk zwaar uitgevoerd. De platgevlochten bodem, die met houten planken was versterkt en hard was, had de vorm van een lang ovaal met een rechtopstaande rand als lage omheining eromheen. Zij was groot genoeg om een mens liggend in te vervoeren of een steur van gemiddelde grootte, waarbij de kop en de staart over de voor- en achterkant konden hangen. De grootste steur, een van twee soorten die alleen in de rivier en haar grootste zijrivieren voorkwamen, bereikte een lengte van negen meter en woog meer dan drieduizend pond en moest in moten worden gesneden om omhoog gehesen te kunnen worden.

De voorraadmand was opgehangen aan twee touwen, die door vier van vezels gemaakte ringen, twee aan elke lange kant, waren gehaald. Elk touw liep door een ring omlaag en door een diagonaal ertegenover aangebrachte ring weer omhoog, waarbij de touwen onder de mand kruisten. De vier einden waren ineengevlochten en tot een grote, zware lus boven de mand verwerkt; het touw dat over de rand omlaag was gegooid, was door die lus gehaald.

'Klim er maar in, Ayla. We zullen je heel rustig laten zakken,' zei Markeno terwijl hij een paar nauwsluitende, dunne leren handschoenen zonder vingers aantrok. Hij wikkelde het lange eind van het touw een maal om de tweede paal als voorbereiding op het neerlaten van de mand.

Toen Ayla aarzelde, zei Tholie: 'Als je liever naar benedenklimt, zal ik je laten zien hoe het moet. Ik vind het ook niet prettig om in de mand omlaag te gaan.'

Ayla keek weer naar de steile klim omlaag. Geen van beide manieren leek erg aantrekkelijk. 'Deze keer probeer ik de mand,' zei ze.

Waar het pad naar beneden voerde, liep de rotswand onder de klif steil omlaag, maar was nog wel te beklimmen. Bij het midden, waar de palen stonden, stak de klif boven de rotswand naar voren. Ayla klom in de mand, ging op de bodem zitten en hield zich met verkrampte handen met witte knokkels aan de rand vast.

'Ben je klaar?' vroeg Carlono. Ayla keerde haar hoofd om zonder de rand los te laten en knikte. 'Laat maar zakken, Markeno.'

De jongeman maakte zijn greep losser terwijl Carlono de voorraadmand over de rand hielp. Terwijl Markeno het touw door zijn in leer gehulde handen liet glijden en de afdaling regelde door de extra draai van het touw om de paal, ging de lus boven de mand langs het zware touw voort en Ayla werd, in het luchtledige boven de steiger hangend, langzaam neergelaten.

Hun methode voor het op en neer transporteren van voorraden en mensen tussen de brede richel boven en de steiger beneden was simpel, maar doeltreffend. Ze berustte op spierkracht, maar de mand was, hoewel stevig, betrekkelijk licht, zodat één mens zonder hulp vrij grote lasten kon ophijsen of neerlaten. Met meer mensen konden behoorlijk zware zaken worden getransporteerd.

Op het moment dat ze over de rand van de klif schoof, sloot Ayla haar ogen, klemde zich aan de mand vast en hoorde haar hart in haar oren bonzen. Toen ze zich langzaam omlaag voelde zakken, deed ze haar ogen op een kiertje en keek met open mond van verbazing om zich heen. Een dergelijk panorama vanuit zo'n perspectief had ze nog nooit gezien en zou ze waarschijnlijk ook nooit meer zien.

Zoals Ayla boven de grote, vlietende rivier naast de steile wand van de kloof hing, had ze het gevoel vrij in de lucht te zweven. De rotswand aan de overzijde van de rivier was iets meer dan anderhalve kilometer van haar vandaan, maar leek dichtbij, hoewel de wanden van de Poort op bepaalde plaatsen veel dichter bijeenkwamen. Het was een vrij rechtlopend deel van de rivier en toen ze die in oostelijke en dan in westelijke richting bekeek, kon ze de kracht van de grote stroom voelen. Toen ze de steiger bijna had bereikt, keek ze omhoog en zag een witte wolk over de rand van de rotswand komen, en ze ontdekte twee figuren - van wie een heel klein - en de wolf die op haar neerkeken. Ze wuifde en kwam met een zachte bons neer,

terwijl ze nog omhoogkeek. Toen ze Jondalars lachende gezicht zag, zei ze: 'Dat was opwindend!'

'Ja, 't is een spectaculair uitzicht, hè?' zei hij en hij hielp haar uit de mand.

Ze werd door een hele groep mensen opgewacht, maar de omgeving interesseerde haar meer dan de mensen. Toen ze uit de mand op houten planken stapte, voelde ze die deinen en ze besefte dat ze op water dreven. Het was een steiger van flinke omvang, groot genoeg voor verscheidene onderkomens van een gelijksoortige constructie als die onder de zandstenen overkra- ging, plus een aantal open delen. Dichtbij brandde een vuurtje, aangelegd op een plaat zandsteen en omwald met keien.

Aan de drijvende constructie lagen interessant uitziende boten gemeerd, die ze al had gezien en door de mensen benedenstrooms werden gebruikt - smal en voor en achter toelopend in een spitse punt. Ze liepen in grootte uiteen van kleine, waarin net één mens kon, tot lange boten met verscheidene zitplaatsen.

Toen ze zich omdraaide om rond te kijken, zag ze twee heel grote boten, die haar schrik aanjoegen. De boegsprieten liepen op en eindigden in vreemde vogelkoppen. De schepen waren met allerlei geometrische patronen beschilderd, die samen de indruk van een verenkleed wekten. Vlak boven de waterlijn waren extra ogen geschilderd. Het grootste vaartuig bezat boven het middendeel een baldakijn. Toen ze Jondalar aankeek om lucht aan haar verbazing te geven, waren zijn ogen dicht en een smartelijke rimpel doorploegde zijn voorhoofd en ze wist dat de grote boot iets met zijn broer te maken moest hebben.

Ze hadden geen van tweeën veel tijd om daar te blijven staan en zich aan overpeinzingen over te geven. Ze werden meegevoerd door de groep, die popelde de bezoekster zowel hun ongewone vaartuigen als hun bedrevenheid in het omgaan ermee te laten zien. Ayla zag mensen een ladderachtige verbinding tussen steiger en boot opklauteren. Toen zij naar de onderzijde werd meegetroond, begreep ze dat ze werd geacht dit ook te doen. De meeste mensen liepen gewoon de loopplank op, makkelijk hun evenwicht houdend al bewogen boot en steiger soms in tegengestelde richting, maar Ayla was dankbaar voor de hand die Carlono uitstak.

Ze ging tussen Markeno en Jondalar zitten, onder het baldakijn dat van de ene zijkant naar de andere liep, op een bank, waarop nog meer mensen een plaatsje hadden kunnen vinden. Anderen gingen op banken voor en achter hen zitten en verschillenden namen peddels met zeer lange stelen ter hand. Voor ze het wist, hadden ze de trossen losgegooid die hen aan de steiger hielden vastgemeerd en waren ze midden op de rivier.

Carlono's zuster Carolio begon voor in de boot met krachtige, hoge stem te zingen, in een ritmische cadans die boven de kabbelende melodie van de Grote Moederrivier uitklonk. Ayla keek geboeid hoe de roeiers tegen de sterke stroming in trokken, geïntrigeerd door de manier waarop ze als één man hun peddels bewogen op het ritme van het lied en ze stond verbaasd hoe snel en soepel ze stroomopwaarts werden voortbewogen. Bij een bocht in de rivier kwamen de zijden van de rotsige kloof naar elkaar. Tussen de hoog uit de diepten van de immense rivier oprijzende wanden werd het geluid van het water luider en doordringender. Ayla voelde de lucht koeler en vochtiger worden, en haar neusgaten verwijdden zich bij de natte, frisse geur van de rivier en het leven en sterven daarin, zo heel anders dan de scherpe, droge geuren van de vlakte.

Toen de kloof weer wijder werd, verschenen aan beide zijden bomen die tot de rand van het water groeiden.

'Dat begint er bekend uit te zien,' zei Jondalar. 'Is dat niet de plek waar jullie boten maken? Daar voor ons? Gaan we daar aanleggen?'

'Nu niet. We varen door en keren dan bij de Halve Vis.'

'De Halve Vis?' zei Ayla. 'Wat is dat?'

Een man voor haar draaide zich om en grinnikte. Ayla herinnerde zich dat het Carolio's metgezel was. 'Dat moet je hem vragen,' zei hij met een blik naar de man naast haar. Ayla zag een rode gloed over Jondalars gezicht gaan van gêne. 'Daar is hij een halve Ramudiër geworden. Heeft hij je er nooit over verteld?' Verscheidene mensen lachten.

'Waarom vertel jij het niet, Barono?' vroeg Jondalar. 'Het is vast niet voor het eerst dat je dat doet.'

'Dat ziet Jondalar goed,' zei Markeno. 'Het is een van Barono's lievelingsverhalen. Carolio zegt het niet meer te kunnen horen, maar iedereen weet dat Barono nooit genoeg krijgt van een goed verhaal, hoe vaak hij het ook heeft verteld.'

'Nou, je moet toegeven dat het grappig was, Jondalar,' zei Barono. 'Maar jij behoort het te vertellen.'

Jondalar glimlachte. 'Ik vond het niet zo grappig, maar jullie vast wel.' Ayla keek hem vragend glimlachend aan. 'Ik leerde net met kleine boten omgaan,' begon hij. 'Ik had een harpoen - een speer om vis mee te spietsen - bij me en ging stroomopwaarts op weg toen ik zag dat de steuren aan het trekken waren. Ik dacht dat dit mijn kans was mijn eerste steur te pakken te krijgen, zonder erbij stil te staan hoe ik zo'n grote vis alleen aan land moest krijgen of wat er met zo'n bootje zou gebeuren.'

'Die vis heeft hem het tochtje van zijn leven bezorgd!' zei Barono, die het niet kon laten een duit in het zakje te doen.

'Ik wist niet eens of ik er een zou kunnen spietsen, ik was nietgewend aan een speer met een koord,' vervolgde Jondalar. 'Ik had eraan moeten denken wat er zou gebeuren als me dat lukte.'

'Ik begrijp het niet,' zei Ayla.

'Als je bij de jacht op het land iets aan je speer rijgt, zoals een hert, kun je het dier, als je het slechts verwondt en de speer er weer uitvalt, altijd opsporen,' legde Carlono uit. 'In het water kun je geen vis volgen. Aan een harpoen zitten haken die achteruit wijzen en een sterk koord, zodat als je een vis spietst de punt met het koord in het beest blijft zitten, waardoor je hem niet in het water kwijtraakt. Het andere eind van het koord kun je aan de boot vastmaken.'

'De steur die hij spietste trok hem met boot en al stroomopwaarts,' kwam Barono ertussen. 'We stonden daar op de oever en zagen hem langskomen, zich vasthoudend aan het touw dat aan de boot was vastgebonden. Ik heb van mijn leven nog niemand zo hard zien gaan. Het was het grappigste dat ik ooit heb gezien. Jondalar dacht de vis aan de haak te hebben geslagen, maar de vis had hém aan de haak geslagen!'

Op Ayla's gezicht lag een glimlach, evenals bij de anderen.

'Toen de vis tenslotte zo veel bloed had verloren dat hij het aflegde, was ik een heel eind stroomopwaarts,' ging Jondalar door. 'De boot stond bijna helemaal vol water en ik moest zwemmend naar de oever. In de verwarring ging de boot stroomafwaarts, maar de vis bleef in een poeltje bij het land steken. Ik heb hem toen op de oever getrokken. Tegen die tijd had ik het behoorlijk koud, maar ik was mijn mes kwijtgeraakt en kon geen droog hout of wat dan ook vinden om een vuurtje te maken. Toen verscheen plotseling een platkop... een Stam... eh... jongen.'

Ayla's ogen sperden zich van verrassing open. Het verhaal had een heel nieuwe wending gekregen.

'Hij nam me mee naar zijn vuur. Er was een oudere vrouw bij zijn kampplaats en ik rilde zo dat ze me een wolvehuid gaf. Toen ik warmer was geworden, gingen we naar de rivier terug. De pla... de jongeman wilde de helft van de vis, die ik hem graag gunde. Hij sneed de steur in de lengte doormidden en nam zijn helft mee. Iedereen die me had zien voorbijkomen, kwam me zoeken, en dat was het moment dat zij me vonden. Zij kunnen dan lachen, ik was dolblij hen te zien.'

'Het is nog steeds moeilijk te geloven dat één platkop in zijn eentje de helft van die vis droeg. Ik herinner me dat wij drie of vier man nodig hadden om de halve vis die hij achterliet te vervoeren,' zei Markeno. 'Het was een grote steur.'

'Mannen van de Stam zijn sterk,' zei Ayla, 'maar ik wist niet dat er Stammensen in deze buurt woonden. Ik dacht dat ze allemaal op het schiereiland zaten.'

'Er waren er vroeger veel aan de andere kant van de rivier,' zei Barono.

'Wat is er met ze gebeurd?' vroeg Ayla.

De mensen in de boot schenen plotseling in verlegenheid gebracht; ze keken omlaag en opzij. Ten slotte zei Markeno: 'Na Doraldo's dood trommelde Dolando een heel stel mensen op en... ging achter hen aan. Na enige tijd waren de meesten... weg... Ze zullen ergens anders zijn heen gegaan.'

'Laat het me nog eens zien,' zei Roshario, die het met haar handen wilde proberen. Ayla had die ochtend de berkebast rond haar arm aangebracht. Alhoewel nog niet geheel droog, was het sterke, lichte materiaal hard genoeg om de arm stevig in de juiste positie te houden; Roshario was blij met de grotere bewegingsvrijheid, maar Ayla wilde niet hebben dat ze al probeerde haar hand te gebruiken.

Ze zaten samen met Tholie in de zon op zachte gemzehuiden. Ayla had haar naaigerei bij zich en liet hun de draadtrekker zien, die ze met hulp uit het Leeuwekamp had ontwikkeld.

'Eerst moet je met een els in beide stukken leer gaten prikken, die je aan elkaar wilt naaien,' zei Ayla.

'Zoals wij altijd doen,' zei Tholie.

'Dan gebruik je dit om de draad door de gaten te trekken. De draad gaat door dit piepkleine gat aan het achtereind en dan trekt hij, als je de punt door de gaatjes in het leer steekt de draad door beide stukken die je aan elkaar wilt hebben.' Terwijl Ayla de ivoren naald demonstreerde, bedacht ze iets. Als hij scherp genoeg is, zou de draadtrekker dan ook het gat kunnen maken? Maar leer kan erg taai zijn.

'Laat mij het eens zien,' zei Tholie. 'Hoe krijg je de draad door het gaatje?'

'Op deze manier, zie je wel?' zei Ayla; ze deed het voor en gaf haar de draadtrekker terug. Tholie probeerde een paar steken te maken.

'Dat gaat makkelijk!' zei ze. 'Je zou het bijna met één hand kunnen doen.'

Roshario, die aandachtig zat te kijken, dacht dat Tholie misschien gelijk had. Al kon ze haar gebroken arm niet gebruiken, als ze met haar hand de stukjes bijeen kon houden, zou ze met zo'n draadtrekker misschien met haar goede hand kunnen naaien. 'Ik heb zoiets nog nooit gezien. Hoe kwam je in vredesnaam op dat idee?' vroeg Roshario.

'Ik weet het niet,' zei Ayla. 'Ik kreeg het toen ik iets wilde naaien dat niet wilde lukken, maar veel mensen hebben geholpen. Ik geloof dat het moeilijkste was een vuurstenen boortje te vervaardigen dat klein genoeg was om dat gaatje aan het achtereind te maken. Daarmee hebben Jondalar en Wymez zich beziggehouden.'

'Wymez is de vuursteenklopper van het Leeuwekamp,' legde Tholie aan Roshario uit. 'Naar ik begrijp, is hij heel goed.'

'Ik weet in ieder geval dat Jondalar het is,' zei Roshario. 'Hij heeft vele verbeteringen aan onze werktuigen voor het maken van boten aangebracht en iedereen liep over hem te roepen. Kleinigheidjes, maar die maakten een enorm verschil. Voor hij wegging, heeft hij Darvo nog lesgegeven. Jondalar is goed in het onderrichten van jongens. Misschien zou hij hem nog meer kunnen leren.'

'Jondalar zei dat hij veel van Wymez had geleerd,' zei Ayla.

'Dat kan, maar jullie lijken beiden goed in het bedenken van betere manieren,' zei Tholie. 'Jouw draadtrekker zal het naaien enorm vergemakkelijken. Ook al weet je hoe het moet, het is toch altijd lastig een draad met een els door een gat te duwen. En over die speerwerper van Jondalar is iedereen opgewonden. Toen jullie lieten zien hoe goed jullie ermee kunnen omgaan, dachten de mensen dat iedereen dat kon, maar ik denk dat het niet zo makkelijk is als jullie het lieten lijken. Ik denk dat jullie er veel mee hebben geoefend.'

Jondalar en Ayla hadden de speerwerper gedemonstreerd. Er was veel handigheid en geduld nodig om dicht bij een gems te komen en die te kunnen neerleggen. Toen de Shamudische jagers zagen hoe ver je een speer met de werper kon wegslingeren, brandden ze van verlangen die op de schuwe bergantilopen uit te proberen. Verscheidene Ramudische jagers op steuren waren zo enthousiast, dat ze besloten het ding aan te passen voor gebruik met een harpoen om te zien hoe dat zou werken. Tijdens de discussie kwam Jondalar met zijn idee van een uit twee delen bestaande speer, met een lange schacht voorzien van twee of drie veren en een korter, los te koppelen voorste deel met een scherpe punt aan het eind. Men zag de mogelijkheden onmiddellijk en beide groepen probeerden de eerstvolgende dagen verscheidene benaderingen uit.

Plotseling klonk tumult aan het andere eind van het terrein. De drie vrouwen keken op en zagen een aantal mensen de voor- raadmand ophijsen. Enkele knapen kwamen op hen toegerend.

'Ze hebben er een! Ze hebben er een met de harpoenwerper te pakken gekregen!' schreeuwde Darvalo toen hij de vrouwen naderde. 'En het is een vrouwtje!'

'Laten we gaan kijken!' zei Tholie.

'Gaan jullie maar vast. Ik kom als ik mijn draadtrekker heb opgeborgen.'

'Ik wacht op je, Ayla,' zei Roshario.

Toen ze zich bij de anderen voegden, was het eerste deel vande steur uitgeladen en de mand was weer neergelaten. Het was een enorme vis, te groot om in een keer naar boven te hijsen, maar het beste deel was het eerst naar boven gegaan: bijna tweehonderd pond piepkleine, zwarte steureitjes. Het leek een gunstig voorteken dat het grote vrouwtje de opbrengst was van de eerste steurejacht met het nieuwe, uit Jondalars speerwerper ontwikkelde wapen.

Rekken voor het drogen van vis werden aan de rand van het veld gezet en de meeste mensen daar begonnen de grote vis in reepjes te snijden. De grote hoeveelheid kaviaar werd naar het woonterrein gebracht. Roshario droeg de verantwoordelijkheid voor de verdeling. Ze vroeg Ayla en Tholie haar te helpen en ze gaf allen iets om te proeven.

'Ik heb dit al jaren niet meer gegeten!' zei Ayla, nog een hapje nemend. 'Het is het lekkerst als het zo uit de vis komt en er is zo veel!'

'Dat is maar goed ook, anders zouden we er niet veel van te eten krijgen,' zei Tholie.

'Waarom niet?' vroeg Ayla.

'Omdat steurekuit een van de dingen is waarmee we de gem- zehuid zo zacht maken,' zei Tholie. 'Daaraan gaat het grootste deel op.'

'Ik wil wel eens zien hoe jullie die huid zo zacht krijgen,' zei Ayla. 'Ik heb altijd graag met leer en met vachten gewerkt. Toen ik in het Leeuwekamp woonde, heb ik geleerd hoe je huiden moet kleuren. Ik heb een rode gemaakt en Crozie heeft me laten zien hoe je wit leer maakt. Ik vind jullie geel ook mooi.'

'Ik ben verbaasd dat Crozie je dat heeft willen laten zien,' zei Tholie. Ze wierp Roshario een veelbetekenende blik toe. 'Ik dacht dat het maken van wit leer een geheim van de Kraanvogelvuurplaats was.'

'Ze heeft niet gezegd dat het een geheim was. Ze zei dat ze het van haar moeder had geleerd en dat haar dochter niet veel belangstelling voor het bewerken van leer had. Ze leek het leuk te vinden haar kennis aan iemand over te kunnen dragen.'

'Ach, aangezien jullie beiden tot het Leeuwekamp behoorden, waren jullie zo goed als familie van elkaar,' zei Tholie, hoewel ze zeer verbaasd was. 'Ik denk niet dat ze dit aan een buitenstaander had laten zien, net zomin als wij dat doen. De Sharamudische leerbewerkingsmethode is een geheim. Onze huiden worden algemeen bewonderd en hebben een hoge handelswaarde. Als iedereen wist hoe ze die moesten maken, zouden ze niet zo waardevol zijn. Daarom vertellen we dit niet aan anderen,' zei Tholie.

Ayla knikte, maar haar teleurstelling was duidelijk te zien. 'Ze zijn heel mooi en dat geel is zo fleurig en ziet er zo leuk uit.'

'Het geel komt van moerasmirt, maar die gebruiken we niet voor de kleur. Dat gebeurt vanzelf. Door moerasmirt blijven de huiden zacht, ook als ze nat worden,' onthulde Roshario voorzichtig. Ze zweeg even en voegde er toen aan toe: 'Als je hier bleef, Ayla, konden we je geel gemzeleer leren maken.'

'Als ik hier bleef? Hoe lang dan?'

'Zo lang je wilt, zo lang je leeft, Ayla,' zei Roshario, haar met een ernstige blik aankijkend. 'Jondalar is een verwant van ons; we beschouwen hem als een van ons. Hij zal niet veel moeite hebben een Sharamudiër te worden. Hij heeft zelfs een boot helpen maken. Je zei dat jullie nog geen verbintenis waren aangegaan. Ik weet zeker dat we een stel kunnen vinden dat met jullie een kruisverbintenis wil sluiten en dat zouden jullie hier allemaal tegelijk kunnen doen. Ik weet dat jullie hier welkom zijn. Sinds de dood van onze oude shamud hebben we een genezer of genezeres gemist.'

'Wij zouden wel een kruisverbintenis willen aangaan,' zei Tholie. Ofschoon Roshario's aanbod spontaan was gedaan, leek het toen ze erover begon geheel voor de hand te liggen. 'Ik moet er nog met Markeno over praten, maar ik denk dat hij vast akkoord gaat. Na Jetamio en Thonolan hebben we geen paar kunnen vinden om ons bij aan te sluiten. Thonolans broer is precies goed. Markeno heeft Jondalar altijd graag gemogen en ik vind het heel leuk een woning met een andere Mamutische te delen.' Ze glimlachte Ayla toe. 'En Shamio vindt het prachtig haar "Woffie" de hele tijd om zich heen te hebben.'

Het aanbod overviel Ayla. Toen ze volledig begreep wat het inhield, was ze helemaal overweldigd. Ze voelde tranen achter haar oogleden prikken.

'Roshario, ik weet niet wat ik moet zeggen. Vanaf het ogenblik dat ik hier kwam, heb ik steeds het gevoel gehad thuis te zijn. Tholie, ik zou het heerlijk vinden jouw huis met je te delen...' Nu begonnen de tranen te stromen.

De beide Sharamudische vrouwen werden door haar ontroering aangestoken en moesten hard met hun ogen knipperen om hun tranen tegen te houden. Ze glimlachten naar elkaar, alsof ze samen een prachtig plannetje hadden gesmeed.

'Zodra Markeno en Jondalar terugkomen, vertellen we het,' zei Tholie. 'Markeno zal zo opgelucht zijn...'

'Van Jondalar ben ik niet zeker,' zei Ayla. 'Ik weet dat hij graag hier naar toe wilde. Hij heeft zelfs een kortere route laten schieten om jullie te kunnen zien. Maar of hij zal willen blijven? Hij zegt steeds naar zijn volk terug te willen.'

'Maar wij zijn toch zijn volk?' zei Tholie.

'Nee, Tholie. Ook al is hij hier even lang als zijn broer geweest, Jondalar is nog steeds een Zelandoniër. Hij zou nooitzijn volk geheel kunnen loslaten. Ik denk dat dit de reden kan zijn geweest waarom zijn gevoelens voor Serenio niet zo sterk waren,' zei Roshario.

'Was dat Darvalo's moeder?' vroeg Ayla.

'Ja,' zei de oudere vrouw, die zich afvroeg hoeveel Jondalar over Serenio had verteld, 'maar omdat het wel duidelijk is wat hij voor jou voelt, zijn de banden met zijn volk na al die tijd misschien zwakker geworden. Hebben jullie nog niet genoeg gereisd? Waarom zouden jullie zo'n lange Tocht maken als jullie hier een thuis kunnen vinden?'

'Bovendien wordt het tijd dat Markeno en ik een paar voor onze kruisverbintenis kiezen... vóór de winter, en voordat... ik heb het jullie nog niet verteld, maar de Moeder heeft me opnieuw gezegend... en we moeten die verbintenis zijn aangegaan voordat deze kleine komt.'

'Ik dacht het al. Wat heerlijk voor je, Tholie,' zei Ayla. Haar ogen kregen een wazige, dromerige blik. 'Misschien krijg ik op een dag ook een baby om te knuffelen.'

'Als wij medegezellinnen zijn, zal de kleine die ik draag ook van jou zijn, Ayla, en het zal fijn zijn te weten dat er iemand in de buurt is die kan helpen, gewoon voor de zekerheid... al heb ik geen problemen bij de geboorte van Shamio gehad.'

Ayla bedacht dat ze graag een baby zou krijgen, Jondalars baby, maar als dat eens niet kon? Ze had zorgvuldig elke dag haar ochtendthee gedronken en ze was niet zwanger geraakt, maar als dat nu niet door de thee kwam? Als ze gewoon geen baby kon laten beginnen? Zou het dan niet heerlijk zijn te weten dat Tholies kinderen ook van haar en Jondalar zouden zijn? Het was waar dat de omgeving zeer sterk op de streek rond de grot van Bruns stam leek en dat ze het gevoel had thuis te zijn. De mensen waren aardig... hoewel ze dat van Dolando niet zeker wist. Zou hij echt willen dat ze bleef? En van de paarden wist ze het ook niet. Het was fijn ze rust te kunnen geven, maar zou er genoeg voer zijn om ze de winter door te helpen? En voldoende ruimte om ze te laten rennen?

En het belangrijkste: hoe zal Jondalar ertegenover staan? Zal hij bereid zijn zijn Tocht naar het land van de Zelandoniërs op te geven en zich hier te vestigen?