Noten pag. 347 tot en met pag. 412
1. Over hen zie bijvoorbeeld het laatste hoofdstuk van Karel Volder, Werken in Duitsland.
2. H. van Oijen in F.J.J. Buytendijk e.a., De reactie van ons volk op de bevrijding, p. 81.
3. Meer van dergelijke reacties bij Michel van der Plas, Mooie vrede.
4. In eerste versnelling. Een burger beleeft den vrede.
5. Over de botsing tussen relatief optimistische geleerden als Rümke, Pompe en Buytendijk met ‘landerigen’ als W.F. Hermans, Reve en Blaman, zie I. Weijers, Terug naar het behouden huis. Hier ook een verdere uitwerking van dit thema.
6. A.D. Belinfante, In plaats van Bijltjesdag, p. 110-111.
7. Zie G. Aalders en D. Engelen, ‘Het politieke testament van Mussert’, in: Zesde Jaarboek van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (1995), p. 254-259.
8. Althans in Nederland niet. In België ligt dat anders, getuige bijvoorbeeld de in noot 158 van deel 2 genoemde publicatie. In Nederland probeerde alleen een man als Paul van Tienen – verdwaasden als de weduwe Rost van Tonningen niet meegeteld – nog argumenten te vinden voor wat gebeurd was. Van Tienen schaarde zich geheel achter de ‘conservatieve revolutie’ (in Duitsland bestaat daarover uitgebreide literatuur) en richtte daartoe zelfs het Archief van de Conservatieve Revolutie op. Daarin verscheen een handvol publicaties (zie onder meer noot 128 van deel 4).
9. Een treurige poging ondernam Jan H. Eekhout met Vlucht naar de vijand. Over dit boek en het weinige dat daarmee vergelijkbaar is, zie Rolf Wolfswinkel, Tussen landverraad en vaderlandsliefde, p. 74-78.
10. Jan Meyers, Mussert, p. 269-289.
11. Wereldkroniek van 8 december 1945; Mussert, Het proces Mussert, p. 310.
12. Zie de discussies die in de jaren zestig in onder meer Vrij Nederland werden gevoerd (NIOD KB 1-5025).
13. Psychological factors of war and peace, p. 213.
14. H. Stouten, Naar verkeerd spoor. Achtergronden van Nederlandse politieke delinquenten, 1940-1945. Stouten splitste zijn categorieën ook verder uit. Bij economische factoren onderscheidde hij: opportunisten, collaborateurs, middenstanders en boeren. Bij factoren in de persoonlijkheid: eerzuchtigen, onburgerlijken, het type van het sterke gezag, het romantische type, het type met het militaire complex, extreem oppositionelen, verraders, het kortsluitingstype en sociale en economische hervormers. Bij factoren in het milieu onderscheidde hij: directe infectie door het gezin, de ‘met een Duitsland complex behepten’ en de typen van de weg van de minste weerstand.
15. A.A. de Jonge, ‘Het fascisme en nationaal-socialisme’ in: P. Luykx e.a., De laatste tijd.
16. W.F. Hermans, Paranoia.
17. Idem, Het sadistische universum,p. 108. Over Hermans en de oorlog, zie Rolf Wolfswinkel, o.c., passim, en Ineke Bulte, ‘Lezen in een donkere kamer’, in Hans Ester e.a., Een halve eeuw geleden, p. 222-229.
18. Samenvatting van de discussie over de kampen is te vinden bij Groen, Romijn en Belinfante.
19. PEC 5b, p. 427-436 en PEC 5a, p. 527.
20. Het was de voormalige predikant H.W. van der Vaart Smit die met de brochure Kamptoestanden 1944/45-1948 in 1949 de knuppel in het hoenderhok gooide. Volgens Peter Romijn, Snel, streng en rechtvaardig, p. 228 werd de brochure gedrukt in een oplage van 40 000.
21. J.C.H. Blom, A.C. ’t Hart en I. Schöffer, De affaire Menten 1945-1976.
22. ‘Men was goed of fout,’ schrijft G.L. van Lennep in het Verklarend oorlogswoordenboek. ‘Een ander onderscheid bestond er nauwelijks.’ In 1983 beweerde Blom in zijn inaugurele rede (In de ban van goed en fout) iets dergelijks, zie daarover p. 396-397.
23. Wel werden door joodse nakomelingen her en der (Zutphen, Utrecht, Middelburg) op de joodse begraafplaatsen gedenktekens opgericht.
24. Zie een opstel van J.C.H. Blom in Burgerlijk en beheerst. Zie ook een opstel van Louk Tilanus in D.H. Schram e.a., Overal sporen. Een goed opstel in Frank van Vree, In de schaduw van Auschwitz.
25. Geciteerd in Ido de Haan, Na de ondergang, p. 22.
26. J. Goderie, De berechting van oorlogsmisdadigers. Een karakterschets uit het proces te Lueneburg.
27. Zie bijvoorbeeld de preek die op 6 mei 1945 in de Hoflaankerk in Kralingen werd gehouden (‘Bevrijding en dankbaarheid’) of de preek van dominee Riphagen uit Harderwijk, getiteld ‘Dat is Holland’. In dit laatste geval is het niet noemen van de joden des te opmerkelijker omdat er voortdurend uit het Oude Testament wordt geciteerd en de namen van Israël en Judah regelmatig vallen. Dergelijke literatuur is op het NIOD in overvloed te vinden.
28. 1150 uit Auschwitz en omliggende kampen, 19 uit Sobibor, 1800 uit Bergen-Belsen/Tröbitz, 200 uit Bergen-Belsen/Maagdenburg, 1500 uit Theresienstadt, een paar honderd uit Ravensbrück en enkele tientallen van elders. Het Koninkrijk 12, p. 53.
29. Dienke Hondius, Terugkeer, p. 128, 130.
30. Zie bijvoorbeeld het werk van Gerard Durlacher.
31. Op 24 juli 1945, geciteerd in Dienke Hondius, o.c., p. 143.
32. Geciteerd in Michal Citroen, U wordt door niemand verwacht. Nederlandse joden na kampen en onderduik, p. 109.
33. Zie naast het werk van Hondius, Citroen en Herzberg ook nog Evelien Gans, Gojse nijd & joods narcisme. De verhouding tussen joden en niet-joden in Nederland.
34. Willy Wielek in Trouw van 12-13 december 1998.
35. Afgedrukt in V. van Dam, Jodenvervolging in de stad Utrecht, p. 125.
36. ‘Laten we het nu maar eerlijk bekennen, want alleen de waarheid heeft nog een kans om ons vrij te maken: wij moesten de joden niet.’
37. Proces van J.C.S. Warendorff, een van de oprichters van Het Parool, tegen K. Norel. Dienke Hondius, ‘Thans dienen joden hun dankbaarheid te tonen. Antisemitisme vlak na de bevrijding’, in: Hansje Galesloot en Margreet Schreven (red.), In fatsoen hersteld. Zedelijkheid en wederopbouw na de oorlog, p. 135-149.
38. Aldus Nadine Fresco, geciteerd in Frank van Vree, In de schaduw van Auschwitz, p. 89.
39. Aldus Elie Wiesel in de bundel die Bruno Bettelheim samenstelde, Surviving the holocaust.
40. Handleiding weerbare democratie. Tentoonstelling volk in verzet (Nieuwe Kerk Amsterdam 1946). Zie ook de knipsels in NIOD KB II/ 1883. Over de tentoonstelling: Pieter Jongert in: Willemijn Stokvis, De doorbraak van de moderne kunst in Nederland, p. 40-46.
41. J.C.H. Blom, ’Jaren van tucht en ascese’, in: Crisis, bezetting en herstel.
42. Enquête Nederlandse Stichting voor Statistiek herfst 1945, geciteerd in Jan Bank, Opkomst en ondergang van de Nederlandse Volks Beweging (NVB), p. 210-211.
43. Het Koninkrijk 12, p. 157 e.v.; Jan Bank, o.c., p. 100 e.v.
44. Getuige bijvoorbeeld de brochure Over de toekomstige positie der partij in verband met het jongste verleden, een illegale brochure die in november 1941 verscheen onder de naam Spectator.
45. Het Koninkrijk 12, p. 176-177.
46. Aan de bronnen van het verzet. De strijd der gemeente Ommen tegen de Duitse overheersing, 1940-1945, bijeengebracht door Jef Last, p. 28f.
47. Geciteerd in J.W.M. Schulten, De geschiedenis van de Ordedienst, p. 83.
48. Elseviers Weekblad 16 februari 1946.
49. De Volkskrant 27 september 1945. Michel van der Plas geeft in de fascinerende bloemlezing Mooie vrede tal van dergelijke voorbeelden.
50. Het Koninkrijk 12, p. 22.
51. Over de achtergronden hiervan en de belevenissen van de emigranten zie Hylke Speerstra, Het wrede paradijs.
52. Dat beweerde onder meer Sam de Wolff in En toch… Driekwart eeuw socialisme in vogelvlucht. Over deze faam, zie W.A. Buddingh, ‘Een idealist met passer en lineaal, Jan Goudriaan (1893-1974)’, in: Het zevende jaarboek voor het democratisch socialisme (Amsterdam 1986).
53. Aldus Goudriaans woorden bij een toespraak ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Spoorwegen in 1939. J. Goudriaan, Vriend en vijand, p. 74.
54. Zo was hij actief lid en zelfs tijdelijk voorzitter van Eenheid voor Democratie.
55. Zo zou hij bij de begrafenis van Peter Ton, de WA-man die op 7 september 1940 bij een relletje omkwam en door de NSB tot martelaar werd gemaakt, extra verlof hebben gegeven, zou hij zichzelf en zijn gezin in mei 1940 met een extra trein in veiligheid hebben gebracht en de Duitse commandant in kamp Haaren een kist sigaren hebben aangeboden.
56. Geciteerd in C. Hilbrink, ‘In het belang van het Nederlandse volk…’, p. 231.
57. Arie van der Zwan, Goudriaan in botsing met NS en C. Hilbrink, o.c.
58. Sectie voorlichting M.G., Regeeringsvoorlichtingsdienst & Nederlandse Stichting voor Statistiek, Een half jaar vrijheid. 180 dagen opbouw na 1800 dagen afbraak (Amsterdam z.j. [1945]).
59. Feiten en cijfers omtrent twee jaar wederopbouw.
60. Als het reëel nationaal inkomen per hoofd van de bevolking in 1975 op 100 wordt gesteld was het in 1948 44, in 1954 53, in 1962 66 (1900: 29). De consumptieve bestedingen waren naar verhouding. Een overzicht in AGN 15, p. 159.
61. R.T. Griffiths, ‘Het Nederlandse economische wonder’, in: H.W. von der Dunk e.a., Wederopbouw, welvaart en onrust, p. 147-167; J.L. van der Zanden en R.T. Griffiths, Economische geschiedenis van Nederland in de 20e eeuw; Jaap Hoek, Herstel en vernieuwing.
62. Jan Cornelis van Ours, Gezinsconsumptie in Nederland, 1951-1980 (diss. Rotterdam 1986), passim.
63. Max Pam, De onderzoekers van de oorlog, p. 17-18.
64. Zie p. 63.
65. Over Bruning vindt men veel (verminkte) informatie in de serie van Venema. Aan een goede studie ontbreekt het. Zie ook Martien J.G. de Jong, Liever waarheid dan sensatie, p. 16-23.
66. De tekst ervan nam Venema als bijlage op in het eerste deel van zijn reeks, Schrijvers, uitgevers & hun collaboratie, p. 502-506.
67. Het nieuw geuzenlied. Een symposion (’s-Gravenhage 1946).
68. NIOD KB 1/11700; een overzicht van de kritieken staat in Venema, o.c. 4, p. 547-552.
69. Zie verder Dirk de Jong, Het vrije boek in onvrije tijd, en de door A. Venema in Aristo revisited genoemde literatuur (kritieken van o.a. Huberts en Van den Boogaard).
70. Dit gebeurde, aldus de zogenaamde ‘kraamkamerthese’, op alle gebied. Over de jaren vijftig als incubatietijd, zie P Luykx e.a., Een stille revolutie.
71. Egbert Barten, ‘Toenemende vrijheid. De verwerking van de Tweede Wereldoorlog in de Nederlandse speelfilm’, in: D.H. Schram e.a., Overal sporen, p. 213-251.
72. De artikelen van Mulisch over de Eichmann-zaak werden gebundeld in De zaak 40/61.
73. Ido de Haan, Na de ondergang, p. 171.
74. Chris Vos, Televisie en bezetting, p. 73-74.
75. Jan Rogier in de Volkskrant 1 mei 1965. Zie ook diens De geschiedschrijver des Rijks en andere socialisten.
76. Aad Wagenaar, Settela. Het meisje heeft haar naam terug.
77. Over Ondergang en de reacties op dit boek zie Conny Kristel, Geschiedschrijving als opdracht, Ido de Haan, o.c., en Nanda van der Zee, Jacques Presser. Het gelijk van de twijfel. Een biografie.
78. NRC 4 mei 1965, geciteerd in Conny Kristel, o.c., p. 250.
79. Aldus de laatste woorden van de Herinneringen van Lou de Jong, 2 dln. (’s-Gravenhage 1993-96): alsof er hierna niets meer te herinneren was.
80. Herman Vuijsje spreekt van ‘kapstokbenadering’. Zie H. Vuijsje, Correct. Weldenkend Nederland sinds de jaren zestig, p. 103-119.
81. Ank Leeuw-Marcar, Willem Sandberg. Portret van een kunstenaar, p. 17.
82. Zie p. 365-363 en 372-373.
83. Aldus J.A. Leerink, geciteerd in Willemijn Stokvis, o.c., p. 40.
84. Aldus Louis Tiessen. Ook hij maakte een uitzondering voor Werkman.
85. In Jan Vrijman, The reality of Karel Appel.
86. Hij zegt het letterlijk in Ank Leeuw-Marcar, o.c., p. 102-103.
87. Charles, pseudoniem van de Leidse criminoloog W.H. Nagel, was met boeken als Volg het spoor terug uit 1953 en Van het kleine koude front uit 1962 een van de andere grote voorbeelden van de kritische generatie.
88. Interview in De Telegraaf van 9 oktober 1966 (NIOD KB I/632A).
89. NRC 6 januari 1994.
90. Van Rappard komt in Het Koninkrijk (6, p. 601-602) één keer ter sprake, ter gelegenheid van de protestbrief die hij opstelde naar aanleiding van de razzia’s in februari 1943. De passage wordt ingeleid door veelzeggende aanhalingstekens bij het woordje ‘goed’: ‘voor het eerst kwamen de “goeden” onder de burgemeesters tot gezamenlijke protesten.’
91. Van Rappard, Hoe was het ook weer.
92. Het Parool 14 augustus 1980; de Volkskrant van 27 oktober 1979.
93. Handboek voor de nieuwe illegalen, p. 8.
94. Regina Grüter, Een fantast schrijft geschiedenis, p. 277.
95. Aldus de woorden van het tegendraadse cabaret Don Quishocking, zie Klöters in D.H. Schram, Overal sporen, p. 204.
96. Renate Rubinstein in 1965 in Opinie, het partijblad van de PvdA, opgenomen in De onbekende Tamar, p. 307-309.
97. De tekst is aanwezig op het NIOD.
98. Over Bantzinger A. Venema, Kunsthandel in Nederland, 1940-1945, p. 397-398; Lisette Lewin, Het clandestiene boek, p. 215-226; A. Venema, Verleden tijd, p. 244.
99. NIOD KB 1, 9001 (Knipselmap Van Gasteren).
100. Zie J.C.H. Blom e.a., De affaire Menten 1945-1976, p. 207-299.
101. Ido de Haan, o.c., p. 106 e.v.
102. Idem,p. 118.
103. D. Barnouw, Rost van Tonningen, p. 137-147.
104. Zie onder meer Eerste rapport van de Begeleidingscommissie onderzoek financiële tegoeden WO-II in Nederland (‘Commissie Scholten’); Tweede rapport… (’Commissie Kordes’) en het Eindrapport.
105. Aldus de ondertitel van Aalders, Roof.
106. Geciteerd door Martin Bril en Dirk van Weelden, Terugwerkende kracht. Een leesgeschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, p. 153 e.v.
107. Het begrip ‘accommodatie’ werd geïntroduceerd door E.H. Kossmann, De Lage landen 1780-1980, p. 157.
108. Martin van Amerongen, ‘Goed en fout. De postume oorlog van Adriaan Venema’, in: De Groene Amsterdammer 10 november 1993. Overigens had dezelfde Brands zich regelmatig afgezet tegen het uitspreken van waardeoordelen door historici.
109. Bijvoorbeeld van G.R. Zondergeld ‘De these van J.C.H. Blom nader bezien’, in: Kleio van oktober 1984.
110. A. Venema, Blommeldingen, p. 51.
111. A. Venema, Aristo revisited.
112. Abel Herzberg, Verzameld Werk 3, p. 46 (Joodse spiegel).
113. Conny Kristel, Geschiedschrijving als opdracht, p. 33.
114. Abel Herzberg, o.c., 3, p. 360.
115. Arie Kuijper, Een wijze ging voorbij, hoofdstuk 19; J. Houwink ten Cate, ‘De justitie en de Joodsche Raad’, in: E. Jonker e.a. (red.), Geschiedenis en cultuur. Achttien opstellen.
116. N.K.C.A. in ’t Veld, De joodse ereraad.
117. Presser, Ondergang I, p. 514.
118. Een verklaring daarvoor is, wellicht, dat Presser zelf (in tegenstelling tot bijvoorbeeld Lou de Jong) ook gebruik gemaakt heeft van de Joodse Raad. Zie p. 218-219.
119. Dick Houwaart (red.), Het Joodsche Weekblad en Hans Knoop, De Joodsche Raad. Het drama van Abraham Asscher en David Cohen. Recent onderzoek heeft Herzberg in ieder geval op één punt (Joodse raad zou geen ‘sinaasappeljoden’ geofferd hebben voor ‘joden van stand’) gelijk gegeven, zie J. Houwink ten Cate, ‘Het jongere deel. Demografische en sociale kenmerken van het jodendom in Nederland tijdens de vervolging’, in: Eerste Jaarboek van het Rijks Instituut voor Oorlogsdocumentatie 1989, p. 9-66. Over Herzberg en de Joodse Raad, zie Arie Kuijper, o.c., passim.
120. Geciteerd in Arie Kuijper, o.c., p. 641.
121. Abel Herzberg, Verzameld Werk 3, 199.
122. Interview in Elseviers Magazine van 7 september 1974, geciteerd door Arie Kuijper, o.c., p. 558.
123. Yaffa Eliach, Chassidische vertellingen over de holocaust.
124. Geciteerd in Frank van Vree, In de schaduw van Auschwitz, p. 117.
125. Goldhagen stelde immers niet alleen expliciet dat gewone Duitsers gewillige beulen waren, maar ook impliciet dat alleen deze combinatie van volk, tijd en plaats tot een dergelijke massamoord kon leiden. Zie Julius H. Schoeps, Ein Volk von Mördern. Die Dokumentation zur Goldhagen-Kontroverse un die Rolle der Deutschen im Holocaust.
126. Het Koninkrijk 14, p. 636-637.
127. ‘In wezen heb ik in mijn werk op dit punt [het belang van de oorlog voor de Nederlandse geschiedenis] de visie van de bezettingstijd neergelegd die in de onmiddellijk op de bevrijding volgende periode al in mij is gegroeid, als concretisering van wat ik in Londen al voor waarschijnlijk hield.’ Het Koninkrijk 14, p. 637.
128. P. Geyl, Patriotten en N.S.B.ers. Een historische parallel,p. 98: ‘als men de vergelijking doorvoert, zal men telkens verrast worden door de contrastwerking’. Het belangrijkste verschil was volgens Geyl dat de NSB’ers niet in de Nederlandse traditie hadden gewerkt, de Patriotten wel. Geyls mening werd fel en intelligent bestreden door J.H. Carp in Patriotten en N.S.B.’ers, een publicatie uit de reeks van Paul van Tienen. Carp sprak Geyl op het fundamentele punt tegen: de NSB had altijd geprobeerd in de Nederlandse traditie te blijven. Juist daarom had ze bij de Duitsers nooit een voet aan de grond gekregen.
129. Zo is het ziekenfondsbesluit – een sanering van privéfondsen en een waarborg van doeltreffende geneeskundige verzorging voor allen – ondanks alle latere ontkenningen, een Duitse maatregel. Zie H.C. van der Hoeven, Ziekenfondsen en de Duitse bezetting. Het is overigens vreemd dat De Jong in dit slotwoord van zijn boek het meest cruciale verschil tussen de Franse en de Duitse tijd niet noemt – en dat terwijl het zo voor de hand ligt: in de Franse tijd kregen de joden voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis burgerrechten; in de Duitse tijd werden hun alle rechten ontnomen.
130. Eind jaren tachtig voerden Duitse historici hierover een felle discussie in de zogenaamde Historikerstreit. Daarin stond de ‘linkse’ filosoof Habermas tegenover de ‘rechtse’ historicus Nolte. Laatstgenoemde beweerde dat het nationaal-socialisme een aberratie was van de Duitse geschiedenis, Habermas zag het als een uitvloeisel van het verleden. Historikerstreit. Die Dokumentation der Kontroverse um die Einzigkeit der nationalsozialistischen Judenvernichting.
131. Ian Hancock in: Alan S. Rosenbaum (red.), Is the Holocaust unique. Perspectives on comparative genocide.
132. Frank Chalk en Kurt Jonassohn, The history and sociology of genocide.
133. L.L. Langer, ‘The Americanization of the Holocaust on stage and screen’, in: Admitting the Holocaust. Collected Essays; zie ook Ivo de Haan, o.c., p. 212 e.v.
134. Zie Hans Righart, De eindeloze jaren zestig. Geschiedenis van een generatieconflict, vooral p. 31 e.v. en 76 e.v.. Zie ook I. Weijers, Terug naar het behouden huis, p. 7.
135. Geciteerd door J.A.M.M. Janssen en J.N. Fernhout,‘Verwerking en wederopbouw. De nederlaag in mei 1940 als cesuur in de geschiedenis van leger en luchtstrijdkrachten’, in: J.P.B. Jonker, Vijftig jaar na de inval, p. 61-76.
136. Christ Klep en Richard van Gils, Van Korea tot Kosovo. De Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945, p. 33.
137. Zie hiervoor, noot 70.
138. Aldus de titel van een boek van B.W. Schaper (Amsterdam/Brussel 1976).
139. Bijvoorbeeld in een lezing op 12 juni 1970 voor de Nederlandse Vereniging van Expolitieke Gevangenen, ‘De crisis van onze defensie’.
140. Zie p. 337.
141. Voor de schilderkunst zie p. 381-384.
142. Getuige bijvoorbeeld de vroegmiddeleeuwse leer van het manicheïsme. Deze gaat ervan uit dat het bestaan geregeerd wordt door twee principes: God en materie, licht en duisternis, goed en fout.
143. Bijvoorbeeld Cees Bantzinger, zie p. 389.
144. Bijvoorbeeld Jan, zie p. 190-193.