21
‘Hoe laat is het?’ vroeg Val terwijl een vers legertje tranen haar ogen al deed prikken.
‘Mijn ogen zijn te wazig om het te kunnen zien,’ antwoordde James.
‘Tegen vieren,’ zei Melissa met een geeuw.
Val knikte. ‘Nog steeds geen geluk met dat telefoonnummer?’ vroeg ze Jennifer.
‘Ik krijg totaal geen signaal,’ luidde het antwoord dat Val tegelijkertijd had gevreesd en verwacht. Henry Voight mocht dan misschien een satelliettelefoon hebben, zij niet. ‘Ik denk dat we moeten wachten tot het kantoortje morgenochtend weer opengaat.’ Ze bedoelde het kantoortje van camping Starbright, dat over een vaste telefoonlijn beschikte. Dat ging echter pas om zeven uur open. ‘Maar ik weet zeker dat Brianne dan wel weer terug zal zijn.’
‘Dit is nu de tweede keer. Niet te geloven.’
‘Drie keer is scheepsrecht,’ zei James.
Melissa onderdrukte weer een geeuw. ‘Ik weet zeker dat ze al terug wilde zijn voordat wij iets zouden merken.’
‘Luister, waarom gaan jullie niet nog even wat slapen,’ stelde Val voor. ‘Het heeft helemaal geen zin om allemaal wakker te blijven.’
‘Je vindt het echt niet vervelend?’ vroeg Melissa.
‘Echt niet.’
‘Geef je een gil als je haar ziet?’ vroeg James.
‘Ze zullen me tot in Canada kunnen horen.’
Ze gaven elkaar een knuffel, waarna Val haar twee vrienden in hun tent zag verdwijnen.
‘Als je het niet erg vindt blijf ik liever buiten,’ zei Jennifer.
Val knikte. Ze vond het inderdaad niet erg, kon het zelfs best waarderen. De jonge vrouw had bijna een uur lang de camping afgezocht en Henry Voights privénummer geprobeerd te bellen, hoewel zonder resultaat.
‘In elk geval regent het niet meer,’ stelde Jennifer vast.
Schrale troost, dacht Val terwijl ze in het donker voor zich uit staarde en bad dat ze het silhouet van haar dochter in de duisternis zou zien opdoemen. Maar ze zag enkel de deinende boomtakken en hoorde slechts het geruis van de bladeren. Je dochter verkeert in gevaar, fluisterden ze. Je dochter heeft je nodig.
‘Gaat het?’ vroeg Jennifer na een paar minuten stilte.
Val knikte. ‘Ik ben gewoon bang, en boos. En teleurgesteld. Wat zo’n beetje opsomt hoe het is om ouder van een tiener te zijn.’
Jennifer grinnikte mistroostig. ‘Ziet ernaar uit dat ik me daar geen zorgen over hoef te maken.’
‘Je wilt zelf geen kinderen?’ vroeg Val, oprecht belangstellend, merkte ze.
‘Ik weet het niet. Ik ging er altijd van uit dat ik een hele rits zou krijgen,’ vertrouwde Jennifer haar toe. ‘Maar Evan…’ Ze viel stil. ‘Sorry…’ Ze sloeg haar armen om haar knieën en staarde naar de grond.
‘… Evan wil geen kinderen meer,’ maakte Val de zin voor haar af.
‘Ik kan zijn aarzeling wel begrijpen,’ reageerde ze haastig. ‘Echt. Hij is ouder en heeft het allemaal al meegemaakt.’
‘Maar jij niet.’
‘Nee, maar… Ach, we zien wel. Misschien dat hij van gedachten verandert.’
Reken daar maar niet op, was Vals gedachte, maar ze zei niets, aanvoelend dat het ook niet hoefde. Evan had altijd duidelijk gemaakt dat hij verder geen kinderen wilde. ‘Jíj bent mijn kindje,’ had hij telkens weer gezegd wanneer ze erover was begonnen.
‘Ik zou waarschijnlijk toch niet zo’n goede moeder zijn.’
‘Hoezo dat?’
‘Ik heb niet zoveel geduld.’
‘Nee? Nou, op mij kom je juist over als iemand met engelengeduld.’
Jennifer lachte, maar echt vreugdevol klonk het niet.
‘Niet volgens mijn zus. Ze zegt dat ik altijd wel iets op haar heb aan te merken.’
‘Tja, zussen beoordelen elkaar niet altijd het sportiefst.’
‘Heb jij zussen?’ vroeg Jennifer.
‘Eentje. Allison. Iets jonger.’
‘De mijne is ouder. Cameron.’
‘Zijn jullie een beetje close met elkaar?’ vroeg Val. Het was bedoeld om de tijd wat te vullen, dacht ze, want dan hoefde ze tenminste niet over Brianne te piekeren. Maar tot haar eigen verrassing was ze zowaar benieuwd naar Jennifers antwoord.
‘Nee. Nooit geweest ook. Waarom precies weet ik niet. We zijn gewoon zo anders, eigenlijk. We lijken elkaar altijd te irriteren. En jij en Allison?’
‘Als kinderen wel. Maar toen mijn vader ervandoor ging werd het anders.’
‘Waarom ging hij weg?’
‘Een andere vrouw,’ antwoordde Val met een schuine glimlach. ‘Komt je bekend voor?’
Jennifer staarde naar de grond. ‘Mijn vader heeft Alzheimer,’ zei ze na een korte stilte.
‘Dat spijt me.’ Ook nu weer merkte Val dat het oprecht was.
‘Dus in feite heeft hij ons in zekere zin ook verlaten.’
Val knikte. ‘Dat moet hard aankomen.’
‘Ja.’
‘En je moeder?’
‘Overleden. En de jouwe?’
‘Ze werkt er hard aan.’
In de duisternis vonden Jennifers ogen de hare, hoewel ze niets zei.
‘Ze drinkt,’ legde Val ongevraagd uit. ‘Stevig. Voortdurend, eigenlijk.’
‘Vanwege je vader?’
‘In het begin misschien. Maar het lijkt me te gemakkelijk om alles in zijn schoenen te schuiven. Ze had de keus. Net als wij.’
Weer vonden hun ogen elkaar.
Op dat moment hoorden ze voetstappen en zagen ze iemand vanuit de duisternis op hen af strompelen.
‘Hayden?’ Val sprong overeind, haastte zich naar hem toe en ving hem nog net op tijd op in haar armen. ‘Mijn god! Wat is er met jou gebeurd?’
‘Is hij in orde?’ vroeg Jennifer.
‘Haal Gary!’ Val hoorde het begin van hysterie doorklinken in haar stem, die opeens een dikke octaaf hoger klonk dan normaal. Zelfs in het donker zag ze dat Haydens wang geschaafd was en blauwe plekken vertoonde, en dat zijn met modder besmeurde kleren doorweekt waren. ‘Wat is er gebeurd? Waar is Brianne?’
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Melissa, die uit haar tent verscheen.
‘Is Brianne ook terug?’ vroeg James, die zich op hetzelfde moment liet zien.
‘Kan iemand even wat water voor me regelen?’ vroeg Val terwijl ze wat grindkorreltjes en samengeklit haar van Haydens voorhoofd veegde.
Onmiddellijk dook James terug in zijn tent en in een oogwenk toverde hij een fles mineraalwater tevoorschijn. Val bracht hem naar de jongen zijn lippen en keek aandachtig toe terwijl hij probeerde een slokje te nemen.
‘Hayden, lieve schat, toe, waar is Brianne?’ vroeg Val haastig.
‘Hayden! Hayden!’ riep zijn vader, die haastig kwam aangelopen en bijkans over zijn eigen benen struikelde. Hij viel en drukte zijn zoon in zijn bijna-val tegen zich aan. ‘Alles goed met je? Mijn god, wat is er gebeurd? Wie heeft je dit aangedaan?’
Zonder iets te zeggen keek Hayden zijn vader een moment aan.
‘Is Brianne ongedeerd?’ Met een ruk draaide Gary zich om. ‘Waar is ze?’
‘Weten we niet. Hayden is in zijn eentje teruggekomen,’ vertelde Val hem. ‘Toe, Hayden, kun je ons vertellen waar ze is?’
‘Ze is met die gozer,’ wist hij ten slotte in één ademstoot uit te brengen.
‘Welke gozer? Tyler, bedoel je?’
Hij knikte.
‘Vertel ons wat er is gebeurd,’ vroeg Gary meteen terwijl de anderen zich om hen heen schaarden.
De jongen gehoorzaamde en vertelde hun over Briannes pogingen om tijdens hun boswandeling Tyler te bellen. ‘De verbinding was slecht en ze wist niet eens zeker of hij haar had kunnen horen. Maar ik hoorde haar zeggen dat hij haar rond middernacht bij de ingang van de camping moest opwachten. Ik wilde niet dat ze in haar eentje ging; ze heeft niet echt een goed richtinggevoel. En dus ben ik haar achternagelopen. Ik weet dat ik je beter iets had kunnen vertellen…’ zei hij tegen zijn vader.
‘Wat gebeurde er toen?’ vroeg Val. Achterafgepraat had nu weinig zin. Waar het om ging was wat er werkelijk had plaatsgevonden.
‘Hij kwam pas heel laat en ik had haar bijna zover gekregen dat ze mee terug naar de camping ging, toen hij eindelijk opdook. Hij had duidelijk gedronken…’
‘O god.’
‘We kregen ruzie, en toen sloeg hij me.’
‘Hij sloeg je?’
‘Ik kwam weer bij langs de weg.’
‘En Brianne?’
‘Verdwenen.’
‘Ze hebben je gewoon achtergelaten?’ vroeg Jennifer.
‘O god,’ zei Val geschrokken, zowel tegen Gary als zijn zoon. ‘Het spijt me zo verschrikkelijk.’
‘Wacht even. Is ze nog niet terug?’ vroeg Hayden nu de ernst van de situatie eindelijk tot hem doordrong.
‘Nee. Ze heeft helemaal niets laten doorschemeren over waar ze misschien heen zouden gaan?’
De jongen schudde zijn hoofd. Eerst nog voorzichtig, daarna zelfverzekerder. ‘Ik geloof niet dat ze echt een plan hadden.’
‘Waarschijnlijk hebben ze ergens een parkeerplek gevonden, begon het te rommelen en te bliksemen, en hebben ze besloten de bui uit te zitten,’ vermoedde Melissa.
‘Die storm is al een uur geleden gaan liggen,’ benadrukte Val.
‘Wie weet zegevierde het gezond verstand en wachten ze nu totdat de zultkop ontnuchterd is voordat ze weer terugrijden,’ giste James.
‘Gezond verstand is nooit Briannes sterkste punt geweest,’ zei Val. ‘O god, stel dat ze een ongeluk hebben gehad. Stel…’
‘Laten we niet gaan speculeren,’ was Gary’s advies.
‘Maar stel dat…’ Stel dat… stel dat… stel dat…
‘Komt allemaal goed,’ sprak Jennifer terwijl ze Val in haar armen nam en haar vasthield totdat ze niet langer beefde. ‘Ze redt het wel, Val. Brianne is een taaie. Ze is je dochter, nietwaar? Waar ze ook zit, wat er ook is gebeurd, ze redt zich wel.’
‘Hadden we die weg niet allang gevonden moeten hebben?’ vroeg Brianne terwijl ze weer een tak voor haar gezicht wegduwde en ze half hinkelend, half strompelend achter Tyler aan liep.
‘We zijn pas tien minuten onderweg, hoor,’ antwoordde hij.
Zelfs achter hem aan lopend kon ze de blik op zijn gezicht uittekenen, en die was bepaald niet vrolijk. Hij was het zat, en om eerlijk te zijn kon ze hem dat niet kwalijk nemen. Ze was mateloos irritant en dat wist ze. Ongetwijfeld werkte haar stemgeluid hem inmiddels al net zo op de zenuwen als haarzelf, maar verdomme, ze was nat, ze had het koud, had behoorlijk veel pijn, en dat was allemaal zijn schuld.
Of nee, niet alleen zijn schuld, moest ze meteen bekennen. Vergeet niet dat dit hele gedoe jouw briljante idee is geweest. En: niemand heeft je gedwongen om bij hem in te stappen. Hoe kon ze hebben toegelaten dat hij zomaar was weggereden en Hayden bewusteloos langs de weg had achtergelaten? Laat hem alsjeblieft niets overkomen, bad ze stilletjes. Laat hem alsjeblieft weer bijkomen en zijn weg naar de camping terugvinden. Kan me niet schelen wat de gevolgen zijn. Dat Hayden niets overkwam, dat niemand iets overkwam, was het allerbelangrijkste.
‘We moeten nu toch zeker wel een dikke anderhalve kilometer hebben afgelegd?’ zei ze een paar minuten later.
‘Is dit een grapje? Hooguit zo’n vierhonderd meter.’
‘Hè? Hou je me soms voor de gek of zo?’
‘Geloof me, daar ben ik echt niet voor in de stemming.’
‘We zijn toch nog niet eens halverwege?’
‘Klopt.’
‘Nou, met dit tempo duurt het nog tot in de ochtend.’
‘Misschien als je er eens wat meer vaart in probeert te zetten…?’
‘Misschien als jij me weer een stukje zou dragen…?’
Hij keek even woest achterom.
‘Wat? Vind je me soms te zwaar?’
‘In deze omstandigheden zou Tinkerbell me zelfs te zwaar zijn.’
‘Je vindt me dus gewoon te dik?’
‘Dat zeg ik helemaal niet.’
‘Wat dan wel?’
‘Dat je te veel kletst.’
‘En jij drinkt te veel,’ kaatste Brianne de bal meteen terug.
‘Misschien is het je nog niet opgevallen, maar ik ben al weer een tijdje nuchter, hoor.’
‘Klopt, dat was me nog niet opgevallen.’
Opeens stopte Tyler en hij draaide zich met een ruk naar haar om. ‘Zou je misschien even kunnen dimmen? Een paar minuutjes? Meer vraag ik niet. Niet dat je me dankbaar hoeft te zijn, of zo.’
‘Dankbaar? Jij vindt dat ik dankbaar moet zijn? Waarvoor dan wel?’
‘Omdat ik terug ben gekomen, om te beginnen. Ik had ook weg kunnen blijven, weet je.’
‘Dus waarom ben je teruggekomen?’
‘Weet ik veel? Omdat ik een sukkel ben, waarschijnlijk. Jouw woorden, geloof ik.’ Hij liep weer verder.
‘Sorry,’ zei ze zacht terwijl ze bleef staan.
Hij stopte weer en draaide zich weer naar haar om. ‘Wat zei je?’
‘Niks.’
‘Hoorde ik daar een sorry?’
‘Alleen omdat ik je een sukkel noemde.’
‘Uiteraard.’
‘Verder niks.’
‘Uiteraard.’
‘Verder is alles gewoon jouw schuld.’
‘Uiteraard,’ herhaalde hij met een zweem van een glimlach. ‘Afijn, geen probleem, hoor. Hoe zeg je dat ook alweer? Schelden doet geen zeer.’
‘Volgens mij klopt dat niet,’ meende Brianne. ‘Schelden doet echt wel zeer.’
‘Nou, ik ben wel voor veel ergere dingen uitgemaakt.’
‘O ja? Zoals?’
Hij schoot in de lach. ‘O, nee. Denk maar niet dat ik jou nog meer munitie ga geven. Kom op, zeg.’ Hij reikte naar haar hand.
Tot haar eigen verrassing nam ze zijn hand aan. Zo ging het nog eens vijf minuten met een slakkengang voort. ‘Zijn we er al?’ vroeg ze. Ze hoopte dat het weemoedig, ja, zelfs aandoenlijk zou klinken, maar het leek eerder kregelig dan speels.
‘Waarschijnlijk halverwege.’
Ze liet zijn hand los en plofte moedeloos neer.
‘Wat doe je nu weer?’
‘Ik kan echt niet verder. Mijn enkel…’
‘… doet pijn, ik weet het. Maar je moet het hoe dan ook proberen, Brianne.’
‘Ik héb het al geprobeerd. Ik dóé mijn best.’
Tyler schudde zijn hoofd, en van een glimlach viel nu niets meer te bespeuren. ‘Tuurlijk.’
‘Wat bedoel je daar nou weer mee?’
‘Niks. Helemaal niks. Luister, kunnen we het gewoon nog één keertje proberen?’
‘Nee. Ik kom niet meer vooruit. Nog eens achthonderd meter zit er voor mij niet meer in.’
‘Dus wat stel je voor dan? Dat we hier gewoon blijven zitten en hopen dat er toevallig iemand langskomt?’
‘Nee,’ antwoordde ze. Tja, wat wilde ze eigenlijk? Dacht ze werkelijk dat haar moeder haar als bij toverslag opeens zou vinden?
‘Nou, wat dan? Erg veel alternatieven zijn er niet, Brianne. Of je staat op, of ik loop alleen verder.’
Er viel een korte stilte. ‘Ik kan niet meer op mijn benen staan. Echt, ik kan het niet.’
Tyler plofte naast haar op de natte grond. ‘Oké, luister. Misschien is het niet eens zo’n slecht idee als ik alleen verder ga. In mijn eentje moet ik die weg snel genoeg kunnen bereiken.’
‘Als je tenminste niet verdwaalt,’ voegde ze eraan toe.
‘Als ik tenminste niet verdwaal,’ herhaalde hij. ‘Bedankt voor deze blijk van vertrouwen, by the way.’
‘Graag gedaan.’
‘Nou, hopelijk woont er iemand in dat huisje en jaag ik ze niet de stuipen op het lijf door midden in de nacht aan te kloppen…’
‘En dan vertel je wat er is gebeurd…’
‘En bellen zij de politie…’
‘En kom jij terug om me te halen.’
‘En dan komen wij terug om jou te halen,’ herhaalde hij.
‘En als er niemand thuis is?’
‘Dan breek ik in, pak ik de telefoon, bel ik om hulp…’
‘En als je niet kunt inbreken, wat als er helemaal geen telefoon ís?’
‘Wat als ik onderweg de grote boze wolf tegenkom?’ grapte hij.
‘Dit is niet leuk, Tyler.’
‘Luister, wat is het ergste wat jou kan overkomen? Dat er niemand thuis is, dat ik niet kan inbreken, dat ik wél kan inbreken maar dat ze geen telefoon hebben. Worstcasescenario: ik heb dat eind voor niets gelopen. Nou, dan draai ik me om en loop ik weer terug.’
‘Beloofd? Dat je me hier dus niet laat zitten?’
‘Als ik dat al van plan was geweest zou ik die eerste keer ook niet zijn teruggekomen.’
‘Waarom deed je dat eigenlijk? Ik was echt niet te harden.’
‘Tja, ik was een beetje de weg kwijt, denk ik.’
‘Ja, dat kun je wel zeggen.’
Hij lachte. ‘Ik kan maar beter snel voortmaken.’ Hij duwde zichzelf overeind.
Al meteen kreeg ze bedenkingen. ‘Ik weet niet, hoor. Misschien dat je maar beter hier bij mij kunt blijven.’
‘Je zegt het maar,’ liet hij haar weten. ‘Maar ik kan over een halfuurtje al terug zijn.’
‘Zo snel?’
‘Oké, binnen een uurtje dan. Hooguit.’
‘Oké.’
‘Oké in de zin van…?’
‘In de zin van: oké, ga dan maar voordat ik me bedenk.’
‘Oké,’ herhaalde hij. ‘Ben zo terug.’
‘Doe het snel!’ riep ze hem na, ontsteld dat hij meteen al uit het zicht was verdwenen. ‘Shit.’ Ik had hem nooit moeten laten gaan, dacht ze. ‘Tyler? Tyler, ik heb me bedacht! Kom terug!’
Maar hij gaf geen teken, ook al hoorde hij haar misschien, en hij kwam ook niet terug.
‘Shit,’ vloekte ze opnieuw. Ze bleef doodstil zitten. Het voelde als een eeuwigheid, maar waarschijnlijk was het hooguit vijf minuten. Doodmoe vanwege het tijdstip en haar beproeving vlijde ze zich ten slotte neer in een krampachtige foetushouding. Ze sloot haar ogen en verbeeldde zich dat ze in haar moeders veilige, warme armen lag terwijl ze naar de laatste regendruppeltjes luisterde die vlakbij van de ritselende bladeren vielen.
Minuten later viel ze met een hand rond een kluitje natte aarde in slaap.