7.
De groeiende status van Stenders en Van
Inkel zorgde voor veel aanwas van exploitatiemogelijkheden.
Veel instanties wisten de weg naar ons te vinden.
Jeroen van Inkel was de onbetwiste koning van de radio, het
merendeel van de lucratieve dealtjes kwam op zijn bord terecht.
Hij zat helemaal in dat commerciële circuit. Ik wilde hier en daar
ook wel eens een commercial inspreken voor een alternatieve band of
zo, maar doorgaans vond men dat ik te cynisch klonk om een product
aan te prijzen.
Het kon me ook niet zoveel schelen; als er al aanbiedingen kwamen
weigerde ik de meeste.
Tot ik in de verleiding van omkoping gebracht werd.
In die jaren kwam het zogenaamde rijleskamp op. Het instituut waar
je binnen twee tot drie weken je rijbewijs kon halen.
Nou had ik zo’n felbegeerd papiertje niet en een paar eerdere
rijlessen hadden mij het gevoel gegeven dat ik de rest van mijn
leven in openbare vervoering zou moeten doorbrengen.
Via de radiopost bereikte mij het verzoek om eens te praten met
iemand van zo’n rijleskamp.
Ik belde de man in kwestie op en zijn bedoeling werd snel
duidelijk. Hij formuleerde een zin die niets aan de verbeelding
overliet en juridisch nog net niet strafbaar was.
Het kwam erop neer dat ik een reportage moest maken over zijn
instituut. Ik mocht dan zelf meedoen aan die lessen en het zou
spannende radio opleveren om te kijken of ik dan dat rijbewijs zou
halen.
Hij zocht in zijn verhaal het randje van het toelaatbare op door te
suggereren dat ik hoogstwaarschijnlijk weinig moeite zou hebben met
het verkrijgen van het rijbewijs. In exacte woorden: ‘Het moet wel
erg raar lopen als jij niet slaagt.’
Ik voelde daar veel voor. Het brave borstje in mij vond het
inderdaad een zeer geschikt radio-item, het boefje in mij vond het
vooruitzicht van een ‘zeer waarschijnlijk’ rijbewijs zeer
aanlokkelijk. Dat zou me in het echte leven niet gegund zijn.
Ik zei dus ‘ja’ en een paar weken later meldde ik mij keurig voor
het rijleskamp, gewapend met een opnameapparaatje.
De technische lessen omzeilde ik al na één dag, ik zou toch lid
worden van de ANWB maar op de rijvaardigheidscursus verscheen ik
meestal wel.
Er ontstond bij de kampleiders al snel
behoorlijke paniek. Ik kon namelijk echt niet rijden en erger nog,
ik had er totaal geen aanleg voor. De dag van het examen naderde.
De man die mij geworven had sprak de onterecht hoopvolle woorden:
‘Ik weet zeker dat je het gaat redden. Succes.’
Wederom had hij officieel de woorden weer juist gewogen om niet van
corruptie beschuldigd te kunnen worden.
Het moment suprême was daar en ik stapte, zoals het hoort,
doodnerveus in. De examinator keek mij veelbetekenend aan terwijl
ik volgens het boekje spiegels aan het goed zetten was en mijn
gordel trillend probeerde te bevestigen. Het duurde even voordat ik
de daarvoor bestemde opening definitief aan de veiligheidsgordel
kon vastmaken. Ik maakte mij op voor een zware rit en wist dus nog
steeds niet zeker of het rijbewijs geregeld was.
De recorder ging aan en ik startte direct daarna de auto.
Snel werden mijn vermoedens sterker dat deze figuur mij niet te
veel in de weg mocht zitten. Het was een ultiem kort rondje zonder
moeilijke verkeerssituaties, drukke wegen, rotondes of de
legendarische hellingproef.
Inparkeren mocht ik op een vrijwel lege weg. De dichtstbijzijnde
auto stond minstens tien meter verder. We waren dan ook heel snel
terug bij het kamp.
De examinator sommeerde me de auto iets verder dan de gebruikelijke
plek tot stilstand te brengen. Hij gebaarde dat ik mijn recordertje
moest uitzetten.
Zijn oordeel staat mij nog glashelder voor ogen: ‘Rob, ik zal het
kanon niet laten afgaan maar doe mij een plezier en rij voorlopig
alleen ’s nachts en pak af en toe gewoon nog eens een lesje.’
Snappen deed ik zijn kanonsmetafoor niet maar voor de rest was er
geen woord Spaans bij.
‘Ben ik geslaagd?’ vroeg ik retorisch.
Ik zag dat hij zich een verrader van zijn eigen vak voelde. Hij zei
op een toon die zakken deed vermoeden: ‘Ja, Rob, uh gefeliciteerd
hè, maar wees in godsnaam voorzichtig.’
Deze tekst zorgde ervoor dat het laatste beetje euforie uit mijn
systeem verdween.
Ik stapte uit en vervoegde mij bij de cursusgenoten van wie er al
een paar het examen achter de rug hadden. Ik hoefde niet te vragen
hoe het ze vergaan was, dat kon je makkelijk van het gezicht
lezen.
Zij waren zeer nieuwsgierig hoe het me vergaan was want bij mij kon
je het iets minder duidelijk aflezen.
Nadat ik ze het onwaarschijnlijke nieuws van het slagen verteld
had, was iedereen heel trots op me. Een
oprechte blijdschap die we voor elkaar voelden als het gelukt was.
We hadden in die paar weken een behoorlijke band gekregen.
Ik schaamde me dood voor hun geuite trots aan mijn adres. Ik wist
dat ik het eigenlijk niet verdiende.
Waar was die principiële jongen nou die ik altijd uithing?
Het leek me goed om snel een auto te kopen en veel vlieguren te
maken.
De eerste dag dat ik in mijn VW’tje rond probeerde te crossen werd
me pijnlijk duidelijk hoe slecht ik reed.
Ik reed naar mijn moeder en haar vriend Jan die in Tilburg woonden.
Wat een triomftocht had moeten worden werd een Mr.
Bean-ervaring.
Ik tufte als een oud wijf op de snelweg en durfde alsmaar niet af
te slaan. Immer geradeaus. Toen ik echt geen andere
weggebruikers meer om me heen zag durfde ik eindelijk de afrit te
nemen.
Ongeveer tien afslagen te laat.
TomTom hadden ze alleen nog in The enterprise van Startrek,
dus ik had werkelijk geen enkel benul van mijn topografische
ligging. Alweer koos ik voor de veilige weg. Alsmaar rechtdoor in
de hoop uiteindelijk niet van de aarde te vallen. Helaas voor mij
hield de verharde weg op en kwam ik tot overmaat van ramp vast te
zitten in de modder. Na een uur werd ik verlost uit mijn hachelijke
situatie door een toevallige passant die ook zo aardig was mij naar
het ouderlijk huis te begeleiden.
De terugweg was, volgens de aanwijzing van de examinator, diep in
de nacht. Het ging een heel eind goed want er was weinig verkeer op
de weg. Toch kwam ik alsnog in de problemen in mijn toenmalige
woonplaats Hilversum.
Op een rotonde sloeg mijn motor af en die kreeg ik niet meer aan.
Ik stond vast bij hotel Laapershoek. Daar ben ik uit pure armoede
maar gaan vragen of de portier mijn auto wilde starten. Een
tamelijk vernederende ervaring, zeker omdat hij zonder moeite mijn
koekblik aan de praat kreeg.
Ik besloot nooit meer te rijden. Dat heb ik een jaar volgehouden.
Mijn Volkswagen bleef braaf thuis voor de deur staan. Ik ben wat
rijlessen gaan nemen bij een rijschool die Veronica heet, echt
waar. Na mijn eerste rijuurtje daar vroeg de instructeur hoeveel
lessen ik elders al gehad had. Toen ik vertelde dat ik mijn
rijbewijs al in de knip had was een lange uiting van ongeloof mijn
verdiende deel. Hij zal zich wel afgevraagd hebben of ik mijn
papiertje soms in de Efteling gehaald had. Even for the
record, ik kan tegenwoordig vrij behoorlijk rijden.