14
Maandag stond Anna vroeg op. Ze had de hele zondag aangerommeld en ze had nauwelijks tijd genomen om over haar avond met Max na te denken terwijl ze de open haard afmaakte en de laatste hand legde aan de tekeningen voor haar trap. Vandaag zou ze eraan beginnen.
Nadat ze Caroline had uitgelaten stapte ze op haar fiets en ging op weg naar de bouwmarkt. Er was echt geen tijd om te talmen. Als die vriend van Max haar huis misschien wilde kopen, moest ze ervoor zorgen dat er een trap in zat als hij kwam kijken. Bovendien was Chloe zo vriendelijk geweest om Mike te leen aan te bieden. Als hij bereid was om uitgeleend te worden, moest ze daar ook maar gebruik van maken.
Ze bestelde haar timmerhout, liep met haar briefje om het gebouw heen naar waar de betalingen werden gedaan, liet het bedrag op haar rekening zetten en vroeg hun toen om het te bezorgen.
‘Ik ben bang dat de chauffeur niet werkt. Hij heeft zijn enkel gebroken. Als je het wilt laten bezorgen kan dat pas volgende week, dan hebben we iemand anders.’
Dit was verschrikkelijk nieuws. ‘Jullie zullen toch wel eerder dan dat iemand hebben?’
De vriendelijke man in de bruine stofjas schudde het hoofd. ‘De meeste mensen halen hun spullen zelf op.’
‘Is er een probleem?’
Rob Hunters zware stem achter haar liet haar schrikken. ‘O! Hallo! Wat doe jij hier op maandagochtend?’
Hij glimlachte. ‘Hetzelfde als jij, neem ik aan. Ik doe aan flexwerken,’ legde hij uit, waarmee de vraag die hij in haar ogen zag beantwoord was. ‘Dus, wat is het probleem?’ vroeg hij weer.
‘De jongedame wilde haar timmerhout laten bezorgen, maar onze chauffeur is er niet.’
Hij keek Anna vragend aan. ‘Waarom wil je het bezorgd hebben?’
‘Nou, omdat...’ Anna voelde zich ineens ongemakkelijk. Ze had de autokwestie al eens met Rob kunnen ontwijken en had nu echt geen zin om het uit te leggen. ‘Omdat ik dat wil!’ zei ze afwerend.
‘Waarom neem je het zelf niet mee? Hoeveel is het wel niet?’
‘Alleen een paar lange latten,’ zei de man.
‘Een paar maar? Die krijg je waarschijnlijk wel in je auto als je je best doet. Ik wil je wel even helpen uitzoeken hoe ze erin passen.’
‘Dacht het niet,’ zei Anna, die in de lach begon te schieten van schaamte.
‘Waarom? Wat voor auto heb je?’
Dit was echt heel suf. ‘Een fiets,’ zei ze met een klein stemmetje.
‘Pardon?’
‘Ik heb geen auto! Ik heb een fiets. Verklaart dat waarom het hout er niet in past?’ Zo, dat was eruit. Hij kon erom lachen als hij dat wilde, en dat deed hij ook.
Het was een lage, aantrekkelijke lach. De lach van Max was iets scheller.
‘Wil je zeggen dat je het al die tijd zonder hebt gedaan; je huis opknappen zonder auto?’ vroeg Rob met een opgetrokken wenkbrauw.
‘Yep. Chloe geeft me een lift of ik neem een taxi als het niet op een andere manier kan.’
‘Mijn hemel. Maar goed dat ik een enorme Volvo heb en de boel waarschijnlijk wel voor je mee kan nemen.’
‘O nee, dat kan ik niet toestaan.’ De woorden waren uit haar mond voordat Anna’s hersens zich ermee konden bemoeien.
‘Waarom?’ Hij stond paf.
‘Waarom wat?’
‘Waarom wil je niet dat ik je hout voor je vervoer?’
‘Ja, waarom niet?’ vroeg de man in de bruine jas.
‘Omdat... omdat ik graag onafhankelijk ben.’ Ze hoefde niet hun kant uit te kijken om te weten dat de mannen geërgerde blikken met elkaar uitwisselden.
‘Luister, mop,’ zei de man achter de toonbank geduldig, ‘jij wilt je hout bezorgd hebben, deze man zegt dat hij het voor je wil doen. Nu weet ik dat het geen goed idee is voor jonge dames om bij onbekende mannen in de auto te stappen, maar ik sta voor hem in.’ Hij boog zich in vertrouwen naar haar toe. ‘Hij is de opzichter van de monumentenzorg.’
‘Dat weet ik.’ Anna voelde zich in een hoek gedrukt worden maar vond nog steeds dat ze weerstand moest bieden. ‘En ik hoef ook niet bij hem in de auto te stappen. Ik ben met de fiets.’
‘Ben je bang dat ik er met je hout vandoor ga?’ Robs mond trilde en in zijn ogen was die verontrustende schittering weer te zien.
‘Nee, maar...’ Anna was nog niet van plan op te geven.
De man in de bruine stofjas besloot blijkbaar dat ze het samen op moesten lossen en liep zacht mompelend weg.
‘We zetten je fiets op het dak en stoppen het hout waar het past.’ Hij keek haar plagend aan. ‘Wat is nou het probleem? Wil je niet dat ik zie dat je er toch tuindeuren in hebt gezet?’
Nu mocht ze lachen van zichzelf. ‘Nee! Ik hou er gewoon niet van om iemand iets verschuldigd te zijn. En als dit je vrije dag is... je flextijd,’ zei ze om hem terug te pesten. ‘Dan wil je die vast niet doorbrengen met hout slepen voor mij.’
‘Ik kan me geen leukere tijdsbesteding voorstellen. Kom op, we gaan dat hout inladen.’
Alles paste vrij makkelijk in Robs Volvo; de uiteinden van de balken staken aan de achterkant uit met een stuk stof – mevrouw Gordons stofdoek – eraan geknoopt.
‘Goed.’ Rob keek naar de nu behoorlijk volle auto. ‘Waar laten we jou nou?’
‘Eh, ik kan natuurlijk op de fiets op het dak gaan zitten.’ Ze grijnsde naar hem.
Hij grijnsde terug. ‘Doe niet zo mal. We moeten gewoon even goed nadenken.’
Uiteindelijk zat Anna met een zak cement tussen haar knieën en eentje met voegsel op haar schoot.
‘Ik moet alleen nog even langs de Groene Winkel om wat gerecycled toiletpapier en keukenpapier te halen,’ zei hij toen ze wegreden.
‘Eh!’
‘Grapje.’
Anna grinnikte. ‘Dit is echt heel aardig van je.’
‘Ik doe het graag. Bovendien zie ik Caroline zo weer even.’
Anna deed de deur van haar huisje open en Caroline sprong tegen Rob op alsof ze hem de liefste van de wereld vond. Ze had Anna ook begroet, maar Rob besprong ze.
‘Ik probeer haar dat af te leren,’ zei Anna geïrriteerd toen Rob haar poten terug op de grond zette. ‘Stel dat ze dat bij een klein kind doet? Of een oude vrouw?’
‘Het is een nare gewoonte,’ plaagde hij.
Anna voelde zich een beetje ongemakkelijk. ‘Zullen we het hout uitladen?’ zei ze vlug. ‘Of wil je eerst een kop koffie of iets anders?’ Ze vond dat ze gastvrij moest zijn, zeker nu hij zich zo voor haar uitsloofde.
‘Ik wil eigenlijk eerst graag even rondkijken.’
Anna verstijfde een beetje en verloor iets van de welwillendheid die ze voor hem voelde.
‘Maak je geen zorgen, ik ben hier niet om te spioneren,’ legde hij uit toen hij de uitdrukking op haar gezicht zag. ‘Maar als ik even mag gluren, kan dat tijd schelen.’
‘In dat geval zet ik de ketel op,’ zei ze op zakelijke toon. ‘Dan kunnen we daarna koffie drinken. Wat wil je zien?’
‘Ik wilde de badkamer, of liever, de potentiële badkamer graag zien.’
‘Goed, volg mij maar.’ Anna ging hem voor.
‘Je zult wel blij zijn als je straks een echte trap hebt,’ zei hij toen hij haar achterna klom naar boven, iets te vlakbij wat haar betrof. ‘Hoe staat het daarmee?’
‘Ik heb kartonnen sjablonen gemaakt van die van Chloe en ik heb de eerste tree uitgezaagd, gewoon om alvast wat te oefenen. Ik hoop er deze week mee verder te gaan terwijl ik wacht op jullie beslissing over mijn badkamer.’ Ze stopte en draaide zich om. ‘Ik heb een beetje haast. Zoals ik laatst al over de telefoon zei, moet ik het huis zo snel mogelijk te koop zetten.’
Hij fronste. ‘Waarom? Het is nog helemaal niet af.’
‘Dat weet ik, maar de markt is heel rustig op het moment en het kan een tijd duren voordat er een koper is. In de tussentijd kan ik het afmaken.’
‘Dus je wilt er niet zelf een tijdje in wonen?’
‘Jawel. Ik vind het huis en de omgeving geweldig, maar...’
‘Maar wat?’ Hij keek haar afwachtend aan.
Zijn starende blik bracht haar in de war en ze haalde diep adem. ‘Ik heb het geld sneller nodig dan verwacht,’ antwoordde ze.
Hij knikte, kennelijk tevreden met het antwoord. ‘Laten we die badkamer dan maar eens bekijken.’
‘Nou, het lijkt allemaal met de tekeningen in overeenstemming te zijn,’ zei hij toen hij eenmaal boven was.
‘Je hoeft niet zo verbaasd te klinken; dat is mijn werk!’ Waarom dacht iedereen toch steeds dat ze dit niet kon?
‘We krijgen vaak tekeningen die in niets lijken op hoe het eruitziet. Het zegt niets over jou, gewoon klussers in het algemeen. Ze rekken de regels op.’
‘O.’ Ze fronste en dacht aan Max’ opmerkingen. ‘Ik doe altijd alles volgens de regeltjes, vrees ik.’
‘Verontschuldig je daar niet voor! Dat is juist goed. In dit geval tenminste wel.’
‘Soms is het gewoon stom.’ Ze draaide zich van hem weg om uit het raam te staren. Dat gebeurde haar hierboven vaak; ze raakte afgeleid door de schoonheid van de omgeving. Het uitzicht was zo geweldig: over het dorp heen, helemaal tot velden en heuvels in de verte. Ze vond het vreselijk jammer dat ze hier straks weg moest.
‘Waarom moet je zo snel verkopen? Ik kan zien dat je er graag zou willen blijven wonen.’ Hij kwam achter haar staan.
Ze draaide zich niet om. Anna besefte dat ze hem net zo goed de waarheid kon vertellen. ‘Ik kon het me toch al nooit veroorloven om hier te gaan wonen nadat het opgeknapt was. Maar ik moet mijn zus haar geld teruggeven, zo snel mogelijk. Ik zal minder moeten vragen voor het huis omdat het nog niet ingericht is maar ik doe natuurlijk wel al het bouwwerk.’
Hij was even stil. ‘Aha. Nou, deze huizen ben je meestal snel kwijt. Ze zijn het perfecte tweede huis,’ ging hij verder.
Anna klakte met haar tong en draaide zich naar hem toe. ‘Ik moet steeds denken aan de mensen die hier woonden toen ze net gebouwd waren, die hun eigen groenten verbouwden en over de paadjes naar hun werk liepen. Ik wil liever niet iemand uit de stad die klaagt over de buurtsuper en die een vlonder neerlegt waar groenten zouden moeten staan.’ Zich ervan bewust dat ze erg romantisch deed, beet ze op haar lip. ‘Ik weet natuurlijk dat je er niet echt controle over hebt wie het koopt, of wat ze met de tuin gaan doen, maar ik zou liever willen dat het naar iemand gaat die er echt gaat wonen.’ Ze dacht aan Julian, de vriend van Max, en hoopte half dat hij al geen interesse meer zou hebben voordat hij het huisje had gezien.
‘Ze zijn wel een beetje klein voor gezinnen,’ zei Rob.
‘Dat weet ik.’ Anna zuchtte. ‘Ik weet niet hoe Chloe het doet. Drie kinderen! Mijn huis is al vol genoeg en ik woon hier alleen met Caroline.’
‘En een heleboel meubels.’ Hij grinnikte. ‘Over Caroline gesproken, heb je al een plek waar je haar los kunt laten zodat ze even flink kan rennen?’
‘Chloe had het wel over iets, ergens, maar om eerlijk te zijn heb ik nog niet zoveel tijd gehad om op onderzoek uit te gaan.’
‘En het is niet makkelijk om op een fiets en met een hond op verkenning te gaan.’
‘Kraak fietsen toch niet zo af! Fietsen houdt je fit!’
‘Natuurlijk, maar je kunt er niet zo heel ver mee komen als je rekening met een hond moet houden.’
Was hij nu weer die hondenlul? Ze wist het niet met hem. ‘Ik neem Caroline echt niet met me mee op de fiets,’ zei ze ontzet. ‘Denk eens aan het verkeer!’
‘En het kan haar hart overbelasten.’
Anna was even stil. Hij knipoogde. Nou, dat kon zij ook. ‘Ik kan er een soort kinderzitje op maken, dan kan ze achterop zitten.’
Hij schudde serieus het hoofd. ‘Je zult nergens een helm in haar maat kunnen vinden.’
‘Vast wel in die catalogi met jassen en riemen en dat soort dingen.’ Ze probeerde niet te glimlachen.
‘Volgens mij heten ze niet catalogi maar hondalogi.’
‘Mafkees!’ Anna gaf hem een speelse duw.
Hij glimlachte terug. ‘Weet je wat, waarom neem je niet een flexdagje?’
‘Waarom in gods...’
‘Dan neem ik jou en Caroline mee naar een veld vlak bij mijn huis dat volkomen veilig is en waar meestal wel wat konijnen zijn om achterna te zitten, zodat ze lekker actief is.’
‘Ik wil niet dat Caroline op konijnen jaagt!’ zei Anna nogal luid.
‘Dat doet ze toch wel of je het nu wilt of niet. Maar ze hoeft ze niet daadwerkelijk te vangen. Ze zal het lekker vinden om eens flink te kunnen rennen. Het is waarschijnlijk alweer een tijd geleden.’
De gedachte aan een fatsoenlijk uitje met Caroline was heel verleidelijk. ‘Ik moet het eigenlijk niet doen. Ik zou aan mijn trap beginnen.’
Hij zei niets en ze keek hem aan. De gedachte om er zelf even tussenuit te zijn was net zo verleidelijk. ‘Aan de andere kant...’
‘Wat?’
‘Ik wilde vandaag een zaag kopen en ben het vergeten. Echt onvoorstelbaar hoe snel je daar doorheen raakt.’
‘En niemand die ze meer slijpt tegenwoordig.’
Ze lachte. Ze genoot van het gemak waarmee ze grappen maakten.
‘Het is beter als je eraan begint als je helemaal fris bent. Je hebt wel wat vrije tijd verdiend. Ik wil Caroline eens echt zien bewegen, om er zeker van te zijn dat ze nergens een dierenarts voor nodig heeft.’ Hij grijnsde. ‘Nu weet ik waarom je nog niet met haar voor controle bent geweest.’
‘Nou, ze wilde niet in een mandje en we hebben het al over het helmprobleem gehad.’
Hij grijnsde en zijn tanden staken heel wit af tegen het donker van zijn opkomende baard. ‘Toe.’
Anna dacht er even over na.
‘Ik zal niet aandringen als je liever aan de slag wilt, maar ik denk echt dat je beter zult werken als je er even tussenuit bent geweest. Dat weet ik uit eigen ervaring.’
Aangezien hetzelfde voor haar gold, maakte ze haar besluit. ‘Oké.’
‘Mooi. Nou, pak je jas en die van Caroline, dan gaan we een eindje rennen.’
‘Neem je jouw honden ook mee?’ vroeg Anna terwijl ze de ladder af klommen.
‘Volgende keer, als we ze fatsoenlijk aan elkaar kunnen voorstellen. Nu wil ik alleen even zien hoe Caroline het doet.’
Caroline sprong achter in Robs Volvo alsof ze dat haar hele leven al deed. Anna sprak haar verbazing uit.
‘Ze zijn doorgaans heel behendig, ze kunnen heel ver springen,’ zei Rob.
Anna ging voorin zitten. ‘Ik moet eigenlijk een auto kopen.’
‘Kun je rijden?’ vroeg Rob toen hij de motor startte.
‘Een beetje,’ antwoordde Anna, terwijl ze haar gordel omdeed. ‘Ik ben geslaagd, maar heb daarna nooit meer gereden. Met het huis en zo leek een auto kopen me geen prioriteit. Maar dat was voordat ik Caroline had.’
Het was geen lange rit, maar wel verrassend mooi. De hagen en bomen waren frisgroen, de zomer stond op het punt zijn intocht te maken. Anna staarde uit het raampje, melancholisch bij de gedachte dat ze hier waarschijnlijk niet zou zijn om de zomer in zijn volle glorie te zien.
Ze parkeerden de auto en liepen met Caroline aan de riem richting het veld.
‘Dat is geen veld, dat is een afgrond,’ zei Anna toen ze over het hek heen keek.
Rob lachte. ‘Het is een beetje steil. Het is van een vriend van me. Ik mag mijn honden er laten rennen als er geen vee staat. Gelukkig moeten ze vandaag in het andere veld staan.’
Er was een aantal velden met daarachter een stroompje dat ze scheidde van een klein bos. Het was er heel mooi. ‘Perfecte plaats voor een picknick als het wat warmer is,’ zei Anna. ‘Ik vraag me af of Chloe het hier kent.’
‘Heb je iets om haar te vertellen.’
Binnen het hek maakte Anna meteen Carolines riem los.
‘Je kunt haar jas ook maar beter uittrekken,’ zei Rob.
‘Waarom? Ze heeft zo’n last van de kou.’
‘Als ze er echt voor gaat, kunnen haar poten erin verstrikt raken,’ legde Rob geduldig uit. ‘Maar als ze alleen maar blijft staan rillen, doen we hem weer aan en lopen we rustig rond.’
Rustig rondlopen was niet echt een optie. Caroline stond een paar seconden te snuffelen, zag toen een konijn en schoot ervandoor. Het was een prachtig gezicht: haar poten krulden zich onder haar en strekten zich toen weer uit, zo dat ze allemaal tegelijkertijd van de grond waren. Maar het duurde niet lang. Het konijn was eraan gewend om door windhonden achternagezeten te worden en zwenkte opzij een hol in voordat Caroline ook maar in de buurt was. Caroline kwam zwaar hijgend naar hen terug stuiteren en eiste felicitaties, die Rob en Anna haar dan ook overvloedig gaven.
‘Wauw,’ zei Anna. ‘Dat was echt onbeschrijflijk. Nu begrijp ik wat ze bedoelen met poëzie in beweging, hoewel het wel heel snelle poëzie was. Ik hoop dat ze geen spier verrekt heeft of zo, door zo weg te sprinten.’
‘Ze lijkt in orde.’ Rob liet zijn professionele handen over Carolines poten glijden. ‘En ja, het is prachtig om ze te zien rennen. Ik moet zeggen dat het nog spannender is als ze racen. Als ik het voor het zeggen had zou het worden verboden, maar ik snap wat mensen er leuk aan vinden, afgezien van het wedden bedoel ik dan. Heb je hulp nodig om naar beneden te komen?’
‘Natuurlijk niet! Ik kan al jaren zelf lopen,’ antwoordde Anna onbezonnen en ze begon aan de afdaling.
Het was moeilijker dan ze zich had voorgesteld en haar schoenen hadden minder grip dan ze had gedacht. Om de aandacht van haar gestrompel af te leiden, vroeg ze: ‘Kun je windhonden leren apporteren? Dan hoef ik geen konijnen te verstrekken als ik ergens dichterbij een plek vind waar ze kan rennen.’
‘Niet heel goed. Ze doen het misschien een paar keer, om jou een plezier te doen, maar het zijn jagers met een eigen willetje.’ Hij was er duidelijk aan gewend om rotshellingen af te lopen en stapte voort zonder naar zijn voeten te hoeven kijken.
Anna, die zich vreselijk verstedelijkt en onbekwaam voelde, stuurde af op een bosje bramen dat onder aan het schuine gedeelte stond. Ze struikelde en hij pakte haar arm. Haar instinct was om hem los te trekken, maar ze bedacht zich. Samen ging het tenslotte makkelijker en ze zou zo’n figuur slaan als ze zou vallen.
Max schoot door haar hoofd – wat vreemd was omdat hij daar normaal gesproken al huisde – en Anna vroeg zich af hoe hij met dit steile veld om zou gaan. Nee, Max was niet iemand voor lange wandelingen over het platteland met de hond. Of korte wandelingen. Hij was een echt stadsmens. Of tenminste, voorzover zij hem kende. Kon ze weer terug naar Londen nu ze hier had gewoond? Maar op de een of andere manier voelde ze dat hoeveel ze ook van hem hield en voor hem overhad, hij haar nooit ten huwelijk zou vragen of zelfs maar zou voorstellen te gaan samenwonen. Zijn interesse in haar was vast en zeker slechts van voorbijgaande aard; waarom zou iemand die zo verfijnd was als hij zich ook maar aangetrokken voelen tot een ietwat lompe jonge vrouw die huizen opknapte voor de kost? Er konden alleen maar tranen van komen – haar tranen – en dit inzicht maakte haar alleen maar vastberadener van hem te genieten zolang ze kon.
Toen ze onderaan aankwamen liet Anna Rob los. Ze wilde niet aanhankelijk lijken, ze was tenslotte een onafhankelijke vrouw. Caroline drentelde met lange stappen om hen heen, neus op de grond, haar energie tijdelijk verbruikt. Rob leek ook in gedachten verzonken.
Anna liep verder over het veld en vroeg zich af wat ze in godsnaam met Caroline moest doen als Max haar zou verbazen en echt zou willen dat ze bij hem in Londen kwam wonen. Je had er natuurlijk parken, maar die waren vol kleine honden en eekhoorns, waar Caroline niet achteraan mocht gaan. Toch leek ze het rennen niet echt gemist te hebben. Maar nu Anna het haar had zien doen, wilde ze haar niet voor altijd de mogelijkheid onthouden.
Ze liep hier net over na te denken toen ze over een bosje gras struikelde en voorover in de modder viel.
‘Gaat het?’ Rob, die een mogelijk gat in de omheining was gaan inspecteren, kwam terugrennen.
‘Ja hoor,’ antwoordde Anna, ‘als je maar niet lacht.’ Ze wist dat dit te veel gevraagd was omdat ze zelf ook begon te lachen, maar ze vond dat ze grenzen moest stellen. Hij stak een hand uit om haar omhoog te helpen. Ze kon zien dat hij zich inspande om zijn lachen in te houden, maar nam hem dankbaar aan. Aangezien haar eigen hand onder de modder zat, glipte hij weg, waardoor Anna weer terug in de modder viel. Deze keer ook met haar gezicht. Ze probeerde op te staan maar kon het niet. Haar benen bleven onder haar vandaan glijden. Hoewel ze van de schok nog steeds lachte, begon ze te denken dat ze er nooit uit zou komen.
‘Kom,’ zei hij, zijn ogen nog steeds tot spleetjes geknepen van de pret, en hij greep haar onder de oksels beet en hees haar omhoog. Haar modderige voorkant kwam met hem in aanraking, waardoor zijn fleecetrui onder de modder kwam te zitten.
‘O, kijk nou wat ik doe. Sorry.’ Ze probeerde zich los te maken en haar voeten gleden weer weg. ‘Het lijkt wel of ik het vermogen kwijt ben om zonder hulp rechtop te staan.’
‘Dat is ook niet het beste schoeisel om op te wandelen. Je hebt degelijke wandelschoenen of rubberlaarzen nodig. Stadsmens,’ voegde hij eraan toe.
‘Meestal red ik me wel hoor!’ zei ze verontwaardigd. ‘Ik ga niet vaak naar plekken als deze. Hoe durf je me een stadsmens te noemen!’
Hij schudde wijselijk het hoofd en probeerde nog steeds een uitgestreken gezicht te houden. ‘Als je een plattelandsbewoner wilt zijn, zul je aan een beetje modder moeten wennen.’
Ze glimlachte naar hem terug en zei toen: ‘Ik ben waarschijnlijk toch niet zo lang meer een plattelandsbewoner.’ Plotseling voelde ze zich een beetje neerslachtig.
‘Je kunt een ander huis op het platteland kopen ook al moet je dit verlaten.’ Hij pakte haar weer vast en trok haar stevig tegen zich aan. Daarna sloeg hij een arm om haar heen om haar rechtop te houden. Zo liepen ze samen alsof ze aan een driebeenswedloop meededen.
Toen ze veilig boven aan het veld waren aangekomen, liet hij haar los. ‘Zo. Nu moet je het wel weer kunnen redden,’ zei hij.
‘Behalve dat ik onder de modder zit. En jij ook.’ Ze grinnikte. ‘Ik ben ook zo’n pisang.’
‘Een wat?’
‘Dat zeggen Chloe’s kinderen als ze iemand suf vinden.’
Hij lachte. ‘Kom op, laten we je naar huis brengen. Je kunt wel wat schone kleren gebruiken.’
Ze riepen Caroline, die verrassend mak was, en trokken haar haar jas weer aan. Die was ook betrekkelijk modderig, maar modder, zo concludeerde Anna, paste wel bij een hond. Maar goed dat ik geen idee heb hoe het mij staat, dacht ze. Het idee dat Max haar onder de modder zou zien stond gelijk aan dat hij haar onder het spinrag zou zien – ondenkbaar.
Ze zaten al een behoorlijke tijd in de auto toen Anna ineens besefte dat ze niet de goede kant op gingen. ‘Is dit een andere terugweg?’ vroeg ze. ‘Ik ken het hier helemaal niet.’
‘We gaan niet naar jouw huis, we gaan naar het mijne. Hopelijk kunnen de honden het met elkaar vinden,’ antwoordde Rob terwijl ze een smalle landweg op reden.
‘Maar ik...’ begon Anna voordat ze zich realiseerde dat ze niet echt wist wat voor excuus ze kon opgeven zonder onbeleefd te klinken.
‘Heb je een wasmachine?’ vroeg hij alsof hij op haar bezwaren voorbereid was. ‘Ik wel. En ik heb kleren die je kunt lenen. En we zijn er al. Ik laat Caroline eruit en daarna mijn honden. Als ze elkaar hier buiten ontmoeten, moet het goed gaan. Ze zijn niet zo territoriaal.’
Zijn huis had duidelijk ooit bij een boerderij gehoord hoewel het nu bijna omsingeld was door een klein bos. Het had goede verhoudingen, maar was in slechte staat. Ze realiseerde zich dat hij hier nog niet zo lang moest wonen. Hij zou het gootwerk er niet af hebben laten vallen, de kozijnen laten wegrotten en de bijgebouwen hebben laten verpieteren.
Hij maakte de voordeur open en riep. Drie enorme windhonden kwamen naar buiten gelopen. Ze zagen Caroline, roken aan haar en vestigden toen al hun aandacht op Rob. Anna kreeg niet meer dan een terloopse snuif.
‘Zou ze wel het huis in mogen van ze? Ik wil niet dat ze lang in de auto moet blijven. Dan krijgt ze het koud,’ zei ze bezorgd.
‘Ik denk wel dat het gaat. Als er iets is, heb ik een ruimte waarin ik ze kan opsluiten en dan kan zij bij ons in de keuken blijven.’
Anna begon haar schoenen uit te trekken.
‘Dat hoeft niet hoor,’ zei Rob. ‘Beneden liggen alleen maar plavuizen en ouwe vloerbedekking. De modder is niet erg en je voeten vriezen eraf als je op sokken rondloopt.’
Hij ging haar voor een smalle, vierkante hal in waarop een paar deuren uitkwamen. ‘Kom binnen.’
‘Het voelt verkeerd om al die modder mee naar binnen te nemen,’ zei Anna, die hem achternaliep de keuken in.
‘Het droogt wel op en dan veeg ik het zo weg. Maak je geen zorgen. Kom binnen en zorg dat je het warm krijgt.’
De keuken was de droom van elke binnenhuisarchitect. Anna kon een zucht niet onderdrukken. Hij stond vol originele onderdelen en er stond een lange eetzaaltafel voor een felrode Aga.
Rob gluurde in een steelpan die erop stond. ‘Het is nog goed. Nog niet drooggekookt,’ zei hij.
‘O fijn. Wat is het?’ Het rook verrukkelijk.
‘Soep. Wil je wat?’
De gedachte aan warme, smakelijke soep die haar lijf met warmte zou vullen was magisch en ze besefte dat ze honger had gekregen van al die beweging. ‘O ja. Dat zou heerlijk zijn. Als je genoeg hebt.’
Hij knikte en ze trok een van de stoelen naar achteren en ging zitten. Caroline kwam bij haar staan met haar hoofd op Anna’s knie en deed net alsof ze een klein hondje was in plaats van een langbenige snelheidsduivel. ‘Dat is een prachtige Aga,’ zei Anna.
‘Ja,’ zei hij, terwijl hij er tegenaan leunde voor warmte. ‘Maar nadat ik hem gekocht had, had ik niet zoveel geld meer over voor andere dingen.’
‘Je bent nog met het huis bezig, neem ik aan?’ Te laat realiseerde ze zich dat ze dat niet had mogen aannemen, maar in haar hoofd was ze al bezig een vervallen tinnen afdakje dat ze in de tuin kon zien te slopen en vervangen door een solide houten schuur, aan het kijken of er originele luiken in de embrasures zaten en de plavuizen aan het boenen met iets om ze te ontvetten. Er leek ook een soort uitbouw te zijn die de helft van het licht tegenhield.
‘Jij kunt het weten. Eigenlijk is het een bodemloze geldput, maar ik ben er verliefd op geworden. Ik kon er niets aan doen,’ verklaarde hij.
‘Ik ben ook verliefd geworden op mijn huis. Ik wist dat er meer aan gedaan moest worden dan ik in mijn eentje kon, maar ik kon het niet laten het te kopen. Het was redelijk goedkoop.’
‘Hoeveel kostte het?’ vroeg hij en ze vertelde het hem. In plaats van dat hij uitriep wat een koopje het was geweest, was hij ontzet. ‘Mijn hemel, ze hebben je een poot uitgedraaid!’
Anna schudde het hoofd. ‘Niet echt, vergeleken met Londense prijzen. En het ligt op forensafstand van Londen. Maar ik vraag me af of ik er misschien te veel voor vraag... Ik denk dat ik aan Londense prijzen gewend was. Het is zo’n juweeltje.’
‘Maak je geen zorgen, er komt vast wel een gek voorbij die ook aan Londense prijzen gewend is,’ zei hij lachend.
‘Nou, ik hoop maar dat die gauw komt dan,’ zei Anna kordaat.
‘Kom op, trek je jas uit, dan hang ik hem over de Aga zodat hij kan drogen. Wil je dan eerst soep? Of een warm bad en schone kleren?’ vroeg hij terwijl hij haar jas van haar aannam.
De gedachte aan warm water op haar modderige, klamme vel was heel verleidelijk.
‘Ik kan je wel wat kleren lenen. Je zult de broek wat op moeten rollen, maar verder moet het wel gaan.’
‘Ik hoef geen schone kleren, ik kan deze gewoon weer aantrekken.’ Ineens leek het te intiem om zijn kleren te dragen, ook al probeerde hij alleen maar aardig te zijn.
‘Doe niet zo raar. Ik stop de jouwe in de was en dan breng ik ze van de week langs als ze droog zijn.’
‘Ik kan je niet mijn was laten doen!’
‘Hoe krijg je ze anders schoon dan?’
‘Eh... ik mag Chloe’s wasmachine af en toe gebruiken.’
‘En nu gebruik je die van mij. Ik ben maar in mijn eentje en bovendien voel ik me er een beetje verantwoordelijk voor dat je zo modderig bent geworden.’
‘Je hebt me er niet in geduwd!’
Hij glimlachte. ‘Nee, maar ik had je de hele afdaling stevig vast moeten houden en niet los moeten laten toen we beneden waren.’
‘Ik ben geen oud vrouwtje met wankele knieën!’
Hij lachte nog steeds. ‘Nee, maar je bent ook geen berggeit met gepast schoeisel.’
Anna moest glimlachen. ‘Ik denk dat ik maar eens goeie wandelschoenen moet aanschaffen, of anders minstens rubberlaarzen met grip. Ik heb altijd maar die werkschoenen aan.’
Hij knipoogde. ‘Nee, ik zie je ook nog niet zo snel op hoge hakken lopen.’
Anna lachte. ‘Je moest eens weten. Nou, als dat aanbod van een bad en schone kleren nog geldt, ik wil graag van deze modder af.’