24
Brianne rende in paniek rond en gilde het uit in de ongerepte, vroege ochtendlucht. Haar gegil weergalmde tussen de bomen en weerkaatste van de zich naar alle kanten uitstrekkende bergflanken, totdat het ten slotte door de onverschillige mist werd opgeslokt. ‘Nee, nee,’ ging ze snikkend verder. ‘Dit gebeurt niet. Dit kán niet.’ Ze greep zich vast aan de dichtstbijzijnde boomtak, voelde hem in haar hand afbreken en verloor haar evenwicht; ze schoot naar voren en sloot haar ogen terwijl ze struikelde en viel. ‘Nee, alsjeblieft. Ik slaap nog,’ kreunde ze terwijl haar blote knieën langs het puntige oppervlak van een rots schaafden en het scherpe gesteente als een mes door de boter in haar vlees sneed. ‘Dit is gewoon een boze droom. Ik slaap nog. Ik slaap nog.’ Toe, smeekte ze zwijgend, en ze hield haar ogen potdicht terwijl ze probeerde overeind te krabbelen. Laat dit alsjeblieft een droom zijn. Laat dit alsjeblieft niet echt zijn.
Alleen, het wás echt. Dat wist ze. Al vanaf het moment dat ze bijna twee uur geleden door de koude zon was gewekt, alsof iemand botweg met een zaklantaarn recht in haar ogen scheen. Met een ruk was ze rechtop gaan zitten, kijkend hoe de zon zich ogenblikkelijk achter wat wolken terugtrok, alsof ze dat met opzet deed, om slechts enkele seconden later weer te verschijnen en vervolgens opnieuw te verdwijnen, alsof ze een sadistisch spelletje kiekeboe speelde. Pak me dan, als je kan, leek ze haar te tergen, in en uit haar blikveld glippend terwijl ze het ene moment haar spotlight op haar omgeving richtte en het volgende moment haar ermee verblindde.
Die stomme Tyler Currington, van mij mag hij doodvallen, had ze op dat moment gedacht terwijl ze door de bomen tuurde en hoopte dat ze hem op zich af zag vliegen, met een reddingsteam in zijn kielzog. Waar bleef hij in godsnaam? Had hij niet beloofd dat hij snel terug zou zijn? Had hij niet gezegd dat het huisje dat hij had gezien slechts anderhalve kilometer lopen was, en dat hij zou inbreken als het moest, hulp zou halen en haar zou komen halen?
Dus waar bleef hij, verdomme? Het was uren geleden dat hij was vertrokken. Was die idioot dan weer verdwaald? Was hij rechts afgeslagen in plaats van links, en vervolgens links in plaats van rechts, en was hij steeds meer gedesoriënteerd geraakt terwijl hij door het donker zijn weg zocht, met zijn misplaatste trots als zijn enige gids? Was hij ten slotte gezwicht voor de hopeloosheid van zijn situatie en voor zijn eigen overweldigende vermoeidheid, en was hij gaan liggen en te midden van de bladeren in slaap gevallen, net als zij? Werd hij nu pas wakker, in het besef dat hij meer verdwaald was dan ooit, en probeerde hij nu te bepalen wat de beste weg was om bij haar terug te komen?
Of was het hem gelukt om het huisje te vinden, om er slechts achter te komen dat er niemand thuis was en de telefoon het niet deed? Was hij, geplaatst voor de keuze zich edelmoedig te tonen of voor het comfort te gaan, zich terug te wagen in het onaangename bos of te wachten tot de ochtend, gevallen voor de verleiding van een warm en leeg bed? Wat heel begrijpelijk was, moest ze met tegenzin toegeven. Lag hij zelfs nu, op dit moment, nog vredig opgekruld op het kale matras, de aangename, muffe lucht verwelkomend en dromend van betere weekendjes in de toekomst? En zouden de eigenaars van het huisje later op de dag thuiskomen om hem zacht snurkend aan te treffen? Zou hij wakker worden als ze in koor riepen: ‘Wie ligt er in mijn bed te slapen?’
Een aanhoudend gerommel in haar maag en een zelfs nog hardnekkiger zwerm steekmuggen overtuigden haar er ten slotte van dat het tijd was om overeind te komen en zich maar weer in beweging te zetten. Ze kon ook niet de hele dag hier blijven zitten en hopen dat Tyler terug zou komen. De imbeciel was waarschijnlijk allang verdwenen. Vermoedelijk had hij de domme mazzel gehad om op de hoofdweg te stuiten en een lift terug naar de stad te krijgen, zodat zij zichzelf maar moest zien te redden.
Haar moeder zou haar nooit in de steek hebben gelaten, was haar gedachte, terwijl ze zichzelf uiterst behoedzaam overeind duwde en voelde hoe haar stijf geworden gewrichten zich met tegenzin een voor een strekten. Zo nodig zou haar moeder haar op haar rug hebben gedragen, zelfs als die het dreigde te begeven, zelfs als ze haar naar het andere eind van de wereld moest dragen.
‘Waar ik waarschijnlijk nu ook ben,’ zei Brianne hardop terwijl ze links en rechts om zich heen keek en de spieren in haar nek hoorde kreunen. Alles deed pijn. Haar linkerschouder en -arm waren gevoelloos van het liggen op de harde ondergrond en haar beide benen waren verkrampt en beverig. Haar moeder zou al haar pijntjes op wonderbaarlijke wijze wegkussen.
Ze keek naar haar voeten. Na urenlang met haar blote voeten in de natte grond te hebben gezeten voor wat warmte zat ze nu van haar enkels tot haar tenen onder de gedroogde modder, zodat het leek alsof ze korte zwarte laarsjes droeg. ‘Ik ben bijna modieus,’ mompelde ze, en ze schoot in de lach, opgelucht toen ze merkte dat ze wat gewicht op haar enkel kon hebben en dat Tyler wat één ding betrof dus in elk geval gelijk had gehad: de enkel leek niet gebroken.
Ze begon te lopen, en de wolken boven haar hoofd leken haar te volgen, intussen steeds zwaarder wordend met de nieuwe dreiging van regen. ‘Nou, dan heb ik tenminste iets te drinken als ik niet snel word gevonden,’ zei ze, zich afvragend of haar moeder al wakker was, of iemand zelfs al in de gaten had dat ze verdwenen was. Maar goed dat ze gisteravond zoveel glazen water had gedronken, bedoeld als handig excuus voor al die trips naar de wc voordat ze was weggeslopen voor haar afspraakje met Tyler. ‘O god,’ kreunde ze terwijl ze zich opnieuw inbeeldde hoe Hayden bewusteloos langs de kant van de weg lag. Ze hoopte maar dat hem niets mankeerde. ‘Het spijt me heel erg, Hayden. Dat was nooit mijn bedoeling. Het spijt me zo.’ Ze huilde zachtjes. ‘Vind me alsjeblieft, mammie. Als je me vindt zweer ik dat ik vanaf nu de allerbeste dochter zal zijn. Ik zal mijn rommel opruimen en mijn kamer netjes houden. Ik zal mijn huiswerk maken en mijn boeken van de bieb op tijd terugbrengen. Ik zal nooit meer tegen je liegen en ik zal nooit meer daten met imbecielen als Tyler Currington. En ik zal geen seks meer hebben voor mijn huwelijk.’ Nou ja, dat laatste misschien niet, rectificeerde ze onmiddellijk. Zelfs haar moeder zou niet verwachten dat ze zo ver ging.
‘Mammmmie!’ riep ze zo hard als ze kon, het woord uitrekkend alsof het een elastiekje was totdat ze buiten adem raakte; haar kreet zond schokgolven door de omringende stilte. ‘Kun je me horen? Alsjeblieft! Kan iemand mij horen?’ Ze stopte en luisterde, hopend op zelfs maar een zweem van een antwoord. Er moesten inmiddels toch wel andere wandelaars in de omgeving zijn? Iemand zou haar vast en zeker horen. ‘Mammmmie!’ riep ze nog eens, zich realiserend dat ze haar moeder al jaren niet meer zo had genoemd en hoezeer ze hield van de geruststellende klank ervan. ‘Mammie,’ herhaalde ze zachtjes, en wenste dat ze kon verdwijnen in de troostende zachtheid van haar moeders armen.
Waarom ben ik zo gemeen tegen haar geweest, dacht ze. Waarom heb ik het haar zo moeilijk gemaakt? De dingen die ik tegen haar heb gezegd! Ik heb haar met oma vergeleken, in godsnaam, terwijl ze in de verste verte niet op oma lijkt. Waar gíng dat over? En slijmen tegen Jennifer in plaats van trouw te zijn aan de vrouw die al mijn hele leven onvoorwaardelijk van me houdt; ik heb haar genegeerd, getreiterd, voor schut gezet, bijna dood gewenst.
Plotseling werd ze overvallen door de gedachte dat ze haar moeder misschien nooit meer zou zien.
Stel dat een beer me te pakken krijgt, of dat ik van de honger omkom, dacht ze angstig. Stel dat niemand me ooit vindt en ik hier doodga, en mijn moeder weet nooit hoeveel ik van haar heb gehouden. Stel dat ik nooit de kans krijg om het haar te zeggen. Stel dat…
Stel dat… stel dat… stel dat…
‘Help me!’ krijste ze terwijl ze in een stortvloed van tranen ineenzakte op de grond. ‘Iemand, help me alsjeblieft!’
Wat had het voor zin om verder te lopen als ze absoluut geen idee had waar ze was? Had ze niet ergens gelezen, misschien in een van de reisartikelen van haar moeder, dat wanneer je verdwaalt, je het best kunt blijven zitten waar je zit en moet wachten tot iemand je vindt? Want uiteindelijk zál iemand me vinden, sprak ze zichzelf moed in. James zal wakker worden en zien dat ik niet veilig in de slaapzak naast hem lig. Hayden zou naar de camping teruglopen en iedereen vertellen wat er was gebeurd, dat ze ervandoor was gegaan met Tyler, en Hayden bewusteloos langs de weg had achtergelaten. ‘Het spijt me heel erg, Hayden,’ fluisterde ze opnieuw. Ze zouden die stomme auto van die stomme Tyler in die stomme greppel vinden. Ze zouden een reddingsteam op pad sturen. Ze zouden het bos doorzoeken.
Alleen kamden ze nu al dagenlang tevergeefs de bossen uit op zoek naar David Gowan.
Hoewel die vermoedelijk gewoon naar New York was teruggekeerd, dacht ze meteen daarop, zich afvragend of iedereen dat ook van haar zou aannemen. Dat ze de benen had genomen met Tyler en dat ze, nadat zijn auto in die greppel vast was komen te zitten, hoogstwaarschijnlijk naar New York terug hadden gelift. En wat dan? Zouden ze de politie bellen of gewoon zeggen ‘beter kwijt dan rijk’? Zouden ze walgend hun hoofd schudden en zonder haar naar Brooklyn terugrijden? ‘Shit,’ zei ze, en ze beloofde heimelijk dat ze nooit meer lelijke woorden zou gebruiken als iemand haar maar zou vinden voordat de zwarte vliegen en steekmuggen erin slaagden haar levend op te vreten. ‘Onzin,’ zei ze daarom maar wat minder aanstootgevend.
Ze bleef nog een paar minuten op de natte grond zitten, om ten slotte te besluiten dat het waarschijnlijk beter was om in beweging te blijven. Hopelijk zou ze op een gegeven moment een paar wandelaars of parkopzichters tegen het lijf lopen. Gisteren leken die parkopzichters, elke keer dat ze zich omdraaide, echt overal te zijn, met hun stomme uniforms en hun stomme gefrons en hun stomme preken. Dus waar waren ze nu? Waar waren ze als je ze nodig had?
In elk geval zou ze Sasha wat grappige verhalen te vertellen hebben wanneer, áls, ze thuiskwam.
Nu ze aan Sasha dacht, realiseerde ze zich dat de knappe blondine waarschijnlijk wel de laatste was die ze wilde zien. Aanvankelijk was ze gevleid geweest door alle aandacht die Sasha haar had gegeven, want Sasha was ouder, meer ervaren en minder geremd. Het was Sasha geweest die de aanzet had gegeven tot hun vriendschap, die haar aan Tyler had voorgesteld, die haar had aangemoedigd om met hem uit te gaan en naderhand had aangedrongen om haar alle intieme details van hun afspraakje te vertellen, genietend van elk geil, zij het grotendeels verzonnen, nieuwtje dat Brianne haar voorschotelde. Sasha’s smaak voor mannen was dus duidelijk op z’n best twijfelachtig te noemen. Nee, de treurige waarheid, zo realiseerde Brianne zich nu terwijl ze haar handen naar de grond bracht om zichzelf overeind te duwen, was dat behalve een gedeelde smaak voor dure trainingsspullen de twee jongedames bijna niets gemeen en zelfs nog minder gespreksstof hadden.
‘Ik zou wel iets te drinken kunnen gebruiken,’ zei ze hardop, en ze probeerde wat speeksel te verzamelen terwijl haar hand langs iets streek wat haar tegelijk vreemd en bekend voorkwam. Haar vingers grepen iets vast wat het eerste moment verdacht veel leek op een stel wormen, alleen waren deze koud en dik en ze leken aan het uiteinde met elkaar verbonden. Slangen misschien, twijfelde ze, terwijl ze de kriebels in haar maag kreeg. Nee, onmogelijk. Slangen zouden niet roerloos en stijf in haar hand blijven liggen. Die zouden rond glibberen en proberen langs haar arm omhoog te kruipen. En zelfs de kleinste slang zou langer zijn dat wat ze hier vasthield. ‘Niet kijken,’ maande ze zichzelf. ‘Laat het gewoon vallen, begin te lopen en kijk niet om.’
Maar het was, natuurlijk, al te laat. Zelfs zonder te kijken wist ze wat het was.
Wat het moment was waarop ze was gaan gillen; harde, angstaanjagende geluiden waarvan ze nauwelijks kon geloven dat ze uit haar mond kwamen. Geluiden waar ze zichzelf niet toe in staat achtte terwijl ze blind van de ene naar de andere boom rende, zich over stenen en boomstronken wierp. Schreeuwend, huilend, gillend. ‘Nee, nee! Dit gebeurt niet. Dit kán niet. Nee, alsjeblieft. Ik slaap nog. Dit is gewoon een boze droom. Ik slaap nog. Ik slaap nog.’
Haar eigen gegil achtervolgde haar, omsingelde haar, tergde haar, sloeg haar als een honkbalknuppel tegen de zijkant van haar hoofd. Als ze bleef gillen, redeneerde ze, zou het gegil misschien buiten de grenzen van haar afschuwelijke nachtmerrie doordringen en haar weer bij bewustzijn brengen. Ze zou wakker worden in haar heerlijke kingsize bed in The Lodge, met Jennifer slapend naast haar, haar moeder in het andere bed naast Melissa en James languit op de bank in de belendende kamer. Of beter nog, ze zouden helemaal niet in de Adirondacks zijn. Ze zou warmpjes en veilig in haar eigen bed in Brooklyn liggen, en dit hele onfortuinlijke uitstapje hebben gedroomd. Er zou helemaal geen hotel, geen kampeerterrein, geen stomme auto in een stomme greppel zijn; ze zou niet zijn verdwaald in de bossen, in de regen hebben rondgedoold.
Geen afgehakte hand, bungelend aan haar vingertoppen.
Ze gilde opnieuw, nu zelfs nog harder; het geluid voelde als stremsel in haar maag. Ze leunde tegen de stam van een hoge boom en schudde de afgehakte hand van haar vingers terwijl haar lichaam in een reeks pijnlijke, droge snikken stuiptrekte.
Toen ze haar ogen opsloeg, stond hij daar, op nog geen zeven meter afstand. Hij had een rood aangelopen gezicht, alsof hij had gerend, en op de voorkant van zijn uniform zaten zweetvlekken. In het daglicht was hij lang niet zo knap als gisteravond in het donker, maar op dat moment vond ze hem de knapste man op aarde. ‘Henry!’ huilde ze, en ze rende op de parkopzichter af en viel in zijn armen. ‘Goddank ben je hier.’
‘Hoe bedoel je, je hoorde iemand gillen?’ Val sprong onmiddellijk overeind, waardoor de picknicktafel waaraan ze allemaal zaten even schudde en wiebelde.
‘Ik dénk dat het gillen was,’ zwakte Jennifer haar eerdere woorden af.
‘Was het Brianne?’
‘Weet ik niet. Ik kon het niet goed horen. Ik hoorde alleen iets wat op een gil leek, en vervolgens werd de verbinding verbroken.’
‘Oké, nu ben ik het zat. Ik blijf hier geen minuut langer wachten.’
‘Val, alsjeblieft,’ waarschuwde Jennifer. ‘Henry zei dat we geduld moeten hebben, dat de parkopzichters misschien niet vóór de middag hier kunnen zijn.’
‘Dat was voordat er een gil was, voordat de verbinding werd verbroken,’ zei Val, Jennifer herinnerend aan wat ze hun net had verteld. Ze deed haar best om haar groeiende paniek te beteugelen. ‘Brianne zit echt in de problemen. Dat voel ik.’
‘Ik weet zeker dat Henry meteen zou hebben teruggebeld als hij Brianne vond.’
‘Misschien kan hij niet bellen, misschien is er iets met zijn telefoon. Of misschien is Brianne iets vreselijks overkomen en wil hij niet bellen…’
‘Doe dit jezelf nu niet aan, Val,’ zei Gary ergens achter haar.
‘Er is iets helemaal mis. Ik weet het gewoon.’
‘Wat mij betreft is dat overtuigend genoeg.’ Melissa duwde zichzelf af van de picknicktafel, greep James bij een hand en trok hem met zich mee. ‘Kom op. We gaan.’
‘Waarheen dan?’
‘Waar Val maar heen wil,’ antwoordde Melissa.
‘Ik hoorde je gillen,’ zei Henry, terwijl hij Brianne op armlengte hield en haar van top tot teen opnam, alsof hij keek of ze misschien ergens gewond was. ‘Alles goed? Je bent toch niet gewond, of zo?’
Brianne probeerde iets te zeggen, maar er klonk slechts wat gesnik.
‘Rustig maar. Rustig maar. Het is al goed. Neem je tijd.’
‘Er ligt… er ligt…’ Ze probeerde te wijzen, maar haar hand flapperde enkel vruchteloos op en neer.
‘Haal rustig adem,’ adviseerde Henry. ‘Goed zo. Adem diep in. Meer. Vanuit je middenrif. Mooi. Dat is al veel beter.’
‘Er ligt… een… een… hánd.’
‘Een… wát?’
Opnieuw voelde Brianne gal in haar keel omhoogkomen. ‘Daar.’ Ze schoot naar voren en kokhalsde hevig in een hoopje dennennaalden.
‘Oké. Oké. Adem nog een paar keer diep in. Goed zo, meid.’ Henry wachtte tot ze het spuug van haar mond en daarna de tranen uit haar ogen had geveegd. ‘Neem me niet kwalijk, maar zei je nou net dat er een… hánd ligt?’
Brianne wees opnieuw, ditmaal met meer succes. Vervolgens sloeg ze haar beide handen voor haar mond om niet weer te gaan gillen.
Henry hurkte neer en pluisde de aarde uit tot hij vond wat hij zocht.
‘Het lijkt wel alsof hij met een bijl is afgehakt,’ zei Brianne tussen de happen lucht door.
‘Nee, dat denk ik niet.’ Henry tilde het aanstootgevende voorwerp aan zijn koude, dode vingers op. ‘Ik denk eerder dat een beer dit heeft gedaan,’ klonk zijn stem afgemeten en kalm.
‘O god.’ Brianne keek voorzichtig om. ‘Is hij nog steeds hier?’
‘Weet ik niet. Maar vermoedelijk is het beter om dat niet af te wachten.’
‘Denk je dat de hand van die man kan zijn, van die David, die gisternacht uit het hotel verdween?’
Henry haalde zijn schouders op. ‘Lastig te zeggen hoe lang deze hier al ligt.’ Hij wierp de hand op wat bladeren.
‘Laat je die nou gewoon hier liggen?’
‘Ik regel dit later wel. Kom.’ Hij nam haar bij een elleboog en ging haar voor door het dichte gebladerte. ‘Tijd om je naar een veilige plek te brengen.’
Het hoofdverblijf van de parkopzichters was gevestigd in Bolton Landing, een alleraardigst dorpje op ongeveer twintig minuten rijden van camping Starbright. Tussen de verder bijzondere architectuur van dit plaatsje viel deze kleine, uit rode baksteen opgetrokken schoenendoos lelijk uit de toon. Het stond aan de voet van een smalle brug die het dorp verbond met een nabijgelegen eiland, waarop het historische Sagamore Hotel stond, groen afgewerkt met witte dakspanten.
Val reed haar suv het parkeerterrein op. Naast een paar voertuigen van de opzichters stonden er geen andere auto’s. Waar waren ze verdomme zo druk mee bezig dat ze niet eerder iemand hadden kunnen sturen om haar te ondervragen, vroeg ze zich af, en ze rende het stoepje van drie treden op en het hoofdkantoor in, waarbij de anderen haar nauwelijks konden bijhouden.
‘Kan ik u helpen?’ vroeg de jongeman achter de ontvangstbalie nu ze een voor een voor hem verschenen, waarbij Val duidelijk de leider was, met Melissa en James rechts van haar, en Jennifer en Gary links. Ook nu hadden ze Hayden achtergelaten voor het geval Brianne naar de camping terugkeerde.
De parkopzichter heette Steve Severin. Hij was van gemiddelde lengte en gewicht, met donker haar en een prettig maar onopvallend gezicht. Direct achter hem zag Val twee bureaus en achterin een groot, geheel door glas omgeven kantoor. Daar hingen vier andere parkopzichters rond, onder wie de oudste van de twee die Brianne en Tyler gistermiddag terug naar het hotel hadden vergezeld. Ze meende zich vaag te herinneren dat deze man Leo heette, maar zeker weten deed ze dat niet. Hij herkende haar direct en knikte in haar richting, waarna hij behoedzaam op hen afkwam. ‘We hebben de hele ochtend op jullie gewacht,’ sprak Val vermanend voordat hij de kans kreeg om iets te zeggen.
‘Hoezo dat?’ vroeg hij, en hij duwde het poortje open om Val en haar vrienden toe te laten tot het heilige der heiligen terwijl de andere opzichters zich om hen heen schaarden. ‘Ik stel voor dat u gaat zitten en ons vertelt waar dit over gaat.’
‘Dat zou ú moeten weten,’ benadrukte Val ongeduldig. ‘Henry Voight heeft u vanmorgen vroeg meteen gebeld en alles al uitgelegd.’ Ze keek naar Jennifer voor bevestiging.
Pas op dat moment had ze in de gaten dat Jennifer niet langer deel uitmaakte van de groep. Ze stond nog aan de andere kant van de balie en werd zo te zien geheel in beslag genomen door de lange rij foto’s van parkopzichters, die de gang links van de deur sierde.
‘U hebt Henry Voight gesproken?’ vroeg Steve Severin.
‘Nou, nee. Eigenlijk was het Jennifer die hem sprak.’ Wat is dat mens daar toch aan het doen, vroeg ze zich ongeduldig af. Zoekt ze naar een nieuwe rekruut? ‘Jennifer, kunnen we je alsjeblieft heel even lastigvallen?’
‘Opzichter Voight heeft zich vanmorgen niet gemeld,’ zei Leo nu Jennifer zich naar hen omdraaide.
‘Zei je niet dat hij vandaag een vrije dag heeft?’ vroeg Val aan Jennifer.
‘Dit kan niet kloppen,’ zei Jennifer met een doodsbleek gezicht.
‘Wat kan niet kloppen?’ vroeg Steve Severin.
‘De naam onder deze foto. Hier staat dat deze man Henry Voight heet.’ Ze tikte met een vinger op de foto pal achter haar.
‘Ja, dat is Henry,’ zei Leo terwijl de anderen instemmend knikten.
Jennifer sloeg behoedzaam haar ogen op naar Val, die al wist wat Jennifer ging zeggen. ‘Dit is niet de man die ik gisteravond heb ontmoet,’ liet ze hun weten. ‘Deze man heb ik nog nooit gezien.’