33.

Jondalar sloot zijn ogen. Hij wilde niet aanzien hoe er op zo'n gewelddadige wijze een eind aan Ayla's leven kwam. Zijn eigen leven was hem niets meer waard als zij er niet meer was... Waarom bleef hij hier dan staan? Als zijn leven niets meer voor hem betekende, dan deden de dreigende speren dat ook niet. Zijn handen waren vastgebonden, maar zijn benen niet. Hij kon erheen rennen en het gevecht met Attaroa aangaan.

Op het moment dat hij besloten had Ayla te hulp te schieten, hoorde hij tumult bij de poort van de omheining. Het lawaai leidde zijn bewaaksters af, hij sprong onverwacht naar voren, duwde hun speren opzij en rende naar de twee vrouwen die op de grond lagen te worstelen.

Plotseling schoot er een donkere vlek langs de omstanders en rakelings langs zijn been, die tegen Attaroa opsprong. Door de kracht van de aanval viel de hoofdvrouw achterover, scherpe hoektanden zetten zich vast in haar keel en scheurden door de huid. De hoofdvrouw lag nu op haar rug en probeerde wanhopig een razernij van grommende tanden en bont van zich af te werpen. Ze slaagde er nog in haar dolk in het zware, harige lichaam te steken voor ze hem liet vallen, maar het dier liet alleen een dodelijk gegrom horen en klemde haar nog strakker tussen zijn kaken in een wurgende greep die haar alle adem benam.

Attaroa probeerde te schreeuwen toen een zwarte duisternis haar overviel, maar op hetzelfde moment sneed een scherpe wolvetand door een slagader, gevolgd door een afschuwelijk rochelend geluid. Toen zakte de lange, knappe vrouw in elkaar en bleef roerloos liggen. Nog altijd schudde Wolf haar grommend heen en weer tot hij er zeker van was dat ze geen weerstand meer bood.

'Wolf!' riep Ayla, die nauwelijks van de schok bekomen overeind ging zitten. 'O, Wolf.'

Toen de wolf losliet, spoot het bloed uit de doorgebeten slagader over hem heen. Met de staart tussen zijn poten kroop hij naar Ayla toe en jankte verontschuldigend. Het leek alsof hij om haar goedkeuring vroeg. De vrouw had tegen hem gezegd dat hij in zijn schuilplaats moest blijven, hij wist dat hij ongehoorzaam was geweest. Toen hij de aanval had gezien en had begrepen dat zij zich in gevaar bevond, was hij toegesprongen om haar te verdedigen, maar nu wist hij niet zeker hoe zijn gedrag zou worden ontvangen. Niets was erger dan een standje van deze vrouw.

Ayla strekte haar armen wijd naar hem uit. De wolf begreepdat hij goed had gehandeld, dat zijn ongehoorzaamheid hem vergeven was, en hij stoof blij op haar af. Ze knuffelde hem en verborg haar gezicht in zijn vacht, terwijl tranen van opluchting in haar ogen stonden.

'Wolf, je hebt mijn leven gered,' snikte ze. Hij likte haar en besmeerde haar gezicht met het warme bloed van Attaroa dat nog op zijn snuit zat.

De mensen van het Kamp deden een paar stappen achteruit bij het zien van dit tafereel; met open mond van verbazing en onbegrip zagen ze hoe de blonde vrouw een grote wolf in haar armen hield, die zojuist in een woedende aanval een andere vrouw had gedood. Ze had het beest toegesproken met het Ma- mutische woord voor wolf, maar dat klonk hetzelfde als hun eigen naam, vleesetende jager. Ze begrepen dat zij tegen hem sprak alsof hij haar kon verstaan, precies zoals ze ook tegen de paarden had gesproken.

Geen wonder dat deze vreemdeling geen angst voor Attaroa had getoond. Haar magie was zo sterk dat ze niet alleen paarden kon laten doen wat ze wilde, ze had ook macht over wolven! De man had ook al geen enkele angst getoond, beseften ze, toen ze hem naast de vrouw en de wolf zagen knielen. Hij had zich zelfs niets aangetrokken van de speren van de Wolvenvrouwen, die een paar stappen achteruit hadden gedaan en stomverbaasd hadden staan kijken. Ineens zagen ze een man met een mes achter Jondalar verschijnen! Waar kwam dat mes vandaan?

'Zal ik dat touw eens voor je doorsnijden, Jondalar?' zei Ebulan en meteen ging zijn mes door de touwen heen.

Jondalar keek om zich heen toen zijn handen weer los waren. Er waren nog meer mannen in de menigte en er kwamen er steeds meer vanachter de omheining. 'Wie heeft jullie vrijgelaten?'

'Jij zelf,' antwoordde Ebulan.

'Hoe bedoel je? Ik was toch vastgebonden?'

'Maar jij hebt ons de messen gegeven... en de moed om het te proberen,' zei Ebulan. 'Ardemun is achter de bewaakster bij de poort geslopen en heeft haar een klap met zijn stok gegeven. Toen hebben we de touwen doorgesneden die de poort afsloten. Iedereen stond naar het vechten te kijken, toen kwam die wolf aanrennen...' Zijn stem stierf weg en hij schudde zijn hoofd toen hij weer naar de vrouw en de wolf keek.

Jondalar had er geen erg in dat de man te ontdaan was om verder te spreken. Nu was er iets belangrijkers. 'Ayla, ben je ongedeerd? Heeft ze je geraakt?' vroeg hij terwijl hij de vrouw en de wolf in zijn armen nam. Nu likte het dier ook het gezicht van Jondalar.

'Een krasje in mijn hals. Het is niets,' zei ze met haar armen om de man en de opgewonden wolf heen geslagen. 'En ik geloof dat Wolf geraakt is, maar hij schijnt geen pijn te hebben.'

'Ik had je hier nooit laten terugkeren als ik ook maar vermoed had dat ze je wilde vermoorden, Ayla, uitgerekend op dit feest. Maar ik had het moeten weten. Het was stom van me dat ik niet heb beseft hoe gevaarlijk ze was,' zei hij, en drukte haar dicht tegen zich aan.

'Nee, dat was niet stom. Het is niet bij me opgekomen dat ze me zou kunnen aanvallen, ik wist niet goed hoe ik me moest verdedigen. Als Wolf er niet was geweest...' Ze keken beiden vol dankbaarheid naar het dier.

'Ik moet toegeven, Ayla, dat er op onze reis ogenblikken zijn geweest dat ik Wolf wel had willen achterlaten. Ik vond dat hij extra last bezorgde en het reizen bemoeilijkte. Toen ik ontdekte dat jij hem was gaan zoeken nadat we over de Zuster waren getrokken, was ik toch zo kwaad. De gedachte alleen al dat jij je leven waagde voor dit dier maakte me helemaal van streek.'

Jondalar nam de kop van de wolf in zijn handen en keek hem recht in de ogen. 'Wolf, ik beloof je dat ik je nooit zal achterlaten. Ik zou mijn eigen leven geven om het jouwe te redden, jij heerlijk, vervaarlijk beest,' zei de man, met zijn handen door de vacht wrijvend en het dier achter de oren krabbend.

Wolf likte Jondalars hals en gezicht en nam behoedzaam de uitgestoken hals van de man tussen zijn kaken. Heel voorzichtig hield hij hem vast om zo zijn genegenheid te tonen. Wolf was bijna net zo op Jondalar gesteld als op Ayla, hij gromde tevreden toen hij zoveel aandacht en goedkeuring ontving van zijn beide menselijke wezens.

Maar de mensen die stonden te kijken slaakten kreten van verbazing en van ontzag toen ze zagen hoe de man zijn kwetsbare hals aan het dier blootstelde. Ze hadden gezien hoe diezelfde wolf de keel van Attaroa met zijn sterke kaken vastgreep en hoe hij haar doodde, en in hun ogen betekende Jondalars houding alleen maar magie, een onvoorstelbare macht over de geesten der dieren.

Ayla en Jondalar kwamen overeind, met de wolf tussen zich in. De mensen wachtten vol spanning wat er nu ging komen. Een paar van hen keken naar S'Armuna. Zij liep naar de bezoekers toe, daarbij wat angstig naar de wolf kijkend.

'Eindelijk zijn we van haar bevrijd,' zei ze.

Ayla glimlachte en zag hoe bang de vrouw was. 'Wolf zal je geen kwaad doen,' zei ze. 'Hij viel alleen maar aan om mij te beschermen.'

S'Armuna hoorde dat Ayla de naam van het dier niet in het Zelandonisch vertaalde en begreep dat het woord als een eigennaam werd gebruikt. 'Het is toepasselijk dat ze aan haar eind kwam door een wolf. Ik wist dat je hier om een bepaalde reden was. We zijn niet langer in haar greep, niet langer gevangen in haar waanzin,' zei de vrouw. 'Maar wat nu?' Het was een retorische vraag, die ze zichzelf stelde en niet een van de aanwezigen.

Ayla keek naar de grond waar het roerloze lichaam lag van de vrouw die enkele ogenblikken geleden nog zo kwaadaardig maar intens levend aanwezig was geweest. Ze werd er zich van bewust hoe breekbaar het leven was. Als Wolf er niet was geweest, zou zij daar dood op de grond hebben gelegen. Ze rilde bij de gedachte. 'Ik vind dat iemand deze hoofdvrouw moet weghalen en gereedmaken voor de begrafenis.' Ze sprak in het Mamutisch zodat meer mensen het zonder vertaling zouden begrijpen.

'Verdient zij een begrafenis? Waarom gooien we haar lichaam niet voor de roofdieren?' zei een mannenstem.

'Wie spreekt daar?' vroeg Ayla.

Jondalar kende de man die aarzelend een stap naar voren deed. 'Ik heet Olamun.'

Ayla knikte begrijpend. 'Je hebt het recht om kwaad te zijn, Olamun, maar Attaroa werd tot gewelddadigheid gedreven door het geweld dat haar is aangedaan. Het kwaad in haar geest wil maar al te graag dit geweld doorgeven, zodat jij met de erfenis blijft zitten van haar gewelddadigheid. Je moet het opgeven. Laat je terechte woede niet ten prooi vallen aan de valkuil die haar rusteloze geest voor jou heeft gegraven. Het wordt tijd dat het patroon wordt doorbroken. Attaroa was een mens. Begraaf haar met de waardigheid die zij tijdens haar leven niet heeft kunnen vinden, en laat haar geest rusten.'

Jondalar was verbaasd door haar reactie. Het was het soort antwoord dat een Zelandoniër kon geven, wijs en terughoudend.

Olamun knikte instemmend. 'Maar wie moet haar begraven? Wie moet haar gereedmaken voor de plechtigheid? Ze heeft geen verwanten,' zei hij.

'Dat is de verantwoordelijkheid van de Ene Die de Moeder Dient,' zei S'Armuna.

'Misschien met de hulp van degenen die haar in dit leven hebben gevolgd,' stelde Ayla voor. Het lichaam was te zwaar voor de oudere vrouw alleen.

Iedereen keek naar Epadoa en haar Wolvenvrouwen. Ze stonden dicht bij elkaar alsof ze kracht wilden putten uit el- kaars aanwezigheid.

'En dan kunnen ze haar volgen naar de volgende wereld,' zei een andere mannenstem. Er klonken kreten van instemming uithet volk, men drong al naar de jageressen op. Epadoa hield stand en zwaaide dreigend met haar speer.

Plotseling kwam een jonge Wolvenvrouw uit de groep naar voren. 'Ik heb er nooit om gevraagd om Wolvenvrouw te worden. Ik wilde alleen maar leren jagen zodat ik geen honger hoefde te lijden.'

Epadoa keek haar woedend aan, maar de jonge vrouw keek uitdagend terug.

'Laat Epadoa maar eens ondervinden wat het is om honger te hebben,' zei de mannenstem weer. 'Laat haar geen eten meer krijgen tot ze in de andere wereld komt. Dan kan haar geest ook honger lijden.'

Toen de mensen te veel opdrongen in de richting van de jageressen en in de richting van Ayla, liet Wolf een waarschuwend gegrom horen. Jondalar knielde vlug bij hem neer om hem te kalmeren, maar het gegrom had wel het effect dat de mensen achteruit deinsden en angstig naar de vrouw en het dier keken.

Ayla vroeg ditmaal niet wie er had gesproken. 'Attaroa's geest is nog steeds onder ons,' zei Ayla, 'en zet ons aan tot geweld en wraak.'

'Maar Epadoa moet boeten voor het kwaad dat zij heeft gedaan.' Ayla zag de moeder van Cavoa naar voren komen. Haar jonge zwangere dochter stond vlak achter haar om haar morele steun te geven.

Jondalar stond op en kwam bij Ayla staan. Hij moest toegeven dat de vrouw recht had op genoegdoening voor de dood van haar zoon. Hij keek naar S'Armuna. De Ene Die de Moeder Dient zou nu antwoord moeten geven, dacht hij, maar ook zij wachtte op een antwoord van Ayla.

'De vrouw die jouw zoon heeft gedood is al naar de andere wereld,' zei Ayla. 'Epadoa moet boeten voor het kwaad dat ze zelf heeft aangericht.'

'Er is nog wel meer waar ze voor moet boeten. Bijvoorbeeld voor wat ze deze jongens heeft aangedaan.' Nu was het Ebulan die sprak. Hij deed een stap opzij om Ayla de twee jongens te laten zien die steunden op een broodmagere oude man.

Ayla schrok toen ze de man zag; een ogenblik meende ze dat ze naar Creb stond te kijken! Hij was lang en mager, terwijl de heilige man van de Stam klein en breedgebouwd was, maar zijn verweerde gezicht en zijn donkere ogen straalden dezelfde barmhartigheid en waardigheid uit, het was duidelijk dat hij eenzelfde soort eerbied afdwong.

Ayla's eerste reactie was om het gebaar van hoogachting naar hem te maken dat ze kende van de Stam, door aan zijn voeten te gaan zitten en te wachten tot hij haar een tikje op de schouder zou geven, maar ze wist dat zoiets verkeerd begrepenzou worden. In plaats daarvan besloot ze hem respect te tonen door de beleefdheidsvormen in acht te nemen. Ze wendde zich tot de lange man naast zich.

'Jondalar, ik kan deze man niet aanspreken zoals het hoort zonder aan hem voorgesteld te zijn,' zei ze.

Onmiddellijk begreep hij haar fijngevoeligheid. Ook hij was onder de indruk geweest van de man. Hij kwam naar voren en bracht Ayla naar hem toe. 'S'Amodun, meest geëerbiedigde van de S'Armuniërs, mag ik je Ayla voorstellen, van het Leeuwekamp van de Mamutiërs, dochter van de Mammoetvuur- plaats, gekozen door de geest van de Holeleeuw en beschermd door de Holebeer.'

Ayla was verrast dat Jondalar dat laatste eraan had toegevoegd. Niemand had ooit de Holebeer haar beschermer genoemd, hoewel, nu ze erover nadacht, het kon misschien toch waar zijn. Althans via Creb. De Holebeer had hem uitgekozen - het was het totemteken van Mog-ur - en Creb was zo dikwijls in haar dromen verschenen dat ze ervan overtuigd was dat hij haar leidde en beschermde, misschien met de hulp van de Grote Holebeer van de Stam.

'S'Amodun van de S'Armuniërs heet de dochter van de Mammoetvuurplaats welkom,' zei de oude man en hield zijn beide handen naar haar uitgestrekt. Hij was niet de enige die de Mammoetvuurplaats uitkoos als haar meest indrukwekkende familieband. De meeste mensen daar begrepen het belang van de Mammoetvuurplaats voor de Mamutiërs; hiermee werd zij gelijkwaardig aan S'Armuna, Een Die de Moeder Dient.

De Mammoetvuurplaats natuurlijk, dacht S'Armuna. Hiermee waren veel van haar vragen opgehelderd. Maar waar was haar tatoeage? Waren degenen die door de Mammoetvuurplaats waren geaccepteerd niet met een tatoeage getekend?

'Ik ben blij jij verwelkomt, Hooggeëerde S'Amodun,' zei Ayla in het S'Armunisch.

De man glimlachte. 'Je hebt veel van onze taal geleerd, maar je hebt zojuist iets dubbel gezegd. Mijn naam is Amodun. S'Amodun betekent "Hooggeëerde Amodun" of "Zeer Vereerde". Het is een titel die je wordt verleend door het Kamp. Ik weet niet eens goed waarmee ik hem heb verdiend.'

Zij wist het wel. 'Ik dank je S'Amodun,' zei Ayla met neergeslagen blik en ze knikte dankbaar. Van dichtbij herinnerde hij haar nog meer aan Creb, met zijn diepe, donkere, glanzende ogen, zijn opmerkelijke neus, zware wenkbrauwen, zijn sterke gelaatstrekken. Ze moest bewust haar Stam-opvoeding overwinnen - vrouwen werden niet geacht mannen aan te kijken - om haar blik op hem te vestigen en met hem te spreken.

'Ik zou je graag een vraag willen stellen,' zei ze in het Mamutisch, een taal die haar gemakkelijker afging.

'Ik zal antwoorden als ik dat kan,' antwoordde hij.

Ze keek naar de twee jongens die aan weerskanten van hem stonden. 'De mensen van dit Kamp willen dat Epadoa boete doet voor het kwaad dat ze heeft aangericht. Deze jongens vooral is verschrikkelijk leed aangedaan. Morgen zal ik kijken of ik iets kan doen om ze te helpen, maar wat is de vergoeding die Epadoa zou moeten geven voor het feit dat ze de wensen van Attaroa heeft uitgevoerd?'

Onwillekeurig keken de meeste mensen even naar het lichaam van hun leidster dat nog precies zo uitgestrekt lag waar Wolf haar had laten liggen, en toen gingen hun blikken naar Epadoa. De vrouw stond rechtop en onbewogen, klaar om haar straf te ontvangen. In haar hart had ze altijd geweten dat ze op een dag zou moeten boeten.

Jondalar keek met enig ontzag naar Ayla. Ze had precies juist gehandeld, vond hij. Wat ze ook zou hebben gezegd, de woorden van een vreemdelinge zouden nooit zo gemakkelijk geaccepteerd zijn door dit volk als de woorden van S'Amodun, ook al had men een geweldig respect voor haar gekregen.

'Ik vind dat Epadoa moet boeten voor het kwaad dat ze heeft aangericht,' zei de man. Velen knikten tevreden, vooral Cavoa en haar moeder. 'Maar in deze wereld, niet in de volgende. Je had gelijk toen je zei dat het tijd wordt het patroon te doorbreken. Er is te lang te veel geweld en zonde in dit Kamp geweest. De mannen hebben in de afgelopen jaren verschrikkelijk geleden, maar eerst hebben zij de vrouwen veel kwaad gedaan. Hier moet een einde aan komen.'

'En wat zal Epadoa ons vergoeden?' vroeg de verdrietige moeder. 'Wat wordt haar straf?'

'Geen straf, Esadoa. Schadeloosstelling. Ze moet net zoveel teruggeven als ze heeft genomen, en nog meer. Ze kan beginnen met Doban. Wat de dochter van de Mammoetvuurplaats ook voor hem kan doen, het ziet er niet naar uit dat hij ooit helemaal beter wordt. Hij zal zijn leven lang moeten lijden onder de gevolgen. Odevan zal ook lijden, maar hij heeft een moeder en verwanten. Doban heeft geen moeder, niemand die voor hem kan zorgen, niemand die enige verantwoordelijkheid voor hem op zich neemt of erop toeziet dat hij een vak of beroep leert. Ik zou Epadoa voor hem verantwoordelijk willen maken, alsof ze zijn moeder was. Misschien zal ze nooit van hem houden, en misschien haat hij haar, maar zij moet de verantwoording nemen.'

Vele mensen knikten instemmend. Niet iedereen ging akkoord, maar iemand moest toch voor Doban zorgen. Hoeweliedereen meegevoeld had met zijn pijn, ze waren niet op hem gesteld geweest toen hij nog bij Attaroa woonde, en niemand had zin om hem in huis te nemen. De meesten voelden dat als ze bezwaren uitten tegen S'Amoduns idee, hun zelf gevraagd zou worden de jongen bij zich te nemen.

Ayla glimlachte. Ze vond het een prachtige oplossing, en ook al zou er in het begin misschien haat en wantrouwen zijn, later zou er misschien warmte in hun verstandhouding komen. Het begrip schadeloosstelling leek haar veel beter dan straf, en het bracht haar op een idee.

'Ik zou nog een voorstel willen doen,' zei ze. 'Dit Kamp heeft geen behoorlijke wintervoorraden, tegen het voorjaar zal iedereen misschien honger moeten lijden. De mannen zijn zwak en hebben al jaren niet meer gejaagd. Velen zijn hun bedrevenheid kwijt. Epadoa en de vrouwen die ze heeft opgeleid zijn uitstekende jageressen. Het zou misschien verstandig zijn als zij doorgingen met jagen, maar dan moeten ze het vlees met iedereen delen.'

De mensen knikten. De gedachte aan voedselgebrek was niet aantrekkelijk.

'Zodra een van de mannen zich weer in staat voelt om te jagen, wordt het Epadoa's taak om hem te helpen en met hem mee te gaan. De enige manier om de honger in het komende voorjaar te vermijden is dat de vrouwen en de mannen samenwerken. Iedereen moet bijdragen, wil het goed gaan met een Kamp. De andere vrouwen en de oudere of zwakkere mannen moeten voedsel gaan verzamelen, zoveel ze maar kunnen.'

'Het is winter! Er valt nu niets te verzamelen,' zei een van de jonge Wolvenvrouwen.

"s Winters is er minder te vinden, dat is waar, en het is ook moeilijker te verzamelen, maar het is er wel, en alle beetjes helpen,' zei Ayla.

'Ze heeft gelijk,' zei Jondalar. 'Ik heb Ayla voedsel zien verzamelen, ik heb het zelf opgegeten, midden in de winter. Jullie hebben er vanavond zelf van gegeten. Ze heeft de zaden van de dennen bij de rivier opgeraapt.'

'Dat mos waar rendieren zo van houden, kan ook gegeten worden,' zei een van de oudere vrouwen, 'als je het maar goed klaarmaakt.'

'En er is graan en gierst en andere grassoorten met zaadkoppen,' zei Esadoa. 'Die kunnen we verzamelen.'

'Ja, maar pas op raaigras. Daar kan iets inzitten dat slecht is voor de mens, dikwijls dodelijk. Als het er slecht uitziet en het ruikt vies, zit er waarschijnlijk veel moederkoorn in, dat moet je niet eten,' adviseerde Ayla. 'Maar er zijn nog bepaalde soorten eetbare bessen en vruchten die 's winters nog heel lang aan de struiken blijven zitten - ik heb zelfs een boom gezien waar nog een paar appels aan hingen - en de binnenste bast van de meeste bomen kan ook gegeten worden.'

'Dan hebben we messen nodig om ze in te snijden,' zei Esadoa. 'De onze zijn niet erg best.'

'Ik zal er een paar voor jullie maken,' bood Jondalar aan.

'Wil je mij messen leren maken, Zelandoniër?' vroeg Doban plotseling.

Hij was blij met die vraag. 'Ja, ik zal je laten zien hoe je messen maakt, en ook ander gereedschap.'

'Daar zou ik ook graag wat meer van willen leren,' zei Ebulan. 'We hebben wapens nodig om te jagen.'

'Ik zal het aan iedereen laten zien die het wil, en in ieder geval jullie een eind op weg helpen. Het duurt een aantal jaren voor je er echt goed in bent. Misschien dat je aanstaande zomer, als je naar de Bijeenkomst van de S'Armuniërs gaat, iemand kunt vinden die jullie verder les geeft,' zei Jondalar.

De lach van de jongen veranderde in een frons; hij begreep dat de lange man niet bij hen zou blijven.

'Maar ik zal jullie helpen zoveel ik kan,' zei Jondalar. 'We hebben heel wat wapens moeten maken voor deze Tocht.'

'En die stok..., waarmee je speren werpt... zoals die keer toen ze jou bevrijdde?' Het was Epadoa die had gesproken, iedereen keek naar haar. Het hoofd van de Wolvenvrouwen had tot nu toe nog niets gezegd, maar haar woorden herinnerden de mensen aan Ayla's lange, nauwkeurige worp waarmee ze Jondalar van de oefenpaal had bevrijd. Dat was zo wonderbaarlijk geweest dat de mensen niet hadden gedacht dat je dat kon leren.

'De speerwerper? Ja, ik zal iedereen die geïnteresseerd is laten zien hoe je daarmee omgaat.'

'Ook de vrouwen?' vroeg Epadoa.

'Ook de vrouwen,' zei Jondalar. 'Als je leert omgaan met goeie jachtwapens, hoef je niet naar de Grote Moederrivier te gaan om paarden een afgrond in te drijven. Jullie hebben hier één van de beste jachtgebieden die ik ooit heb gezien, hier bij de rivier.'

'Dat is zo,' zei Ebulan. 'Ik kan me nog goed herinneren dat ze op mammoeten jaagden. Toen ik nog jong was, stond er altijd iemand op de uitkijk, en als er iets was gezien, werden er vuursignalen gegeven.'

'Dat dacht ik wel,' zei Jondalar.

Ayla glimlachte. 'Ik geloof dat het patroon nu al verbroken is. Ik hoor Attaroa's geest niet meer spreken,' zei ze, terwijl ze Wolf door zijn vacht aaide. Toen zei ze tegen het hoofd van deWolvenvrouwen: 'Epadoa, ik heb al heel vroeg geleerd hoe je op viervoetige roofdieren moet jagen, ook op wolven. Een wol- vevacht is warm en nuttig als hoofdkap, en een wolf die je werkelijk bedreigt moet gedood worden, maar je leert veel meer door levende wolven te observeren, dan door ze in een val te lokken, te doden en op te eten.'

Alle Wolvenvrouwen keken elkaar schuldbewust aan. Hoe wist ze dat? Onder de S'Armuniërs was het eten van wolvevlees verboden, men beschouwde het vooral als slecht voor vrouwen.

De hoofdjageres nam de blonde vrouw aandachtig op, alsof ze meer wilde ontdekken over de verschijning die voor haar stond. Nu Attaroa dood was, en ze wist dat zij niet gedood zou worden vanwege haar wandaden, voelde Epadoa een last van zich afvallen. Ze was blij dat het voorbij was. De hoofdvrouw was zo'n dwingende persoonlijkheid geweest dat de jonge jageres in haar ban was geraakt en een heleboel dingen had gedaan om haar te behagen, waar ze niet graag aan terugdacht. Veel opdrachten hadden haar dwars gezeten, ook tijdens het uitvoeren, hoewel ze het niet wilde toegeven, ook niet aan zichzelf. Toen ze die lange man had gezien, tijdens hun paardenjacht, had ze gehoopt dat als ze hem meebracht als een soort speeltje voor Attaroa, een van hun eigen mannen binnen de omheining zou worden gespaard.

Ze had Doban niet willen mishandelen, maar ze was bang dat als ze Attaroa's bevel niet opvolgde, de hoofdvrouw hem zou vermoorden, zoals ze haar eigen kind had vermoord. Waarom had deze dochter van de Mammoetvuurplaats S'Amodun en niet Esadoa aangewezen om een oordeel over haar uit te spreken? Het was een beslissing die haar leven had gered. Het zou niet gemakkelijk zijn in dit Kamp te blijven wonen. Veel mensen haatten haar, maar ze was dankbaar dat ze '- eeij kans kreeg om het weer goed te maken. Ze zou voor die jóngen zorgen, ook al haatte hij haar. Dat was ze wel aan hem verplicht.

Maar wie was deze Ayla? Was zij gekomen om Attaroa's greep op het Kamp te breken, zoals iedereen scheen te denken? En die man? Over wat voor magie beschikte hij dat speren hem niet konden raken? En hoe kwamen de mannen binnen de omheining aan messen? Had hij daarvoor gezorgd? Reden zij op paarden omdat dat het dier was waar de Wolvenvrouwen het meest op hadden gejaagd, ook al waren de overige S'Armuniërs evenzeer mammoetjagers als hun verwanten, de Mamutiërs? Was de wolf een wolvegeest, die zijn soortgenoten kwam wreken? Eén ding wist ze zeker. Ze zou nooit meer op een wolf jagen en ze zou zich nooit meer Wolvenvrouw noemen.

Ayla liep terug naar de dode hoofdvrouw en zag S'Armunastaan. De Ene Die de Moeder Dient had alles aangezien maar weinig gezegd, en Ayla wist hoe berouwvol en gekweld ze was. Ze sprak haar op zachte toon aan.

'S'Armuna, ook al verlaat Attaroa's geest dit Kamp nu voorgoed, toch zal het moeilijk zijn de oude gewoonten te veranderen. De mannen zijn nu vanachter de omheining vandaan - ik ben blij dat ze erin geslaagd zijn zichzelf te bevrijden, daar kunnen ze met trots op terugzien - maar het zal nog een hele tijd duren voordat ze Attaroa en de jaren die ze hier gevangen werden gehouden, zijn vergeten. Jij bent degene die hier helpen kan, maar het wordt een zware verantwoordelijkheid.'

De vrouw knikte instemmend. Ze voelde dat haar een kans werd gegeven, om haar misbruik van de macht van de Moeder te herstellen; dat was meer dan ze had durven hopen. Nu moest eerst Attaroa begraven worden, daarna moesten ze haar zo gauw mogelijk vergeten. Ze wendde zich tot de menigte.

'Er is nog eten over. Laten we samen dit feestmaal besluiten. Het wordt tijd dat de barrière die is opgericht tussen de mannen en de vrouwen van dit Kamp wordt afgebroken. Tijd dat we het eten samen delen, en het vuur en de warmte van het samenzijn. Tijd dat we weer één volk worden, waar de één niet beter is dan de ander. Ieder van ons heeft talenten en vaardigheden, als iedereen bijdraagt en helpt, zal dit Kamp in voorspoed leven.'

De vrouwen en mannen knikten goedkeurend. Velen hadden hun gezellen teruggevonden van wie ze lange tijd gescheiden waren geweest; de anderen kwamen erbij om mee te genieten van het eten, het vuur en het samenzijn.

'Epadoa,' riep S'Armuna toen de mensen hun voedsel ophaalden. Toen de vrouw naar haar toe kwam lopen, zei ze: 'Ik geloof dat het tijd wordt dat we Attaroa's lichaam weghalen, en gereed maken voor de begrafenis.'

'Zullen we haar naar haar hut brengen?' vroeg de jageres.

S'Armuna dacht even na. 'Nee,' zei ze. 'Breng haar binnen de omheining en leg haar in de schuur. Ik vind dat de mannen vannacht van de warmte van Attaroa's aardhut moeten profiteren. Velen zijn zwak en ziek. We zullen de hut nog langer nodig hebben. Heb jij een andere plek om te slapen?'

'Ja. Als ik even weg kon van Attaroa, ging ik altijd naar de hut van Unavoa.'

'Denk er maar eens over na of je niet voorlopig bij haar kunt inwonen, als jullie dat zouden willen.'

'Ik denk dat we dat allebei graag willen,' zei Epadoa.

'Later moeten we nog iets bedenken voor Doban.'

'Ja,' zei Epadoa, 'dat moet zeker.'

Jondalar keek hoe Ayla met Epadoa en de andere jageressenmeeliep om het lichaam van de hoofdvrouw weg te brengen, en hij was trots op haar, maar hij was ook verrast. Op de een of andere manier had Ayla uit zichzelf de wijsheid en het gezag van Zelandoni aangenomen. De enige keer dat hij Ayla al eens eerder het heft in handen had zien nemen, was wanneer er iemand gewond of ziek was en zij die persoon met haar bijzondere gaven kon helpen. Maar als je er goed over nadacht, waren deze mensen ook gewond en ziek. Misschien was het niet eens zo merkwaardig dat Ayla wist wat ze moest doen.

De volgende ochtend nam Jondalar de paarden om de spullen te halen die ze hadden meegenomen toen ze de Grote Moederrivier achter zich lieten om naar Whinney te zoeken. Wat leek dat lang geleden, hij besefte nu dat hun Tocht behoorlijk was vertraagd. Ze waren zo vóór geweest op de afstand die hij had gedacht te moeten afleggen om bij de gletsjer te komen, dat hij ervan overtuigd was dat ze nog volop tijd hadden. Nu was de winter al een eind gevorderd, en ze waren nog ver van hun doel verwijderd.

Dit Kamp had hulp nodig en hij wist dat Ayla niet zou weggaan voor ze alles had gedaan wat ze naar haar gevoel moest doen. Hij had ook beloofd te helpen en hij verheugde zich erop Doban en de anderen te leren hoe ze vuursteen moesten bewerken en weer anderen te leren omgaan met de speerwerper. Maar toch knaagde er iets aan hem. Ze moesten die gletsjer oversteken voor de lentedooi hem te verraderlijk maakte, het liefst wilde hij eigenlijk weer gauw vertrekken.

S'Armuna en Ayla werkten samen bij het onderzoeken en behandelen van de jongens en de mannen van het Kamp. Voor één man kwam hun hulp te laat. De eerste nacht dat hij buiten de omheining was stierf hij in Attaroa's hut aan koudvuur dat zo ver gevorderd was dat zijn beide benen al dood waren. De overigen moesten bijna allemaal behandeld worden vanwege een wond of een ziekte, bovendien waren ze ondervoed. Ze stonken ook naar ziekte en ellende en ze waren ongelooflijk vuil.

S'Armuna besloot de Vuurceremonie nog even uit te stellen. Ze had er geen tijd voor en het was ook niet het juiste moment, hoewel ze meende dat er op het goede ogenblik een machtige genezende werking vanuit zou kunnen gaan. In plaats daarvan gebruikten ze het binnenste vertrek om er water warm te maken, waarmee ze wonden konden uitwassen en behandelen, maar waar iedereen nog het meest behoefte aan had was voedsel en warmte. Toen de genezeressen alle hulp hadden gegeven die maar mogelijk was, gingen degenen die niet al te ziek waren en die nog moeders en gezellinnen hadden, of andere familie, weer bij hen wonen.

Het was de gesteldheid van de jongens, die hun kinderjaren nog nauwelijks waren ontgroeid, die Ayla zo kwaad maakte. Zelfs S'Armuna was ontzet. Ze had altijd haar ogen gesloten voor de ernst van hun situatie.

Die avond, na een gezamenlijke maaltijd, vertelden Ayla en S'Armuna over de problemen die ze waren tegengekomen; ze zetten uiteen wat er allemaal nodig zou zijn en ze beantwoordden vragen. Maar het was een lange dag geweest, en tenslotte zei Ayla dat ze ging rusten. Toen ze opstond om weg te gaan, vroeg iemand nog iets over een van de jongens. Ayla gaf antwoord, waarna een andere vrouw een opmerking maakte over de slechtheid van de hoofdvrouw, waarbij ze alle schuld bij Attaroa legde en tegelijkertijd zelfvoldaan alle eigen verantwoordelijkheid afwees. Dat wekte Ayla's woede, en ze begon de aanwezigen een les te lezen die voortkwam uit de diepe verontwaardiging die er die dag in haar was blijven groeien.

'Attaroa was een sterke vrouw, met een sterke wil, maar hoe sterk een mens ook is, twee, vijf of tien mensen samen zijn sterker. Als jullie je allemaal tegen haar hadden verzet, hadden jullie haar al veel eerder kunnen tegenhouden. Daarom zijn jullie allemaal, als Kamp, mannen en vrouwen, mede verantwoordelijk voor het lijden van deze kinderen. En ik zeg jullie, deze jongens en deze mannen, die lang hebben moeten lijden onder deze... deze beestachtigheden,' Ayla kon nauwelijks haar woede bedwingen, 'moeten door dit hele Kamp verzorgd worden. Jullie zijn voor de rest van hun leven verantwoordelijk voor hen. Ze hebben geleden en door hun lijden zijn ze de uitverkorenen van Muna geworden. Iemand die weigert hen te helpen zal zich bij Haar moeten verantwoorden.'

Ayla draaide zich om en ging weg, Jondalar volgde haar. Haar woorden legden meer gewicht in de schaal dan ze ooit had kunnen denken. De meeste mensen voelden wel dat ze geen gewone vrouw was, velen zeiden dat ze een incarnatie was van de Grote Moeder Zelf; een levende munai in menselijke gedaante die gekomen was om Attaroa te verjagen en de mannen te bevrijden. Hoe moest je anders verklaren dat de paarden op haar fluiten af kwamen? Of dat een grote wolf, zelfs enorm voor zijn eigen noordelijke ras, haar overal volgde en op haar bevel rustig ging zitten? Was het niet de Grote Aardmoeder Die de geesten van alle dieren had gebaard?

Volgens de verhalen had de Moeder zowel de mannen als de vrouwen voor een bepaald doel geschapen, en Ze had hun het Geschenk van het Genot gegeven om Haar te eren. De geesten van zowel mannen als vrouwen waren nodig voor het maken van nieuw leven, en Muna was komen zeggen dat iedereen die probeerde Haar kinderen op een andere manier te scheppen inHaar ogen een gruwel was. Had Ze niet de Zelandoniër hier gebracht om hun te laten merken hoe Ze over de dingen dacht? Een man die de belichaming was van Haar minnaar en metgezel? Groter en knapper dan de meeste mannen, en licht en blond als de maan. Jondalar merkte een verschil in de manier waarop het Kamp op hem reageerde, en dat gaf hem een onbehaaglijk gevoel. Hij vond het niet prettig.

Er was de eerste dag zoveel te doen geweest, zelfs met twee genezeressen en de hulp van het hele Kamp, dat Ayla de speciale behandeling uitstelde die ze wilde proberen bij de twee jongens met ontwrichtingen. S'Armuna had zelfs de begrafenis van Attaroa uitgesteld. De volgende ochtend werd er een plaats uitgekozen, het graf werd gegraven, en een eenvoudige plechtigheid, geleid door de Ene Die de Moeder Dient, deed de hoofdvrouw tenslotte weer terugkeren in de boezem van de Grote Moeder Aarde.

Er waren er zelfs een paar die verdriet hadden. Epadoa had niet verwacht dat ze iets zou voelen, maar toch was er iets. Doordat de meeste mensen van het Kamp er anders tegenover stonden, kon ze haar emotie niet uiten, maar Ayla kon aan haar gedrag, haar houding en haar uitdrukking, zien dat ze ermee worstelde. Ook Doban gedroeg zich vreemd, en ze vermoedde dat hij probeerde zijn eigen gemengde gevoelens de baas te worden. Het grootste deel van zijn jonge leven was Attaroa de enige moeder geweest die hij ooit had gekend. Hij had zich verraden gevoeld toen ze zich tegen hem keerde, maar haar liefde was altijd al grillig geweest, en hij kon zijn gevoelens voor haar niet helemaal opgeven.

Verdriet moest zich kunnen uiten. Dat wist Ayla van haar eigen verliezen. Ze was van plan geweest direct na de begrafenis met de behandeling van de jongen te beginnen, maar ze vroeg zich af of ze het niet moest uitstellen. Aan de andere kant was dit wel niet de meest geschikte dag ervoor, maar het zou misschien goed zijn als ze zich alletwee op iets anders concentreerden. Ze sprak Epadoa aan toen ze weer terugliep naar het Kamp.

'Ik ga proberen Dobans ontwrichte been opnieuw te zetten en ik heb daar hulp bij nodig. Wil jij me assisteren?'

'Zal het niet erg pijnlijk voor hem zijn?' vroeg Epadoa. Ze kon zich maar al te goed herinneren hoe hij destijds geschreeuwd had, en ze begon een beschermend gevoel voor hem te krijgen. Hij was dan wel niet haar zoon, maar ze was verantwoordelijk voor hem en ze nam haar taak heel ernstig. Ze was ervan overtuigd dat haar leven hier van afhing.

'Ik zal hem in slaap brengen. Dan voelt hij het niet, hoewelhij wel wat pijn zal hebben als hij wakker wordt. Hij moet een tijdlang heel voorzichtig gedragen worden,' legde Ayla uit. 'Hij kan voorlopig niet lopen.'

'Ik zal hem dragen,' zei Epadoa.

Toen ze terugkwamen bij de grote hut, legde Ayla de jongen uit dat ze wilde proberen zijn been weer recht te maken. Hij rukte zich van haar los en leek volkomen ontdaan. Toen hij Epadoa de hut zag binnenkomen, schoten zijn ogen vol bange tranen.

'Nee! Ze gaat me weer pijn doen!' schreeuwde Doban bij het zien van de Wolvenvrouw. Als hij weg had kunnen rennen, had hij het gedaan.

Epadoa stond recht en strak naast het verhoogde bed waar hij op zat. 'Ik zal je geen pijn doen. Ik beloof je dat ik je nooit meer pijn zal doen,' zei ze. 'En ik zal ook niet toestaan dat iemand anders je pijn doet, zelfs deze vrouw niet.'

Hij keek haar aan met een ongeruste blik in zijn ogen. Maar hij wilde haar geloven. Hij wilde haar ontzettend graag geloven.

'S'Armuna, laat hem alsjeblieft precies begrijpen wat ik nu ga zeggen,' zei Ayla. Toen bukte ze zich om hem recht in zijn angstige ogen te kunnen kijken.

'Doban, ik ga je een drankje geven. Het smaakt niet erg lekker, maar ik wil toch dat je het helemaal opdrinkt. Na een tijdje zul je je erg slaperig gaan voelen. Als je wilt, kun je hier gaan liggen. Terwijl jij slaapt ga ik proberen je been weer een beetje beter te maken, het weer terug te zetten zoals het vroeger was. Dat voel je dan niet omdat je slaapt. Als je wakker wordt, voel je een beetje pijn, maar toch zal het ook iets beter voelen. Als het te veel pijn doet, moet je het tegen me zeggen, of tegen S'Armuna of Epadoa - er zal de hele tijd iemand bij je blijven - en dan krijg je iets te drinken waardoor de pijn een beetje weggaat. Begrijp je dat?'

'Kan de Zelandoniër niet even bij me komen?'

'Ja, ik zal hem nu gaan halen als je dat wilt.'

'En S'Amodun?'

'Ja, allebei, als je dat wilt.'

Doban keek Epadoa aan. 'En zul je haar verbieden om me pijn te doen?'

'Dat beloof ik. Ik zal haar geen kans geven om je pijn te doen. Niemand mag je ooit weer pijn doen.'

Hij keek naar S'Armuna, en toen weer naar Ayla. 'Geef me dat drankje maar,' zei hij.

Het hele proces leek enigszins op het zetten van Roshario's gebroken arm. Het drankje verslapte zijn spieren en deed hem tegelijk inslapen. Het kostte een uiterste aan lichaamskrachtom het been recht te trekken, maar toen het weer op zijn plaats schoof, kon iedereen het zien. Er was wel iets gebroken geweest, voelde Ayla, en het been zou nooit helemaal goed komen, maar zijn lichaam zag er bijna weer normaal uit.

Epadoa verhuisde weer terug naar de grote aardhut, aangezien de meeste mannen en jongens weer bij hun familie waren ingetrokken, en bleef onafgebroken bij Doban. Ayla zag een aarzelend begin van vertrouwen tussen hen groeien. Ze was ervan overtuigd dat dat precies was wat S'Amodun voor ogen had gestaan.

Ze pasten eenzelfde behandeling toe op Odevan, maar Ayla was bang dat zijn genezing veel moeilijker zou zijn en dat zijn been in de toekomst de neiging zou hebben om uit de kom te schieten en gemakkelijk ontwricht zou raken.

S'Armuna was onder de indruk, ze had ontzag gekregen voor Ayla. Ze vroeg zich wel af of de geruchten over haar niet voor een deel op waarheid berustten. Ze maakte de indruk een normale vrouw te zijn, ze at, ze sliep en ze deelde Genot met de lange, blonde man, net als iedere andere vrouw, maar haar kennis van de planten die op aarde groeien en van de geneeskrachtige eigenschappen ervan was uitzonderlijk. Iedereen sprak erover; S'Armuna steeg in aanzien doordat ze net als Ayla genezeres was. En hoewel de oudere vrouw haar angst voor de wolf leerde overwinnen, was het bijna onmogelijk om hem in Ayla's gezelschap te zien zonder te geloven dat zij macht had over zijn geest. Als hij niet met haar meeliep, volgden zijn ogen haar. Hetzelfde gold ook voor de man, al liet hij het niet zo duidelijk blijken.

De oudere vrouw zag de paarden niet zo dikwijls want die stonden het grootste deel van de tijd te grazen - Ayla zei dat ze hun graag een beetje rust gunde - maar S'Armuna zag de twee mensen wel op de paarden rijden. De man reed zonder enige moeite op de bruine hengst, maar als je de jonge vrouw op de merrie zag, ging je werkelijk denken dat ze één geheel waren.

Maar ook al vroeg ze zich van alles af, toch bleef de Ene Die de Moeder Dient sceptisch. Ze had haar opleiding bij de Zelandoniërs gehad, en ze wist dat dergelijke ideeën dikwijls werden aangemoedigd. Ze had manieren geleerd en ook dikwijls gebruikt, om mensen te misleiden, om hen te laten geloven wat zij en die mensen zelf graag wilden geloven. Ze beschouwde dit niet als bedrog - niemand was meer overtuigd van de oprechtheid van haar roeping - maar ze gebruikte de middelen die haar ten dienste stonden om de weg te effenen en anderen ertoe te brengen die weg te volgen. Mensen konden vaak op die manier worden geholpen, vooral degenen die een probleem of een ziekte hadden zonder aanwijsbare oorzaak, behalve misschien vervloekingen door machtige kwaadwillende mensen.

Al was ze zelf niet bereid alle geruchten te geloven, S'Armuna drukte ze niet de kop in. De mensen van het Kamp wilden geloven dat alles wat Ayla of Jondalar zei een verkondiging van de Moeder was, en ze gebruikte hun geloof om een paar noodzakelijke veranderingen in te voeren. Toen Ayla het bijvoorbeeld had over de Raad van Zusters en de Raad van Broeders bij de Mamutiërs, moedigde S'Armuna het Kamp aan om ook zulke Raden in te stellen. Toen Jondalar voorstelde iemand uit een ander Kamp te zoeken om les te geven in gereedschap maken, waar hij al mee begonnen was, maakte zij plannen om een delegatie naar andere S'Armunische Kampen te sturen om familiebanden te herstellen en weer vriendschappen aan te knopen.

Op een avond, toen het zo koud en helder was dat de sterren aan de hemel fel stonden te schitteren, zat er een groep mensen voor de ingang van de aardhut van de vroegere hoofdvrouw, een plek die het centrum van gemeenschappelijke activiteiten begon te worden, nadat hij eerst een plaats voor genezing en herstel was geweest. Ze hadden het over die geheimzinnig fonkelende lichten in de hemel, S'Armuna beantwoordde vragen en gaf uitleg. Ze moest hier zoveel tijd doorbrengen - zieken genezen met medicijnen en ceremonies, vergaderen met mensen om plannen te maken en problemen te bespreken - dat ze een paar van haar spullen hierheen had verhuisd, waardoor Ayla en Jondalar dikwijls alleen in haar kleine hut bleven. Deze regeling begon te lijken op wat Ayla en Jondalar uit andere Kampen en Grotten kenden, waar de verblijfplaats van de Ene Die de Moeder Dient het middelpunt was, waar de mensen zich verzamelden.

Toen de twee bezoekers de sterrenkijkers verlieten, en Wolf hen op de hielen volgde, vroeg iemand S'Armuna naar de wolf die Ayla overal volgde. De Ene Die de Moeder Dient wees naar een van de heldere lichtjes aan de hemel en antwoordde slechts: 'Dat is de Wolvester.'

De dagen vlogen om. Naarmate de mannen en jongens begonnen te herstellen en haar als genezeres niet meer nodig hadden, ging Ayla er steeds vaker met de anderen op uit om het schaarse wintervoedsel te verzamelen. Jondalar had het druk hun zijn vaardigheden te leren en hoe ze speerwerpers moesten maken en ermee moesten jagen. Het Kamp begon een steeds grotere voedselvoorraad te krijgen, allerlei voedingsmiddelen die gemakkelijk in de vrieskou bewaard konden blijven, vooral vlees. In het begin moest men wennen aan de nieuwe regelingen, toen de mannen naar de hutten verhuisden, die de vrouwen langetijd uitsluitend voor zichzelf hadden gehad, maar ze wisten hun problemen op te lossen.

S'Armuna voelde dat het nu tijd werd om de beeldjes in de oven te branden, en ze had met haar twee bezoekers al over een nieuwe Vuurceremonie gesproken. Ze waren bij de hut met de pottenbakkersoven de brandstof aan het verzamelen die S'Armuna in de loop van de zomer en de herfst had opgespaard voor haar vuur, geneeskunst of voor alledaags gebruik. Ze vertelde dat er nog meer brandstof gezocht zou moeten worden, en dat zou nog een heel werk zijn.

'Kun je ook gereedschap maken om een boom om te hakken, Jondalar?' vroeg ze.

'Ik wil met alle plezier een paar bijlen, slegels en wiggen maken, wat je maar wilt, maar groene bomen branden niet zo goed,' zei hij.

'Ik ga ook mammoetbeenderen opbranden, maar we moeten het vuur eerst goed heet krijgen, het moet een hele tijd blijven branden. Voor een Vuurceremonie is heel wat brandstof nodig.'

Toen ze uit de kleine hut kwamen, liet Ayla haar blik over de omheining gaan. De mensen hadden er wel stukjes en beetjes van gebruikt, maar ze hadden hem nog niet afgebroken. Ze had een keer gezegd dat die palen wel gebruikt konden worden voor een soort kraal om dieren bijeen te drijven. Daarna hadden de mensen van het Kamp er bijna geen hout meer van gebruikt, en nu ze er allemaal aan gewend waren, zagen ze hem bijna niet meer.

Plotseling zei Ayla: 'We hoeven geen bomen om te hakken. Jondalar kan gereedschap maken om het hout van de omheining stuk te hakken.'

Ineens bekeken ze de omheining met nieuwe ogen, maar S'Armuna zag zelfs nog meer. Ze zag haar nieuwe ceremonie al voor zich. 'Dat is prachtig!' zei ze. 'Het bouwsel neerhalen voor een nieuwe, genezende ceremonie. Iedereen mag deelnemen, en iedereen zal blij zijn dat de omheining wordt vernietigd. Het wordt een heel nieuw begin voor ons en jullie zijn er ook bij.'

'Dat weet ik nog niet zo zeker,' zei Jondalar. 'Hoe lang gaat het duren?'

'Je mag het niet overhaast doen. Daarvoor is het te belangrijk.'

'Dat dacht ik al. We moeten al gauw vertrekken,' zei hij.

'Maar het wordt al gauw de koudste tijd van de winter,' wierp S'Armuna tegen.

'En niet lang daarna komt de voorjaarsdooi. Jij bent ook over die gletsjer gekomen, S'Armuna. Jij weet dat je hem alleen in de winter kunt oversteken. En ik heb ook nog aan eenpaar Losaduniërs beloofd hun grot te bezoeken op de terugwegen een paar dagen bij ze te blijven. Ook al zouden we niet langbij ze kunnen blijven, het leek me een goeie plek om even haltte houden en ons voor te bereiden op de oversteek.'

S'Armuna knikte. 'Dan zal ik de Vuurceremonie ook gebrui-ken om het verdriet over jullie vertrek te verzachten. Velen vanons hadden gehoopt dat jullie zouden blijven, we zullen alle-maal jullie aanwezigheid missen.'

'Ik had gehoopt erbij te kunnen zijn,' zei Ayla, 'en ook Ca-voa's baby nog te zullen zien, maar Jondalar heeft gelijk. Hetwordt tijd dat we vertrekken.'

Jondalar besloot onmiddellijk aan de slag te gaan voor S'Ar-muna's gereedschap. Hij had in de buurt wat goede vuursteenontdekt, en samen met enkele anderen ging hij op weg om stuk-ken uit te zoeken waarvan bijlen en snij gereedschap zoudenkunnen worden gemaakt. Ayla ging de kleine hut in om hun ei-gendommen te verzamelen en wat zij verder nodig zouden heb-ben. Ze had alles over de grond uitgespreid toen ze iets bij deingang hoorde. Ze keek om en zag Cavoa staan.

'Stoor ik je, Ayla?' vroeg ze.

'Nee, kom binnen.'

De hoogzwangere jonge vrouw liep naar binnen en ging opde rand van een slaapverhoging zitten, tegenover Ayla. 'S'Ar-muna heeft me gezegd dat je weggaat.'

'Ja, over een paar dagen.'

'Ik dacht dat jullie bij de Vuurceremonie aanwezig zoudenzijn.'

'Dat had ik ook wel gewild, maar Jondalar wil nu graag ver-trekken. Hij zegt dat we een gletsjer moeten oversteken voor-dat het lente wordt.'

'Ik heb iets voor je gemaakt dat ik je na het vuur had willengeven,' zei Cavoa, terwijl ze een klein leren pakje uit haarhemd haalde. 'Ik wil het je nog steeds graag geven, maar als hetnat wordt, blijft het niet goed.' Ze reikte Ayla het pakje aan.Er zat een klein, indrukwekkend geboetseerd beeldje in dat dekop van een leeuwin voorstelde. 'Cavoa! Dit is prachtig. Meerdan dat! Het is het wezen van de holeleeuwin. Ik wist niet dat jedit zo goed kon.'

De jonge vrouw glimlachte. 'Vind je het mooi?'

'Ik heb eens een man gekend, een Mamutiër, die ivoorsnijderas, een heel bijzondere kunstenaar. Hij heeft me geleerd hoek naar deze dingen moest kijken, ik weet zeker dat hij ditrachtig zou vinden,' zei Ayla.

'Ik heb beeldjes uit hout gesneden, uit ivoor, gewei, ik doeet al zolang als ik me kan herinneren. Daarom heeft S'Armu-

na me gevraagd bij haar in opleiding te komen. Ze is zo goedvoor me geweest. Ze probeerde ons te helpen... Omel ook. Zeliet Omel zijn geheim bewaren zonder ooit vragen te stellen, zo-als anderen zouden hebben gedaan. De meesten waren zonieuwsgierig.' Cavoa keek naar de grond en leek haar tranennauwelijks te kunnen bedwingen.

'Het moet heel moeilijk voor Omel zijn geweest om zo'n ge-heim te bewaren,' zei Ayla zachtjes.

'Omel moest dat geheim wel bewaren.'

'Vanwege Brugar? S'Armuna zei dat hij hem misschien welmet iets vreselijks had gedreigd.'

'Nee, niet vanwege Brugar of Attaroa. Ik vond Brugar eennare man, ik weet nog dat hij haar de schuld gaf van Omel, ookal was ik toen nog klein, maar ik geloof dat hij banger was voorOmel dan Omel voor hem, en Attaroa wist waarom.'

Ayla begreep nu wat Cavoa dwars zat. 'En jij wist het ook,hè?'

De jonge vrouw fronste haar voorhoofd. 'Ja,' fluisterde ze;toen keek ze Ayla recht in de ogen. 'Ik had zo gehoopt dat jij ernog zou zijn als mijn tijd komt. Ik wil dat alles goed komt metmijn baby, niet zoals...'

Ze hoefde niets meer te zeggen of verder in bijzonderhedente treden. Cavoa was bang dat haar baby met een afwijking terwereld zou komen, en het benoemen van een kwaad maakte hetalleen maar krachtiger.

'Nou, ik ben nog niet weg, en wie weet? Het komt me voordat de baby ieder ogenblik kan komen,' zei Ayla. 'Misschienzijn we dan nog hier.'

'Ik hoop het. Je hebt zoveel voor ons gedaan. Was je hiermaar geweest voordat Omel en de anderen...'

Ayla zag tranen in haar ogen schitteren. 'Ik weet dat je jevrienden mist, maar straks heb je een nieuwe baby die helemaalvan jou is. Dat zal je helpen. Heb je al aan een naam gedacht?'

'Ik heb het een hele tijd uitgesteld. Het had niet veel zin overeen jongensnaam na te denken, en ik wist niet of ik zelf eenmeisjesnaam zou mogen bedenken. Maar nu, als het een jon-gen is, dan weet ik niet of ik hem naar mijn broer zal noemenof... naar een andere man die ik heb gekend. Maar als het eenmeisje is wil ik haar naar S'Armuna noemen. Zij heeft me ge-holpen om... hem... te zien.' Een snik onderbrak haar woor-den.

Ayla nam de jonge vrouw in haar armen. Verdriet moest totuitdrukking worden gebracht. Het was goed om het te uiten.Dit Kamp was nog altijd vol verdriet dat geuit moest worden.Ayla hoopte dat de plechtigheid van S'Armuna zou helpen.

Toen haar tranen eindelijk ophielden, maakte Cavoa zich loen droogde haar ogen met haar hand. Ayla keek rond of ze ietshad waarmee ze haar tranen kon drogen en maakte een tasjeopen dat ze jarenlang bij zich had gedragen, en haalde er eenzacht leren lapje uit dat de jonge vrouw kon gebruiken. Maartoen Cavoa zag wat er in het tasje zat, werden haar ogen grootvan ongeloof. Het was een munai, een klein beeldje van eenvrouw, gesneden uit ivoor, maar deze munai had een gezicht,en het gezicht was dat van Ayla!

Ze wendde haar ogen af alsof ze iets verbodens had gezien,droogde haar ogen en ging al heel gauw weg. Ayla fronstetoen ze het beeldje dat Jondalar van haar had gemaakt teruglegde in het zachte leer. Ze wist dat het Cavoa bang gemaakthad.

Tijdens het inpakken van hun enkele bezittingen deed zehaar best om er niet meer aan te denken. Ze gooide de leren zakmet vuurstenen leeg om te zien hoeveel ze nog van de grijsgelestukjes ijzerpyriet over hadden. Ze wilde er een aan S'Armunageven, maar omdat ze niet wist of ze ook in voldoende hoeveel-heden bij Jondalar thuis te vinden waren, wilde ze er nog eenpaar overhouden als geschenk voor zijn familie. Ze besloot omer nu een weg te geven, maar niet meer dan een, en ze koos eenflinke steen uit. De rest stopte ze weer weg.

Toen Ayla naar buiten ging, zag ze Cavoa uit de grote aard-hut komen. Ze glimlachte tegen de jonge vrouw, die zenuwach-tig teruglachte. Toen ze binnen was, vond ze dat S'Armunahaar vreemd aankeek. Jondalar's beeldje had beslist enige on-rust veroorzaakt. Ayla wachtte tot een andere aanwezige de huthad verlaten en S'Armuna alleen was.

'Ik wil je graag iets geven voor ik wegga. Ik heb dit ontdekttoen ik alleen woonde in mijn vallei,' zei ze en ze opende haarhand om de steen te laten zien. 'Ik dacht dat je hem misschienzou kunnen gebruiken bij je Vuurceremonie.'

S'Armuna keek ernaar en toen vragend naar Ayla.

'Ik weet wel dat het er niet naar uitziet, maar er zit vuur indeze steen. Ik zal het je laten zien.'

Ayla ging naar de vuurplaats, haalde de tondel tevoorschijndie ze zelf gebruikten, en legde wat los houtschaafsel losjesrondom de gedroogde kattestaartpluizen. Ze legde er stokjesaanmaakhout naast, daarna boog ze zich voorover en sloeg meteen vuursteen op het ijzerpyriet. Een grote gloeiende vonkwerd erafgeslagen en viel op de tondel, en toen ze erop blies,verscheen er als door een wonder een klein vlammetje. Ze legdeer wat aanmaakhout op om het te laten doorbranden, en toenze opkeek zag ze dat de verbijsterde vrouw haar met grote ogenngelovig aanstaarde.

'Cavoa heeft me verteld dat ze een munai heeft gezien metjouw gezicht, en nu laat je plotseling vuur verschijnen. Benje... degene die ze zeggen dat je bent?'

Ayla moest lachen. 'Jondalar heeft dat beeldje gemaakt om-dat hij van me hield. Hij zei dat hij mijn geest wilde vangen entoen heeft hij het aan mij gegeven. Het is geen doni of munai.Het is gewoon een teken van zijn gevoelens, en ik zal je met ple-zier leren hoe je zelf vuur tevoorschijn kunt laten komen. Datdoe ik niet, dat is iets in de vuursteen.'

'Mag ik binnenkomen?' De stem kwam van de ingang, beidevrouwen draaiden zich om en zagen Cavoa staan. 'Ik was mijnwanten vergeten en ik wou ze even halen.'

S'Armuna en Ayla keken elkaar aan. 'Ik zie niet in waaromniet,' zei Ayla.

'Cavoa is mijn leerlinge,' merkte S'Armuna op.

'Dan zal ik jullie allebei laten zien hoe de vuursteen werkt,'zei Ayla.

Toen ze de hele handeling nog eens had verricht en het henbeiden ook eens had laten proberen, voelden ze zich iets meerop hun gemak, ook al waren ze nog steeds verbaasd over de ei-genschappen van die vreemde steen. Cavoa bracht zelfs demoed op Ayla naar de munai te vragen.

'Dat beeldje dat ik zag...'

'Jondalar heeft het voor me gemaakt, kort nadat we elkaarhadden ontmoet. Hij wilde daarmee zijn gevoelens voor mijuitdrukken,' legde Ayla uit.

'Bedoel je dat als ik iemand wil tonen hoe belangrijk ik hemvind, dat ik dan een beeldhouwwerkje van zijn gezicht zoukunnen maken?' vroeg Cavoa.

'Ik zie niet in waarom niet,' zei Ayla. 'Als je een munaimaakt, weet je waarom je hem maakt. Dan heb je een speciaalgevoel in je, niet?'

'Ja, en er horen bepaalde rituelen bij,' zei de jonge vrouw.

'Ik denk dat het onderscheid wordt gemaakt door het gevoeldat je erin stopt.'

'Dus ik zou iemands gezicht kunnen uitbeelden, als het ge-voel dat ik erin stop maar goed is.'

'Ik zou niet weten wat daar voor verkeerds aan zou zijn. Jebent een heel bijzondere kunstenares, Cavoa.'

'Maar misschien is het wel beter,' waarschuwde S'Armuna'dat je niet het hele beeld maakt. Als je alleen het hoofd maaktkan er geen verwarring ontstaan.'

Cavoa knikte instemmend; toen keken ze beiden naar Aylalsof ze wachtten op haar goedkeuring. In hun diepste gedachten vroegen beide vrouwen zich af wie deze bezoekster eigenlijwas.

Ayla en Jondalar werden de volgende morgen wakker met het vaste voornemen om te vertrekken, maar buiten waaide een harde, droge sneeuw zo fel langs hen heen, dat ze nauwelijks de andere kant van de nederzetting konden zien.

'Ik denk niet dat we vandaag vertrekken, niet met zo'n sneeuwstorm in aantocht,' zei Jondalar, hoewel dit nieuwe uitstel hem buitengewoon tegenstond. 'Ik hoop maar dat hij gauw overwaait.'

Ayla ging naar het veld en floot de paarden om er zeker van te zijn dat alles met ze in orde was. Ze was opgelucht toen ze ze uit een nevel van opgejaagde sneeuw te voorschijn zag komen en bracht ze naar een plek dichter bij het Kamp waar het beschutter was. Toen ze terugliep was ze met haar gedachten bij de reis naar de Grote Moederrivier, want zij kende de weg. Aanvankelijk hoorde ze niet dat haar naam werd gefluisterd.

'Ayla!' Het fluisteren werd duidelijker. Ze keek om zich heen en zag Cavoa, die uit het zicht achter de kleine hut stond, naar haar wenken.

'Wat is er, Cavoa?'

'Ik wil je iets laten zien en horen wat je ervan vindt,' zei de jonge vrouw. Toen Ayla dichterbij kwam trok Cavoa haar want uit. In haar hand lag een klein rond voorwerp dat van mammoetivoor leek te zijn gemaakt. Ze legde het voorzichtig in Ayla's hand. 'Ik heb het net af,' zei ze.

Ayla bekeek het en een glimlach van verbazing trok over haar gezicht. 'Cavoa! Ik wist dat je het goed kon. Maar ik wist niet dat je het zó goed kon,' zei ze, terwijl ze het kleine gekerfde portretje van S'Armuna zorgvuldig bekeek.

Het was alleen het hoofd van de vrouw, geen aanduiding van een lichaam, zelfs geen hals, maar er bestond geen twijfel wie dit beeldje voorstelde. Het haar was achterover getrokken en in een wrong op het hoofd gelegd en het smalle gezicht was enigszins scheef, één kant iets kleiner dan de andere, en toch kwamen de schoonheid en waardigheid van de vrouw duidelijk tot uitdrukking. Die leken van binnenuit te stralen.

'Denk je dat het goed is? Zou ze het mooi vinden?' vroeg Cavoa. 'Ik wilde iets bijzonders voor haar maken.'

'Ik zou het prachtig vinden,' zei Ayla, 'en ik denk dat het je gevoelens voor haar heel goed weergeeft. Je hebt een buitengewone en schitterende Gave, Cavoa, maar zorg er altijd voor dat je die goed gebruikt. Het zou wel eens een grote macht kunnen betekenen. Het is heel verstandig geweest van S'Armuna om jou als haar leerlinge uit te kiezen.'

Tegen de avond woedde er een loeiende sneeuwstorm, waardoor het gevaarlijk werd meer dan enkele passen buiten een hutte komen. S'Armuna nam een bosje gedroogde plantjes van het rek bij de ingang. Ze was van plan dit bij een nieuw kruidenmengsel te voegen om er een krachtige drank van te trekken voor de Vuurceremonie. Het vuur in de vuurplaats brandde zachtjes, en Ayla en Jondalar waren zojuist naar bed gegaan. De vrouw zou ook gaan slapen zodra ze klaar was.

Plotseling joeg een koude sneeuwvlaag naar binnen toen de zware lap die voor het toegangsgat van het voorvertrek hing opzij werd geschoven. Duidelijk overstuur duwde Esadoa het tweede gordijn open.

'S'Armuna! Vlug! Cavoa! Haar tijd is gekomen.'

Nog voordat de vrouw kon antwoorden stond Ayla al naast het bed haar kleren aan te trekken.

'Ze heeft een mooie nacht ervoor uitgekozen,' zei S'Armuna die haar kalmte bewaarde, ook om de opgewonden aanstaande grootmoeder te kalmeren. 'Het komt allemaal goed, Esadoa. De baby komt heus niet voor we bij je hut zijn.'

'Ze is niet in mijn hut. Ze wilde in deze storm beslist naar de grote hut. Ik weet niet waarom, maar daar wil ze de baby krijgen. Ze wil ook dat Ayla komt. Ze zegt dat dat de enige manier is om ervoor te zorgen dat er een gezonde baby komt.'

S'Armuna keek bezorgd. 'Er is daar vannacht niemand, het was heel onverstandig van haar om in dit weer naar buiten te gaan.'

'Dat weet ik, maar ik kon haar niet tegenhouden,' zei Esadoa, die alweer naar buiten wilde lopen.

'Wacht even,' zei S'Armuna. 'We kunnen beter allemaal tegelijk gaan. In deze storm kun je makkelijk verdwalen, zelfs als je maar één hut verder moet zijn.'

'Wolf zorgt wel dat we niet verdwalen,' zei Ayla, en ze gaf het dier dat naast hun bed had gelegen een teken.

'Zou het erg ongepast zijn als ik meega?' vroeg Jondalar. Hij wilde niet zozeer bij de geboorte zijn, maar was bezorgd over Ayla die door de sneeuwstorm moest. S'Armuna keek naar Esadoa.

'Ik vind het niet erg, maar mag een man bij een geboorte zijn?' vroeg Esadoa.

'Er is geen reden waarom niet,' zei S'Armuna, 'het is misschien juist goed een man in de buurt te hebben daar zij geen metgezel heeft.'

Gezamenlijk trotseerden de drie vrouwen en de man de hevige storm. Toen ze bij de grote hut kwamen, troffen ze de jonge vrouw ineen gedoken bij een koude, lege vuurplaats. Haar lichaam was gespannen van de pijn en ze had een angstige blik in haar ogen. Ze keek opgelucht toen ze haar moeder en de anderen zag binnenkomen. In een oogwenk had Ayla een vuur aangemaakt - tot grote verbazing van Esadoa - en was Jondalar weer naar buiten gegaan om opgewaaide sneeuw te scheppen die ze zouden laten smelten om water bij de hand te hebben. Esadoa had het weggeborgen beddegoed gevonden en op een bedverhoging uitgespreid en S'Armuna stond verschillende kruiden uit te zoeken, uit een voorraad die ze daar eerder had aangelegd.

Ayla installeerde de jonge vrouw zodat ze comfortabel kon zitten of liggen als ze dat wenste, en wachtte tot S'Armuna zo ver was dat ze met hun onderzoek konden beginnen. Daarna stelden de twee genezeressen Cavoa gerust en lieten haar aan de zorg van haar moeder over. Ze liepen naar de vuurplaats en spraken zachtjes met elkaar.

'Heb je het gezien?' vroeg S'Armuna.

'Ja. Weet je wat het betekent?' vroeg Ayla.

'Ik heb een idee, maar ik denk dat we moeten afwachten.'

Jondalar had steeds zijn best gedaan niet in de weg te lopen, maar kwam nu langzaam naar de twee vrouwen toe. Er was iets in hun blik waaruit hij kon opmaken dat ze ongerust waren en daardoor ging ook hij zich zorgen maken. Hij ging op een bedverhoging zitten en aaide afwezig over de kop van de wolf.

Terwijl ze wachtten, begon Jondalar zenuwachtig heen en weer te lopen, Wolf volgde hem met z'n ogen. Hij wilde maar dat de tijd sneller ging, dat de storm luwde, of dat hij iets te doen had. Hij praatte wat tegen de jonge vrouw, probeerde haar te bemoedigen, glimlachte haar toe, maar voelde zich volkomen nutteloos. Er was niets dat hij kon doen. Tenslotte, de nacht leek eindeloos te duren, ging hij op een van de bedden liggen en doezelde wat. Het spookachtige geloei van de storm buiten vormde een angstaanjagende tegenstelling met het stille tafereel binnen, dat alleen werd onderbroken door regelmatig weerkerende kreten bij weeën die elkaar onverbiddelijk steeds sneller opvolgden.

Hij werd wakker door zenuwachtige bedrijvigheid en opgewonden stemmen. Er kwam al licht door de kieren rondom het rookgat. Hij stond op, rekte zich uit en wreef in zijn ogen. Geen van de drie vrouwen lette op hem toen hij naar buiten ging om een plas te doen. Hij was blij dat de storm was gaan liggen, hoewel er nog wat droge sneeuw in de wind ronddwar- relde.

Toen hij de hut weer binnenkwam, hoorde hij de onmiskenbare kreetjes van een pasgeborene. Hij glimlachte, maar bleef buiten wachten, hij was er niet zeker van of dit een geschikt moment was weer naar binnen te gaan. Plotseling hoorde hij tot zijn grote verrassing andere kreetjes, waarna het eerstestemmetje er een duet mee maakte. Het waren er twee! Hij kon niet langer wachten. Hij moest naar binnen.

Ayla hield een ingebakerd kindje in haar armen en lachte hem toe toen hij binnenkwam. 'Een jongen, Jondalar!'

S'Armuna tilde ook een baby op om de navelstreng af te binden. 'En een meisje,' zei ze. 'Een tweeling! Dat is een gunstig teken. Er zijn zo weinig baby's geboren toen Attaroa hier leidster was, maar daar komt nu verandering in, denk ik. Ik geloof dat de Moeder ons hiermee wil zeggen dat het Kamp van de Drie Zusters spoedig weer zal groeien en bloeien.'

'Kom je nog eens terug?' vroeg Doban aan de lange man. Hij kon al een stuk beter lopen, hoewel hij nog steeds de kruk gebruikte die Jondalar voor hem had gemaakt.

'Ik denk het niet, Doban. Eén lange Tocht is genoeg. Het wordt tijd om naar huis te gaan, een geregeld leven te leiden en een gezin te beginnen.'

'Ik wou dat je wat dichterbij woonde, Zelandon.'

'Ik ook. Je bent op weg een goeie vuursteenklopper te worden, ik zou je graag blijven lesgeven. Ondertussen kun je me heus wel Jondalar noemen, Doban.'

'Nee. Jij bent Zelandon.'

'Bedoel je Zelandoniër?'

'Nee, ik bedoel Zelandon.'

S'Amodun glimlachte. 'Hij bedoelt niet de naam van je volk. Hij heeft de naam Elandon voor je bedacht, maar eert je met S'Elandon.'

Jondalar bloosde van verlegenheid en genoegen. 'Dank je wel, Doban. Misschien moet ik je wel S'Ardoban noemen.'

'Nog niet. Als ik heb geleerd om vuursteen net zo goed te bewerken als jij, dan mogen ze me S'Ardoban noemen.'

Jondalar omarmde de jongeman extra hartelijk, greep een paar anderen bij de schouders en maakte hier en daar nog een praatje. De paarden waren bepakt en wachtten een eindje verderop. Wolf lag op de grond naar de man te kijken en stond op toen hij Ayla en S'Armuna uit de hut zag komen. Ook Jondalar was blij hen te zien.

'...Het is prachtig,' zei de oudere vrouw, 'ik ben helemaal beduusd dat het zo belangrijk voor haar was om dit te maken... maar denk je niet dat het gevaarlijk is?'

'Zolang jij het zelf bewaart kan het toch niet gevaarlijk zijn? Misschien brengt het je dichter tot de Moeder, geeft het je een dieper inzicht,' zei Ayla.

Ze omhelsden elkaar, daarna omarmde S'Armuna ook Jondalar hartelijk. Ze liep achteruit toen ze de paarden riepen, maar legde nog even haar hand op zijn arm om hem tegen te houden.

'Jondalar, als je Marthona ziet, zeg haar dan dat S'Armu... nee, Bodoa haar het allerbeste wenst.'

'Dat zal ik doen. Daar zal ze erg blij mee zijn,' zei hij terwijl hij op de hengst klom.

Ze keerden hun paarden en wuifden, Jondalar was opgelucht dat ze eindelijk op weg gingen. Hij zou nooit anders dan met gemengde gevoelens aan dit Kamp terugdenken.

Er begon weer sneeuw neer te dwarrelen toen ze wegreden. De mensen van het Kamp zwaaiden hen na. 'Goede reis, S'Elandon!' 'Veilige thuiskomst, S'Ayla!'

Toen ze verdwenen in de witte vlokken die het daglicht versluierden, was er niemand die er niet van overtuigd was dat Ayla en Jondalar waren gekomen om hen van Attaroa te verlossen en hun mannen te bevrijden. Zodra de twee ruiters uit het zicht waren, zouden ze weer veranderen in de Grote Aardmoeder en haar Blonde Hemelse Metgezel, dan zouden ze op de wind door de hemelen rijden, gevolgd door hun trouwe beschermer: de Wolvester.