Noten

Leidraden

1.  Benedetto Croce, Teoria e Storia della Storiografia, p. 119.

2.  Hannah Arendt, The Origins of Totalitarianism, p. ix.

3.  J.H. Penning, Op dood spoor. Een burger in oorlogstijd, p. 68.

4.  Renate Rubinstein in Vrij Nederland 19 mei 1990.

5.  Armando, Aantekeningen over de vijand, p. 165.

6.  Jaap Hofman, De collaborateur. Een sociaal-psychologisch onderzoek naar misdadig gedrag in dienst van de Duitse bezetter, stelling 1.

7.  Abel Herzberg, Amor fati, p. 29.

8.  David Rieff, Slaughterhouse. Bosnia and the failure of the West, Spaanse ed., p. 48.

Bij voorbaat

1.  Mark Mazower, Dark Continent, p. 156. Zie ook Gerard Trienekens, Tussen ons volk en de honger, p. 406.

2.  CBS, Monografieën van de Nederlandsche Conjunctuur, no. 6. Het internationale economisch leven, p. 52.

3.  L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog 14, p. 930.

4.  H.W. von der Dunk, ‘Negentienveertig’, in idem, Cultuur & geschiedenis.

Noten pag. 21 tot en met pag. 108

 1.  Over keizer Wilhelm zie J.A. de Jonge, Wilhelm II.

 2.  Sigurd von Ilsemann, Der Kaiser in Holland I, p. 43.

 3Holland in den Jahren 1831 und 1832; zie Ernest Zahn, Regenten, rebellen en reformatoren, passim.

 4.  J.A. de Jonge, o.c., p. 120.

 5.  P.J. Oud, Het jongste verleden I, p 102.

 6.  J.B. Bomans, Troelstra’s avontuur en de katholieken, p. 6.

 7.  H.J. Scheffer, November 1918, p. 156.

 8.  H.J. Scheffer o.c., p. 222.

 9.  Geciteerd in Igor Cornelissen, De taaie rooie rakkers, p. 40.

10.  Isaac da Costa schreef deze woorden in 1844, Da Costa’s komplete dichtwerken 3, p. 105.

11.  Vgl. Baudelaires fameuze ‘Tout est calme, luxe et volupté’. Zie ook Henri Asselin, ‘Essai de psychologie du peuple hollandais’, p. 652 e.v. Zie verder: Hertog van Baena, Het raadsel Nederlander; Marjorie Bowen, De Nederlanden (gezien door de oogen eener Engelsche); Alphonse Daudet, Le balcon de l’Europe ; G. Brugmans, Onder de loupe van het buitenland.

12.  ‘Wij zoeken de droom in eenvoud en beperking. En al vinden wij in de ruïnes dan geen gouden sleuteltje, waar al de kleine Johannes vergeefs naar zocht, wij vinden er een van ijzer, maar sierlijk gesmeed, en passend op vele sloten.’ Aldus C.A.G. Planije en Jan Praas in het eerste poëzienummer van Parade der profeten uit 1944 en met duidelijke verwijzing naar vooroorlogse dichters als Bloem (‘Levensloop’, 1931, ‘De nederlaag’, 1937) en Jan Campert (‘Het klein geluk’, 1928). Zie Piet Calis, Het ondergronds verwachten, p. 490 e.v.

13.  Karel imageapek, Over Holland, p. 63-65.

14.  Over de Zeven Provinciën zie J.C.H. Blom, De muiterij op de Zeven Provinciën; over het Jordaanoproer zie H. van Galen Last, Nederland voor de storm.

15.  P.J. Oud, Het jongste verleden IV, hoofdstuk 4.

16.  Idem, IV, hoofdstuk 3.

17.  Idem, IV, p. 44.

18.  Idem, IV, p. 12.

19.  Guillaume Groen van Prinsterers Ongeloof en revolutie dateert oorspronkelijk uit 1847.

20.  Het begrip werd voor het eerst gebruikt in De Tijd van 29 april 1938: ‘vier zuilen, steunend op de vier levensbeschouwingen van het Nederlandse volk’. Pas na de oorlog werd het populair, aanvankelijk vooral in sociologische kringen. Zie J.C.H. Blom e.a., ‘Broeders sluit u aan’, inleiding.

21.  I. Schöffer, ‘De Nederlandse confessionele partijen 1918-1938’, in: Bekelaar, G.A.M. e.a., Vaderlands Verleden in Veelvoud, p. 615.

22.  H. Faber e.a., Ontkerkelijking en buitenkerkelijkheid in Nederland, tot 1960, p. 36-40.

23.  A.M. van Amsterdam, ‘“Ook hier heeft de splijtzwam haar vernietigende werk aangevangen”. Verzuiling in Diemen 1850-1935’, in: J.C.H. Blom e.a., ‘Broeders sluit u aan’.

24.  J.C.H. Blom, De muiterij op de Zeven Provinciën, p. 21.

25.  Geciteerd in H.J.L. Vonhoff, De zindelijke burgerheren, p. 131.

26.  Buitengewoon interessant is Marchants overgang naar het katholicisme in 1934-1935. Een belangrijke reden daarvoor was dat Marchant alleen in het katholicisme een positief tegenwicht zag tegen de negatieve krachten van zowel het nationaal-socialisme als het communisme. De bekering kostte hem overigens de politieke kop. Zie BWN 1, p. 367 e.v. Zie ook Marchants boekje Hoe kwam ik er toe.

27.  J. de Bruijn e.a., Colijn, p. 149-153.

28.  P.J. Oud in het voorwoord van H.J.L. Vonhoff, De zindelijke burgerheren.

29De Tijd 10 september 1918.

30.  J.A.H. Verhagen, De totstandkoming van het eerste ministerie Ruijs de Beerenbrouck, p. 93 e.v.

31.  G. Puchinger, Nederlandse minister-presidenten van de twintigste eeuw, p. 114.

32De Gemeenschap 12de jrg., nr. 5. Mei 1936.

33.  In een lezing uit 1922 (‘Der Vaderen Erfdeel’) ontkende Colijn nog dat andere groeperingen dan de calvinisten binnen de Nederlandse samenleving ‘staatsvormende kracht’ zouden bezitten; vijftien jaar later dacht hij daar anders over.

34.  Overzicht in Richter Roegholt, Amsterdam in de 20e eeuw, 1 (1919-1945), p. 316.

35.  Zie C.H. Wiedijk, Koos Vorrink, p. 250 e.v.

36.  Geciteerd in A.C. de Gooyer, Het beeld der vad’ren, p. 294.

37.  Het is vermoedelijk de belangrijkste verklaring voor de canonisering van de man. Zie Herman Langeveld, ‘De canonisering van het Colijn-beeld, 1930-1990’, in: Tiende Jaarboek van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (1999), p. 200-219.

38.  Zie onder meer het werk van H.S. Stuart Hughes, Consciousness and society en de hieropvolgende delen van Stuart Hughes twintigste-eeuwse ideeëngeschiedenis; G. Lichtheim, Europe in the 20th Century; J.-L. Loubet del Bayle, Les non-conformistes des années 30; een samenvatting van mijn hand in de Winkler Prins Encyclopedie van de Tweede Wereldoorlog onder het lemma ‘intellectuele geschiedenis’.

39.  Uit de overdaad aan literatuur: Rob Kroes, De leegte van Amerika.

40.  Volgens de Tsjechische politicus Tomás G. Masaryk, geciteerd in Mark Mazower, Dark Continent, p.x.

41.  Robert Wohl, The generation of 1914.

42.  Zoals die van Oswald Spengler, Ortega y Gasset, Johan Huizinga en talloze anderen.

43.  Krantenbericht naar aanleiding van de toekenning van de Van der Hoogtprijs 1936, geciteerd in Jaap Goedegebuure, Op zoek naar een bezield verband, I, p. 9.

44.  G.A. van Klinkenberg, geciteerd in Jaap Goedegebuure, o.c., I, p. 372.

45Wat zegt de jeugd ervan, p. 75-76.

46.  Arthur Lehning, De vriend van mijn jeugd.

47De Vrije Bladen, november 1925, zie Jaap Goedegebuure, o.c., II, p. 128-135.

48.  Interview met Den Doolaard over dat ‘bezield verband’, geciteerd in Goedegebuure, o.c., I, p. 156.

49.  Zie Jaap Goedegebuure, o.c., passim.

50.  Lou Lichtveld (Albert Helman), geciteerd in Jaap Goedegebuure, Zee, berg, rivier, p. 165.

51.  Geciteerd in Jaap Goedegebuure, Op zoek naar een bezield verband I, p. 237.

52.  Interview gepubliceerd in Het Vaderland 16 november 1934, geciteerd in Jaap Goedegebuure, Zee, berg, rivier, p. 274.

53.  Aldus het begin van Marsmans ‘Gesprek in een tuin’ (1931).

54.  Menno ter Braak, Politicus zonder partij, p. 33.

55.  Menno ter Braak, Verzameld Werk 4, p. 344.

56.  Aldus de these van Van oude en nieuwe christenen, een geschrift uit 1937.

57.  P. van Hees en G. Puchinger in de toelichting van de Briefwisseling Gerretson-Geyl.

58.  Geciteerd in A.A. de Jonge, Crisis en critiek der democratie, p. 99.

59Briefwisseling Gerretson-Geyl III, p. 120.

60.  J. Bosmans, Romme, p. 25.

61De Tijd 4 juli 1936, geciteerd in J. Bosmans, o.c., p. 253.

62.  Over Lutkie zie BWN en L.M.H. Joosten, Katholieken en fascisme in Nederland, 1920-1940.

63.  J. Bosmans o.c., p. 245.

64.  Idem, p. 245-246.

65.  Over diens rol in Het Gemeenebest, de Nederlandse Unie en de PvdA zie de doctoraalscriptie van R.van Hövel tot Westerflier en M. Theeuwes (Nijmegen 1986-1987, aanwezig in de geschiedenisbibliotheek van de Rijksuniversiteit Utrecht). Leven en werk van Ruygers bieden overigens een prachtige illustratie van de aanvechtbaarheid van het zwart-witperspectief op de oorlog.

66.  Zie onder meer S.A.J. van Faassen, ‘P.J. Bouman en “De Nieuwe Orde”. De geschiedenis van een nooit verschenen tijdschrift 1937-1938’, in: Maatstaf 1982 nr. 7, p. 1-16.

67.  Aldus P. de Kologriwof s.j., vermoedelijk een Wit-Russische balling, geciteerd in P. Luykx, De actie ‘voor God’, p. 186.

68.  Zie de herinneringen van Tribune-redacteur A.J. Koejemans, Van ’ja’ tot ’amen’, p. 62.

69.  Voor meer van dergelijke uitroepen zie Ben Knapen, De lange weg naar Moskou, passim.

70.  Over de BVL zie J.G. van der Does, Als ’t Moet, November 1918 en de Bijzonder Vrijwillige Landstorm. Zie ook: Paul Krijnen, ‘Zonodig met behulp van wapens’.

71.  Geciteerd in A.C. de Gooyer, Het beeld der vad’ren, p. 278 e.v.

72.  CBS, 75 jaar Statistiek in Nederland, tabel 63; idem, Zeventig jaren statistiek in tijdreeksen, p. 156.

73Het Koninkrijk 1, p. 202.

74.  Zie A.A. de Jonge, Het communisme in Nederland, hoofdstuk III.

75.  Over de ontvangst zie G. Harmsen, ‘Leven en werk van mr. A.S. de Leeuw’, in: Jaarboek voor de geschiedenis van socialisme en arbeidersbeweging in Nederland 1, 1977,p. 124-125.

76.  Aldus De Communist in een artikel uit april 1930 over het bolsjewistisch gemeenteraadswerk, geciteerd in A.A. de Jonge, Het communisme in Nederland, p. 55.

77.  Over die rel zie A. Struik in Politiek en Cultuur 3 (1937), geciteerd in A.A. de Jonge, Het communisme in Nederland, p. 64.

78.  Zie Menno Eekman e.a., Linkssocialisme tussen de wereldoorlogen, p. 153.

79.  Idem, p. 159.

80.  Over dit artikel zie Max Perthus, Henk Sneevliet, p. 135 e.v.

81De Telegraaf 15 april 1961.

82.  Max Perthus, o.c., p. 413-414.

83.  H.P. Marchant, Een staatkundige epidemie.

84.  G.A. Kooy, Het echec van een volkse beweging, passim. Over W.P.C. Bos vooral p. 205 e.v. Zie ook de biografie van Henk Krosenbrink. Dr. W.P.C. Bos: zijn leven en zijn tijd.

85.  Menno ter Braak en Eddy du Perron, Briefwisseling 1930-1940 2, p. 253.

86Nationaal-socialistische/fascistische staatsleer, geciteerd in Jan Meyers, Mussert, p. 132.

87.  P.H. Ritter, Over Mussert.

88.  Idem, p. 28-29.

89Het Koninkrijk 4, p. 389.

90.  Over hem en twee vergelijkbare figuren zie Paul Schulten, in: Peter Jan Knegtmans e.a., Collaborateurs van niveau.

91Haagse Post 7 oktober 1939, zie knipselmap NIOD KA 1235.

92Panorama september 1939, zie NIOD KA 1235.

93Handelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, 1938-1939, p. 2250.

94.  B.M. Telders, Nederlands onzijdigheid.

95.  Henri J.G. Beunders, Weg met de Vlootwet, p. 45.

96Handelingen, 1939-1940, p. 286 e.v.

97.  J.C. Boogman, ‘Die holländische Tradition in der niederländischen Geschichte’.

98.  Aldus een spotprent van Johan Braakensiek uit de Eerste Wereldoorlog. Tijdens de Algemene Beschouwingen van oktober 1939 riep Serrarens deze prent in herinnering.

99.  C.B. Wels, Aloofness and neutrality: studies on Dutch foreign relations and policy institutions.

100.  ‘De internationale toestand van Nederland tijdens, vóór en na den wereldoorlog’, in: H. Brugmans (red.), Nederland in den oorlogstijd.

101.  H. van Gelder en J. Klöters, Door de nacht klinkt een lied.

102.  Over dit ‘nooit meer oorlog’ zie Het Koninkrijk 1,p. 52 e.v. Zie ook Henri J.G. Beunders, o.c., passim.

103.  H.F.L.K. van Vredenburch, Den Haag antwoordt niet, p. 14.

104.  Het verschil tussen begroting en uitgave is te zien in G. Teitler, Tussen crisis en oorlog, p. 131.

105.  Een volledig overzicht over de jaren 1920-1940 is te vinden in G. Teitler, o.c., p. 131-141.

106.  B.W. Kranenburg, De hartslag van ons buitenlands beleid (1949), geciteerd in: H. Daalder, ‘Nederland en de wereld, 1940-1945’, p. 178.

107.  9 november 1922, geciteerd door Henri J.G. Beunders, o.c., p. 110.

108De Groene Amsterdammer 4 april 1936. Het artikel viel overigens niet in goede aarde. Het Volk betitelde het als een geval van ‘ongeremd extremisme’. Zie W.A. Buddingh, ‘Een idealist met passer en lineaal, Jan Goudriaan (1893-1974)’, in: Het zevende jaarboek voor het democratisch socialisme, p. 104-131, met name p. 120.

109.  Zie J. Janssen, ‘Kerk, coalitie en defensie in het Interbellum’, in: G. Teitler, o.c., p. 42-62.

110.  H. Diemer, Het Duitsche Nationaal-Socialisme.

111.  Zo concludeert Ger van Roon in zijn studie naar het beeld van Duitsland in protestants Nederland dat relativering van de situatie in Duitsland meer voorkwam dan kritiek daarop, G. van Roon, Protestants Nederland en Duitsland, 1933-1941, p. 218.

112.  Geciteerd in Frank van Vree, De Nederlandse pers en Duitsland, p. 224.

113.  Koos van Weringh, in: Kathinka Dittrich, Nederland en het Duitse Exil, 1933-1940, p. 70-72.

114.  Frank van Vree, o.c., p. 255.

115.  Idem, p. 225-226.

116.  Juni 1934. Hitler bracht daarbij een groot aantal zogenaamd ‘linkse’ medestanders om.

117.  Document in Corrie K. Berghuis, Joodse vluchtelingen in Nederland, 1938-1940, p. 223-224.

118.  Corrie K. Berghuis, o.c., p. 62.

119.  Idem,p. 99.

120.  René Kok, M. Blokzijl. Blokzijls Poland, Galicia and the persecutions of the Jews at Lemberg verscheen in 1918.

121.  Hedda Kalshoven-Brester, Ik denk zoveel aan jullie, p. 180.

122.  Sebastian Haffner, Anmerkungen zu Hitler, p. 62 e.v.

123.  H.A.M. Klemann, Tussen Reich en Empire, passim.

124.  In 1938 voerde Nederland ter waarde van 307,9 miljoen gulden uit Duitsland in, in 1939 voor 367,6 miljoen. Dat was resp. 22 en 26 procent van de totale import. De exportcijfers lagen lager, resp. 159,2 en 137,6 miljoen. Zie Gerhard Hirschfeld, Bezetting en collaboratie, p. 162; CBS, Economische en sociale kroniek der oorlogsjaren 1940-1945, p. 158.

125.  Geciteerd in Ger van Roon, Kleine landen in crisistijd, p. 341.

126.  Aldus de titel van een lezing van de Utrechtse historicus H.A.M. Klemann.

127.  Aldus de in eigen beheer uitgegeven herinneringen van korporaal Martin Dijkstra, Dagboek.

128.  Matthieu Smedts e.a., De lange nacht, p. 54.

129Het Koninkrijk 2, p. 129 e.v.

130.  Idem 2, 155.

131.  D.J. de Geer, Van lang vervlogen dagen, p. 11.

132.  [D.J. de Geer], Politiek panorama. Een woord aan Nederlands protestanten door een Hervormd Nederlander. Over dit pamflet zie D.J. de Geer, o.c., p. 7.

133.  A.F. de Savornin Lohman, ‘Gedachten over oorlog en vrede’, in: Verzamelde opstellen.

134.  D.J. de Geer, Herinneringen, p. 101.

135.  D.J. de Geer, Van lang vervlogen dagen, hoofdstuk 17.

136.  Geciteerd in D.J. de Geer, Als de avondklok luidt, p. 12-13.

137.  Geciteerd in ‘Een voorlopige correctie’, losbladig vouwblad aanwezig op het NIOD.De burgemeester van Middelburg, een aanhanger van de Geestelijke en Morele Herbewapening, zei hetzelfde mooier: ‘Van de neutrale landen is geen land beter in staat om Engeland, Duitsland en Frankrijk tot elkaar te brengen. Wij moeten (en nu gebruik ik een groot woord, maar weloverwogen) wij moeten voor beide partijen liefde hebben.’

138.  H.M. Hirschfeld, Herinneringen uit de bezettingstijd, p. 25.

139.  Aldus H.M. van Randwijk in In de schaduw van gisteren.

140De geïllustreerde Pers 22 maart 1940.

141.  J.G. de Beus, De geheime informant. Berlijn 1939-10 mei 1940; zie hierbij: Jean Vanwelkenhuyzen, Les avertissements qui venaient de Berlin (9 octobre 1939-10 mai 1940) en ook P.E. Schramm, Kriegstagebuch des Oberstkommandos der Wehrmacht 1940-1945.

142Het Koninkrijk 2, 125.

143.  Geyl schreef aan de vooravond van de Duitse inval in reactie op de brochure van de liberale voorman B.M. Telders Nederlands onzijdigheid dat het niet realistisch was te veronderstellen dat Nederland altijd buiten een oorlog zou kunnen blijven. Ter Braak was er al vanaf september 1939 van overtuigd dat oorlog onvermijdelijk was.

144Bericht van de Tweede Wereldoorlog 2, p. 273 e.v.

145Het lichtspoor van 11 mei 1949, zie knipselmap NIOD KA 1235 met vergelijkbare reacties.

146Het Koninkrijk 14, p. 108.

147.  Idem 2, p. 393-4.

148.  L. de Jong, De Duitse vijfde colonne in de Tweede Wereldoorlog, p. ix.

149.  Er zijn tal van dergelijke getuigenissen. Bijvoorbeeld van Ter Pelkwijk, burgemeester van Utrecht. In zijn aantekeningen schreef hij op 9 mei dat de spanning verminderd was. ‘Verder wenken voor vacantiegangers [het was Pinksteren]: ga gerust op reis en geniet van het schone in eigen land.’ G.A.W. ter Pelkwijk, ‘Utrecht in de meidagen van 1940’, p. 137-138.

150.  F. Beelaerts van Blokland, ‘The five days of Holland’, in: Fortnightly, oktober 1940, p. 321-338. De Engelse tekst werd vertaald door A. van der Spek en in 1940 in Londen als brochure uitgegeven onder de titel De vijf dagen van Nederland.

Noten pag. 111 tot en met pag. 248

 1.  Gebaseerd op G. Krämer e.a., De meidagen van 1940 en de respectievelijke uitgaven van Tubantia.

 2Het Koninkrijk 3, 477-478.

 3NIOD, dagboek 232, zie ook B. van der Boom, Den Haag in de tweede wereldoorlog, p. 10.

 4.  H.J. Smeding, Klopsignalen, p. 30.

 5.  Jaap Burger, Oorlogsdagboek, p. 59 en 61.

 6Het Koninkrijk 3, 341.

 7.  K. Ribbens, Bewogen jaren, p. 55.

 8.  Het gedicht was van de hand van de hofprediker, dominee W.L. Welter. Hij had in 1937 het huwelijk van Juliana en Bernhard ingezegend; Geuzenliedboek 1940-1945, p. 14.

 9Het Koninkrijk 3, 478.

10.  Geciteerd in Bericht van de Tweede Wereldoorlog 3, p. 392.

11.  H.J. Smeding, o.c., p. 31.

12Het Koninkrijk 3, p. 417.

13.  Telex afgedrukt in Evert Werkman e.a., Dat kan ons niet gebeuren…, p. 25.

14.  Menno ter Braak, Verzameld Werk 4, p. 855.

15Het Koninkrijk 3, p. 418.

16.  W. Ultee en P. Luykx, in: Henk Flap e.a., De organisatie van de bezetting, p. 55-76.

17.  A.C.M. van der Vet, Dagboeken uit de meidagen van 1940, p. 118.

18Historisch overzicht betreffende: afwijkingen van normalen regelingen enz. welke zich van 10 mei t.m. 30 juni bij het P.T. en T. bedrijf hebben voorgedaan, interne uitgave (NIOD), p. 599; hierbij J.G. Visser, PTT 1940-1945.

19Historisch overzicht…, p. 608.

20.  Over angst zie p. 239-241.

21.  Foto in B. van der Boom, o.c., p. 29.

22Historisch overzicht…, p. 175

23.  H. Henrichs, Johan Brouwer. Zoeker, ziener en bezieler. Een biografie.

24.  Johan Brouwer, Geestelijke verwarring.

25.  L. de Jong, Je Maintiendrai 1, p. 5; voor dit mythisch beeld zie H. Amersfoort, Mei 1940: de strijd op Nederlands grondgebied, passim.

26.  Geciteerd in J.C.H. Blom, ‘Het verslagen leger. Enkele aspecten van de geschiedenis van het Nederlandse leger na de nederlaag in mei 1940’, in: J.P.B. Jonker, Vijftig jaar na de inval, p. 43. Daar ook de andere getuigenissen van militairen.

27.  Geciteerd door Daalder, ‘Nederland en de wereld, 1940-1945’, p. 174.

28.  Bijvoorbeeld L. Einthoven, Tegen de stroom in, p. 251-252.

29.  Ischa Meijer, Interviews, p. 133; Het Koninkrijk 9, p. 78; PEC 2a/b, p. 155.

30.  J.C.H. Blom, ‘Durch kamen sie doch’, in G. Teitler, Tussen crisis en oorlog, p. 116-143; ook in J.C.H. Blom e.a., Crisis, bezetting en herstel.

31Dagboekfragmenten 1940-1945, p. 37.

32.  Vrijdag 17 mei, geciteerd in A.C.M. van der Vet, o.c., p. 118.

33.  Ype Schaaf, Laarzen op de Lange Pijp, p. 246-247.

34.  Caty Verbeek in Libelle van 31 mei 1940.

35.  J. van Miert, Een gewone stad in een bijzondere tijd, p. 53-54.

36.  Redevoeringen in PEC 2b, bijlagen 69, 94 en 96.

37.  Aldus enkele van de twaalf maatregelen die de burgemeester van Gorcum op 16 mei afkondigde; zie L.J. van Rappard, Hoe was het ook weer 1, p. 283.

38.  Zo dachten in ieder geval de Duitsers erover, getuige het eerste rapport van SeyssInquart aan Hitler. Zie J.J. van Bolhuis e.a., Onderdrukking en verzet 1, p. 335.

39.  De brochure Op de grens van twee werelden (Amsterdam 1940) was gedateerd 25 juni 1940, drie dagen na de Franse capitulatie dus.

40Onderdrukking en verzet 1, p. 334-342.

41.  E.H. Kossmann, De Lage landen 1780-1980, p. 157.

42.  De Jong past een ontoelaatbare retorische truc toe door te beginnen met te vermelden dat Frederiks gefascineerd was door Napoleon. De suggestie was duidelijk. Maar de vergelijking Napoleon-Hitler gaat op het essentiële punt, het moorddadig antisemitisme, mank. Het Koninkrijk 4, p. 142-143.

43.  K.J. Frederiks, Op de bres, 1940-1945 (Den Haag 1945). Zie ook Peter Romijn, ‘Frederiks’ Op de bres – een ambtelijke apologie’, in: Tiende Jaarboek van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie 1999,p. 140-164. Een van de grote verdedigers van Frederiks was de Gorcumse burgemeester Van Rappard. Het vierde en laatste deel van diens memoires is één lange apologie van diens handelen; zie ook p. 384-386.

44.  Over deze aanwijzingen bestaat een uitvoerige literatuur, een samenvatting bij J.H. Sikkes, In geval van een vijandelijken inval.

45.  Geciteerd door J.Th.M. Houwink ten Cate, ‘Generaal Winkelman, secretaris-generaal Hirschfeld en de Duitse bezettingspolitiek in mei-juni 1940’, p. 215.

46.  Zowel Paul de Groot als De Leeuw wordt geciteerd door G. Harmsen in ‘Leven en werk van mr. Alex S. de Leeuw. Kommunisties politikus tussen de wereldoorlogen’, in: Jaarboek voor de geschiedenis van socialisme en arbeidersbeweging in Nederland (1997), p. 9-190.

47.  Gepubliceerd in Volière (Den Haag 1956), geciteerd in S.A.J. van Faassen, ‘P.J. Bouman en “De Nieuwe Orde”. De geschiedenis van een nooit verschenen tijdschrift 1937-1938’.

48Roeping, jrg. 18. ‘In de storm’, geciteerd Adriaan Venema, Schrijvers, uitgevers & hun collaboratie 1, p. 313.

49.  Aldus Fedde Schurer in zijn autobiografie De besleine spegel

50.  H.J. Langeveld, Protestants en progressief. De Christelijk-Democratische Unie 1926-1946, p. 386.

51NIOD, doss. ds. E. Reeser KA 1, 3325 en KB 1, 5660.

52.  Geciteerd in J.W.M. Schulten, De geschiedenis van de Ordedienst, p. 57.

53.  B. van der Boom, o.c., p. 33.

54.  Hedda Kalshoven-Brester, Ik denk zoveel aan jullie, p. 258.

55Historisch overzicht… (zie noot 18), p. 9.

56Dagboekfragmenten 1940-1945, p. 53.

57.  Bert Voeten, Doortocht, p. 70-71.

58.  Zie hoofdstuk 6 van deel 2; J.H. Penning, Op dood spoor, p. 27.

59.  G. Mulder e.a., H.M. van Randwijk, p. 139-140.

60.  Friso Roest e.a., Oorlog in de stad, p. 157-164; B. van der Boom, o.c., p. 35-36; Het Koninkrijk 4, 705 e.v.; de toespraak van een weigeraar, N.H. de Graaf, wordt beschreven in H.C. Touw, Het verzet der Hervormde Kerk, geciteerd door Evert Werkman, Ik néém het niet, p. 44.

61.  Hilbrink noemt naast de acht van De Jong nog het gemeenteraads- en Tweede-Kamerlid voor de CHU Jan Weitkamp uit Hardenberg. ‘Als vrije eigengeërfde boer heb ik bezwaar tegen het invullen van dit biljet.’ Geciteerd C. Hilbrink, De Ondergrondse, p. 51.

62.  A.J. Herzberg, Kroniek der jodenvervolging, 1940-1945, p. 61.

63.  Op de Barneveld-lijst stonden zo’n 700 Nederlandse joden, bijna uitsluitend mensen uit gegoede kring. Een relatief groot aantal van hen kwam uit Den Haag en omgeving. Ze stonden onder bescherming van Seyss-Inquart zelf en werden ingekwartierd in twee kastelen in Barneveld. Hoewel deportatie uiteindelijk niet voorkomen werd, maakten bijna alle ‘Barnevelders’ in Theresienstadt de bevrijding mee.

64.  Geciteerd in B. van der Boom, o.c., p. 36. Boasson refereert aan de algemeen verbreide opvatting dat er in Nederland veel minder verzet gepleegd zou zijn dan in Denemarken.

65.  De Jong, Je Maintiendrai III, p. 27.

66.  Mevrouw Boot, geciteerd in J.J.G. Boot, Burgemeester in bezettingstijd, p. 306; zie hierbij G.A. van Poelje, ‘Ambtenaren in de crisis’, p. 117-127.

67.  D. Barnouw, Rost van Tonningen.

68.  H.M. Hirschfeld, Herinneringen uit de bezettingstijd.

69.  Zie ook Het Koninkrijk 4, p. 114 e.v.; PEC 7A, p. 38-45.

70.  H.M. Hirschfeld, o.c., p. 61-62.

71.  Zie ook p. 292. Positieve vermelding in de illegale pers had voor Hirschfeld en de zijnen slechts negatieve gevolgen, zie bijvoorbeeld H.M. Hirschfeld, o.c. p. 204-205.

72.  Jaap Burger, Oorlogsdagboek, 22 augustus 1942; zie ook Chris van Esterik e.a., Jaap Burger, p. 22.

73.  ‘Er waren nogal veel mensen die tegelijk goed en fout waren,’ beweerde Paul van ’t Veer in een belangrijke recensie van het werk van De Jong in Hollands Maandblad van mei-juni 1974. Zie ook Het Koninkrijk 14, p. 258-269.

74.  J.J.G. Boot, Burgemeester in bezettingstijd, p. 139; idem p. 152.

75.  Eind september 1943 waren 341 van de 850 burgemeesters vervangen door NSB’ers, 253 (30 %) werden er herbenoemd, 208 (25 %) bleven aan, 48 posten (5 %) bleven onbezet; zie Gerhard Hirschfeld, Bezetting en collaboratie, p. 41.

76.  J.L. Bloemhof, Amersfoort ’40-’45 1, p. 66.

77.  Tal van vergelijkbare voorbeelden zijn te vinden in de memoires van Van Rappard.

78.  J.C.H. Blom, ‘De Algemene Rekenkamer tijdens de Duitse bezetting’, in: J.C.H. Blom, Burgerlijk en beheerst.

79.  G. Trienekens, Tussen ons volk en de honger.

80.  G. Trienekens, Voedsel en honger in oorlogstijd, p. 23-24.

81.  Alleen al in Dagboekfragmenten 1940-1945 staan er heel wat bijeen.

82.  Naast deze is er nog een reden dat Trienekens’ beeld zo anders is dan het gebruikelijke: hij heeft de voedselsituatie bekeken vanuit het perspectief van de daarvoor verantwoordelijke personen, niet vanuit dat van de bevolking. Dit maakt dat de conclusies van zijn onderzoek her en der wringen met die van de collega’s, die in de meeste gevallen geïnteresseerd zijn in de voedselsituatie van het volk, niet in de voedselvoorziening.

83.  Vraaggesprek in Kleio (1989), geciteerd in Het Koninkrijk 14, p. 708.

84.  G. Trienekens, Voedsel en honger in oorlogstijd, p. 166-167.

85.  Zie p. 294-295; Dagboekfragmenten 1940-1945, p. 58.

86.  G. Trienekens, Tussen ons volk en de honger,p. 369. Om allerlei redenen geven de cijfers van deze commissie niet meer dan een indicatie, zie G. Trienekens, o.c. p. 364 e.v.

87.  I. Boerema (red.), Medische ervaringen in Nederland tijdens de bezetting, 1940-1945, p. 26.

88Dagboekfragmenten 1940-1945, p. 44-45; J.J.G. Boot, Burgemeester in bezettingstijd, p. 64.

8920 jaren bedrijfseconomisch onderzoek, 1930-1950 (’s-Gravenhage 1951), p. 116.

90.  Stichting Economisch Instituut van den Middenstand, Het kruideniersbedrijf in oorlogstijd (1940-1945) (’s-Gravenhage 1947).

91Het slagersbedrijf in oorlogstijd (1940-1945) (’s-Gravenhage 1948).

92.  De telling werd over de jaren 1940 en 1941 over de eerste zes maanden van het jaar verricht, voor 1943 over het gehele jaar.

93.  CBS, Economische en sociale kroniek der oorlogsjaren 1940–1945, p. 140-141.

94.  CBS, Statistiek der spaarbanken over de jaren 1943-1946; A.C. Mijs, Belevenissen van de Nederlandse spaarbanken in oorlogstijd, 1939-1945.

95.  A.C. Mijs, o.c., p. 42-43.

96.  H.A.M. Klemann, Business as usual, p. 16.

97.  Gebaseerd op deelstudies, zie H.A.M. Klemann, o.c., p. 22; CBS, Economische en sociale kroniek der oorlogsjaren 1940-1945, p. 292-93.

98.  CBS, o.c., p. 200.

99.  Bert Jan Flim, Omdat hun hart sprak. Geschiedenis van de georganiseerde hulp aan Joodse kinderen in Nederland, 1942-1945. Idem, ‘Het organiseren van de onderduik kwam voor de meeste joden veel te laat op gang’, p. 31-35.

100.  Smeding, Klopsignalen, p. 126.

101Dagboekfragmenten 1940-1945, p. 383.

102.  Het opstel van Wentholt bevat geen enkele zinsnede die als nationaal-socialistisch uitgelegd zou kunnen worden. Alleen met kwade wil kan men er propaganda in lezen.

103.  De Jong dacht er anders over, Het Koninkrijk 4,p. 679 e.v. Zijn beeld wordt door lokaal onderzoek zoals dat van Van der Boom over Den Haag, Vernooij over Utrecht en Meershoek over Amsterdam niet bevestigd.

104.  V.C. Klep, Uittreksel dagrapporten gemeentepolitie Heemstede 1939-1945.

105.  Bert Huizing e.a., De zwarte politie 1940-1945, p. 10, 33 en 34.

106.  B. van der Boom, o.c., p. 92.

107.  Aldus het motto dat Guus Meershoek aan zijn boek Dienaren van het gezag over de Amsterdamse politie meegaf.

108.  Geciteerd door Bert Huizing, o.c., p. 33.

109Waterkampioen van 15 juni 1940, geciteerd in André Swijtink, In de pas, p. 116-117.

110.  Andre Swijtink, o.c., p. 284.

111.  Zie BWN 1.

112.  Paul Schneiders, Lezen voor iedereen, p. 136.

113.  Dit laatste vertelt J.J.G. Boot, Burgemeester in bezettingstijd, p. 61.

114.  Briefje van P.C. Molhuysen aan Greve d.d. 7-8-1940.

115.  Wichert ten Have, Unie; Het Koninkrijk 14, p. 289-404.

116.  Door het overstelpend succes is de administratie van de Unie nooit goed op orde geweest. Nauwkeurige cijfers over ledenaantallen bestaan daarom niet. Einthoven spreekt van 600 000 tot 900 000. Elders vindt men andere aantallen (bijvoorbeeld Koninkrijk 4, p. 766). Ten Have houdt het op rond de 600 000, o.c., p. 321.

117.  Cijfers gebaseerd op het onderzoek van de commissie-Fockema, zie De Nederlandse Unie en haar Driemanschap. Rapport, p. 29.

118Storm SS van 18 juli 1941, kort na de Duitse inval in de Sovjet-Unie.

119.  Klinknagels werden omschreven als ‘hechte bindingen waarmee het geheel onwrikbaar wordt aaneengesmeed … een goede handleiding en een waardevolle vraagbaak voor ieder Unielied en voor iederen propagandist’ (De Unie, Orgaan van de Nederlandsche Unie no. 23, 26 januari 1941).

120.  Zie p. 62-64.

121.  Geciteerd in Peter Romijn, Snel, streng en rechtvaardig, p. 282.

122.  Het cruciale citaat in Het Koninkrijk 4, p. 511.

123.  Zie p. 107 en 126-127.

124Onderdrukking en verzet 1, p. 332.

125Het Koninkrijk 4, p. 55.

126.  N.K.C.A. in ’t Veld, De SS en Nederland, p. 86.

127.  Bijvoorbeeld Snijder, zie p. 204.

128.  Zie onder meer Carl Schorske, Fin-de-siècle Vienna. Politics and culture en Allan Janik en Stephen Toulmin, Het Wenen van Wittgenstein.

129De Geus onder studenten, nr. 2, najaar 1940; dezelfde uitspraak nogmaals in no. 21, 1943.

130.  Respectievelijk R.K. Sheridon en G.E.R. Gedye, geciteerd in H.J. Neuman, Arthur Seyss-Inquart, p. 24.

131.  Voor de redevoeringen van Seyss-Inquart zie Reichsminister Seyss-Inquart, Vier Jahre in den Niederlanden. Gesammelte Reden.

132.  ‘Eerste rapport over de toestand en de ontwikkeling in het bezette Nederland’, 29 mei-19 juli 1940, opgenomen in Onderdrukking en verzet 1, p. 334-342; zie ook Het Koninkrijk 4, 407 e.v.

133.  In Vrij Nederland van 19 maart 1943 sprak A.E. Cohen van ‘autonazificatie’.

134.  Geciteerd in Gerhard Hirschfeld, o.c., p. 30.

135.  Richard T. Griffiths, ‘The exploitation of the Dutch Economy, 1940-1945’, in: J.P.B. Jonker, Vijftig jaar na de inval, p. 121. Zie ook p. 195-197.

136.  Geciteerd in Gerhard Hirschfeld, o.c., p. 161.

137.  H.J. Neuman, o.c., p. 152.

138.  Getiteld Idee und Gestalt des Reiches.

139.  Woorden van onder anderen Von der Dunk en Kossmann.

140.  J. Zwaan e.a., De zwarte kameraden, p. 9.

141.  Eric Hobsbawm en Terence Ranger (red.), The invention of tradition.

142.  Meer van dergelijke citaten in M.C. van den Toorn, Wij melden u den nieuwen tijd, passim maar vooral p. 247 e.v.

143.  C. van Geelkerken (red.), Voor volk en vaderland. Tien jaren strijd van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, p. 51.

144.  Gebaseerd op M.C. van den Toorn, Dietsch en volksch.

145.  ‘Warum es geht’, geciteerd in H.J. Neuman, o.c., p. 298 e.v.

146.  Geciteerd in Gerhard Hirschfeld, o.c., p. 34.

147.  ‘is de naam, die de Vrije Saksische boeren gaven aan hun geregelde samenkomsten. Het is een naam, waaruit voor onzen tijd de verbondenheid met ons voorgeslacht, met de oude cultuur van ons Volk spreekt.’ Van Geelkerken (red.), o.c., p. 262; Van den Toorn, Dietsch en volksch, p. 300.

148.  Gebaseerd op Kooy, Het echec van een volkse beweging, en vooral J.F. Vos, Het ledenverloop van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, scriptie Rotterdam 1971 (NIOD scr. 64).

149.  R.H. van Mourik, ‘Bezettingstijd en NSB in Zuidoost Friesland’, in: G. Abma (red.), Tussen goed en fout.

150Het Koninkrijk 6, p. 369.

151.  J. Adriani Engels e.a., Nacht over Nederland, p. 235.

152PEC 5, p. 373-374; zie ook Chris van Esterik e.a., o.c., p. 77.

153.  Zo waren de zuiveringscommissies van de Nederlandse Spoorwegen buitengewoon gelukkig met deze rede. Zij gaf ‘ons een belangrijke steun om allerlei kleine persoonlijke vetes en intriges, die de eigenlijk zuivering belemmerden, de kop in te drukken’. Aldus J. Goudriaan, Vriend en vijand, p. 221-222.

154.  Gedateerd 19 januari 1945 en geciteerd door Peter Romijn, o.c., p. 58.

155PEC 5a, p. 581-582 en PEC 5b, p. 464-465.

156PEC 5a, p. 581.

157.  Aldus de Londense editie van Vrij Nederland van 27 december 1941, naar aanleiding van het tienjarig bestaan van de NSB.

158.  Een Vlaams voorbeeld is Louis Van Roy, Het taboe van de kollaboratie (Kapellen 1987). In Frankrijk draait de discussie meestal om het optreden van de Vichy-regering.

159Het Koninkrijk 10, p. 941-942.

160.  Expliciet in een studie als die van J. Hofman, De collaborateur, op basis van een vijftigtal rapporten van wat later het Pieter Baan Centrum werd genoemd; impliciet lag het zwart-witschema ten grondslag aan bijna alle literatuur over de oorlog, zie J.C.H. Blom, In de ban van goed en fout.

161.  Zie hoofdstuk 2 van deel 4.

162.  In W.F. Hermans, Houten leeuwen en leeuwen van goud (Amsterdam 1979), p. 188.

163.  Inge P. Spruijt, Onder de vleugels van de partij.

164.  Een voorbeeld daarvan is het moment dat de vader zich als lid van de NSB ingeschreven zou hebben. Eind 1931 is zeer onwaarschijnlijk, omdat de NSB toen nog nauwelijks bestond.

165.  Een treuriger variant op het verhaal is dat de interviewer zich op het laatste moment terugtrok en dat Jan zelfmoord pleegde omdat hij toch weer afgewezen werd, net nu hij besloten had de confrontatie aan te gaan.

166.  Jan van der Vegt, Hans Andreus. Biografie, p. 84-85; in Armando en Hans Sleutelaar, De SS’ers. Nederlandse vrijwilligers in de Tweede Wereldoorlog staan dezelfde verhalen.

167.  Jan van der Vegt, o.c., p. 85.

168.  CBS, Economische en sociale kroniek der oorlogsjaren 1940-1945; zie ook Onderdrukking en verzet 3, p. 253; vgl. p. 177-178.

169.  CBS, o.c., p. 159.

170Mededeelingen van het Bureau voor Bijzondere Aangelegenheden van de Hoofdafdeling Pers en Propaganda, nr. 1, Utrecht Louwmaand 1943 (NIOD, NSB 31A). De enquête is niet geheel representatief omdat slechts duizend personen ondervraagd werden. Maar er is geen enkele reden te veronderstellen (zoals L. de Jong doet) dat de cijfers gemanipuleerd zijn.

171.  Aldus de officier van justitie J.B. Drewes in Het Parool van 12 augustus 1946, geciteerd in Koos Groen, Landverraad, p. 236.

172.  Hitler op 9 november 1941 tijdens de herdenking in München, geciteerd in Bert Voeten, o.c., p. 74.

173.  Mussert, geciteerd in J. Adriani Engels e.a., o.c., p. 141.

174.  Kreet op een muur in de omgeving van Rosmalen, zie Bert Voeten, o.c., p. 67.

175.  H.C. Nije tijdens een NSB-vergadering in Rotterdam, zie J. Adriani Engels e.a., p. 140.

176.  Paul Kiès voordat hij zich aansloot bij de Van Rappard-beweging, zie Idem, p. 140.

177.  Paulus de Ruyters Zondagmiddagcabaret, zie Idem, p. 140.

178.  C.F. Vlekke, zie Idem, p. 140.

179.  G.P. Smis, de Jordaner, op Goede Vrijdag 1942 voor de radio, zie Idem, p. 141.

180.  Haarlems burgemeester Plekker in 1943 tijdens een herdenking van de Duitse inval, zie Idem, p. 141.

181.  P. van de Roer, zie Idem, p. 142.

182.  M.M. Rost van Tonningen, zie Idem, p. 142.

183.  Van Geelkerken na de capitulatie van Italië.

184.  A. Etman, zie J. Adriani Engels e.a., p. 142.

185NIOD KA 1, 3131.

186.  Lezing in Pulchri Studio zoals verslagen door Het Vaderland van 24 november 1941.

187.  H. Krekel, ‘Nederland tussen de mogendheden’, in: Vorming 1942 e.v. Zie I. Schöffer, Het nationaal-socialistische beeld van de geschiedenis der Nederlanden, p. 189 en bronnen 123.

188.  Ernest Zahn, Regenten, rebellen en reformatoren; zie ook p. 23.

189Memoires van Martha Baan (Santpoort 1947), p. 126 en 253; over de persoon Martha Baan zie ook Adriaan Venema, o.c., 3A, p. 142-146.

190.  Peter Jan Knegtmans e.a., Collaborateurs van niveau.

191.  Zie p. 82-83.

192.  Zoals weer eens bleek tijdens de affaire-Aantjes bestaat er veel verwarring over de verschillende formaties binnen de SS. In grote lijn zijn er twee onderdelen te onderscheiden: een politieke en een militaire. De Waffen-SS behoorde tot het militaire onderdeel. Maar het was vooral de politieke SS die deze keurtroep een slechte naam heeft bezorgd.

193.  Snijder zou dit na de oorlog ontkennen. De Jong (Het Koninkrijk 5, p. 107) gelooft hem niet. Zijn biograaf (Peter Jan Knegtmans, o.c., p. 194) evenmin. Ook N.K.C.A. in ’t Veld (o.c., p. 340) gaat ervan uit dat Snijder verantwoordelijk was voor de eerste oproep.

194.  Aldus het blad Storm SS, geciteerd door Sytze van der Zee, Voor Führer, volk en vaderland, p. 176.

195NIOD, Doc 1 –1603 (5 mappen) G.A.S. Snijder.

196.  J. Adriani Engels e.a., o.c., p. 139.

197.  Over hem zie BWN 5 (internetversie, via www.konbib.nl).

198.  B. van der Boom, o.c., p. 44-45.

199.  Zie bijvoorbeeld Het Koninkrijk 6, p. 419 e.v.

200.  Daniel Jonah Goldhagen, Hitlers gewillige beulen.

201.  Hannah Arendt, Eichmann in Jerusalem. A report on the banality of evil.

202.  Zie hoofdstuk 3 van deel 4.

203.  David Rieff, Slaughterhouse. Bosnia and the failure of the West, Spaanse ed., p. 241.

204.  Een uitzondering staat in Dagboekfragmenten 1940-1945 (p. 115). ‘De zon scheen ontzettend fel,’ schreef een twintigjarige NSB’er die in de zomer van 1941 in Rusland gelegen was. ‘We liepen alle in sportbroekje rond. De 1e kompanie benutte de vrije tijd om joden dood te schieten die “Partisanenkrieg” gevoerd hadden.’

205Dagboekfragmenten 1940-1945, p. 148.

206.  Geciteerd in Het Koninkrijk 6, p. 425-426.

207.  G.R. Zondergeld, Een kleine troep vervuld van haat, p. 90.

208.  S.Y.A. Vellenga, Katholiek Zuid-Limburg en het fascisme noemt als redenen: sociaal-economische desintegratie, historische traditie (katholieke mentaliteit), nabijheid van Duitsland en, vooral, weerzin tegen de Rooms-Katholieke Staatspartij.

209.  In de zomer had het Front zo’n 4000 leden, een jaar later wellicht 12 000. De overgrote meerderheid daarvan, zo’n 70 procent, kwam uit het zuiden. Ondanks Meijers proletarische neigingen waren er nauwelijks arbeiders onder, daarentegen opmerkelijk veel intellectuelen, personen uit het hogere middenkader en ondernemers.

210.  Aldus Musserts huisknecht tot Jan Meyers, Mussert, p. 238.

211Onderdrukking en verzet 1, p. 335; Gerhard Hirschfeld, o.c., p. 221.

212.  Dagboek Mussert, geciteerd in Sytze van der Zee, o.c., p. 70.

213.  Mussert, Het proces Mussert, p. 196.

214Mededeelingen van het Bureau voor Bijzondere Aangelegenheden van de Hoofdafdeling Pers en Propaganda nr. 1, Utrecht Louwmaand 1943 (NIOD, NSB 31A).

215.  Geciteerd in C. Hilbrink, o.c., p. 27.

216.  Perry Pierik, Van Leningrad tot Berlijn. Nederlandse vrijwilligers in dienst van de Duitse Waffen-SS, 1941-1945, p. 62.

217.  Zie verder p. 342-355.

218.  Jozeph Michman e.a., Pinkas.

219.  De cijfers lopen uiteen van 150 (De Jong) tot 200 (Werner Warmbrunn, The Dutch under German occupation, 1940-1945). Natuurlijk niet geteld zijn de pogingen tot zelfmoord. Presser zegt dat men enkele dagen later verschillende personen zag met sporen van mislukte zelfmoordpogingen. Zie ook het staatje op p. 118.

220.  Presser, Ondergang I, p. 15-16.

221.  Jozeph Michman e.a., o.c., p. 130.

222.  Idem,p. 129.

223.  Idem,p. 130.

224.  Zie ook p. 402-404.

225.  S. de Wolff, Geschiedenis van de Joden in Nederland. Laatste bedrijf, p. 104.

226.  Bob Moore, Slachtoffers en overlevenden, p. 128.

227.  Anderen meenden iets dergelijks, getuige bijvoorbeeld de wijze waarop Philip Mechanicus eind september 1943 in zijn dagboek (In dépôt. Dagboek uit Westerbork) de aankomst van Asscher en Cohen in Westerbork beschrijft: ‘met krijt om hun hoofden, omdat zij hun zaak “verraden” hebben’.

228.  Over dit alles zie Conny Kristel, Geschiedschrijving als opdracht, hoofdstuk 4.

229.  Zie ook de kritiek van P.W. Klein in de begeleidingscommissie, Het Koninkrijk 14,p. 456-457.

230.  V. van Dam, Jodenvervolging in de stad Utrecht, p. 114-115.

231.  Dit bedrag staat in het Eindrapport Tegoeden Wereldoorlog II op p. 91. Gerard Aalders, Roof, p. 173-174 en p. 249 e.v. geeft een ruimere marge.

232.  F. Weinreb, Collaboratie en verzet, 1940-45, 1, p. 487.

233.  H. Wielek schrijft in De oorlog die Hitler won: ‘Zonder de voortdurende stroom van denunciaties zouden er veel minder mensen met de joodse schouwburg hebben kennis gemaakt. S.D.’ers, die uit andere bezette landen naar Nederland waren verplaatst, staken hun verbazing over dit verschijnsel niet onder stoelen of banken. Nergens, beweerden zij, hadden ze zoveel anonieme denunciaties gekregen.’ Het is overigens de vraag of dit laatste klopt: in Frankrijk ontvingen de Duitsers en de regering van Vichy alleen al in 1940 tussen de drie en vijf miljoen lasterbrieven; zie J. Josephs, Swastika over Paris. The fate of the French Jews, p. 77.

234.  H. Wielek, o.c., p. 272 en 346.

235.  ‘Het was zeer de moeite waard, het draaien van die extra diensten [om joden op te halen].’ Aldus verdedigde een Utrechtse politieman na de oorlog zijn gedrag. Dat ‘niet alleen vanwege het geld, maar bij terugkomst op het station in Utrecht kreeg je nog een zak met goed belegde boterhammen. Dat alles in een tijd dat je een extraatje goed kon gebruiken.’ Arnold Vernooij, Grenzen aan gehoorzaamheid. Houding en gedrag van de Utrechtse politie tijdens de Duitse bezetting, p. 67.

236.  Geciteerd Dienke Hondius, Terugkeer, p. 67.

237.  Zie p. 349-360.

238Het Koninkrijk 9, p. 603.

239.  Walter Laqueur, Het gruwelijke geheim. De waarheid over Hitlers Endlösung verdrongen, p. 177.

240Het Koninkrijk 7, p. 316.

241.  Dina Porat, The blue and the yellow stars of David. The Zionist leadership in Palestine and the Holocaust, 1939-1945.

242.  Dina Porat, o.c., p. 44. De oorspronkelijke, bijbelse betekenis van sjoa is plotselinge destructie, vernietiging door de machten van de natuur.

243.  Aldus Gerard Durlacher in Strepen aan de hemel. Voor dit onvermogen, H.W. von der Dunk, Voorbij de verboden drempel, p. 195 e.v.

244.  G. Deks, Die Endlösung der Judenfrage in de (il)legale pers, 1940-1945 (1987, RIOD scr. 257).

245.  Madelon de Keizer, Het Parool, p. 249.

246.  K.A.M. Horsthuis, geciteerd in C. Hilbrink, o.c., p. 22.

247Het Koninkrijk 7, p. 339-340.

248.  Jacob Boas, ‘De misleidingstactieken van de nazi’s bij de liquidatie van de Europese joden’, in: Vijfde Jaarboek van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (1994), p. 69-96.

249.  Ype Schaaf, o.c., p. 244.

250.  S.C. Derksen, Opkomst en ondergang van een toonaangevende joodse gemeente. 250 jaar joods leven in Meppel, p. 311-315.

251.  J.J. Weis(s)man(n) was een oplichter en een nazi die aan de joden probeerde te verdienen. Over mensen zoals hij zie Het Koninkrijk 6, p. 267 e.v.

252.  Cijfers gebaseerd op I. Gutman (red.), Encyclopedia of the Holocaust.

253.  Henk Flap e.a., ‘De jodenvervolging in lokaal perspectief’, in: Henk Flap e.a., o.c., p. 31-54.

254.  Over deze cijfers zie Bob Moore, o.c., p. 83 en 178.

255.  W. Ultee e.a., ‘De Nederlandse paradox; waarom overleefden zoveel Nederlandse joden de Tweede Wereldoorlog niet?’, in: H. Ganzenboom e.a., Verklarende sociologie, p. 185-197.

256.  Dit getal is gebaseerd op de indeling van J.J.M. van Tulder, De beroepsmobiliteit in Nederland van 1919 tot 1954 (Leiden 1962), p. 90. Volgens Van Tulder behoorde in 1938 9 procent van de volwassen mannelijke bevolking tot de hogere middenklasse. De totale Nederlandse bevolking was iets minder dan 9 miljoen.

257.  L. de Jong, De Duitse vijfde colonne in de Tweede Wereldoorlog.

258Mededeelingen van het Bureau voor Bijzondere Aangelegenheden van de Hoofdafdeling Pers en Propaganda nr. 2, Utrecht Sprokkelmaand 1943 (NIOD, NSB 31A).

259.  De wetenschappelijke observaties van Vroom worden bevestigd door een roman van Anthony van Kampen over hetzelfde bombardement: De burgers van Den Helder. Ook daarin staat angst ten gevolge van een bombardement centraal. ‘Ik weet dat het [geluid van het bombardement] zich die eene maal vastgezogen heeft op mijn gehoorvlies, en dat het mij altijd bang gemaakt heeft, intens bang.’

260.  Zie bijvoorbeeld J. Delumeau, La peur en Occident (XIVe-XVIIIe siècles) en Norbert Elias, Ueber den Prozess der Zivilisation.

261.  Zie p. 191.

262.  Jaap Burger, Oorlogsdagboek, 21 maart 1941.

263.  Chris van Esterik e.a., o.c., p. 22.

264.  Aldus Ed Hoornik, geciteerd in Adriaan Venema, o.c. 1, p. 367-68.

265.  Jaap Burger, Oorlogsdagboek, 1 juni 1940.

266.  Geciteerd in Paul Schneiders, o.c., p. 139.

267.  Adriaan Venema, o.c. 1, p. 48.

Noten pag. 251 tot en met pag. 341

 1.  J. Adriani Engels e.a., Nacht over Nederland, p. 244.

 2.  Zie p. 42-43.

 3.  H.W. von der Dunk, ‘Negentienveertig’, in Cultuur & geschiedenis.

 4.  J.A. Veraart, geciteerd in Het Koninkrijk 9, p. 64. Prof dr. J.A. Veraart was overigens een Engelandvaarder die vanwege zijn corporatistische opvattingen voor de oorlog sterk bewonderd werd door katholieke, fascistoïde jongeren, zie A.A. de Jonge, Crisis en critiek der democratie, p. 176-177.

 5.  Aldus Steenberghe, de minister van Economische Zaken, letterlijk in het kabinetsberaad van 15 november 1940: ‘Engeland [voert] slechts een belangenstrijd en geen ideologische strijd, zodat het ons best in de steek zou kunnen laten als zijn belangen dat meebrengen.’ Geciteerd in Het Koninkrijk 9, p. 148.

 6PEC 2 a/b, p. 155

 7.  De vergelijking gaat namelijk op het essentiële punt, het anti-semitisme, niet op. Zo kregen de Nederlandse joden onder Napoleon voor het eerst burgerrechten.

 8Het Koninkrijk 9, p. 78; PEC 2 a/b, p. 155.

 9Het Koninkrijk 9, p. 78.

10PEC 2 a/b, p. 152 e.v. en bijlagen 119 t/m 124.

11BWN 3.

12PEC 2 a/b, p. 211.

13.  Geciteerd door D.J. de Geer in De synthese in den oorlog.

14PEC 2 a/b, p. 187-188.

15.  Dat De Jong onevenredig veel aandacht besteedt aan Wilhelmina, blijkt ook uit de laatste pagina’s van zijn werk, Het Koninkrijk 12, p. 1080 e.v. Daarin stelt hij, terugkijkend op de oorlog, drie vragen. Een daarvan betreft de betekenis van Wilhelmina. Deze vraag wordt op één lijn gesteld met twee vragen van geheel andere orde: wat was de houding van de bevolking en wat waren de gevolgen van de oorlog?

16.  De Jong spreekt dat overigens in alle toonaarden tegen.

17.  Wilhelmina, Eenzaam maar niet alleen.

18.  Gerard Rutten, Ontmoetingen met Koningin Wilhelmina, p. 42-43.

19.  P.J. Oud, Het jongste verleden 1, p. 335-349.

20Het Koninkrijk 9, p. 114.

21.  Het dagboek van Van Kleffens (10 februari 1943-11 april 1945) bevindt zich op het NIOD.

22.  A.E. Kersten, Buitenlandse zaken in ballingschap, p. 327-331.

23Het Koninkrijk 9, p. 622.

24.  A.E. Kersten, o.c., p. 328.

25NIOD 206b (1), Radio Oranje juli-september 1940.

26.  Thijs Booy, De levensavond van Koningin Wilhelmina.

27.  Gerard Rutten, o.c.

28.  Thijs Booy in Bericht van de tweede wereldoorlog, 8, p. 1251.

29PEC 2b, p. 188.

30.  Zie voor dit alles Het Koninkrijk 9, p. 80 e.v.

31.  Gerbrandy geciteerd in C. Bremmer (red.), Pieter Sjoerds Gerbrandy. Hierin ook een opstel over Gerbrandy in Londen.

32.  Het was zoals de minister van Binnenlandse Zaken Van Boeyen tijdens een eerste discussie over het programma van het nieuwe kabinet opmerkte: ’Jij [Gerbrandy] bent zelf het program.’ Zie PEC 2c, p. 635.

33.  Zo schetste hij zijn staf in mei 1941, een maand voor de Duitse inval in de Sovjet-Unie, een Europa dat gedomineerd werd door Hitler en waarin Engeland en de Verenigde Staten geen andere keus hadden dan een ‘onwillige vrede’ te sluiten. Zie J. Colville, The Fringes of Power: 10 Downing Street diaries 1939-1955, p. 382 (2 mei 1941).

34.  Zie hoofdstuk 4 van deel 1.

35.  De Londense editie van Vrij Nederland, geciteerd in J. van den Tempel, Nederland in Londen, p. 37.

36Het Koninkrijk 9, p. 145.

37.  E. van Kleffens, De overweldiging van Nederland, p. 68-69.

38PEC 2b, p. 221-222 (bijlage 123).

39PEC 2b, p. 217.

40.  Zie p. 127-128.

41.  Golo Mann, Propyläen Weltgeschichte 9, p. 451.

42.  Richard Overy, Why the Allies won, p. 331-332.

43.  Van den Tempel, o.c., p. 98-99.

44.  ‘Het was maar een bescheiden strijdmacht waarmee Nederland na de val van Indië de oorlog voortzette.’ Het Koninkrijk 9, p. 659.

45.  H. Daalder, ‘Nederland en de wereld, 1940-1945’, p. 181. Voor deze rede zie NIOD 206b doos 10 Radio Oranje oktober-december 1942, woensdag 25 november 1942, p. 2-3.

46.  Boisot [= J.G. de Beus], De wedergeboorte van het Koninkrijk, p. 116.

47.  Dat ‘nonsens verkopen’ komt uit de mond van de Delfzijlse huisarts Oosterhuis. Dat Radio Oranje fouten maakte, erkent ook De Jong volmondig, PEC 2c, p. 420 en Het Koninkrijk 9, p. 400-404.

48NIOD 206b, 13.

49.  J.J.G. Boot, Burgemeester in bezettingstijd, p. 93.

50.  J.H. Penning, Op dood spoor, p. 40.

51Dagboekfragmenten 1940-1945, p. 236 en 335.

52.  Idem, p. 250.

53.  Henriëtte Mooy, Het Duitse schrikbewind, p. 73.

54Mededelingen van het Bureau voor Bijzondere Aangelegenheden van de Hoofdafdeling Pers en Propaganda nr. 2, Utrecht Sprokkelmaand 1943 (NIOD, NSB 31A).

55.  H.J. van den Broek, Hier Radio-Oranje. Vijf jaar radio in oorlogstijd, p. 210.

56.  H.J. Smeding, Klopsignalen, p. 196.

57.  Aldus Het Algemeen Handelsblad eind september 1943; geciteerd Het Koninkrijk 7, p. 529.

58.  Er werden 800 000 toestellen ingeleverd terwijl er 1 074 000 toestellen geregistreerd stonden. Hiervan werden er 14 000 ontdekt c.q. nadien ingeleverd. Aldus de officiële cijfers, Het Koninkrijk 7, p. 530.

59.  Idem 7, p. 53.

60.  Aldus de conclusie van B.V.A. Röling in Visioen en werkelijkheid. De illegale pers over de toekomst der samenleving, p. 202.

61.  P.J. Schmidt, De buitenlandse politiek van Nederland, met een voorwoord van Willem Schermerhorn, gedateerd 7 juli 1945. Dit boek werd geschreven in de winter van 1944-’45, maar is een herziening en uitbreiding van het tijdens de bezetting door Je Maintiendrai uitgegeven boekje Grondslagen van onze buitenlandse politiek (1943). Een andere brochure van de hand van Schmidt verscheen onder de titel Gemeenebest in 1944.

62De Toekomst werd uitgegeven door dezelfde groep als Het Volk (studenten en net afgestudeerden) maar was geheel gewijd aan naoorlogse problemen. Het blad verscheen vanaf het najaar van 1943 een à twee keer per twee maanden.

63.  Op 14 november 1944. Zie bijvoorbeeld ook de illegale brochure van C. van d’Overkant, Onze buitenlandsche politiek (januari 1943). Zie ook Trouw van eind augustus 1944 (‘Intern. saamhorigheid’) en Vrij Nederland, 2de jrg nr. 7.

64.  In het eerste gedrukte nummer van Vrij Nederland, gedateerd december 1941, in het artikel ‘Onze internationale verantwoordelijkheid’. Zie ook G. Mulder e.a., H.M. van Randwijk, p. 179.

65.  Aldus de opmerking tot een man die zich in het voorjaar van 1945 met een project tot organisatie van de wereldvrede bij prins Bernhard wilde vervoegen. Dagboekfragmenten 1940-1945, p. 591.

66.  Zie hoofdstuk 2 van deel 2.

67.  Over de vernieling van verkeersborden zie onder meer D.M. de Jaeger, De houding van de Nederlandse politie tijdens de Tweede Wereldoorlog in de grote steden van Noord-Brabant (dissertatie Tilburg 1999), p. 246. Over ‘matten kloppen’ zie bijvoorbeeld De Gooi- en Eemlander van 23 oktober 1941.

68.  Evert Werkman e.a., Dat kan ons niet gebeuren…,p. 127 zegt dat Buziau geen held was.

69.  Het Ozo-bericht werd vanaf de zomer van 1940 uitgegeven door een redacteur van Het Volk. In november 1940 werden de betrokkenen gearresteerd en hield het blad op te bestaan. Zo niet de kreet.

70.  Kreet op een door het verzet gedrukte spotprent, afgebeeld in Onderdrukking en verzet 3, p. 523.

71.  Nederlandse veldartelleristen op 14 mei 1940 tot de gecapituleerde troepen bij Leerdam, zie Roegholt, Het verzet 1940-1945, p. 22.

72.  Tal van dergelijke voorbeelden bij J. Adriani Engels e.a., o.c.

73.  Adriaan van Boven, Jan Jansen in bezet gebied, p. 17.

74.  J. Adriani Engels e.a., o.c., p. 122.

75.  Idem, p. 160.

76.  Geciteerd in Sytze van der Zee, Voor Führer, volk en vaderland, p. 103.

77.  Johan van Gelder, Gemeente-archieven geven geheimen prijs. De kwalijke rol van de gemeente Groningen en politie, 1940-1945 enz., p. 12.

78.  Meer van dergelijke grappen in Hans Mulder, Leed en leedvermaak. Een zwart-witte en gekleurde kroniek van de bezetting. Zie ook H.C. de Bruijn, Al was het soms niet van harte.

79Uittreksel dagrapporten gemeentepolitie Heemstede 1939-1945, samengesteld door V.C. Klep (gestencilde, derde herziene uitgave Heemstede 1997).

80Dagboekfragmenten 1940-1945, p. 118.

81Zeist tijdens de Tweede Wereldoorlog. Documentatie (Zeist 1988).

82.  J. Adriani Engels e.a., o.c., p. 222.

83.  H. Kraaijenbrink, Politierapport 1940-1945. Dagboek van een politieofficier, p. 21.

84.  J.B. Charles, Volg het spoor terug, p. 199-200.

85.  Vgl. de discussie in Het Koninkrijk 14, p. 460 e.v.

86.  Ype Schaaf, Laarzen op de Lange Pijp, p. 64.

87Herrijzend Nederland van 3 augustus 1945.

88.  Aldus Bruins Slot, geciteerd in Het Koninkrijk 7,p. 720. Over Johannes Post zie G.C. Hovingh, Johannes Post. Exponent van het verzet.

89.  J.H. Scheps, Scheps inventariseert, p. 69.

90.  Over deze brochure zie p. 136.

91.  Een overzicht van de brochures van Scheps is te vinden in een anoniem typoscript dat zich op het NIOD bevindt (doc 1-2103). Vermoedelijk werd het samengesteld door Scheps zelf. Daarin staan de volgende titels en oplages:
Ons zelf zijn en blijven (2500 ex)
Een ernstig woord aan de leden van de Gemeenteraden in Nederland (6000)
Een woord tot onze weifelende en aanpassende landgenoten (6000)
Het misverstand der Nederlandse Socialistische Werkgemeenschap (18 000)
Ingenieur Anton Mussert door de Waag gewogen (12 000)
Krachten die onsterfelijk zijn. Proeve ener na de oorlog in te stellen synthese der tegenstelling Nationaal Front – Nederlandse Unie – Prot. Chr. Partijen en Sociaal-Democratie (12 000)
Door de kracht van het geloof (11 000)
Eer en ideaal (De open brief van de Troelstra Beweging Nederland beantwoord) (8000)
Vrijheid en volkseer. Het verdoolde Zeeuwse liberale statenlid arts C.J.M. Boogerd te Zierikzee het rechte pad gewezen (12 000)
Geloof en vertrouwen – Verzen van en in benauwenden tijd (1500)
Persdans der charlatans. Gedocumenteerd overzicht van den onderlingen strijd der autoritaire partijen in Nederland (2500)
Gerechtigheid en volkseer (5000)
Het NVV in de branding (7500)
De artsenstrijd in Neêrlands strijd (2500)
Jhr. mr. D.J. de Geer beantwoord (2000)
Mr. Roel Houwink – Voor of tegen (1000, oplage in Duitse handen gevallen)
Verstrakking der bestuursorganisaties (in Duitse handen, na bevrijding herdrukt)
In de laatste en hoogste verantwoording (niet gedrukt, gestencild)
De grote kuis (beperkt gestencild, later gedrukt)
Plaats en taak van de illegale beweging (1000, herdrukt na bevrijding)
Om de toekomst van de sociaal-democratie (1000)
Sociaal-Demokratie en communisme (1000)
Catechismus over de bezetting (in Duitse handen gevallen, één exemplaar bewaard gebleven, thans bij het NIOD)
Over de mogelijke ontwikkeling van de SDAP tot brede volkspartij (500)

92.  Fameus werd de zogenaamde ontmoeting tussen Vorrink en Meijer aan het begin van de oorlog, C.H. Wiedijk, Koos Vorrink, p. 305.

93.  (Oude) overzichten van het (georganiseerd) verzet zijn te vinden in het schema dat de OD aan het eind van de oorlog opstelde (Onderdrukking en verzet 4,p. 136-137) en in de notitie die Van Heuven Goedhart in juni 1944 op Londens verzoek maakte (PEC 5b, p. 488-493). Recente overzichten worden genoemd in de bibliografie, zie met name bij J.W.M. Schulten, ‘En verpletterd wordt het juk’.

94Het Koninkrijk 7, p. 1005 e.v.

95.  Over deze en dergelijke cijfers bestaat een uitvoerige literatuur. De belangrijkste geschriften worden genoemd door Bob de Graaf (‘Collaboratie en verzet: een vergelijkend perspectief’) en J.W.M. Schulten (De geschiedenis van de Ordedienst). Zie ook: Werner Rings, Aanpassing en verzet in Hitlers Europa, 1939-1945. Ten overvloede: al deze cijfers moeten met veel scepsis gelezen worden.

96.  J.L. van der Pauw, Guerrilla in Rotterdam, p. 375-76.

97.  Zie Rings, o.c., p. 414.

98Het Koninkrijk 7, p. 992.

99.  Bob de Graaf, o.c., p. 96.

100Het Koninkrijk 6, p. 213.

101Nederland in oorlogstijd. Orgaan van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (1946), nr. 7 (juli 1946) p. 2.

102.  K. Ribbens, Bewogen jaren, p. 301; zie ook C. Hilbrink, De Ondergrondse.

103.  C. Hilbrink in C. Hilbrink (red.), De Pruus komt! Overijssel in de Tweede Wereldoorlog, p. 125.

104.  J.W.M. Schulten, De geschiedenis van de Ordedienst.

105.  Dick van Galen Last in Bob Moore, Resistance in Western Europe, p. 206.

106Onderdrukking en verzet 4, p. 364.

107.  Zie p. 140.

108.  Zie de discussie hierover in Bob Moore, Slachtoffers en overlevenden vooral hoofdstuk 1 en 10.

109NIOD, LO/LKP BB-4. Genemuiden (bij Hilbrink foutievelijk BB-7).

110.  Geciteerd in H.M. van Randwijk, In de schaduw van gisteren, p. 227.

111.  Hoewel deze opmerking strookt met andere notities uit de mond van Eichmann, moet ze met een korrel zout genomen worden. Martin van Amerongen is namelijk de enige die de aantekeningen van Sassen ingezien zou hebben (Vrij Nederland van 11, 18 en 25 april 1981). Is dat op zich al voldoende reden voor twijfel, Van Amerongen heeft altijd de neiging gehad met feiten te spelen.

112.  Over Adriaan Morriën en de oorlog zie Lisette Lewin, Het clandestiene boek 1940-1945, p. 199-207; over toeval, zie bijvoorbeeld ook het werk van C. Hilbrink, ‘In het belang van het Nederlandse volk…’.

113.  Bert Voeten, Doortocht, p. 70-71.

114.  Idem,p. 38. Over die onthullingen zie p. 374-375.

115.  J.H. Penning, Op dood spoor, p. 67 en 117.

116.  Zie p. 303-305.

117.  Een gedicht uit het najaar van 1944.

118.  Dirk de Jong, Het vrije boek in onvrije tijd, noemt 1019 titels. Later zijn er nog enkele uitgaven gevonden. Een leesbare introductie biedt Lisette Lewin, o.c.

119.  Voor een kort overzicht zie Het Koninkrijk 7, p. 834 e.v. Het standaardwerk is van Dirk de Jong (zie vorige noot). Over die belangstelling voor erotische onderwerpen bestond bij een man als Van Randwijk overigens nogal wat ergernis.

120.  Monique Hoeymakers e.a.,‘Het idealistische perspectief in Het Vrij Nederlands Liedboek’, in: Hans Ester e.a., Een halve eeuw geleden, p. 244.

121.  Lokale edities van landelijke bladen verschenen vooral in de laatste fase van de oorlog toen communicatie tussen de verschillende delen van het land moeilijk, zo niet onmogelijk was.

122.  Madelon de Keizer, Het Parool, p. 171 en 343-344.

123.  L.E. Winkel, De ondergrondse pers, passim.

124.  Adriaan van Boven, Jan Jansen in bezet gebied, op 24 april 1942.

125.  De andere twee zijn de April-Meistaking uit 1943 en de Spoorwegstaking uit 1944.

126.  Dat wil zeggen Ben Sijes (De Februari-staking. 25-26 februari 1941), Lou de Jong en anderen in hun voetspoor. Met name communisten hebben altijd de klemtoon gelegd op hun rol in deze staking. Zie Ger Harmsen, ‘De Februari-staking ontrafeld en verbeeld’, in: Harmsen, Nederlands kommunisme.

127.  Guus Meershoek, Dienaren van het gezag, p. 397.

128.  Richter Roegholt, Het verzet 1940-1945, p. 16.

129.  Zie p. 323.

130Het Koninkrijk 10, p. 426.

131.  Zie hierbij C. Hilbrink, ‘In het belang van het Nederlandse volk…’, passim.

132.  Bijvoorbeeld Gerard Mulder in Vrij Nederland van 23 januari 1982 (Het Koninkrijk 14, p. 710 e.v.): ‘De Spoorwegstaking is dan ook, welke mythen er ook omheen zijn gesponnen, in feite zinloos geweest…, een zinloos offer.’ Vgl. ook C. Hilbrink, o.c., passim.

133Dagboekfragmenten 1940-1945, p. 58, NIOD dagboek nr. 105.

134.  J. Adriani Engels e.a., Nacht over Nederland.

135.  E. Lagerwey, Utrechts IKO. Een verhaal van wat de kerken deden in den hongerwinter 1944-1945 (Utrecht 1946), geciteerd in J. van Miert, Een gewone stad in een bijzondere tijd, p. 103.

136Onderdrukking en verzet 4, p. 670; Bomans in Elseviers Weekblad van 30 april 1949. De reden van dit heimwee was overigens niet alleen de gemoedelijkheid in de oorlog. De reden was minstens zozeer de grimmigheid van de naoorlogse jaren.

137.  Zie bijvoorbeeld ook de dagboekaantekening van 13 juni 1942. ‘Niettegenstaande de spanning in de buitenwereld is de stemming in huis heel rustig.’

138.  Zie bijvoorbeeld de studies over Zwolle en Utrecht van respectievelijk K. Ribbens en J. van Miert.

139.  Zie p. 138; het manuscript op het NIOD is zoek.

140.  Bijvoorbeeld de nrs. 97 of 81 van de collectie dagboekfragmenten van het NIOD.

141.  Kraaijenbrink, Politierapport 1940-1945.

142.  In romantitels als De laars op de nek van Maurits Dekker en de verhalenbundel De laars van Theun de Vries bijvoorbeeld. Maar ook in het liedje ‘Laarzen’ dat Annie M.G. Schmidt voor Sonneveld schreef, zie p. 367.

143.  Bijvoorbeeld in H. Mees, Mijn oorlogsdagboek (NIOD).

144.  Jan Engelman in een anoniem schotschrift uit februari 1943, herdrukt in Vrijheid (Utrecht 1945).

145.  Zie ook p. 407.

146.  H.W. von der Dunk, ‘Negentienveertig’, in Cultuur & geschiedenis, p. 104.

147.  A. Lammerts van Bueren, De verwoesting van een oude Keizersstad.

148.  A. Korthals Altes, Luchtgevaar. Luchtaanvallen op Nederland 1940-1945, bijlage 2, p. 332-333.

149.  Oorspronkelijk anoniem verschenen in Berijmd verzet (Den Haag 1944), herdrukt in Anthonie Donker, V in vers.

150.  B. van der Boom, Den Haag in de tweede wereldoorlog, p. 109-142.

151.  Beroemd werd met name de razzia van Rotterdam.

152.  B.A. Sijes, De arbeidsinzet, p. 625.

153.  Zie bijvoorbeeld Karel Volder, Werken in Duitsland, 1940-1945.

154.  Aantekening op 8 december 1944 van een van de mannen uit de Rotterdamse kolonie die in Zollhaus, bij Neurenberg, gestationeerd was: Blijdorp-Zollhaus, 1944-1945, p. 73.

155.  B. van der Boom, o.c., p. 193.

156Dagboekfragmenten 1940-1945, p. 429.

157.  Abel Herzberg, Kroniek der jodenvervolging, p. 321.

158.  J. Presser, Ondergang 2, p. 259-260.

159.  Een berekening is moeilijk vanwege de criteria (‘hoe zwaar moet een huis gebombardeerd zijn om voortleven onmogelijk te maken?’) en omdat dubbeltellingen, onder meer vanwege de onderduik, onvermijdelijk zijn.

160.  B.A. Sijes, Vervolging van zigeuners in Nederland, 1940-1945.

161.  Er waren in 1940 in Nederland 501 Jehova’s Getuigen. Van hen werden er 426 door de Duitsers gevangengezet, 117 kwamen er om ten gevolge van mishandeling. Zie Cercle Européen des Témoins de Jéhovah, Een getuigen verslag, 1933-1945, p. 21.

162.  Ronald Kopla e.a. (red.), Fascisme en homoseksualiteit, p. 9.

163.  Ruim 20 000 mensen kwamen bij bombardementen om, 82 561 huizen werden verwoest, 38 684 huizen zwaar beschadigd. Op basis van een gemiddelde bezetting van 4 personen per huishouden (9 miljoen Nederlanders deelden in 1940 2 203 827 huizen) zou je het aantal personen dat directe gevolgen van bombardementen onderging op een half miljoen mogen schatten: (82 561 + 38 864) x 4 + 20 400 doden.

164.  CBS, Economische en sociale kroniek der oorlogsjaren 1940-1945, p. 231.

165.  CBS, Zestig jaren statistiek in tijdreeksen, p. 13. Voor commentaar zie G. Trienekens, Tussen ons volk en de honger, p. 398.

166Onderdrukking en verzet 4, p. 655.

167.  J. Adriani Engels e.a., o.c., p. 230.

168.  Zie de grafieken in CBS, Economische en sociale kroniek der oorlogsjaren 1940-1945.

169.  CBS, o.c., p. 175.

170.  1997: f 1,- = 1950: f 5,28 = 1945: f 7,74 = 1944: f 9,03 = 1942: f 9,59 = 1940: f 11,52, Consumentenprijsindex & koopkracht van de gulden, ter beschikking gesteld door De Nederlandsche Bank, geciteerd in Gerard Aalders, Roof, p. 301-302.

171.  Johan van der Woude, Zeven brieven, p. 31-32.

172.  Zie bijvoorbeeld de woorden van J.A. Colthof in Eenige gegevens betreffende den Economischen Toestand en Maatregelen op Economisch Gebied, geschreven in opdracht van de afd. Voorlichting bij Militair Gezag te Leeuwarden. Zie verder hoofdstuk 1 van deel 4.

173.  Gemeentearchief no. 2198 ‘Verslagen over de jaren 1940 tot en met 1949 van de commissie ter wering van het schoolverzuim’; zie p. 289 van de archiefinventarisatie van Martin Jansen, De jaren veertig in Almelo (de oorlogsjaren centraal). Vgl. ook van Martin Jansen, Almelo in de tweede wereldoorlog. Gemeentebestuur onder de bezetter.

174Dagboekfragmenten 1940-1945, p. 512.

175.  Idem,p. 481-482.

176.  Jaap Burger, Oorlogsdagboek, p. 86.

177.  Zo staat het dagboek van een zuster van prof. Ph. A. Kohnstamm, de Amsterdamse pedagoog, vol met verwijzingen naar God en Bijbel. Dit dagboek (NIOD 83) is een uit de vele dagboeken waarin God centraal staat.

178Dagboekfragmenten 1940-1945, p. 427.

179.  André Swijtink, In de pas.

180.  J. Adriani Engels e.a., o.c., p. 236.

181.  ‘Boycot de bioscopen en cafés. Personeel uit het amusamentsbedrijf, zonder uw arbeid zullen de bioscopen en cafés moeten sluiten,’ schreef De Waarheid in februari 1941.

182.  CBS, Jaarcijfers voor Nederland 1943-1946, p. 94.

183.  Zie J. Adriani Engels e.a., o.c., passim. Zie ook Jaap Burger, o.c. (o.a. p. 192 en 167), Hans Mulder, Leed en leedvermaak en H.C. de Bruijn, Al was het soms niet van harte…

184.  G. Trienekens, o.c., p. 373 e.v. en bijlage 9, p. 461 e.v.

185.  Geciteerd in Mathieu Smedts e.a., De lange nacht.

186.  CBS, Jaarcijfers o.c., p. 3.

187.  J.G. Raatgever jr., Van Dollen Dinsdag tot de bevrijding, p. 107.

188.  Het gedicht is opgenomen in het Geuzenliedboek.

189.  J.G. Raatgever jr., o.c., p. 52.

190NIOD dagboek 347 (van L.B. Andriessen).

191.  G. Trienekens, o.c., p. 398-407.

192.  Idem, p. 406.

193.  J.G. Raatgever jr., o.c., p. 71.

194.  G. Trienekens, o.c., p. 402.

195.  Idem, p. 404.

196.  Menno ter Braak, Verzameld Werk 4, p. 855.

197.  L.E. Winkel, o.c., p. 218-219.

198.  In oktober 1944 werd dit letterlijk gesteld door de linkersectie van het verzet, Christofoor, Je Maintiendrai, Het Parool, De Waarheid, De Vrije Katheder, Vrij Nederland, De Vrije Kunstenaar en de Raad van het Verzet: ‘de illegale strijders wilden een betere wereld dan de ons bekende van 1940, want de wanverhoudingen in die vooroorlogse wereld waren de kiemen voor nationaal-socialisme en oorlog’. Geciteerd in Onderdrukking en verzet 4, p. 134.

199.  Veelzeggend in dit verband zijn twee enquêtes die eind 1944, begin 1945 in Roosendaal en Eindhoven werden gehouden, zie Het Koninkrijk 10, p. 676-677; zie ook De illegale pers over naoorlogse problemen en Visioen en werkelijkheid. De illegale pers over de toekomst der samenleving.

200Het Koninkrijk 9, p. 111.

201.  Wilhelmina op 20 maart 1941 voor Radio Oranje (NIOD archief 206b/doos 3).

202Nederland bevrijd? Waarheen nu? (Den Haag 5 mei 1945; NIOD).

203PEC 5b, p. 218.

204.  Zeker gezien de latere conflicten rond het Driemanschap van de Nederlandse Unie is het interessant dat Wilhelmina het liefst De Quay als nieuwe premier had gezien. Hij zou het meest ‘vernieuwd’ zijn.

205.  De uitdrukking is van Frans Wijffels, PEC 5c, p. 671.

206.  A.F. Manning, ‘Het bevrijde zuiden: kanttekeningen bij het historisch onderzoek’, in: P.W. Klein e.a., Herrijzend Nederland in de periode 1945-1950, p. 9-28.

207De Bevrijding van Utrecht. De toestand vóór de bevrijding, Het verzet. Voorbereidende maatregelen. Verslag van het gebeurde in Mei 1945.

208.  C. Hilbrink, De illegalen, p. 309-326.

209Onderzoek naar sociale en hygiënische toestanden in het Westen des Lands, verricht in mei 1945 door de sociale verbindingstroepen van het Nederlandsche Roode Kruis Hulpkorps, in opdracht van sectie XIII, staf militair gezag (niet gepubliceerd, NIOD).

210Schatting van de maximum-hoeveelheid goederen, noodig voor de kernvoorziening van oorlogs-getroffenen in de geteisterde gebieden per 1 october 1945. Rapport Commissariaat Noodvoorziening voor de geteisterde gebieden (NIOD).

211.  In Economisch-Statistische Berichten XXX (1945), nr. 1474, geciteerd in P.W. Klein,‘Wegen naar economisch herstel’, in: Klein e.a., o.c., p. 95.

212.  Twee rekenlustige Nederlanders, C.J.A.M. Hagen ten en H. Verschoor, schreven eind 1945, begin 1946 onder de veelzeggende titel Wat krijg ik nog? een boekje waarin ze berekenden dat de Nederlanders tezamen zo’n 11 à 12 miljard tegoed hadden. Dat was meer dan f 1000,- per persoon.

213Het Gemeenebest mei 1955, p. 281.

214.  Peter Pech, geciteerd door J. Klöters in D.H. Schram e.a., Overal sporen, p. 190.

215.  F.J.J. Buytendijk e.a., De reactie van ons volk op de bevrijding (Groningen 1946), p. 55-56.

216.  ‘Vrede’, geschreven voor Het Parool 5de jrg, nr. 3, en geciteerd in Leed en lied, p. 68.

217.  Jan Romein, Tussen vrees en vrijheid, p. 274.

218.  Aldus de katholieke Gelderlander op 5 oktober 1944.

219Vrij Nederland 13 december 1944.

220De Groene Amsterdammer van 4 augustus 1945.

221Het Koninkrijk 10, p. 558.

222.  ‘Sabijnse maagdenroof. Iedere vrouw haar Canadees of Brit’, 6 juli 1945.

223Vrij Nederland van respectievelijk 7 juli en 4 augustus 1945.

224.  Herman de Liagre Böhl, ‘Voor chocola en sigaretten’, p. 10 e.v.

225Vrij Nederland van 8 september 1945.

226De Vlam was de opvolger van het illegale blad De Vonk.

227.  Aldus Fremery Kalff, geciteerd in De Tijd van 11 augustus 1945, zie H. de Liagre Böhl, o.c., p. 24-25.

228Het Koninkrijk 10a, p. 676.

229.  Het succes van de Unie werd door de NVB in de verste verte niet geëvenaard. Het ledental schommelde in september 1945 rond de 15 000. Succesvoller was het blad van de beweging. Dat bereikte een oplage van meer dan 70 000. Dat de beweging vooral in gegoede kring belangstelling had, zou mogen blijken uit een opgave van de afdeling Den Haag. Van de 343 leden oefende slechts één het beroep van handarbeider uit. Zie Jan Bank, Opkomst en ondergang van de Nederlandse Volks Beweging (NVB), p. 76 en 87.

230.  Jan Bank, o.c., p. 67-68.

231.  A.P.J. van den Burg en M.H. de Boer, Klare wijn.

232Je Maintiendrai van 15 november 1946.