16.
Toch zag ik ineens een buitenkansje om weer aan
de slag te komen bij de publieke omroep. Radio 3 zou binnen een
paar maanden met een centrale muziekredactie aan de slag gaan.
Tot dat moment stelden de meeste dj’s hun programma zelf samen.
Bij de AVRO en de NCRV hadden ze muzieksamenstellers in dienst die
dat deden voor hun radiodag. Het is nu bijna niet meer voor te
stellen maar elke A-omroep had zijn eigen dag op de nationale
popzender. Een unicum in de wereld waar alle stations vrijwel
allemaal een zogenaamde horizontale programmering volgen. Dat wil
zeggen vijf dagen in de week dezelfde shows op hetzelfde tijdstip.
Toen er commerciële concurrentie werd toegelaten door de overheid
en die zenders allemaal fors marktaandeel begonnen weg te snoepen
bij de publieke omroep werd er uiteindelijk actie ondernomen.
De eerste zet was om zo’n horizontale programmering in het leven te
roepen. Dat was een redelijk revolutionaire operatie want er
moesten een hele hoop dj’s en programma’s weg.
Veronica en de TROS hielden een eigen radiodag respectievelijk op
zaterdag en zondag. Door de week kwamen de andere publieke
bespelers op een vaste tijd met steeds dezelfde presentator. Jeroen
van Inkel mocht aanvankelijk namens Veronica toch nog elke dag een
uurtje doen tussen vijf en zes ’s middags. Na het vertrek van deze
omroep uit het publieke bestel werden de meeste Veronica-gaten
gevuld door de TROS.
Er was al redelijk wat initiatief genomen door de zendercoördinator
om tot een gemeenschappelijke playlist voor Radio 3 te komen maar
op de megahit na stond het je redelijk vrij om de rest van de lijst
te negeren. Dat vond zenderchef Paul van der Lugt vervelend maar
hij snapte het wel omdat de playlist niet evenwichtig werd
samengesteld. De AVRO, KRO en NCRV werden door één persoon
vertegenwoordigd en die had dus al drie stemmen voorsprong. Het
werd een exponent van omroeppolitiek in plaats van een voor de
radio hanteerbare muzieklijst. Ik zat vóór het vertrek van Veronica
uit het publieke bestel namens die omroep bij dat overleg en zag
elke week de lange discussies met lede ogen aan.
Van der Lugt wilde ook een eind maken aan dat eindeloze compromis.
Hij bereidde de volgende revolutie voor. Geen veertig
muzieksamenstellers meer voor één zender maar een clubje van vier,
geleid door een music director. Met een
playlist die elke dag in elk geval gevolgd werd van zes in de
ochtend tot een uurtje of zeven in de avond. Dat zou overigens
redelijk snel na de invoering gelden voor de hele programmering
minus de gespecialiseerde programma’s.
Men ging dus op zoek naar dat keurkorps.
Ik vond dat wel een klusje voor mij, hoewel de eerste
sollicitatieronde alleen voor het publieke omroeppersoneel was, en
dat was ik niet meer.
De commissie die over de benoeming ging bestond uit VPRO-radiobaas
Gerard Walhof, TROS-bobo Daniel Dekker, Paul van der Lugt en iemand
van personeelszaken van de NOS.
Zij namen na rijp beraad het besluit dat ik vanwege mijn lange
publieke omroep staat van dienst een gooi mocht doen naar de
functie van muzieksamensteller.
De dag dat ik mijn praatje mocht gaan houden voor de commissie was
ik un peut nerveux.
Het voelde als een tribunaal. Ik kende de meeste leden vrij goed en
gezagsverhoudingen zijn niet bepaald mijn sterkste kant, dus vroeg
ik mij af, terwijl mijn sjofele gestalte door de angstig lange en
stille vertrekken van de publieke bestuurshal slofte, hoe formeel
de bijeenkomst zou zijn.
Ook zij werden afgeleid door de oude bekende die ineens weer
opdoemde in hun gezichtsveld. De ontvangst was hartelijk en na wat
slootjes met oude koetjes en kalfjes gedregd te hebben mocht ik
mijn muzikale ‘masterplan’ voor Radio 3 ontvouwen.
Tot verbazing van eenieder had ik er nogal werk van gemaakt.
Ik stond bekend om mijn nonchalante manier van werken, dus toen ik
verscheen met een heel beleidsplan, dat ik ook nog aan papier
toevertrouwd had en waarvan ik alle leden ook nog een exemplaar kon
overhandigen was de ontzetting van de gezichten af te lezen.
Walhof was de enige die de uitdrukking op zijn gelaat ook verbaal
kracht bijzette door te vragen of het verder wel goed met me
ging.
Toen ik daarna het hele plan ook nog onderbouwde en met een
toekomstvisie voor Radio 3 op de proppen kwam en zelfs
kant-en-klare formats per time slot toegevoegd had, keken de heren
alsof ze door een buitenaardse mogendheid bezocht werden.
Het rebelse karakter en dito handelen hebben me menigmaal ernstig
in de weg gezeten bij bestuurlijke functies die ik ambieerde. Radio
is een beetje mijn wetenschap en daarvan maak ik al een leven lang
een studie. Ik acht mezelf in staat om voor veel radiostations het
muzikale en programmatische geraamte te maken. Ook voor zenders
waar ik zelf als dj nooit werkzaam zou kunnen zijn.
De platendraaier Stenders en zijn onafhankelijk
functioneren maken het de gedisciplineerde programmaleider Stenders
vaak onmogelijk door te stoten tot de top van een zender.
Begrijpelijk maar voor mij nogal eens frustrerend om altijd
afgerekend te worden op dat recalcitrante radiojoch terwijl er
ergens in me een radiostrateeg verborgen zit.
Om met Van der Lugt te spreken: ‘Je bent een veel grotere
commerciele hond dan iedereen denkt.’
Mijn Radio 3-visie werd onderschreven door de commissie en ik mocht
door naar de tweede ronde. Tussen de bedrijven door fluisterde een
lid van de wijzemannenclub mij in dat ik het ze erg moeilijk
gemaakt had. Want er kon eigenlijk politiek geen sprake van zijn
dat ik music director zou worden, maar mijn plan was volgens hem
briljant en dat was exact de richting die Radio 3 moest gaan. Het
is te technisch om uit te leggen wat die visie nou precies inhield
maar heel kort door de bocht moest Radio 3 uiterst aanhoorbaar zijn
voor een hele grote groep mensen zonder de publieke taak om veel
nieuw materiaal te laten horen te verwaarlozen. Inclusief een
lichte verplichting tot het positief discrimineren van Nederlands
popproduct. Het moest veel gerichter en effectiever dan het tot nu
toe gedaan werd. Kane, Anouk, Di-rect, Krezip, Ilse Delange en
Racoon zijn de meest succesvolle voorbeelden van die aanpak.
Deze artiesten zijn zeer talentvol en hadden het vast ook zonder
Radio 3 gemaakt maar de eerste massale radiosteun kwam van de
landelijke popzender. Geen enkele andere zender draaide hun muziek
tot ze in de hitparade kwamen. Di-rect en Krezip werden zelfs al in
de demofase door ons gesignaleerd.
Voor het zover was moest ik me nog een keer melden bij het ploegje
van Paul want ze wilden graag doorpraten.
Diezelfde fluisteraar uit de commissie vertelde me net voor het
gesprek dat geen enkele andere sollicitant maar in de buurt kwam
van mijn verhaal, dus hij voorzag weinig problemen.
Zijn vermoeden klopte want kort na het tweede rondje kreeg ik het
bevrijdende telefoontje: ik mocht mezelf de eerste music director
van Radio 3 noemen. Al was het maar voor een dag.
Vrijwel gelijktijdig met deze sollicitatieprocedure begon de Vara
aan me te trekken om weer een programma te maken op Radio 3. Het
zou gaan om de uren tussen 14.00 en 16.00.
Daar zat voor de NCRV het illustere duo Sjors en Peter aka The
Magic Friends. Ondanks de populariteit van het programma onder met
name schoolgaande kinderen wilde Paul toch iets anders proberen.
Ook daar zag hij wel iets in ene Rob Stenders.
De luistercijfers van Sjors en Peter waren
prima, dus Van der Lugt moest wel een list verzinnen om mij op die
plek te krijgen. Hij kwam met een testpanel. Zowel de vrienden als
ik moesten met een demo op de proppen komen die dan door dat panel
beoordeeld zou worden.
Ik had eerlijk gezegd niet zo gek veel behoefte aan dat programma.
Wellicht had dat te maken met die tik op de neus bij Veronica of
mijn enorme zin in die klus als muziekbaas bij Radio 3. Daarbij
kwam nog dat ik erg weinig vertrouwen had in de toenmalige
Vara-radiobaas. Ik ervoer hem als een enorm leuk mens, voerde
boeiende gesprekken met hem maar hij was in mijn ogen volstrekt
incompetent als baas van een moderne radioafdeling. Hij was degene
die ooit aan me vroeg elk programma voor uitzending uitgeschreven
en wel aan hem voor te leggen.
Mijn verweer dat ik geen enkele tekst tevoren bedacht, dus dat dit
een vrijwel onmogelijke opdracht was, werd door hem gepareerd met
de ijskoude mededeling dat ik dat vanaf vandaag dus wel ging doen.
Hij had altijd enorm onnavolgbare boude stellingen die echt nergens
op sloegen. Lenny Kravitz was in Nederland en hij zou in mijn
programma te gast zijn. De carrière van Kravitz was ooit in ons
land begonnen. Ik was vanaf de eerste noten die ik hoorde meteen
helemaal ondersteboven van hem. Hij leek dezelfde platenkast te
hebben als ik en dat was te horen in zijn muziek. Maar, zo sprak de
radiobaas: ‘Geen Kravitz in jouw show, Stenders. Die past niet
binnen het format.’ Ik was stupé fait door zoveel onbenul. Het ging
hier toch niet om het format, maar om zowat de beroemdste popster
van dat moment. Ik had de oplossing al snel gevonden. Het uur na
mij presenteerde Rob van Someren van de TROS. Hij had er wel oren
naar om Kravitz in zijn programma te hebben, en zodoende zat Lenny
gewoon een kwartier later op onze zender. Niet in Vara-zendtijd,
dus niets aan de hand toch? Nou, daar dacht mijn toenmalige
radiochef heel anders over. Buiten zinnen was hij! Het is zelfs tot
een gesprek met Vera Keur gekomen.
Een paar dagen later zaten we om de tafel: radiobaas, Vera Keur en
ik. Hij deed verontwaardigd zijn verhaal uit de doeken.
‘Ja, dat kan natuurlijk ook niet,’ zei Vera.
Maar het leek mij dat zij meer plichtshalve reageerde dan dat ze
het daadwerkelijk begreep.
‘Waarom dan niet, wat is er verkeerd gegaan? Het is te belachelijk
dat ik een artiest van zijn formaat niet in mijn programma mag
ontvangen. Maar goed, ik heb dat gerespecteerd vanwege ‘het
format’. Ik heb dus keurig een gastoptreden van zowel Kravitz als
mezelf in de show van Van Someren geregeld.’
Hij deed nog een ultieme poging om zijn verhaal
aan haar uit te leggen:
‘Het is een Top 50-programma en daar hoort hij niet in.’
‘Hoezo past hij er niet in, Kravitz staat gewoon genoteerd in de
Top 50,’ pareerde ik direct.
Nog een wanhoopspoging volgde van hem:
‘We lopen teveel aan de hand van platenmaatschappijen. We moeten
daar onafhankelijk van handelen.’
Mijn pleidooi eindigde met: ‘ Ja joh, denk je dat een beroemd
artiest voor de gezelligheid komt als hij niks uit heeft? Het is
juist journalistiek om een interview te doen met een groot artiest
die net een nieuwe plaat heeft.’
Vera wilde de man niet afvallen, maar ik dacht aan haar te zien dat
ze ook helemaal niets van zijn argumentatie snapte. Ze keek de
radiochef vragend aan, die een antwoord schuldig bleef. Daarmee was
onze bijeenkomst snel beëindigd.
Bijna alle collega’s hadden zo’n voorbeeld van zijn
disfunctioneren; de verhalen kwamen in die tijd ineens los. Hij
werd hoofd stickers en Harm van Dijk zou hem opvolgen. Met Harm heb
ik altijd een zeer goede band gehad. Hij zit er nu nog.
Sjors en Peter hadden hun best wel gedaan en verdienden eigenlijk
dubbel en dwars een verlenging van hun zendtijd.
Paul van der Lugt liet ondanks alles weten dat hij de zendtijd toch
aan de Vara en dus ook mij had toegewezen.
Hij vertelde later wel dat dit was ondanks mijn prestatie op de
demo. De zenderbaas had er nog allerlei vage imago-onderzoeken en
prognoses van de ster op los moeten laten om zijn gelijk te
halen.
De zenderredactie, een vergaderclub die bestaat uit
vertegenwoordigers van alle bespelers op Radio 3, ging minus de
NCRV akkoord met mij als dj op de zender maar vond het onacceptabel
dat ik tevens music director zou worden.
Paul legde dat aan mij voor en vond dat ik moest kiezen. Tot zijn
ontsteltenis koos ik voor het music directorschap. Ik verdiende
niet eens de helft van het lucratieve salaris dat mij als
platendraaier te beurt zou vallen maar ik had vooral trek in die
nieuwe klus. Dj was ik mijn hele leven al.
Hij werd helemaal gek. Al die moeite die hij zich getroost had om
mij op de zender te krijgen en ik zei doodleuk: ‘Nee.’
Hij dacht een uur na en belde me met een nieuw voorstel: ‘Robbie,
luister, het kan niet zo zijn dat je niet op 3 komt, ik beloof je
een plek in de muziekredactie en jij mag iemand aanwijzen die music
director wordt, wel onder het voorbehoud dat de commissie ook met
dit voorstel kan leven.’
Ik besloot het aanbod te accepteren. Als baas
van de muziek tipte ik Basyl de Groot. Zoals elders in dit boek
beschreven staat had ik hem bij platenmaatschappij Warner vandaan
gehaald om dj bij Kink FM te worden. Hij mocht daar zelfs, na mijn
vertrek, de muziek bepalen maar na diverse conflicten met Jan
Hoogesteijn werd ook hij ontheven uit zijn functie. Radio 3 kwam
dus als geroepen voor hem. Hij moest verschijnen voor de commissie
Van der Lugt maar dat leek een formaliteit. Zij vonden hem prima
als Radio 3 music director. Ik werd dus dj tussen 14.00 en 16.00,
tevens lid van de muziekredactie net als Ben Houdijk die jarenlang
voor de KRO hetzelfde werk gedaan had. Dj Corné Klijn zou zich een
tijdje later nog vervoegen bij onze club.
Paul heeft tegen de stroom van de hele industrie in mij twee kansen
gegeven op revanche en dat is met name bij een log apparaat als de
publieke omroep een enorme prestatie. Hij nam een geweldig risico
om met deze melaatse op twee fronten te strijden en hij had er bij
falen mijnerzijds ook keihard op afgerekend kunnen worden. Iedereen
in de radiobusiness heeft hem gewaarschuwd voor het gevaar
Stenders, de schrik van alle zenders. Toch was hij eigenwijs en
ging met mij in zee. Ik zal de man dan ook levenslang dankbaar zijn
voor zijn vertrouwen.
Tevens beschouw ik deze periode als een van de leukste uit mijn
radiocarrière omdat ik niet alleen dj was, maar mede de renovatie
van de nationale popzender mocht vormgeven.